direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landgoed Bonaventura Maasdam, 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1963.HerzLGBonaventura-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op 19 februari 2015 is het vigerende bestemmingsplan Landgoed Bonaventura vastgesteld door de raad van de gemeente Binnenmaas voor de ontwikkeling van een nieuw landgoed. Na vaststelling is het oorspronkelijke bouwplan iets gewijzigd. Daarbij is gebleken dat de mogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan wat betreft de regels en verbeelding niet met elkaar overeenkomen. Met de voorliggende herziening wordt deze omissie hersteld. Daarnaast worden de bouwvlakken anders gesitueerd binnen de woonbestemming en wijzigen de bouwhoogtes. Met deze aanpassingen wordt het gewijzigde bouwplan juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt in de gemeente Hoeksche Waard.


Het plangebied ligt ten zuidoosten van de kern Maasdam langs de Trambaan. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Oud Bonaventurasedijk, een parallelweg van de Trambaan. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan akkerlandgronden en aan de zuid- en westzijde grenst het plangebied aan het zuidwestelijke deel van het Landgoed Bonaventura. Op dit zuidwestelijke deel van het bestemmingsplan hoeven geen wijzigingen doorgevoerd te worden om het plan mogelijk te kunnen maken. Het plangebied van deze herziening bestaat uit akkergrond, waarbinnen zich een aantal watergangen bevinden. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.HerzLGBonaventura-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan Landgoed Bonaventura, door de gemeenteraad van Binnenmaas vastgesteld op 19 februari 2015. Het plangebied heeft de bestemming Natuur, Water en Wonen en maakt drie woningen in de vorm van landhuizen mogelijk.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan Landgoed Bonaventura. Hierdoor is er sprake van een afwijkende opzet in vergelijking tot een 'regulier' op zichzelf staand bestemmingsplan. De herziening is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), dit is de norm voor de vergelijkbaarheid van plannen.

Toelichting

In deze herziening is er voor gekozen om uitsluitend de onderdelen van de toelichting die zijn gewijzigd of zijn aangevuld in de toelichting op te nemen. Voor de onderdelen die gelijk blijven aan het vigerende plan Landgoed Bonaventura wordt doorverwezen naar de paragraaf in de toelichting van dit plan.

Regels

In deze herziening is er voor gekozen om uitsluitend de regels in het oorspronkelijk bestemmingsplan die wijzigen dan wel worden aangevuld in de planregels op te nemen. In de bestemmingsregels die gelijk blijven aan het vigerende plan Landgoed Bonaventura wordt doorverwezen naar het artikel in dit plan.

De aanpassingen in de regels gelden voor de aan deze herziening toebehorende verbeelding.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft in hoeverre de voorgenomen ontwikkeling, die dit herzieningsplan mogelijk maakt, in overeenstemming is met het geldende ruimtelijke beleidskader van Rijk, provincie, regio en gemeente.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.

Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijven. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Het beoogde plan gaat uit van de realisatie van drie woningen. Deze mogelijkheid bestaat reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan Landgoed Bonaventura. Er is met onderhavige herziening dan ook geen sprake van een uitbreiding van het aantal mogelijke woningen.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Nationale Omgevingsvisie is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Het gaat om kaders voor bijvoorbeeld rijksvaarwegen, het kustfundament, project Mainportontwikkeling Rotterdam en grote rivieren.

Toetsing

Het Barro kent geen concrete kaders, directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's die op het voorliggende bestemmingsplan en de daarin voorziene ontwikkeling van toepassing zijn.

2.2.3 Besluit ruimtelijke ordening

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten beschrijven waarom er behoefte is aan de ontwikkeling en als die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, motiveren waarom er niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

Aan de ladder dient getoetst te worden wanneer er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Doordat er in dit geval geen nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt, in het vigerend plan zijn er al drie woningen mogelijk, is er geen sprake van een ladderplicht. Het beleidskader staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

2.2.4 Conclusie

Het rijksbeleid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

2.3 Provinciaal en regionaal beleid

2.3.1 Omgevingsvisie (Geconsolideerd 2020)

In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.

Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen.

Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio.

Toetsing

Het plangebied bestaat uit kleigrond, specifiek jonge zeeklei. Onderhavige ontwikkeling voorziet in het behoud van de waarden van de ondergrond. De ontwikkeling is dan ook niet in strijd met het waarborgen van de laag van de ondergrond.


De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap). Onderhavige ontwikkeling voorziet hierin door op het landgoed het groen en het open karakter van de gronden te waarborgen. Waar kwalitatief hoogwaardige woningen gerealiseerd kunnen worden. Doordat dit in het huidige vigerende plan ook mogelijk was vind er geen wijziging plaats die een eventuele negatieve invloed zou kunnen hebben op de rand.

2.3.2 Omgevingsverordening geconsolideerd 2020

In samenhang met de omgevingsvisie is de omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Artikel 6.2.2. van de Omgevingsverordening heeft betrekking op de ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Doordat onderhavige ontwikkeling een marginale verschuiving betreft van de landhuizen binnen het landgoed Bonaventura blijft de ruimtelijke kwaliteit hierbij gewaarborgd. Dit mede doordat er een beeldkwaliteitskader is opgesteld voor het gehele landgoed, waarin aandacht wordt besteed aan goede visuele overgangen. Het aangepaste bouwplan heeft geen invloed op de ruimtelijke kwaliteit binnen het landgoed aangezien dit een marginale verschuiving van de landhuizen betreft binnen de woonbestemming van het landgoed Bonaventura.

2.3.3 Conclusie

Het provinciaal beleid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Omgevingsvisie Hoeksche Waard

De gemeenteraad Hoeksche Waard stelde de Omgevingsvisie Hoeksche Waard op 17 december 2019 vast. De omgevingsvisie is te raadplegen op www.omgevingsvisiehoekschewaard.nl/.

Lange tijd nam de overheid in haar beleid het voortouw als het ging om het bepalen van kwaliteit in de leefomgeving. De Omgevingsvisie biedt handvatten en inspiratie aan iedereen die een bijdrage wil leveren aan de Hoeksche Waard. Dat noemt de gemeente Waardmaken.

Bouwstenen voor de kern Heinenoord

De gemeente Hoeksche waard heeft voor het opstellen van de omgevingsvisie bouwstenen voor elke kern vastgelegd. De belangrijkste elementen voor Maasdam worden als volgt benoemd:

  • -De Binnenbedijkte Maas
  • -De boezemvliet
  • De dijklinten
  • -De Kreek
  • -De kerk en de molens
  • -Villabebouwing langs de Binnenbedijkte Maas

Ruimtelijke opgaves en aandachtspunten:

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.HerzLGBonaventura-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Ruimtelijke opgave voor Maasdam (Bron: Omgevingsvisie Hoeksche Waard).

Maatschappelijke opgaven

De relevante maatschappelijke opgave in de Hoeksche Waard is als volgt geformuleerd:

Als de trend zich doorzet krijgt de Hoeksche Waard te maken met krimp van de bevolking. Als gevolg van de vergrijzing raakt de verhouding tussen jongere en oudere huishoudens dusdanig uit balans dat het draagvlak voor bepaalde voorzieningen verder onder druk komt te staan. Wanneer een evenwichtig samengestelde samenstelling van de bevolking het doel is, is het nodig dat er tot 2035 circa 3.500 nieuwe huishoudens instromen in de Hoeksche Waard. Dat komt bovenop de vraag naar circa 3.100 woningen die tot 2030 nodig zijn als gevolg van gezinsverdunning.

'Dorpse Trots'

Dit deelgebied omvat alle dorpen in de Hoeksche Waard. Doordat de Hoeksche Waard letterlijk een eiland is, zijn mensen op elkaar aangewezen, staat zorg voor elkaar hoog in het vaandel en bloeit het verenigingsleven. De Hoeksche Waard kent (mede daardoor) kleine, hechte gemeenschappen met veelal een geheel eigen identiteit. De combinatie van ondernemerszin en de zorg voor elkaar maakt het eiland zeer aantrekkelijk voor gezinnen.

De dorpen in de Hoeksche Waard zijn nauw verbonden met de inpolderingsgeschiedenis. Veel nederzettingen zijn gekoppeld aan de dijken of aan het water. De dijken in de dorpen zijn van oudsher bebouwd en bewoond en hebben een functie als ontsluitingsweg. Dit heeft tot verschillende typen dorpen geleid, met een eigen stedenbouwkundige structuur. Belangrijkste hoofdgroepen zijn de voorstraatdorpen en de dijkdorpen, daarnaast zijn er nog rivierrug- en kreekrugdorpen. Er zijn ook combinatietypen zoals voorstraatdorpen.

De gemeente gaat uit van de identiteit per dorp als basis voor de toekomst. Maatwerk per dorp is hierbij het uitgangspunt. In- en uitbreidingen passen bij de schaal en maat van het dorp. In het dorpsgericht werken moeten initiatieven bijdragen aan het versterken van de identiteit per dorp.

Bij ontwikkelingen in de dorpen kijken we niet alleen naar nieuwe functies, zoals woningen, maar met name ook naar de gevolgen voor het sociale netwerk in het dorp. Nieuwbouw of herontwikkeling moet bijdragen aan de gemeenschapszin in het dorp.

Daarbij geldt als uitgangspunt dat eerst de mogelijkheden voor inbreiding en herontwikkeling binnen het dorp worden benut, voordat aan de rand van het dorp kan worden gebouwd. Waar mogelijk worden bestaande woningen aangepast in de richting van levensloopbestendige en duurzame woningen. Inbreiding mag echter niet ten koste gaan van de groene kwaliteiten in het dorp.

De uitgangspunten hierbij zijn als volgt:

  • Versterken van de onderscheidende identiteit per dorp.
  • Versterken van de gemeenschapszin in het dorp.
  • Versterken van de vitaliteit en leefbaarheid per dorp.
  • Versterken van de natuurlijke overgang van het dorp naar het landelijk gebied.
  • Bedrijvigheid met toegevoegde waarde voor de Hoeksche Waard.
  • Sociale cohesie onder bevolking faciliteren en versterken.
  • Versterken van de inclusieve samenleving.
  • Levensloopbestendige woningen; zelfstandige woningen die geschikt zijn (te maken) voor bewoning in alle levensfasen. Op die manier kunnen ouderen of mensen met een lichamelijke beperking prettig en comfortabel wonen. Men hoeft niet noodgedwongen bestaande sociale contacten te verbreken en de vertrouwde sociale omgeving te verlaten.
  • Creatieve aanpak voor het realiseren van seniorenwoningen. Groepsgewijs bouwen, dicht bij (medische) verzorging. Prijsvraag uitschrijven!
  • Herbestemming van bestaande panden, waarbij je generaties samenbrengt – zorg voor elkaar – contacten – vriendschappen;
    • 1. Ombouwen voormalige gemeentehuizen voor o.a. studentenwoningen.
    • 2. Leegstaande winkel-/ kantoorpanden ombouwen naar woonbestemming met sociale voorzieningen.
  • Betaalbaar wonen voor jongeren door samen een woning te delen; denk aan Friendswonen.
  • Flexibel wonen voor starters.
  • Woonvorm voor 'jonge ouderen' en 'oudere jongeren' die graag elkaar helpen en zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen. Het concept van veilig wonen met veel privacy en tegelijkertijd alle voordelen van samenwonen met een bijvoorbeeld een gezamenlijke binnentuin.
  • Meergeneratiewonen met een mix van jong en oud(er), die elkaar versterken en ondersteunen.
  • Tiny Houses: Een nieuwe woonvorm met een duidelijke filosofie. Kleine volwaardige vrijstaande woningen met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk.
  • Dynamische hot spots: Plekken waar creatief ondernemerschap de ruimte krijgt. Door vooral creatieve zelfstandigen in een verzamelgebouw onder te brengen, wordt niet alleen het leegstandsprobleem aangepakt, er ontstaat bovendien een broedplaats waaruit mooie dingen kunnen voortkomen. Voordeel van samenvoegen, is dat er een smeltkroes – creatieve 'fabriek' – ontstaat waar mensen elkaar inspireren, ideeën uitwisselen en samenwerken, en waaruit nieuwe innovatieve ideeën kunnen ontstaan.
  • (Buurt)cultuurhuizen – theater
    Karakteristieke panden, of panden die van oudsher een andere bestemming hadden, spreken tot de verbeelding van de bewoners van de Hoeksche Waard. In plaats van leegstand, of afbraak, is het zeer interessant deze panden een culturele (wijk)bestemming te geven. Behoud van historie met het oog op de toekomst. Een plek creëren waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en waar laagdrempelig culturele activiteiten kunnen plaatsvinden.

Toetsing en conclusie

Het beoogde plan gaat uit van de realisatie van drie woningen. Deze mogelijkheid bestaat reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan Landgoed Bonaventura. Er is met onderhavige herziening dan ook geen sprake van een uitbreiding van het aantal mogelijke woningen in de gemeente Hoeksche Waard.

2.4.2 Nota Ruimtelijke kwaliteit Hoeksche Waard.

In de Nota Ruimtelijke kwaliteit Hoeksche Waard. zijn de samenhang in de eigenschappen van gebieden en objecten vertaald in objectieve beoordelingscriteria die de burger en de bouwplantoetser een houvast moeten bieden bij het opstellen en het beoordelen van bouwplannen.

Het plangebied ligt in de cultuurhistorische waardevolle polders. Hier wordt rekening mee gehouden doordat onderhavige ontwikkeling aansluit bij het landschap en het landschap respecteert.

Waardevolle welstandsgebieden zullen vanwege hun zeer hoge waarde kritisch aan welstandscriteria getoetst worden. Het welstandsbeleid is erop gericht de historische kwaliteit te behouden en waar mogelijk te versterken. Voor dit gebied is het welstandsbeleid daarom uitgewerkt tot op een klein schaalniveau. Aandachtspunten voor welstandstoezicht zijn o.a. cultuurhistorische herkenbaarheden, diversiteit in gevelwanden, positionering, massa en maatvoering, aandacht voor hoeksituaties, detaillering van gevel en dakvlak, materialen en kleuren en reclame-uitingen. Ook voor specifieke bouwwerken is het vaststellen van het welstandsniveau van belang.

Toetsing

Nadat de woningen zijn uitgewerkt zal de welstandscommissie van de gemeente Hoeksche Waard het bouwplan toetsen aan de eisen van welstand.

2.4.3 Conclusie

Het gemeentelijk beleid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

2.5 Conclusie

De voorgenomen herziening past binnen het rijks-, provinciaal en regionaal beleid. Het vigerende beleid staat de herziening dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Het perceel is onderdeel van het grootschalige landschap van de polder Nieuw Bonaventura. Het plangebied bestaat uit gronden die bestemd zijn voor wonen. Binnen en langs het plangebied liggen sloten ten behoeve van de ontwatering. De omvang van het plangebied bedraagt 5,75 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.HerzLGBonaventura-VG01_0003.png"

Figuur 3.1 Globale ligging van het projectgebied, weergegeven op een luchtfoto

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.HerzLGBonaventura-VG01_0004.png"

Figuur 3.2 Huidige uitzicht op het projectgebied

3.2 Toekomstige situatie

Het landgoed

Het plangebied maakt onderdeel uit van het nog te realiseren landgoed Bonaventura. De beoogde eindsituatie bestaat uit een landgoed met natte en droge natuurterreinen, bosopstanden, extensief beheerde weidegronden en drie woongebouwen met bijgebouwen, erf en tuin.


Het landgoed Bonaventura heeft een totale oppervlakte van 5 ha 75 a 96 ca. Deze oppervlakte is verdeeld in een privégebied en publiek toegankelijk deel wat circa 90% van de totale oppervlakte van het nieuwe landgoed is. Waarbij onderhavig plangebied van circa 5000 m2 privégebied is met bijbehorende ruimte voor parkeervoorzieningen van 570 m2.

De natuurterreinen, weidegronden en bosopstanden worden ontsloten door wandelpaden en onderhoudspaden. Deze paden zullen openbaar toegankelijk zijn voor wandelaars. Direct rond de bebouwing van het landgoed zal een klein deel van het totale oppervlak voor privégebruik worden ingericht.

De initiatiefnemer wil het landgoed onder de Natuurschoonwet rangschikken. Dit betekent dat er minimaal 20% houtopstanden en minimaal 50% open natuur binnen het nieuwe landgoed gerealiseerd moet worden. De totale hoeveelheid bebouwing zal de 1.000 m2 niet overschrijden.

De bebouwing

Het plangebied zelf bestaat uit alleen de bouwkavels aan de zuidoostkant van het landgoed, zie ook figuur 3.3 en 3.5. Het plangebied en de plannen hiervoor zijn integraal en in samenhang tot stand gekomen met de rest van het landgoed Bonaventura. Hierbij is qua positionering rekening gehouden met het perspectief van de omgeving, landschap en architectuur. De situatie van de 3 beoogde woningen op het landgoed is zeer gunstig, qua positionering verschuiven de bouwvlakken beperkt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. De woningen op het landgoed kunnen als middel ingezet worden om de overgang tussen het dorp en het landschap vorm te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.HerzLGBonaventura-VG01_0005.png"

Figuur 3.3 Ligging van het plangebied t.o.v. het landgoed en de omgeving

De positie van de bebouwing van het landgoed Bonaventura is bewust niet tegen de dorpskern 'aangebakken', maar wordt los gehouden van de dorpsrand. De locatie van de bebouwing op het landgoed speelt in op de ruimtelijke opbouw van de noordelijk gelegen woonwijk en biedt ruimte voor een voortzetting van een recreatieve route vanuit deze woonwijk, zie ook het figuur hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.HerzLGBonaventura-VG01_0006.png"

Figuur 3.4 Ligging van het plangebied t.o.v. de omliggende wijken en de recreatieve routes die naar het plangebied leiden

Verschuiving van de bebouwing

In het vigerende bestemmingsplan Landgoed Bonaventura is in de regels bepaald dat het aantal vierkante meters aan bebouwing binnen de bestemming Wonen maximaal 1000m2 mag zijn. Echter zijn in de verbeelding drie bouwvlakken opgenomen die in totaal een oppervlak beslaan van 800m2 aan bebouwing. Om de resterende 200m2 aan bebouwing toch mogelijk te maken is de verbeelding aangepast qua bouwvlakken, naar wens van de initiatiefnemers zijn daarnaast de bouwvlakken gewijzigd van vorm en situering.

In het figuur hieronder is hier een weergave van gegeven, de roze vlakken laten de bouwvlakken zien die mogelijk worden gemaakt met onderhavige herziening. De paarse bouwvlakken zijn de bouwvlakken zoals die vastgelegd zijn in de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan Landgoed Bonaventura. Het bouwvlak op perceel 1 komt meer naar het westen toe gelegen. Het bouwvlak op perceel 2 komt noordelijker te liggen en schuift tevens iets meer naar het oosten toe. De woning op perceel 3 komt zuidelijker te liggen en tevens meer naar het oosten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.HerzLGBonaventura-VG01_0007.png"

Figuur 3.5 Weergave van de beoogde bouwvlakken t.o.v. bouwvlakken in het vigerende plan

Beeldkwaliteitkader

Het rapport "Landgoed Bonaventura" (Groenontwerp Kuiper, november 2008) bestaat naast het inrichtingsplan uit een beeldkwaliteitkader, onderhavige herziening voldoet hieraan. Paragraaf 3.5 Beeldkwaliteitkader uit het bestemmingsplan Landgoed Bonaventura (NL.IMRO.0585.BPBonaventura -VG01) is nog steeds van toepassing.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Verkeer en parkeren

Inleiding

In de voorliggende herziening zijn de bouwvlakken anders gesitueerd binnen de woonbestemming en wijzigen de bouwhoogtes. In het vigerende bestemmingsplan zijn reeds drie woningen mogelijk. Deze wijziging kan leiden tot veranderingen op het gebied van verkeer en parkeren. Daarom wordt hier nader op ingegaan in onderhavige paragraaf.

Verkeersgeneratie en- afwikkeling

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt ontsloten via de Oud Bonaventurasedijk/parallelweg Trambaan. Deze weg is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h en ligt deels parallel aan de Trambaan (N491). De Oud Bonaventurasedijk sluit ter hoogte van de rotonde met de Smidsweg aan op de Trambaan. De Trambaan/N491 is een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 80 km/h en ontsluit de kernen Strijen en Maasdam op de N217. De N217 verbindt richting het oosten met 's-Gravendeel, Dordrecht en de A16 richting Breda en richting het westen met Puttershoek, Oud-Beijerland en de A29 richting Rotterdam. Ter hoogte van het de rotonde met de Smidsweg heeft de N491 een maximumsnelheid van 50 km/h. De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer is goed.

Langzaam verkeer

De ontsluiting voor langzaam verkeer loopt via dezelfde uitrit als voor autoverkeer naar de Oud Bonaventurasedijk. De Oud Bonaventurasedijk loopt parallel aan de N491 en verzorgt daardoor een functie voor het langzaam verkeer. Ter hoogte van de rotonde met de Smidsweg kan langzaam verkeer de N491 oversteken. Er zijn verkeersremmende maatregelen voor autoverkeer getroffen in de vorm van drempels. De ontsluiting voor het langzaam verkeer is goed.

Openbaar Vervoer

De dichtstbijzijnde bushalte ligt aan de 's-Gravendeelseweg in Maasdam, op een afstand van circa 600 meter van de locatie. Ieder half uur is er een directe verbinding met de bus naar Dordrecht en Rotterdam, in de spits is dit frequenter. Gezien de landelijke ligging van de woningen is de bereikbaarheid per openbaar vervoer relatief goed.

Parkeren

Volgens CBS-gegevens bevindt de kern Maasdam zich in een “niet stedelijk” gebied. De beoogde ontwikkeling bevindt zich in het buitengebied. Volgens de parkeerkencijfers van het CROW (publicatie 381 dient per vrijstaande woning minimaal 2,0 en maximaal 2,8 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. De totale parkeerbehoefte bedraagt derhalve 6 tot 9 parkeerplaatsen en dient op eigen terrein te worden opgelost. Hiervoor bestaat naar verwachting voldoende ruimte op de percelen. In het figuur hieronder is in het geel alvast aangeduid waar de parkeerplekken naar verwachting zullen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.HerzLGBonaventura-VG01_0008.png"

Figuur 4.1 Ligging van parkeerplaatsen in het plangebied

Tevens is buiten het plangebied op het Landgoed Bonaventura rekening gehouden met de parkeerbehoefte van recreatieve bezoekers. Hiervoor worden buiten het plangebied maar op het landgoed 17 parkeerplaatsen gerealiseerd. Negen parkeerplaatsen worden bij de entree van het landgoed gerealiseerd en acht parkeerplaatsen in het noorden van het landgoed.

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van het plangebied is berekend op basis van de voorgenomen ontwikkelingen. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie zijn berekeningen uitgevoerd op basis van de gemiddelde kengetallen van het CROW (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317), hierbij zijn de kenmerken 'niet stedelijk' en 'buitengebied' gehanteerd. De verkeersgeneratiecijfers bedragen minimaal 7,8 en maximaal 8,6 mvt/etmaal per woning. Dit betekent een maximale verkeersgeneratie van 25,8 mvt/etmaal voor het gehele plangebied. Omdat het planvoornemen al mogelijk is in het vigerend planologische regime, verandert de verkeersgeneratie op papier niet. De verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie, nog geen woningen maar agrarische grond, zal geen negatieve gevolgen hebben op de omliggende ontsluitingswegen.

Conclusie

Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer, fietsverkeer en per openbaar vervoer. Omdat er reeds drie woningen mogelijk zijn in het plangebied zijn er geen gevolgen voor de verkeerssituatie. In de parkeerbehoefte kan worden voorzien binnen het plangebied. De verkeersgeneratie zal opgaan in het heersende verkeersbeeld. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.2 Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader

Binnen deze herziening worden de reeds mogelijke geluidgevoelige bestemmingen (woningen) anders gesitueerd. Geluidsgevoelige bestemmingen dienen te voldoen aan de normen die gesteld zijn in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh). Het doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.


Woningen zijn binnen de Wet geluidhinder (Wgh) aangemerkt als geluidgevoelige functies, waarvoor akoestisch onderzoek dient te worden verricht indien deze liggen binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde (spoor)wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.


De Wgh stelt dat op de gevels van geluidgevoelige objecten, zoals de 3 geprojecteerde woningen, voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Doordat de woningen anders gesitueerd worden is een nieuw onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd om te bepalen of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De resultaten uit de separaat toegevoegde rapportage "Onderzoek wegverkeerslawaai, d.d. 28 augustus 2018 door Rho adviseurs" (bijlage 3) zijn hier samengevat.


Toetsing

In het vigerende bestemmingsplan Landgoed Bonaventura wordt niet overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en is een hogere waarde verleent om één van de drie wonignen mogelijk te kunnen maken. In deze herziening van het bestemmingsplan Landgoed Bonaventura worden de bouwvlakken anders gestitueerd binnen de woonbestemming en wijzigen de bouwhoogtes. Ook in deze gewijzigde situatie liggen de woningen binnen de geluidzone van de N491 (Trambaan en 's Gravendeelseweg) en van de Oud Bonaventurasedijk. Door deze wijziging van situering is een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de toekomstige geluidbelasting aan de gevels van de woningen. De resultaten uit dit onderzoek zijn hieronder samengevat en het gehele onderzoek is terug te vinden in bijlage 3.


Resultaten

Uit de geluidberekeningen blijkt dat als gevolg van het wegverkeer op de N491 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt 48 dB. Ook ten gevolge van het wegverkeer op de Oud Bonaventurasedijk wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. De maximaal berekende geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer bedraagt 38 dB.


Conclusie

In de gewijzigde situatie die mogelijk gemaakt wordt met deze herziening wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet Geluidhinder. De geluidbelasting op de gevel neemt zelfs af ten opzichte van het vigerende plan. De woningen kunnen worden mogelijk gemaakt in een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat waar nergens de voorkeurgrenswaarde van 48dB wordt overschreden. Het aspect wegverkeerslawaai staat deze ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden met maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De herziening van het bestemmingsplan maakt een andere situering van de woningen mogelijk. De realisatie van deze woningen was reeds mogelijk op deze locatie er is dan ook geen sprake van een toename aan verkeersbewegingen. Dit betekent dat het plan is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de trambaan.

Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze wegen ruimschoots onder de grenswaarden liggen. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.4 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

In verband met de uitvoerbaarheid van het beoogde bouwplan dient duidelijk te zijn wat de bodemgesteldheid is van het plangebied. Hieruit moet namelijk duidelijk worden of bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie.

Onderzoek

Ten behoeve van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen is reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Het betreft het volgende onderzoek:

  • verkennend bodemonderzoek (Terrascan B.V. verkennend bodemonderzoek 'Oud Bonaventurasedijk' (Landgoed Bonaventura) te Maasdam, rapportage T.17.9073, juni 2017). Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 2.

In het bovenstaande onderzoek zijn meerdere onderdelen van het gehele landgoed Bonaventura onderzocht waaronder ook de bouwkavel met een totale oppervlakte van ca. 5.600 m² wat momenteel nog in gebruik is als agrarische grond. De volgende resultaten zijn op basis van het veld- en laboratoriumonderzoek naar voren gekomen.

  • In de landbodem is ter plaatse van de gehele onderzoekslocatie in de bovengrond zandige of ziltige klei aangetroffen. Hieronder werd in de ondergrond afwisselend zand, klei en/of veen aangetroffen tot de einddieptes van de boringen.
  • In de bodem zijn geen bodemvreemde bijmengingen, geuren en/of kleuren waargenomen. De waterbodem bestaat uit een laag slib met een dikte van 13 à 31 cm. De onderliggende vaste waterbodem bestaat uit kleiig veen.
  • In de waterbodem zijn geen bodemvreemde geuren, kleuren of materialen waargenomen. In de grond zijn plaatselijk lichte verontreinigingen door diverse metalen aangetoond. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen door barium en/of naftaleen aangetoond.
  • In de sliblaag en vaste waterbodem heeft geen van de onderzochte potentieel milieuschadelijke stoffen de achtergrondwaarde overschreden.

Op basis van de bovenstaande resultaten is in het rapport geconcludeerd dat de landbodem maximaal licht is verontreinigd, waar geen vervolgonderzoek voor nodig is en wat geen belemmering vormt voor de voorgenomen werkzaamheden. Verder is bij een globale visuele inspectie tijdens het veldwerk geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Bij eventuele onttrekking van het grondwater dient rekening te worden gehouden met een lichte verontreiniging door barium en naftaleen.

Conclusie

Het aspect bodem levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling in het kader van deze herziening en de beoogde aanvraag voor een omgevingsvergunning tot bouwen.

4.5 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt voor dit project gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek en conclusie

In een straal van circa 250 m rondom het plangebied zijn geen bedrijven gelegen. In tabel 4.2 zijn de overige omliggende bedrijven met bijbehorende richtafstanden weergegeven.

Tabel 4.2 Functies met bijbehorende richtafstanden

functie   adres   milieucategorie   richtafstand   afstand tot plangebied  
verkoop, verhuur, onderhoud en reparatie plaats van tractoren, oogstmachines   Oud Bonaventurasedijk 99B   3.1   50 m   > 300 m  
landbouwbedrijf   's-Gravendeelseweg 1   3.1   50 m   ca. 300 m  
Friesland Campina   Zuivelstraat 1 en 2   4.1   200 m   ca. 1.000 m  
benzineservicestation   Oud Bonaventurasedijk 99C   3.1   50 m   500 m  
elektriciteits- distributiestation   Oud Bonaventurasedijk 101   3.1   50 m   450 m  
groothandel in aardappelen, citrus en fruit   Oud Bonaventurasedijk 101   3.1   50 m   450 m  
fruitkweker   Oud Bonaventurasedijk 110   2   30 m   350 m  

Voor alle bovengenoemde bedrijven geldt dat ruimschoots wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG. Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat ter plaatse van het beoogde landhuis sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de omringende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

4.6 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de nabijgelegen N217 en N491 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor deze wegvakken is geen sprake van een PR 10-6-contour die buiten de weg is gelegen. Het plangebied ligt buiten de 200 m van deze wegen waardoor een GR-berekening niet noodzakelijk is. Aangezien er geen sprake is van een toename van het aantal personen, is tevens geen sprake van een toename van het GR.

Buisleidingen

Op ca. 420 m ten oosten van het plangebied is een buisleidingenstrook gelegen. Binnen het voorgenomen plan worden geen nieuwe kwetsbare objecten toegevoegd. Gelet op de omvang van de ontwikkeling, de afstand tot de leidingen en aangezien er geen sprake is van toename van het aantal personen zal de beoogde ontwikkeling niet leiden tot een meetbare toename van het GR. Een nader beschouwing van het GR is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling. Voorafgaand aan de vaststelling van dit plan zal aan de Veiligheidsregio advies worden gevraagd over het voorliggende plan.

4.7 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).


Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Op ca. 350 m ligt de hoogspanningsverbinding Abbenbroek-Crayenstein met aan beide zijden een indicatieve zone van 105 m. Het plangebied is niet gelegen binnen de indicatieve zone. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Waterhuishouding

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling bestaat uit een andere situering van de bouwvlakken binnen de woonbestemming en het wijzigen van de bouwhoogtes. Er is geen sprake van toename van verharding ten opzichte van de vigerende situatie. Ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan heeft reeds watercompensatie plaatsgevonden. Op basis van het vigerende bestemmingsplan wordt voor het gehele landgoed circa 2.700 m² nieuw water gerealiseerd. Voor de aanleg van de watercompensatie is reeds een watervergunning afgegeven door het waterschap Hollandse Delta. De watervergunning is toegevoegd in bijlage 5.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de herziening geen negatieve gevolgen heeft voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

4.9 Ecologie

Toetsingskader

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Natuur Netwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Wel ligt het plangebied circa 1.250 m ten zuidwesten van het Natura 2000-gebied 'het Oudeland van Strijen'. Tevens ligt circa 700 m ten oosten van plangebied, aan de overzijde van de 3e Kruisweg, Natuurnetwerk Nederland (NNN-gebied), zie figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.HerzLGBonaventura-VG01_0009.png"

Figuur 4.2 Ligging van NNN en Natura 2000-gebieden rondom het plangebied

Het plangebied ligt niet in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen tevens effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Vanwege de geringe ontwikkeling en de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied genereert de ontwikkeling qua stikstofdepositie eveneens geen problemen. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden.

Voor de berekening van stikstofdepositie op stikstofgevoelige gebieden wordt onderscheidt gemaakt in de gebruiksfase en in de realisatiefase. De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) regelt een vrijstelling van de vergunningplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de realisatiefase van bouwwerkzaamheden. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De vrijstelling is verder uitgewerkt in het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn). De Wsn en Bsn zijn per 1 juli 2021 in werking getreden. Een berekening voor de realisatiefase is derhalve niet nodig. Deze vrijstelling geldt niet voor de gebruiksfase. Voor de gebruiksfase is een AERIUS-berekening uitgevoerd om negatieve effecten op Natura 2000 gebieden uit te sluiten. Zie bijlage 6voor de memo bijlage 7voor de berekening van de gebruiksfase en bijlage 8 voor de berekening van de gebruiksfase waarbij de emissies van het verkeer als categorie 'anders' zijn ingevoerd. Zo worden de emissies ook verder dan 5 kilometer meegenomen. Uit de berekeningen blijkt dat geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de gebruiksfase van de ontwikkeling.

Soortenbescherming

In het kader van voorliggend bestemmingsplan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd om potentieel negatieve effecten van de geplande ingrepen op beschermde flora en fauna in kaart te brengen. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9.Op basis van het onderzoek wordt het volgende geconcludeerd en aanbevolen:

  • Binnen het plangebied is geen beschermde flora aangetroffen. Negatieve effecten op beschermde flora kunnen daarom worden uitgesloten.
  • Negatieve effecten op vleermuizen en broedvogels met jaarrond beschermde nesten kunnen worden uitgesloten vanwege gebrek aan geschikt biotoop binnen het plangebied.
  • Mogelijk komt in het plangebied gewone pad voor. Voor dergelijke algemeen voorkomende amfibieën geldt een vrijstelling in de Provincie Zuid-Holland. Negatieve effecten op niet vrijgestelde amfibieën kunnen worden uitgesloten vanwege gebrek aan geschikt biotoop of het niet voorkomen in de omgeving.
  • Negatieve effecten op reptielen, vissen en ongewervelde dieren kunnen worden uitgesloten vanwege gebrek aan geschikt biotoop binnen het plangebied.
  • Negatieve effecten op grondgebonden zoogdieren zijn niet uit te sluiten. Mogelijk ondervinden enkele algemene nationaal beschermde soorten, konijn, haas, aardmuis, veldmuis, rosse woelmuis en huisspitsmuis, negatieve effecten als gevolg van de geplande werkzaamheden. Voor deze algemene zoogdieren geldt een vrijstelling in de Provincie Zuid-Holland.

Aanbevelingen

Onderstaande aanbevelingen kunnen bijdragen om het project soepel te laten verlopen in het kader van de Wet natuurbescherming.

  • Het broedseizoen loopt globaal vanaf 15 maart tot en met 15 juli maar verschilt per vogelsoort. Indien wel binnen het broedseizoen wordt gewerkt, dient vooraf zeker gesteld te worden dat er geen verstoring van nest- of broedlocaties plaatsvindt. Geadviseerd wordt in deze om het plangebied ongeschikt te maken voor broedende vogels vóór het broedseizoen en dat ook ongeschikt te houden tijdens het broedseizoen (bijvoorbeeld door regelmatig te maaien).
  • Het is van belang aanwezige grondgebonden zoogdieren uitwijkingsmogelijkheden te bieden en schade aan wilde dieren zo veel mogelijk te beperken. Dit is mogelijk door de werkzaamheden vanuit één richting uit te voeren zodat eventueel aanwezige dieren het plangebied zelfstandig kunnen verlaten.
  • Aangeraden wordt om het ontstaan van (tijdelijke)waterplassen op het bouwterrein te voorkomen en bestaande waterplassen te dempen om vestiging van de rugstreeppad te vermijden

Conclusie

De voorgenomen verschuiving van de bouwvlakken leidt niet tot significante effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

Ten behoeve van het omvormen van het plangebied naar een landgoed is in 2008 een archeologisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd (Plangebied landgoed Bonaventura te Maasdam, gemeente Hoeksche Waard; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, RAAP Archeologisch Adviesbureau, herziene eindversie, december 2008). Op basis van dit onderzoek is in het vigerende bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Deze dubbelbestemming ligt niet ter hoogte van het plangebied met de bestemming Wonen.

Het aspect archeologie staat de uitvoering van deze herziening niet in de weg.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2):

  • de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer;
  • een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

De beoogde ontwikkeling bestaat uit een andere situering van de bouwvlakken binnen de woonbestemming en het wijzigen van de bouwhoogtes. Door de verschuiving van deze woningen binnen het plangebied worden de voornoemde drempelwaarden niet overschreden. Er is immers geen toename van het aantal woningen. Toch dient opgemerkt te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagegaan dient te worden of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.

De directe omgeving van het plangebied bestaat uit een gemengd gebied welke bestaat uit agrarisch landschap, woningen en een provinciale weg. Door de transformatie van agrarische grond naar percelen met een woningen is niet te verwachten dat als gevolg van deze ontwikkeling in combinatie met de bestaande functies in de omgeving, onaanvaardbare cumulatieve effecten optreden. De bijdrage aan de luchtverontreiniging in de omgeving als gevolg van de ontwikkeling is niet in betekenende mate.

Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat, zoals reeds blijkt uit paragraaf 4.2 Wegverkeerslawaai. Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. De ontwikkeling leidt niet tot onacceptabele veiligheidsrisico's en zal de cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet aantasten. De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding dat ernstige milieugevolgen te verwachten zijn. Dit blijkt ook uit de beschrijving van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen.

Conclusie

Er zijn geen ernstige milieugevolgen te verwachten doordat er reeds drie woningen mogelijk zijn. Voor het beoogde plan is dan ook geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de juridische regeling, bestaande uit de verbeelding (voorheen plankaart) en de planregels, nader toegelicht. In onderstaande paragrafen zijn de in het plangebied voorkomende bestemmingen en de algemene, overgangs- en slotregels beschreven.

5.2 Bestemmingen

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Wonen (Artikel 3)

Op het landgoed zijn drie landhuizen beoogd. De landhuizen zijn opgenomen binnen de bestemming Wonen. Per landhuis is één wooneenheid toegestaan, bedoeld voor één huishouden. De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd en bedragen in totaal maximaal 800 m2. Verder is een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen voor de hoofdgebouwen. Buiten het bouwvlak zijn ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, tot ten hoogste 200 m2 mogelijk. De totale oppervlakte aan hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 1.000 m2.

Aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven zijn tot een maximummaat van 50 m2 per woning of 50 m2 passend binnen het maximum van 200 m2 als aan- en uitbouw of bijgebouw toebehorend aan een woning. Met een maximum van 30% van het vloeroppervlak van de woning toegestaan. Tevens wordt bed & breakfast in de woningen en aan- en uitbouwen of bijgebouwen toegestaan.

5.2.3 Algemene, overgangs- en slotregels

Antidubbeltelregel (Artikel 4 )

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.

Algemene bouwregels (Artikel 5 )

Overschrijding bouwgrenzen

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 6 )

Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 7 )

In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Overgangsrecht (Artikel 9)

In artikel 3.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Overige regels (Artikel 8)

In de overige regels is in artikel 8.1 voldoende parkeergelegenheid geregeld dat bij een nieuw bouwwerk of verandering van een bouwwerk wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Slotregel (Artikel 10)

Het laatste artikel van de planregels betreft de slotregel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Er is in het plangebied sprake van een aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), namelijk de ontwikkeling van drie nieuwe woningen in de vorm van landhuizen. Derhalve dient een exploitatieplan opgesteld te worden. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderszins zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst.

Tussen de gemeente en initiatiefnemer is in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een anterieure overeenkomst afgesloten. Dit betreft dezelfde anterieure overeenkomst als diegene die aan het bestemmingsplan Landgoed Bonaventura toebehoorde. Dit komt doordat er qua voorwaarden niks wordt veranderd omdat er nog steeds drie huizen in de vorm van herenhuizen worden gerealiseerd alleen op een ander plek binnen het plangebied. In de overeenkomst is opgenomen dat alle kosten betreffende de ontwikkeling van de locatie voor rekening zijn van de initiatiefnemer. Daarom zijn de plankosten anderszins verzekerd en wordt er voldaan aan de eisen voortkomend uit de Wro.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

In het vigerende bestemmingsplan Landgoed Bonaventura is al 800 m2 bebouwing in de vorm van drie landhuizen en 200 m2 aan bijbehorende bebouwing mogelijk op basis van de regels. Echter door de verbeelding die verkeerd is vormgegeven is dit toch niet mogelijk door te kleine en verkeerd gelegen bouwvlakken, vandaar dat deze herziening dit rechttrekt. Door de beperkte aanpassingen die deze herziening mogelijk maakt is er voor gekozen om de voorontwerpfase van dit bestemmingsplan over te slaan.

Het ontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de wettelijke vooroverlegpartners (art. 3.1.1. Bro). Tegelijkertijd is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode konden zienswijzen worden ingediend. Er zijn geen zienswijze of overlegreacties binnengekomen op het ontwerpbestemmingsplan.