direct naar inhoud van Regels
Plan: Woningbouwlocatie Oud-Cromstrijensedijk OZ Klaaswaal (plan Blom)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Woningbouwlocatie Oud-Cromstrijensedijk OZ Klaaswaal (plan Blom) met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is, met dien verstande dat ruimten onder de kap en ondergrondse ruimten niet als bouwlaag worden aangemerkt.

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 gevelopbouw

elke verhoging van de gevel boven de maximaal toelaatbare goothoogte.

1.18 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.19 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.20 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, elektrische laadpalen, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.21 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.22 peil

voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.23 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.24 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' tevens en calamiteiten ontsluiting en een langzaamverkeersverbinding van minimaal 3,5 m en maximaal 5 m breed;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit' tevens een inrit en een parkeervoorziening.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van straatverlichting en bewegwijzering bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstroken, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, geluidswerendevoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van straatverlichting en bewegwijzering bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. ondergeschikt groen;
  • c. bruggen/dammen ten behoeve van langzaam verkeer.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. op deze gronden zijn maximaal 120 woningen toegestaan;
  • c. op deze gronden zijn grondgebonden- en benedenbovenwoningen toegestaan;
  • d. op deze gronden is maximaal één appartementengebouw met maximaal 25 appartementen toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van grondgebonden- en benedenbovenwoningen bedraagt voor zover aangegeven ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte en indien geen bouwhoogte is aangegeven maximaal 12 m;
  • f. de goothoogte van grondgebonden- en benedenbovenwoningen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – karakteristieke geluidwering gevel' geldt dat de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van de naar de sportvelden gerichte gevels ten minste 25 dB(A) bedraagt;
  • h. de goot- en bouwhoogte van een appartementengebouw bedraagt maximaal 10 m;
  • i. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen:
    • 1. bedraagt bij vrijstaande woningen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m; de afstand tot de andere zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m;
    • 2. bedraagt bij twee-aan-één gebouwde woningen aan de zijde waar de hoofdgebouwen niet aaneen gebouwd zijn, ten minste 3 m;
    • 3. bedraagt bij aaneengebouwde woningen aan de zijde waar hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn, ten minste 1 m;
    • 4. bedraagt bij een appartementencomplex aan alle zijden ten minste 3 m.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • b. de voorgevel van een bijbehorend bouwwerk aan de zijkant van een hoofdgebouw moet ten minste 2 m naar achteren liggen ten opzichte van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • c. de afstand van de voorzijde van garages bedraagt tot de voorste perceelsgrens ten minste 5 m;
  • d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 40% bij vrijstaande woningen en 60% bij aaneengesloten woningen van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf, met een maximum van:
    1. 75 m² bij percelen kleiner dan 500 m2;  
    2. 100 m² bij percelen van 500 m2 en groter;  
    met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;  
  • e. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m;
  • f. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, bedraagt de afstand tussen de gebouwen ten minste 1 m;
  • g. van aanbouwen bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag de achtergevel hoogstens 3 m naar achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van het aangrenzende hoofdgebouw.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn of op een afstand van 1 m of minder van openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
6.3 Voorwaardelijke verplichting - gebruik

De ingebruikname van de gronden met de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 6, is uitsluitend toegestaan na het treffen van maatregelen, zoals voorgesteld in het 'Onderzoek veldverlichting van voetbalvereniging' (zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels), om lichthinder van de sportvelden blijvend te voorkomen.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Percentage groen, water en speelvoorzieningen

Met betrekking tot de inrichting geldt dat:

  • a. minimaal 30% van het plangebied dient te worden ingericht voor groen, water en speelvoorzieningen;
  • b. minimaal 10% van de gronden bedoelt onder a te worden ingericht voor water waarbij deze 10% deel mag uitmaken van het in lid a genoemde percentage;
  • c. voor de berekening van het percentage groen, water en speelvoorzieningen zoals opgenomen in lid 6.4.1 onder a en b, mogen de bestemmingen 'Groen' en 'Water' worden meegeteld.

6.4.2 Aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of internetverkoop aan hu
  • a. Aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of internetverkoop aan huis zijn toegestaan mits:
    • 1. het brutovloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en internetverkoop aan huis ten hoogste 25% bedraagt van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 40 m²;
    • 2. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    • 3. de bewoner van de woning degene is die het beroep, de activiteit of internetverkoop uitoefent;
    • 4. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende werking heeft, wat kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 5. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
    • 6. er geen buitenopslag plaatsvindt;
    • 7. reclame-uitingen ten dienste van de activiteit, beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met een maximale afmeting van 1 meter x 0,5 meter aan de gevel of in de voor- of zijtuin en bij plaatsing van dit bord in de voor- of zijtuin op maximaal 2 meter hoogte.
    • 8. bij internetverkoop aan huis geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen artikelen niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden.
  • b. Praktijkruimten voor medische dienst- en zorgverlening uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond ter plaatse van gronden met de aanduiding 'maatschappelijk' en met een maximaal oppervlak van 100 m².
  • c. Reguliere horeca (waaronder begrepen zaalaccomodatie) is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' niet toegestaan.
6.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.2 onder c indien de bouw van de garage geen nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid en/of dat aanwezige parkeergelegenheid/opstelruimte niet verloren gaat ter plaatse van de uitrit van de te bouwen garage;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.2 onder f teneinde de genoemde maat van 3 m te verruimen tot maximaal 4 m, mits hiermee niet onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijking ten behoeve van bed & breakfast en theetuin

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.2 teneinde tevens bed & breakfast of theetuin mogelijk te maken met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van een theetuin ten hoogste 40 m² mag bedragen;
  • b. de bed & breakfast onderdak biedt aan maximaal 10 gasten, in ten hoogste 7 kamers;
  • c. de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
  • d. de voorziening in de bestaande bebouwing (binnen de bestaande bouwmogelijkheden) dient te worden gerealiseerd;
  • e. de bed & breakfast alleen in een bijbehorend bouwwerk plaats kan vinden, als het betreffende bouwwerk een duidelijke ruimtelijke samenhang vertoont met het hoofdgebouw op het perceel;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein, of anderszins in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
6.7 Voorwaardelijke verplichting - Beeldkwaliteit

Bij realisering van de woningen en bijbehorende bouwwerken dienen de kwaliteitscriteria, zoals opgenomen in Bijlage 1 Omgevingskwaliteitsvisie Blom Klaaswaal bij deze regels in acht te worden genomen, met dien verstande dat met betrekking tot de afstand van de woning, inclusief bijgebouw en aan- en uitgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens, de bepalingen, zoals vermeld in artikel 6.2 van toepassing zijn.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 50 kV hoogspanningsverbinding.

7.1.2

De belangen van de in lid 7.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

7.2 Bouwregels
7.2.1

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 50 m, met uitzondering van een centrale antennemast.

7.2.2

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen gelden de volgende bouwregels:

  • a. bouwwerken zijn niet toegestaan.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 voor het toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd conform de bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 7.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het verrichten van grondroeractiviteiten (bv. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. diepploegen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

7.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het bepaalde in lid 7.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezige leidingen;
  • b. normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, of andere werken gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de leiding;
  • c. andere werken en/of werkzaamheden, uit een oogpunt van ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis en niet van invloed is op de leiding.

7.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wordt uitsluitend verleend indien de uit te voeren werkzaamheden, dan wel de daaraan direct of indirect te verwachten gevolgen, niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de leiding.

7.4.4 Advies

Burgemeester en wethouders zullen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 advies inwinnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 8 Waarde – Archeologische verwachting middelhoog

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologische verwachting middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

8.3.2 Afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel 8.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • c. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 500 m2.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 8.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m vanaf maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

8.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

8.4.3 Uitzonderingen

Het in artikel 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 100 m2 en niet dieper dan 0,3 m vanaf het maaiveld;
  • c. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • d. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • e. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde – Archeologische verwachting middelhoog, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.1.1

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

9.1.2

De belangen van de in lid 9.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

9.2 Bouwregels
9.2.1

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

9.2.2

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen gelden de volgende bouwregels:

  • a. bouwwerken zijn niet toegestaan.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 voor het toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouw conform de bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering. In het kader van het verzoek om afwijking zal door burgemeester en wethouders advies worden gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' geldt dat:

  • a. geen gevoelige objecten mogen worden gerealiseerd;
  • b. burgemeester en wethouders bevoegd zijn bij een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde onder a ten behoeve van het toelaten van gevoelige objecten, mits sprake is van een magneetveld lager dan 0,4 microTesla of sprake is van gewichtige redenen;
  • c. alvorens van een omgevingsvergunning wordt afgeweken vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
12.2 Vrijwaringszone - straalpad

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' geldt dat de hoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan 20 m.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk of verandering van een bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel (of in de omgeving daarvan) niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. Hierbij wordt voor nieuwe ontwikkelingen het parkeren op eigen terrein als uitgangspunt genomen.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de parkeernormen (of de opvolger ) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. De gemeente hanteert voor de verschillende hoofd- en subgroepen de indeling 'rest bebouwde kom', waarbij de maximale norm van toepassing is in verband met de beperkte openbaar vervoersmogelijkheden.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien, mits in het plangebied dan wel in de directe omgeving op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbonden kunnen worden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
    • 3. het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van dit lid onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • b. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Woningbouwlocatie Oud-Cromstrijensedijk OZ Klaaswaal (plan Blom)'.