Plan: | Homburg, locatie De Vor |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1960.WPHomburgDeVor-VSG1 |
In 2015 is het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' vastgesteld. Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' met een gebiedsaanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Hierdoor kunnen Burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden, de bestemming wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein'.
Initiatiefnemer heeft een verzoek ingediend om van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik te willen maken om zijn perceel te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein'.
Initiatiefnemer wil dit perceel voor zijn eigen onderneming ontwikkelen. De gemeente heeft mondeling aangegeven geen bezwaren te hebben tegen deze ontwikkeling en akkoord te gaan met de wijziging van dit perceel naar de bestemming 'Bedrijventerrein'.
Om dit juridisch-planologisch mogelijk te maken is dit wijzigingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Homburg Noord, Beesd" welke door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Geldermalsen is vastgesteld d.d. 28 juni 2016.
Figuur 1.1: Vigerend bestemmingsplan
Figuur 1.2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen "Agrarisch" en de gebiedsaanduiding "Wetgevingzone - wijzigingsgebied" (art. 3.7).
Deze wijzigingsbevoegdheid houdt het volgende in:
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin, dat de geldende bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszones - wijzigingsgebied' geheel, gedeeltelijk en/of gefaseerd kunnen worden gewijzigd in de bestemming Bedrijventerrein als bedoeld in Artikel 4. Van deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt voor zover de gronden die het betreft zijn opgenomen in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen of de opvolger hiervan waarmee intergemeentelijke afstemming van de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen wordt gemonitord.
Na gebruik van de wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 4 overeenkomstig van toepassing zijn, met dien verstande dat de maximale hoogte van gebouwen op het perceel tussen de Homburg en de Parkweg niet meer mag bedragen dan 7,20 meter. Tevens dient te worden voldaan aan de bepalingen in artikel 3.2.2.
Om de wijziging van 'Agrarisch' naar de bestemming 'Bedrijventerrein' mogelijk te maken wordt dit wijzigingsplan opgesteld.
Het wijzigingsplan "Homburg, locatie De Vor" bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven.
In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin nader wordt ingegaan op:
Het plangebied bevindt zich aan de noordzijde van Beesd en wordt omringd door bedrijventerrein Homburg.
Figuur 1.3: Ligging in Beesd
Figuur 1.4: Ligging in bedrijventerrein Homburg-Noord
Kadastrale gegevens
Kadastrale gemeente : Beesd
Sectie : D
Kadastraalnummer : 2055
Figuur 1.5: Uitsnede kadastrale kaart
De locatie is zeer goed bereikbaar: vanuit noordelijke en zuidelijke richting via de A2 en vanuit het oosten en westen via de Rijksweg A15. Behalve via snelwegen is Beesd ook uitstekend bereikbaar met openbaar vervoer. Op nog geen tien minuten loopafstand bevindt zich station Beesd.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de voorgenomen plannen. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheid van het gebied. Hoofdstuk 4 geeft een samenvatting van deze onderzoeken. Hoofdstuk 5 gaat in op de bijbehorende planologisch-juridische regeling en hoofdstuk 6 gaat tot slot in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Beesd is een pittoresk dorp in de Betuwe, gelegen aan de rivier de Linge. Het dorp maakt deel uit van de gemeente West betuwe en is met ongeveer 3.500 inwoners de op twee na grootste kern van de gemeente.
In 2016 is gestart met de bouw van bedrijventerrein Homburg Noord.
De herontwikkeling van bedrijventerrein Homburg - Noord richt zich op de nog niet bebouwde gronden tussen het bestaande bedrijventerrein en de op- en afrit van Rijksweg A2. De locatie is voor verkeer goed bereikbaar en ook goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Treinstation Beesd bevindt zich op tien minuten loopafstand van bedrijventerrein Homburg.
Bedrijventerrein Homburg Noord is direct zichtbaar als men Beesd via de noordelijke zijde binnen komt. Het aanzicht van het nieuwe bedrijventerrein krijgt een representatieve uitstraling. Door het nieuwe bedrijventerrein Homburg Noord is de ruimtelijke kwaliteit verbeterd.
De locatie is voor verkeer goed bereikbaar en geschiedt op eigen terrein.
Waterafvoer en waterberging zijn belangrijke thema’s geweest in de uitbreiding van bedrijventerrein Homburg - Noord.
Binnen het plangebied van Homburg Noord is tevens een belangrijke verbinding gerealiseerd voor het verwerken van hemelwater dat moet worden afgevoerd vanuit het bestaande dorp Beesd.
Op het grondgebied van het bedrijventerrein is een retentievijver aangelegd, waarop de nieuwe bedrijven hun regenwater kunnen afvoeren. Ook het nieuwe perceel gaat het hemelwater afvoeren naar de retentievijver.
De gemeente heeft voor het aspect water een template voor bewoners en een template voor professionals, welke respectievelijk als Bijlage 1 Template water voor bewoners en Bijlage 2 Template water voor professional zijn toegevoegd aan dit plan.
Bedrijventerrein Homburg biedt ruimte aan grotendeels lokale ondernemers. Door de revitalisering van het bestaande bedrijventerrein Homburg, het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein "Homburg Noord" en het nieuwe perceel ontstaat een aantrekkelijk bedrijventerrein voor bestaande en nieuwe ondernemingen. Hierdoor wordt een economische impuls aan het dorp Beesd gegeven.
Bedrijventerrein Homburg is ingedeeld in drie zones. De kavels per zone verschillen in maat en oriëntatie. Het plangebied is gelegen ten westen van zone Kavel Type 03.
Kavel Type 03 ligt in het hart van het bedrijventerrein Homburg. Deze kavels zijn centraal gelegen en bieden optimale toegankelijkheid tot de rest van het bedrijventerrein.
Figuur 2.1: Kavel op maat
Parkeren
Voor het plangebied is 'Paraplubestemmingsplan Parkeren' van toepassing. Hieruit blijkt dat de locatie valt onder niet stedelijk / rest bebouwde kom.
Figuur 2.2: Uitsnede gebiedsindeling 'Paraplubestemmingsplan Parkeren'
Bij de omgevingsaanvraag zal worden aangetoond dat voldaan wordt aan het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren'.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren.In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Doorwerking in het onderhavige plan en conclusie
In dit geval is sprake van een lokale ontwikkeling waarmee geen Rijksbelangen zijn gemoeid. Er is dan ook geen sprake van strijd met het Rijksbeleid zoals verwoord in de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere planologische kernbeslissingen (pkb's) met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Doorwerking in het onderhavige plan en conclusie
Het Barro bevat geen regels die van toepassing zijn voor het onderhavige plan. Het Barro heeft dan ook geen invloed op dit bestemmingsplan.
De Ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 juli 2017 gewijzigd.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
In het vigerende bestemmingsplan is al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om dit perceel te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein'. Hierdoor kan het gehele bedrijventerrein worden volgebouwd.
In dit plan is daarom geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro.
Conclusie
Toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking is voor dit plan niet aan de orde.
De Omgevingsvisie Gaaf Nederland is vastgesteld op 19 december 2018. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. De provincie Gelderland legt bij de uitoefening van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – wordt daaraan richting gegeven.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland bevat thematische visieschetsen. De schetsen zijn een grove schets van in het oog springende bestaande en nieuwe initiatieven, kansen, mogelijkheden en ontwikkelingen. De ambities die hieruit volgen zijn:
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling op het braakliggende terrein zorgt voor een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Er is sprake van een dynamische, diverse en duurzame leefomgeving.
De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale staten vastgesteld op 24 september 2014 en voor het laatst geactualiseerd op 31 maart 2021. De Omgevingsverordening is één van de instrumenten die de provincie Gelderland gebruikt om haar ambities te realiseren. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet tot nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.
De Omgevingsverordening is daarentegen gericht op de regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Dit betekent ook dat vrijwel alle regels omtrent de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.
Planspecifiek
Het plangebied is via een wijzigingsbevoegdheid in het vigerende bestemmingsplan al mogelijk gemaakt en is dus niet in strijd met het provinciale beleid. Het plangebied is ook niet gelegen binnen invloedssferen van de Omgevingsverordening Gelderland. De Omgevingsverordening Gelderland levert hiermee, gelet op de passendheid van het voornemen binnen regionaal en gemeentelijk woonbeleid, geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
De regio wordt omringd door enkele grote stedelijke gebieden. Hierdoor kent Regio Rivierenland een sterke maar versnipperde, externe oriëntatie. Mede door die ligging is de druk op commerciële en maatschappelijke voorzieningen groot en is er sprake van een zeer dynamische arbeidsmarkt.
Het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) biedt het kader voor concrete werk- en projectafspraken tussen de regiogemeenten en provincie Gelderland; zij zijn waar het gaat om afspraken over bedrijventerreinen nauw betrokken. Dit RPB is:
Opname van de extra m2 bedrijventerrein in het RPB is een voorwaarde om de wijzigingsbevoegdheid te mogen gebruiken. Voor wijzigingen in het RPB geldt de volgende procedure:
Anno 2023 is er een grote behoefte aan bedrijventerreinen. Bij de vorming van het advies zijn de volgende afwegingen gemaakt:
In 2000 hebben de EU-lidstaten de Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld. De belangrijkste doelen van de KRW zijn de algemene bescherming en verbetering van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewateren, van de grondwaterkwantiteit, de specifieke bescherming en verbetering van beschermde gebieden, met als drijfveer het duurzaam gebruik van water. Om deze doelen te bereiken is een systematiek opgesteld die alle Europese lidstaten in de nationale wetgeving moeten implementeren en uitvoeren.
Het maatregelenprogramma bestaat in Nederland uit de optelsom van alle maatregelen voor de uitvoering van de KRW die zijn opgenomen in de waterplannen op grond van de Waterwet: het Nationale Waterplan, het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren, de regionale waterplannen en de beheerplannen voor de regionale wateren. Het Rijk voert de regie op hoofdlijnen en is verantwoordelijk voor het vastleggen van doelen en maatregelen voor de rijkswateren.
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op de uitbreiding van een bouwperceel zodat een bedrijfspand gerealiseerd. Het plan heeft geen effect op oppervlaktewater en grondwater. Het voornemen leidt daarmee niet tot strijdigheid met de EU kaderrichtlijn Water.
Het waterbeheerprogramma 2022-2027 beschrijft wat het waterschap Rivierenland in de planperiode 2022-2027 wil bereiken, met wie, hoe men dat wil gaan doen en waarom. In het waterbeheerplan zijn de kaders voor het waterbeheer gegeven en de opgaven gedefinieerd. De visie van het waterschap Rivierenland is vertaald in 8 hoofd thema’s:
De Keur Waterschap Rivierenland 2014 is vastgesteld op 1 januari 2015 en vervolgens enkele malen gewijzigd. Hierin zijn regels opgenomen om te voorkomen dat dijken en oevers beschadigen. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. Op de leggers staan de oppervlaktewateren en dijken aangegeven die in beheer zijn het bij waterschap en waarop de keur van toepassing is.
Waterschap Rivierenland en voormalig gemeente Neerijnen hebben eind 2010 het waterplan vastgesteld. Dit waterplan bevat een visie, maar daarnaast ook een uitvoeringsprogramma met maatregelen in de onderzoeks- en planvormingssfeer en concrete uitvoeringsmaatregelen. Aanvullend, en als uitwerking van een aantal planvormingsmaatregelen, is een streefbeeldenrapport met bijpassende beheer en onderhoud- en inrichtingsvoorstellen opgesteld.
Hierin zijn de waterplanknelpunten, de wateropgave en waterkwaliteit/ ecologie meegenomen. De komende jaren staan de waterbergingsmaatregelen voor de kernen Opijnen, Waardenburg, Ophemert en Haaften op het programma.
Bij onderhavig initiatief vindt er een toename van verhard oppervlak plaats. Deze toename wordt getoetst in de waterparagraaf welke opgenomen is in paragraaf 4.4 van onderhavige ruimtelijke onderbouwing.
Structuurvisie Gemeente Geldermalsen 2009 - 2015
In de raadsvergadering van de voormalige gemeente Geldermalsen is op 23 februari 2010 de Structuurvisie Gemeente Geldermalsen 2009 - 2015: "Lekker leven langs de Linge" vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het ruimtelijk kader voor de gemeente Geldermalsen voor de periode tot 2015, waarin ontwikkelingen en ambities voor de korte en lange termijn in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin zijn opgenomen. Het dient als opmaat voor nieuwe bestemmingsplannen, en biedt via een uitvoeringsparagraaf de mogelijkheid voor kostenverhaal zoals bedoeld in de Wro. Inhoudelijk is er geen sprake geweest van grote beleidswijzigingen ten opzichte van eerdere ruimtelijke visiedocumenten en sectorale beleidsdocumenten. Volstaan is met een actualisatie van het reeds in 2005 ingezette beleid ("Wikken en Wegen"). Voor de bedrijventerreinen is vooral de knooppuntkwaliteit van belang.
Deze kwaliteit zorgt voor economische en infrastructurele ontwikkeling. De knooppuntkwaliteit geeft Geldermalsen een sterke economische basis. Niet voor niets hebben enkele grote bedrijven zich de afgelopen decennia in Geldermalsen gevestigd. In tegenstelling tot veel andere plaatsen in Nederland beschikt Geldermalsen nog over voldoende ruimte om nieuwe economische impulsen te accommoderen op eigen grondgebied. In het hoofdstuk 'Bedrijven en werkgelegenheid' worden de nieuwe bedrijventerreinen 'Hondsgemet' en 'Beesd-Noord' omschreven.
In de structuurvisie wordt de locatie Beesd-Noord benoemd als locatie voor nieuwe bedrijvigheid. De ruimtelijke visie voor bedrijvigheid in Beesd-Noord gaat uit van maximaal 4 hectare bedrijvigheid.
De gemeenteraad van de voormalige gemeente Geldermalsen heeft op 27 september 2011 de 'Beleidsnotitie bedrijventerreinen 2011 - 2030' vastgesteld. De gemeente West Betuwe zet in op een goede ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen. Zo is de gemeente begonnen om gezamenlijk met ondernemers de eerste bedrijventerreinen te herstructureren / revitaliseren. Op nieuw te ontwikkelen terreinen is veel aandacht voor duurzaamheid en beeldkwaliteit. Ook voor bedrijventerreinen die herstructurering ondergaan wordt ingezet op het stimuleren van parkmanagement. Draagvlak en financiële daadkracht van de plaatselijke ondernemers is daarbij van groot belang. Het beleid gaat verder onder andere uit van segmentering van de bedrijventerreinen. Dit betekent dat wordt gedifferentieerd in de toegestane bedrijfszwaarte en functies, waaronder volumineuze detailhandel. Voorts dient er aandacht te bestaan voor locaties waar de combinatie wonen en werken wordt toegestaan. Op veel bestaande bedrijventerreinen zijn (bedrijfs)woningen aanwezig. Daarnaast wordt voor sommige situaties een transformatie naar passender functies voorgestaan.
Waar mogelijk wordt gekeken naar het intensiveren van bebouwing op bestaande bedrijventerreinen. Dit is met name mogelijk op bedrijventerreinen met een laag bebouwingspercentage ofwel door het toestaan van een hoger bebouwingspercentage, ofwel door het toestaan van een hogere bouwhoogte. Daarnaast kan worden gekeken naar intensiever gebruik van bestaande gebouwen. Uiteraard dient hierbij rekening te worden gehouden met bereikbaarheid, ontsluiting, landschappelijke waarden en afstemming met nabije functies.
Uit de beleidsnotitie blijkt dat het bestaande bedrijventerrein in Beesd slecht bereikbaar is en onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden heeft.
Op het gebied van duurzaamheid wordt gestreefd naar goede afkoppeling van regenwater en in het kader van uitstraling, meer water op het bedrijventerrein.
Op het bedrijventerrein in Beesd wordt met het uitbreidingsplan Homburg-Noord in eerste instantie ingezet op de verplaatsingsbehoefte van bedrijven uit het centrum.
Dit wijzigingsplan is ten behoeve van bedrijfsbebouwing voor de initiatiefnemer, tevens eigenaar van de grond en voldoet dus aan bovenstaand.
De gemeenteraad heeft op 24 november 2021 het geharmoniseerde welstandsbeleid voor West-Betuwe vastgesteld. Dit is een technische harmonisatie. Inhoudelijk is het beleid ten opzichte van het eerdere beleid van de voormalige gemeente Geldermalsen niet noemenswaardig gewijzigd. In het Welstandsbeleid is vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente is geregeld. Tevens geeft deze notauitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel.
In Gelderland treffen wij een rijke verzameling van gebieden aan die zijn ontstaan vanuit verschillend agrarisch grondgebruik. Diverse methoden van akkerbouw en veeteelt zijn in de loop der eeuwen in de vorming van het landschap tot uitdrukking gekomen en worden nu als cultuurhistorische waardevolle gebieden beschermd. Denk hierbij aan het rivierengebied.
De laatste jaren vindt er een ingrijpende schaalvergroting plaats in de agrarische bebouwing. De oudere, bakstenen schuren maken plaats voor damwand loodsen. Deze verhouden zich vaak moeizaam met de van oudsher aanwezige bebouwing en de schaal van het landschap. Bij nieuwbouw is het wenselijk hier zorgvuldig mee om te gaan.
Bedrijventerreinen zijn opgezet met het doel om bedrijfsactiviteiten uit te oefenen. Ze worden gekenmerkt door een rationele verkaveling en individuele bedrijfsgebouwen met een wisselende schaal, een functioneel karakter en een sobere uitstraling. Het terrein is veelal verhard. Hekwerken, buitenopslag en reclame-uitingen bepalen mede het beeld. Bebouwing op zichtlocaties heeft vaker een opvallende architectonische uitstraling met als doel de aandacht te trekken van de voorbijganger. Bebouwing op plaatselijke bedrijventerreinen bestaat daarentegen uit eenvoudige hallen of loodsen met eventueel een klein kantoor-, kantinegedeelte of een woning aan de straatzijde. Er is over het algemeen weinig samenhang in materialisering, detaillering en kleurgebruik tussen de bedrijven onderling.
Ambities
Zodra de plannen gereed zijn worden deze ter beoordeling voorgelegd aan de welstandscommissie.
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Vervolgens werd het verdrag op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Valletta (Malta) gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf ('in situ'). De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Malta wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
In het kader van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is onderzoek gedaan naar archeologie.
Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.
Uit het uitgevoerde archeologisch onderzoek blijkt dat er voor het wijzigingsgebied geen archeologische onderzoek is uitgevoerd. Alvorens men start met de graafwerkzaamheden zal eerst worden aangetoond dat er vanuit het aspect archeologie geen belemmering is voor de realisatie van het plan.
Alvorens men start met de graafwerkzaamheden zal eerst worden aangetoond dat er vanuit het aspect archeologie geen belemmering is voor de realisatie van het plan.
Om dit juridisch vast te leggen is er in de regels van dit wijzigingsplan, een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat pas gestart mag worden met de werkzaamheden, nadat aangetoond is dat archeologie geen belemmering is.
Dit is afgestemd met de gemeente en de regio-archeoloog.
Ook voor vrijgegeven plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en/of vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988, laatste wijziging van 1 september 2007, dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
De bodem wordt op vele manieren gebruikt, voor bijvoorbeeld woningbouw, landbouw, aanleg van wegen en winning van grondstoffen. Om te zorgen dat dit nu en in de toekomst mogelijk blijft, is een duurzaam beheer van de bodem belangrijk. Doordat mensen al vele eeuwen gebruik maakt van de bodem heeft zij overal sporen achtergelaten. Deze sporen zijn terug te zien in het landschap en te vinden op en in de bodem. Door bodemsanering worden de ernstige chemische verontreiniging van de bodem aangepakt. Bescherming van de bodem betekent bovendien het voorkomen dat schone grond verontreinigd raakt en het rekening houden met de eigenschappen van de bodem.
Het doel van de bodemtoets bij ruimtelijke plannen is de bescherming van de bodem. Een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd om te kunnen beoordelen of de bodem geschikt is voor de geplande functie en of sprake is van een eventuele saneringsnoodzaak.
In artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het wijzigen of opstellen van een bestemmingsplan.
In het kader van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat er voor het wijzigingsgebied geen belemmeringen aanwezig zijn. Aangezien er in de tussenliggende tijd geen wijzigingen of ander gebruik heeft plaatsgevonden, is het niet aannemelijk dat de kwaliteit van de bodem is verslechtert en is een nieuw bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Wel blijven de algemene bodemvoorwaarden bij omgevingsvergunningen aanleg en bouwen gelden, te weten:
Aangezien het uitgevoerde bodemonderzoek gedateerd is, zal bij de start van de werkzaamheden worden aangetoond dat er vanuit het aspect bodem nog steeds geen belemmering aanwezig is voor de realisatie van het plan. In overleg met de gemeente is daarom in de regels van dit wijzigingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat pas gestart mag worden met de werkzaamheden als aangetoond is dat het aspect bodem geen belemmering is voor de realisatie van het plan.
Het doel van het verkennend waterbodemonderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de sliblaag en onderliggende vaste waterbodem in het kader van de voorgenomen demping.
In het kader van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd.
Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.
Aangezien er in de tussenliggende tijd geen wijzigingen of ander gebruik heeft plaatsgevonden, is het niet noodzakelijk om een nieuw onderzoek uit te voeren.
Uit het onderzoek blijkt dat er vanuit dit aspect, geen belemmering is voor de ontwikkeling van het perceel.
De Watertoets is het resultaat van één van de acties uit de Startovereenkomst 'Waterbeleid 21e eeuw', die op 14 februari 2001 is ondertekend door het Rijk, het Interprovinciaal Overlegorgaan, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In de Startovereenkomst is vastgelegd dat de Watertoets vanaf het moment van ondertekening zal worden toegepast.
De Watertoets wordt uitgevoerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen - en dus ook het bestemmingsplan - een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen. De waterparagraaf omvat het advies van de waterbeheerder en een gemotiveerd besluit ten aanzien van de wateraspecten. Eventuele afwijkingen van het advies van de waterbeheerder worden gemotiveerd. Daarbij moet door de initiatiefnemer worden aangegeven hoe met die afwijking wordt omgegaan. In laatste instantie kan worden teruggegrepen op het nemen van verzachtende maatregelen of compensatie inclusief afspraken over financiering en uitvoering.
In het kader van de watertoets is ten behoeve van bestemmingsplan Homburg Noord overleg gevoerd en heeft afstemming plaatsgevonden met de betrokken waterbeheerders (Waterschap Rivierenland).
Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat er een ´overschot´ is van 111 m2.
Het ‘overschot’ kan toenemen door waterdoorlatende verharding toe te passen en als meer dan de minimum eis van 10% groen wordt gerealiseerd.
Bij de uitwerking van het bouwplan wordt rekening gehouden met het aspect water door het bouwpeil voldoende hoog te leggen. Ook wordt bij de omgevingsaanvraag aangetoond dat hemelwater op eigen perceel wordt geïnfiltreerd.
Het aspect water is geen belemmering voor de realisatie van de plannen.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Risicovolle bedrijven
Binnen de beoogde bestemming "Bedrijventerrein" worden geen risicovolle activiteiten, zoals Bevi-activiteiten, voorzien. De vestiging van een Bevi-inrichting binnen het plangebied is daarmee uitgesloten.
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege risicovolle inrichtingen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A2. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroute, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische en brandbare stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plasbrandaandachtsgebied en de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones).
Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen.
Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft op 12 juli 2021 aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "zeer kwetsbaar gebouw", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.
Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een calamiteit ten gevolge van het vrijkomen van toxische en/of brandbare stoffen zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van adequate bluswatervoorzieningen (conform het Bouwbesluit) door de brandweer worden bestreden. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische en/of brandbare stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een toxisch scenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. Bij een scenario, waarbij brandbare stoffen (kunnen) vrijkomen, is het advies om te vluchten van de risicobron af, maar ook schuilen in een gebouw biedt in eerste instantie voldoende bescherming voor personen in het plangebied. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om relevante adviezen tijdig op te volgen.
Buisleidingen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebieden niet is gelegen binnen het invloedsgebied van relevante buisleidingen voor aardgas en vloeibare brandstoffen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege buisleidingen.
Het aspect externe veiligheid is alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A2. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er in het plangebied voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid bij een zwaar ongeval op deze transportroute. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan gesteld hoeven te worden in het kader van het aspect externe veiligheid.
Wet natuurbescherming
De natuurwetgeving voor Nederland is per 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Binnen de wet zijn de beschermingsregimes voor Natura 2000-gebieden, soortbescherming en houtopstanden opgenomen als afzonderlijke hoofdstukken, waardoor de wet via duidelijke en eenvoudige regels voorziet in een heldere implementatie van de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen. Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor de provincies beleid maken.
Natura 2000
De wetgeving met betrekking tot Natura 2000-gebieden is vastgelegd in Hoofdstuk 2 van de Wet Natuurbescherming. Natura 2000-is de overkoepelende naam voor gebieden die op Europees niveau worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Vanuit deze richtlijnen worden specifieke diersoorten en hun habitat beschermd om de biodiversiteit te behouden, te herstellen of uit te breiden. Het ondernemen van projecten, plannen of activiteiten in en in de omgeving van een Natura 2000-gebied kan mogelijkerwijs leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Indien het niet mogelijk is om negatieve effecten op voorhand uit te sluiten, dan is er sprake van een vergunningsplicht en moet een habitattoets uitgevoerd worden. In een habitattoets worden de projecten, plannen of activiteiten getoetst op hun invloed op de instandhoudingsdoelstellingen en of (onder bepaalde voorwaarden) toestemming voor de uitvoering kan worden verleend.
Soortbescherming
De Wet natuurbescherming kent naast het beschermingsregime voor Natura 2000-gebieden drie beschermingscategorieën onder het hoofdstuk 'soortbescherming':
De Soortbescherming is alleen (met uitzondering van de zorgplicht) van toepassing op soorten genoemd onder deze drie beschermingscategorieën.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor de provincies beleid maken. Het NNN is ruimtelijk in de Provinciale Structuurvisie vastgelegd. Het vormt een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen deze gebieden.
Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het NNN. De planologische verankering van het NNN vindt plaats in (gemeentelijke) bestemmingsplannen. Wanneer bij ruimtelijke ontwikkelingen een bestemmingsplan wijziging moet worden doorgevoerd dient altijd een 'Nee, tenzij'- toets te worden uitgevoerd. Hierin wordt beoordeeld of er als gevolg van de voorgenomen maatregelen significante effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het netwerk optreden.
In juli 2023 is door Ecofect een quickscan natuurtoets uitgevoerd om inzicht te verkrijgen of de geplande uit te voeren werkzaamheden conflicteren met de Wet natuurbescherming (zie Bijlage 3). Uit het onderzoekt blijkt:
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Gezien de aard van de werkzaamheden en de afstand ten opzichte van Natura 2000-gebieden, in relatie tot externe werking, wordt geen verstoring verwacht. Een voortoets Natura 2000 wordt niet noodzakelijk geacht.
Natuur Netwerk Nederland
De planlocatie is gelegen buiten het Natuur Netwerk Nederland (Natuurnetwerk Gelderland) of de groene ontwikkelingszone hiervan. Aangezien het Natuur Netwerk in Gelderland geen externe werking kent is vastgesteld dat een verdere toetsing niet aan de orde is.
Stikstof
Gezien het gebruik wijzigt, zal er in de aanleg- en nieuwe gebruiksfase een mogelijke toename zijn van stikstofdepositie op beschermde natuur. Een stikstofberekening (Aerius) dient bij de bouwaanvraag te worden uitgevoerd. Dit wordt ook als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit wijzigingsplan.
Soortbescherming
Flora
Het perceel is nauwkeurig onderzocht op inheemse en uitheemse beschermde vegetatie. Er zijn geen (groeiplaatsen van) beschermde soorten aangetroffen. Ook de geraadpleegde databanken geven geen aanwijzingen naar beschermde soorten op de projectlocatie.
Er is geen overtreding van de Wet natuurbescherming.
Vleermuizen
De staat van de aanwezige woning is dusdanig dat er niet op voorhand kan worden uitgesloten of vleermuizen gebruik maken van de opstal. De pannen liggen weliswaar nauwsluitend op het dak, de overstek biedt mogelijkheden voor de vleermuis om onder de daken te kruipen. Een nader onderzoek naar gebouwbewonende vleermuizen is noodzakelijk.
Aangezien de woning op een later tijdstip zal worden gesloopt, is er in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dit houdt in dat voor een deel van het plangebied eerst een aanvullend vleermuisonderzoek moet zijn uitgevoerd, alvorens over te gaan tot sloop..
Zoogdieren
Tijdens het veldbezoek zijn geen vaste verblijfplaatsen van overige zoogdieren die zijn opgenomen op Habitatrichtlijn en de Verdragen van Bern en Bonn aangetroffen.
Er is geen overtreding van de Wet natuurbescherming.
Vogels
Uit het onderzoek blijkt dat er een nader onderzoek huismus noodzakelijk wordt geacht. Ook dit wordt via een voorwaardelijke verplichting vastgelegd in de regels.
Overige soorten
Uit het onderzoek blijkt dat er geen overtreding van de Wet natuurbescherming is.
Houtopstanden
Op de planlocatie worden geen bomen gekapt zoals bedoeld in het onderdeel houtopstanden van de Wet natuurbescherming. Overtreding op dit onderdeel Wet natuurbescherming is niet aan de orde.
Aangezien er een voorwaardelijke verplichting is opgenomen in de regels van dit wijzigingsplan, dat de woning pas gesloopt mag worden als aangetoond is dat er vanuit de Wet natuurbescherming vanwege mogelijk de huismus en vleermuis geen belemmeringen zijn, is het aspect voor nu geen belemmering.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. Voor tweebaanswegen buiten de bebouwde kom geldt een zonebreedte van 250 m. Voor snelwegen geldt een zonebreedte van 600 m en voor spoorwegen een zonebreedte van 400 m.
Wanneer binnen deze zone nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, wordt gerealiseerd, dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor wegen die zijn gelegen binnen een woonerf en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De voorgestane ontwikkeling vindt plaats binnen de zonebreedte van tweebaanswegen, de zonebreedte van snelwegen en de zonebreedte van spoorwegen. In het onderhavig bestemmingsplan zullen geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt worden. Voor dit bestemmingsplan kan een akoestisch onderzoek derhalve achterwege blijven.
De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste zijn. Met het van kracht worden van het NSL per 1 augustus 2009 zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 van 40 ìg/m3 aangepast. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. Het tijdstip waarop aan de normen voor NO2 moet worden voldaan is voor Nederland 1 januari 2015.
Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bijdrage” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van de beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 ìg/m3 (3% van 40 ìg/m3) een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project die NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als:
Er is een Worst-case berekening gemaakt voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit. Hierbij zijn we uit gegaan van een worst-case van 50 motorvoertuigen per etmaal.
Er is op basis van de uitkomsten geen nader onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.
Milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) in de directe omgeving van zogenoemde milieuhinder gevoelige bestemmingen (zoals wonen) kunnen hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wro, dient te worden aangetoond dat ter plaatse van milieuhinder gevoelige bestemmingen sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.
VNG-publicatie 'Bedrijven & milieuzonering"
Om niet alle ontwikkelingen bij voorbaat te onderwerpen aan een onnodig langdurig en kostbaar onderzoek is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uitgebracht. Deze uitgave maakt gebruik van het principe 'functiescheiding'. Door voldoende afstand aan te houden tussen nader bepaalde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen kan eenvoudigweg in veel gevallen worden aangetoond dat sprake is een 'goed woon- en leefklimaat'. De VNG-publicatie betreft zgn. pseudowetgeving (geen wetgeving maar een algemeen door de rechter aanvaarde methode).
De VNG-publicatie maakt gebruik van een basiszoneringslijst waarin voor nader gedefinieerde bedrijfscategorieën richtafstanden zijn bepaald. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieuhinder gevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.
Naast de gegeven richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, namelijk: een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Tussen milieuhinder gevoelige functies en bedrijven dient de minimaal aan te houden 'richtafstand' in acht te worden genomen. In geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging, kan een verkleinde richtafstand worden gehanteerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden worden in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieuhinder gevoelige functies acceptabel geacht. De richtafstand mag in deze gebieden met één afstandsstap worden verkleind (10 meter behorende bij milieucategorie 1 wordt 0 meter, 30 meter van milieucategorie 2 wordt 10 meter van milieucategorie 1, etc.).
Relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk en buitengebied | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn.
In het kader van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is getoetst aan:
Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.
Dit wijzigingsplan maakt milieucategorie 3.2 bij recht en met afwijking categorie 4.1 mogelijk. Gezien de omliggende aanwezige bedrijven en de afstand tot aan woningen is dit geen probleem.
Dit aspect is geen belemmering voor de realisering van een bedrijventerrein op deze locatie.
Duurzaam bouwen is bouwen met duurzaamheid als doel. Zowel in de ontwerpfase, de bouwfase en de gebruiksfase.
Een duurzaam gebouw moet volgens de Nederlandse rijksoverheid idealiter:
Duurzaam bouwen is meer dan energiebesparing Duurzaam bouwen betekent dat gebouwen en andere bouwwerken ontwikkeld en gebruikt worden met respect voor mens en milieu. Het gaat bij duurzaam bouwen niet alleen om energiebesparing in huizen en gebouwen, maar bijvoorbeeld ook om: gebruik van duurzame materialen die rekening houden het milieu en de gezondheid van bewoners en gebruikers; een gezond binnenmilieu bijvoorbeeld door goede ventilatie om vocht, schimmel en ophoping van schadelijke stoffen te voorkomen; voorkomen dat grondstoffen voor bouwmaterialen uitgeput raken.
Voor gebouwontwerpen kunnen van te voren bepaald worden welk ambitieniveau gewenst is. De te nemen maatregelen kunnen door de gemeente of ontwikkelaar zelf worden gekozen om een bepaald niveau te bereiken.
Hierna volgen enkele specificaties die betrekking hebben op duurzaamheid.
Wettelijk: Bouwbesluit 2013
De wettelijke eisen bij nieuwbouw staan in het bouwbesluit. Bij de omgevingsaanvraag wordt aangetoond dat hieraan wordt voldaan.
Kansen duurzaam bouwen
Afval
Water
Gezondheid
Het streven van ontwikkelaar en gemeente is om zoveel mogelijk te werken met BIM (Bouw Informatie Model), zodat tijdens het gehele proces vanaf de start tot en met de realisatie, met bovenstaande aspecten van duurzaam bouwen rekening wordt gehouden.
In maart 2017 is de Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. Dit is de welstandsnota die door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit als leidraad voor de toetsing van bouwplannen wordt gehanteerd.
De bestaande Welstandsnota uit 2007 is getransformeerd naar een integrale gids waarin landschaps- en monumentenbeleid zijn verweven. De ruimtelijke kwaliteit is immers meer dan alleen rood: landschap, cultuurhistorie en openbare ruimte zijn integraal met elkaar verbonden.
De Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit vormt een toetsingskader voor kleinere plannen en vormt een stimulerend kader voor de grotere ruimtelijke opgaven. In de gids worden voor de kleine plannen criteria opgesteld met ondersteunend beeldmateriaal. De criteria zijn gericht op het realiseren van evenwichtige verhoudingen tussen volumes c.q. elementen en een verzorgd en samenhangend bebouwings- en straatbeeld.
De gids gaat uit van zeven verschillende deelgebieden, te weten:
Ieder deelgebied heeft naast zijn eigen kernkwaliteiten en ambities ook een eigen beleids-niveau. Het beleidsniveau geeft uitdrukking aan de houding die van belang wordt geacht bij de planontwikkeling en -beoordeling. Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de verschillende deelgebieden en de daar bijbehorende beleidsniveaus.
De nota bevat voor 5 thema's een specifieke beschrijving met de daarbij behorende richtlijnen of uitgangspunten die van toepassing zijn, onafhankelijk het deelgebied waarbinnen het plan zich bevindt. Het gaat om de volgende thema's:
Er worden 4 beleidsniveaus onderscheiden:
Voor het plangebied gelegen in deelgebied 4 (Bedrijventerreinen), geldt beleidsniveau 2: Keuze.
Keuze:
Verandering en handhaving van het (bebouwings)beeld zijn beide mogelijk, zowel naar structuur als naar architectuur, maar altijd met behoud van stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden.
Het uitgangspunt hierbij is het in tact houden/niet aantasten van de omgevingskwaliteit. Geen uitschieters in de hoofdopzet van de omgeving.
Het middel hierbij is: Bouwmassa's voegen zich binnen uitersten van de omgeving.
In november 2014 is door van Zuilekom Landschapsarchitectuur het Beeldkwaliteitsplan (BKP) uitbreiding Homburg opgesteld. Door het opstellen van dit BKP wordt de gewenste kwaliteit gegarandeerd. In het BKP zijn een aantal principes opgesteld met betrekking tot de inrichting en de architectuur. Het BKP heeft een hogere ambitie dan de welstandsnota en wordt aangemerkt als aanvulling op de welstandsnota.
Het BKP gaat in op de randvoorwaarden ten aanzien van bouwvolumes, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik en de uitgangspunten voor de vormgeving van de openbare ruimten komen naar voren.
Het beeldkwaliteitsplan dient als toetsingskader voor de welstand bij de indiening van bouwplannen en omgevingsvergunningen en heeft een communicatieve functie en maakt het ambitieniveau duidelijk aan de toekomstige gebruikers van het bedrijventerrein Homburg. Hierdoor ontstaat een eenduidige kwaliteit die door het gehele bedrijventerrein te zien is, wederzijdse uitstraling van panden en kavelgrenzen draagt bij tot het rendement van de investeringen in het onroerend goed.
Het bedrijventerrein Homburg Noord is ingedeeld in drie zones. De kavels per zone verschillen in maat, oriëntatie en specificaties.
Dit plan is gelegen in de zone: Kavel Type 03
, parkkavel.
Hiervoor geldt:
Kavel Type 03, centrumkavel:
Kavel Type 03 ligt in het hart van het bedrijventerrein Homburg Noord. Deze kavels zijn centraal gelegen en bieden optimale toegankelijkheid tot de rest van het bedrijventerrein. Ze worden omgeven door bedrijvigheid en kunnen maximaal profiteren van de omgeving. Doordat de kavels direct grenzen aan het bestaande bedrijventerrein zijn met name de voorgevel en de zijgevels van de hoekkavels van architectonisch belang.
Bebouwing
Om kwaliteit te behalen zijn naast regels voor de kavelinrichting ook regels opgesteld voor bebouwing. Een aantal principes en onderdelen komen in het BKP naar voren. Net als voor de openbare ruimte geldt voor architectuur dat sobere en “natuurlijke” materialen het beeld moeten domineren. Duurzame oplossingen, energie zuinig en esthetische waarden staan voorop.
Ori ëntatie
De situering en oriëntatie van de bouwblokken zorgen voor de toegankelijkheid en uitstraling van het bedrijventerrein. Om dit te bereiken zijn enkele principes opgesteld:
Bouwhoogte
Per kaveltype is de maximale bouwhoogte aangegeven. Deze hoogtes zijn tevens vastgelegd in het bestemmingsplan.
Kavel Type 03, centrumkavel:
Maximale bouwhoogte 12 meter.
Overig
Het BKP gaat verder in op onder andere architectuur, materiaal en kleurgebruik, inrichting van de buitenruimte, erfafscheiding, parkeren, verlichting en tot slot specifieke voorschriften voor de kavels.
Het Beeldkwaliteitsplan is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl, in het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.
Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels, zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' het zogenaamde moederplan. Het wijzigingsplan vormt daarom geen zelfstandig nieuw bestemmingsplan.
Met dit wijzigingsplan wordt invulling gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid om de agrarische bestemming te wijzigen naar de bestemming Bedrijventerrein. Dit is mogelijk aangezien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Het wijzigingsplan moet voldoen aan de geldende landelijke RO-standaarden (2012) en moet eveneens digitaal beschikbaar worden gesteld. Het voorliggende wijzigingsplan 'Homburg, locatie De Vor' voldoet aan deze digitale verplichting.
Op de verbeelding is het agrarisch bouwvlak op het perceel omgezet naar de bestemming 'Bedrijventerrein', bovendien wordt er een bouwvlak opgenomen, zodat de gewenste nieuwbouw mogelijk wordt gemaakt.
De verbeelding van het wijzigingsplan vervangt de verbeelding uit het moederplan voor wat betreft onderhavig perceel.
Op het wijzigingsplan zijn de regels van het moederplan (Homburg Noord, Beesd) van toepassing.
In hoofdstuk 1 zijn de inleidende regels opgenomen die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken. Het onderhavige wijzigingsplan is in dit hoofdstuk gedefinieerd, waarbij verder verwezen wordt naar de regeling uit het moederplan.
In hoofdstuk 2 is de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen, waarbij de regels uit het moederplan van toepassing zijn verklaard.
Tot slot staan in hoofdstuk 3 de overgangs- en slotregels. Ook hier wordt een verwijzing gemaakt naar het moederplan, waarbij in de slotregel uiteraard de naam van het onderliggende wijzigingsplan is aangehaald.
De gronden binnen het plangebied zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is echter niet noodzakelijk. De kosten voor de realisatie van het plan komen ten laste van de initiatiefnemer. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten, waardoor een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Gelet op de beperkte impact van dit wijzigingsplan en het feit dat het moederplan nog zeer recent is vastgesteld, wordt volstaan met de wettelijke procedure voor het vaststellen van het wijzigingsplan.
Vanaf dinsdag 19 december 2023 tot en met 30 januari 2024 heeft het ontwerp wijzigingsplan ‘Homburg, locatie De Vor’ gedurende zes weken ter inzage gelegen in het kader van de ontwerpfase ex artikel 3.8 Wro.
De terinzagelegging is gepubliceerd in het Weekblad West Betuwe en de Staatscourant. Het ontwerpwijzigingsplan was digitaal te zien via www.ruimtelijkeplannen.nl en www.westbetuwe.nl. Daarnaast was het wijzigingsplan analoog op verzoek in te zien bij het gemeentelijk klantencontactcentrum.
Tijdens de terinzagelegging is eenieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze omtrent het ontwerp bestemmingsplan aan de raad kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid heeft 1 belanghebbende gebruik gemaakt. De zienswijze is ongegrond verklaard (zie Bijlage 4).
Het ontwerp wijzigingsplan blijft ongewijzigd, er zullen geen aanpassingen in het wijzigingsplan plaatsvinden.