direct naar inhoud van Regels
Plan: Homburg, locatie De Vor
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1960.WPHomburgDeVor-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Voor de begrippen wordt verwezen naar artikel 1 van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd ', zoals op vastgesteld op 28 juni 2016 door de raad van de voormalige gemeente Geldermalsen.

Artikel 2 Wijze van meten

Voor de wijze van meten wordt verwezen naar artikel 2 van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd', zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 juni 2016.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • f. reclame uitingen ten behoeve van het eigen bedrijf;
  • g. erven en verhardingen;
  • h. verkeers-en verblijfsvoorzieningen;
  • i. bouwwerken ten behoeve van het eigen bedrijf.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

a. Buitenopslag

Buitenopslag is niet toegestaan, uitgezonderd opslag van auto's, boten, caravans bij showrooms en volumineuze detailhandel.

b. Detailhandel

Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor verkoop van auto's, boten, caravans en volumineuze detailhandel en productiegebonden detailhandel als ondergeschikte functie van de in 3.1.1 genoemde bedrijvigheid, met dien verstande dat de oppervlakte voor productiegebonden detailhandel maximaal 10 % van de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 100 m2.

c. Kantoren

Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, bedrijfsverzamelgebouwen zijn wel toegestaan

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Bedrijfsgebouwen:
    • 1. bedrijfsgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. de maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven;
    • 3. waarvan de dakhelling ten minste 0º en ten hoogste 65º bedraagt;
    • 4. maximum bebouwingspercentage 60% van bouwvlak;
    • 5. afstand gebouwen tot perceelgrens, niet grenzend aan openbaar gebied minimum 5 meter;
    • 6. de gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten mogen afwijken tot niet meer dan 10 % van die afmetingen respectievelijk percentages.
  • b. Bedrijfswoningen:

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de gebouwen niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van masten voor kleinschalige vormen van alternatieve windenergie mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat de afstand tot woningen van derden niet minder dan 50 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 1 m bedragen;
  • g. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot.
3.2.3 Bouwverbod

Voor zover het gronden betreft die zijn aangeduid met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwverbod" is het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen op basis van artikel 3.2.1 niet mogelijk zo lang er geen aanvullend grond- en asbest-in-grondonderzoek (conform NEN 5707), archeologisch onderzoek, aanvullend flora- en fauna onderzoek en stikstofberekening zijn uitgevoerd.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a voor het toestaan van een hoger bebouwingspercentage, mits:

  • a. het maximum bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 75%;
  • b. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd om aan de eigen parkeerbehoefte te voldoen;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 afstand gebouwen tot perceelgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a voor het toestaan van de afstand van gebouwen tot de perceelgrens, mits:

  • a. de afstand niet minder dan 3 meter bedraagt;
  • b. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd om aan de eigen parkeerbehoefte te voldoen;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Groen

Op eigen terrein een minimum van 10% aan groen.

3.4.2 Parkeren

Parkeren uitsluitend op eigen terrein.

3.4.3 Perceelsgrootte

Percelen hebben een oppervlakte van maximum 5.000 m2.

3.4.4 Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan
  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van Bevi-inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor dag-en/of verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het gebruik voor detailhandel, uitgezonderd productiegebonden detailhandel en uitgezonderd voor zover toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

lid 3.1 onder a voor de vestiging van bedrijven van categorie 4 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten.

b. Het bevoegd gezag houdt bij het toepassen van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning rekening met de volgende voorwaarden:

  • 1. de omgevingsvergunning mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
    • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. de woonsituatie;
    • d. de milieusituatie;
  • 2. de bedrijven dienen, gelet op hun specifieke werkwijze of verschijningsvorm, naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met toegelaten bedrijven;
  • 3. de beoordeling van de onder 1 en 2 benoemde aspecten vindt plaats aan de hand van een door het betrokken bedrijf opgesteld milieurapport;
  • 4. voor zover noodzakelijk worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden om zeker te stellen dat de beoordeelde situatie in stand blijft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 Wabo, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
6.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

6.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
  • c. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
  • d. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
6.1.3 Afwijken van ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.2 onder c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, waaronder de aanleg van rotondes en kruisingen en dergelijke is inbegrepen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit of de praktische uitvoerbaarheid daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m³ bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    • 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • d. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, de hoogte tot niet meer dan 8 meter;
  • e. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten de hoogte tot niet meer dan 50 meter;
  • f. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de hoogte tot niet meer dan 10 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet tot het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor de bestaande woning geldt het volgende:

  • a. dit gebouw is in strijd met het bestemmingsplan als woning, niet zijnde bedrijfswoning. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als woning, niet zijnde bedrijfswoning, ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als woning, niet zijnde bedrijfswoning, door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als woning, niet zijnde bedrijfswoning;
  • b. als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Geldermalsen als hoofdbewoner staan ingeschreven op het betreffende adres;
  • c. artikel 8.2 is op dit gebruik niet van toepassing.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan "Homburg, locatie De Vor".