Plan: | Sint Jozefklooster |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1948.SCH001BP0032017P-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Sint Jozefklooster" van de gemeente Meierijstad .
Het initiatief omvat het functioneel omzetten van appartementen in een bijzondere woonvorm (appartementen voor de zusters van de Congregatie en senioren) naar reguliere appartementen en woningen voor alle doelgroepen. De bestaande gebouwen worden momenteel verbouwd om de reeds vergunde appartementen voor de zusters te realiseren. Ook wordt een nog nader te bepalen aantal appartementen (maximaal 15) in de kapel mogelijk gemaakt. Ten westen van de bestaande bebouwing is een parkeerterrein voorzien ten behoeve van de bestaande en toekomstige woningen.
Het initiatief kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan. De gemeente heeft te kennen gegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van het voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Schijndel, sectie G, nummer 5168. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 14.828 m².
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Plancontour Centrum 2009" vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 22 april 2010.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Voor onderhavig plan gelden de regels van de bestemming 'Bijzondere Woondoeleinden' uit het bestemmingsplan "Plancontour Centrum 2009". De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor doeleinden ten behoeve van de huisvesting en verzorging van religieuzen, hulpbehoevenden en/of senioren, met de daarbij behorende voorzieningen waaronder parkeren.
Het plangebied ligt deels binnen de zone met hoge archeologische waarde. Binnen deze zone is het niet toegestaan zonder een omgevingsvergunning grondverstoringen uit te voeren die dieper gaan dan 30 cm onder het maaiveld en welke verstoringen binnen een tijdsbestek van één jaar een groter oppervlak dan 50 m² beslaan.
Het Sint Jozefklooster betreft deels een rijksmonument en deels een gemeentelijk monument. Het geheel of gedeeltelijk slopen van monumenten is zonder vergunning van burgemeester en wethouders niet toegestaan.
Toetsing van het plan aan het vigerende bestemmingsplan
Het initiatief voorziet in reguliere appartementen. De aard van het wooncomplex wordt verderop in deze toelichting beschreven. Deze woonvorm kan niet gerealiseerd worden binnen de vigerende bestemming 'Bijzondere Woondoeleinden'. Derhalve is een bestemmingsplan wijziging noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Achtereenvolgens geschiedenis, wijdere omgeving en directe omgeving en plangebied.
Het Sint Jozefklooster is een klooster waar een thuissituatie voor circa 84 zusters wordt geboden. Tevens is dit klooster het (moeder)huis voor alle zusters van de congregatie 'Zusters van Liefde', hierna te noemen als de Congregatie. Binnen het klooster worden veel activiteiten, ontvangsten en vieringen voor alle zusters van de Congregatie georganiseerd.
De plaats waar nu het Sint Jozefklooster – ook bekend als het Moederhuis- staat, is vanaf de stichting van de Congregatie de plek geweest waar de zusters gewoond en gewerkt hebben. Met name de algemene oversten van het begin hebben er hard aan gewerkt om voor de Schijndelse bevolking de bouw van een klein klooster, school en gasthuis te verwezenlijken.
In het voorjaar van 1863 werd het deel aan de Kloosterstraat gebouwd en later (1870) werd het gasthuis er tegenaan gebouwd. In 1897 werd een grote verbouwing en uitbreiding uitgevoerd. In april 1899 werd de nieuwe, vergrote kapel ingezegend.
ZICHT VANAF DE PASTOOR VAN ERPSTRAAT
In de Tweede Wereldoorlog werd een groot gedeelte van het Moederhuis en de kapel verwoest, dus in de naoorlogse jaren werd veel tijd en energie besteed aan de wederopbouw van het klooster en de kapel.
Eind jaren '70 moeten er andere plannen gemaakt worden. Omdat er steeds minder interne leerlingen zijn en de scholen werden overgedragen aan de andere schoolbesturen, kwamen er diverse ruimtes vrij. Het moederhuis wordt aangepast aan de normen van de tijd. Van 1979 – 1983 vindt een ingrijpende en grote renovatie en nieuwbouw plaats. De slaapcellen worden verwijderd en zusters krijgen eigen kamers met sanitaire voorzieningen. Er komen verschillende huiskamers, vergader, hobby- en wasruimtes, een museum, een archief, een bibliotheek en een nieuwe keuken.
Eind 2015 heeft de Congregatie het Sint-Jozefklooster verkocht en daarmee zijn de plannen ingezet om het klooster te verbouwen tot appartementen die in eerste instantie worden bewoond door de Congregatie en daarna zullen fungeren als reguliere appartementen.
Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
WIJDERE OMGEVING
Van oudsher is Schijndel een groot dorp geweest, een plaats met meer dan lokale betekenis. Het Sint Jozefklooster lag net ten zuiden buiten de 'kern'. Na de Tweede Wereldoorlog begon Schijndel hard te groeien, voornamelijk in de noord-zuidrichting. Door de ontwikkelingen werd het klooster meer en meer omsloten door bebouwing. Inmiddels ligt het plangebied tegen het centrum aan. Tegelijkertijd is op een korte afstand van 400 meter het buitengebied te bereiken.
Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Het plangebied ligt direct aan de zuidelijke ontsluitingsweg van Schijndel. Deze ontsluitingsweg loopt vanaf het centrum, de Hoofdstraat, over in de Kloosterstraat en de Schootsestraat. Het plangebied wordt ontsloten via de Pastoor van Erpstraat, een zijstraat van de hiervoor genoemde ontsluitingsweg.
De bestaande bebouwing bestaat uit drie delen, het moederhuis, de kapel en de uitbreiding van het klooster van 1979. De kloosterkapel met voorafgaande kloosterruimten is van algemeen belang. Het object heeft cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de ontwikkeling van de Congregatie van de Zusters van Liefde.
ZICHT VANAF DE KLOOSTERSTRAAT
Het rijksmonument (de kapel samen met de Lourdesgrot) en het gehele aansluitende kloostercomplex met tuinen, heeft ensemblewaarden als onderdeel van een historisch gegroeid religieus ensemble. Het klooster is ook van belang als centraal moederklooster van de over het land verspreide Congregatie. Verder is het belangwekkend als beeldbepalend onderdeel van een historisch gegroeid religieus ensemble aan de Kloosterstraat en de Pastoor van Erpstraat.
Door de haag die rondom de kloostertuin loopt is deze vanaf buiten nauwelijks zichtbaar. De tuin behoorde tot de gesloten gemeenschap van de Congregatie. Vanuit het kloostercomplex lopen twee paden de tuin in. Langs deze paden liggen diverse zitgelegenheden verspreid over de tuin. Naast de verschillende struiken en bomen is er ook een aantal waardevolle bomen aanwezig (zie onderstaande afbeelding). Te midden van het groen ligt aan de zuidkant een grote vijver, die kunstmatig op peil moet worden gehouden.
BEPLANTING / WAARDEVOLLE BOMEN
Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. Het plan betreft de geleidelijk omzetting van het woongebouw voor de zusters van de congregatie naar een woongebouw met senioren als doelgroep. Daarnaast wordt de kapel geschikt gemaakt voor bewoning. Met de omzetting naar regulier wonen is ook de parkeervraag groter. Daarvoor zal binnen de tuin een parkeerterrein worden aangelegd. Hierna worden de verschillende aspecten nader beschreven.
De ruimtelijke structuur is nader uitgewerkt in de inrichtingsschets, zoals weergegeven op kaartbijlage 1. Onderscheiden zijn: bebouwingen functies, ontsluiting en parkeren, groen en water.
De bestaande bebouwing bestaat uit drie delen, het moederhuis, de kapel en de uitbreiding van het klooster uit 1979. Het moederhuis en de nieuwbouw uit 1979 voorzien samen in 84 wooneenheden en een aantal gezamenlijke ruimtes. Om de reeds vergunde appartementen voor de zusters te realiseren worden hier de 84 wooneenheden verbouwd tot reguliere appartementen. Daarnaast wordt het ruimtegebruik geoptimaliseerd door in de toekomst 3 appartementen toe te voegen.
De kapel zal in de loop der tijd zijn functie verliezen en biedt kansen voor een unieke woonvorm. Het plan voorziet hier in maximaal 15 extra appartementen/woningen.
Naast wonen biedt het ensemble ook de mogelijkheid voor voorzieningen voor de bewoners. In de huidige situatie betreffen het ondersteunende functies voor de congregatie. Ook in de toekomst, wanneer er meer reguliere bewoners komen te wonen, blijven ondersteunende functies gewenst. De bewoners zullen voor het grootste deel bestaan uit ouderen en zorgbehoevenden. Dit kunnen ook jongere zorgbehoevenden zijn. Door de ondersteunende functies kunnen zij langer zelfstandig blijven wonen. De ondersteunende functies bestaan uit service-gerelateerde voorzieningen, waaronder een gezamenlijke eetgelegenheid, winkeltje voor eerste levensbehoeften, kapper, ruimtes voor eerstelijnshulpverlening (waardoor de zorg naar hen kan komen i.p.v. dat zij naar de zorg moeten gaan), en een ontmoetingsruimte om samen te komen om vereenzaming te voorkomen. Daarnaast ook bijvoorbeeld nog een ruimte voor de rollators.
Ontsluiting
De huidige ontsluiting van het plangebied geschiedt via de Pastoor van Erpstraat. In onderhavig plan blijft dat onveranderd. Ten behoeve van het toenemende aantal parkeerplaatsen zal gekeken moeten worden naar het ontwerp van de toegangspoort. Aan de kant van de Mieke de Brefstraat komt een extra ontsluiting voor langzaamverkeer.
Verkeer
De verkeersaantrekkende werking van het plan is berekend in het akoestisch onderzoek beschreven in paragraaf 5.1.5 Geluid. Uitgangspunt hierbij is het kengetal van 7,4 voertuigbewegingen per etmaal per woning. Voor de naar regulier om te zetten appartementen zal, vanwege het feit dat in de huidige situatie reeds appartementen met een bijzondere woonvorm aanwezig zijn, het aantal extra verkeersbewegingen in de praktijk minder zijn.
onderdeel | aantal | kengetal verkeersgeneratie per weekdag | verkeersgeneratie per weekdag |
woning | 102 | 7,4 | 755 |
Het plan leidt tot een verkeersaantrekkende werking van 755 motorvoertuigen per weekdag. De Pastoor van Erpstraat en de Kloosterstraat/Schootsestraat hebben voldoende capaciteit om dit op te vangen.
Parkeren
In de huidige planologische situatie kan de gehele kloostertuin ingericht worden als parkeerterrein (mogelijkheid binnen de bestemming 'Bijzondere Woondoeleinden'). Onderhavig plan voorziet in de benodigde aantal parkeerplaatsen, maar houdt bij de inrichting rekening met de aanwezige (natuur)waarden van de kloostertuin.
In overleg met de gemeente Meierijstad dienen er minimaal 140 parkeerplaatsen te worden aangelegd op het eigen terrein.
Voor de nieuwe appartementen in de kapel wordt rekening gehouden met 2 parkeerplaatsen per woning (totaal 30 pp). Voor de andere woningen wordt uitgegaan van een parkeernorm van 1,25 parkeerplaatsen. Er wordt om de volgende redenen uitgegaan van een lagere parkeernorm:
De verbouwing en het in gebruik nemen van het hele complex zal gefaseerd worden uitgevoerd. De congregatie zal namelijk hier tot de laatste zuster vertrekt in het complex aanwezig blijven. In eerste instantie (tot ca. 2030) zal er dus een heel beperkt aantal nieuwe parkeerplaatsen nodig zijn.
Op de inrichtingsschets (zie bijlage 1) is de eindsituatie ingetekend. Er zijn 146 parkeerplaatsen ingetekend, waarvan 116 aan de kant van de kloostertuin en 30 aan de kant van de Kloosterstraat.
Het plangebied biedt voldoende ruimte om aan de uiteindelijke parkeernormen met reguliere woningen te voldoen. Wanneer er in de toekomst een totaalvisie voor de gehele tuin wordt ontwikkeld zal ook de situering van de parkeerplaatsen hierin meegenomen worden. Daarom zullen de parkeerplaatsen ook pas worden aangelegd naarmate de vraag toeneemt bij de toename van het aantal reguliere bewoners. Voor de parkeerplaatsen aan de kant van de kloostertuin betekent dit dat er van zuid naar noord wordt ontwikkeld.
Een deel van de huidige kloostertuin wordt in gebruik genomen als parkeerplaats, de inrichting hiervan is weergegeven op de inrichtingsschets (zie bijlage 1). Belangrijk is dat de parkeerplaats onderdeel van de kloostertuin blijft. Door het behoud van de bestaande paden richting de tuin en behoud van een groene zone rond het gebouw blijft de functie en uitstraling van de tuin zo veel mogelijk behouden.
Tussen de parkeerplaatsen en de bebouwing blijft er een groene zone die door middel van paden direct in verbinding staat met de rest van de tuin. De waardevolle bomen en het water blijven behouden. De waardevolle bomen zijn op de verbeelding opgenomen als dubbelbestemming. Op deze manier blijft de kloostertuin betrokken bij het complex en is het uitnodigend en toegankelijk voor de bewoners.
Ter behoud van de waardevolle bomen zal vóór de aanleg van de parkeerplaatsen middels een boomeffectanalyse nader onderzocht worden op welke wijze de parkeerplaatsen onder de boomkronen het beste kunnen worden aangelegd.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren: de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond dat er een actuele regionale behoefte is (trede 1), of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en dat - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).
Trede 1 - actuele regionale behoefte
Binnen de bestaande bebouwing worden momenteel al 84 woningen gerealiseerd op basis van de reeds verleende omgevingsvergunning. Dit betreffen 84 zelfstandige wooneenheden met een eigen huisnummer die reeds tot de bestaande woningvoorraad behoren. De 3 extra reguliere woningen binnen het kloostercomplex en de maximaal 15 reguliere woningen in de kapel passen binnen het woningbouwprogramma, zie paragraaf 4.3.2 Woonvisie Schijndel 2013 en Uitvoeringsprogramma 2015-2016. Hiermee is de behoefte aan de woningen voldoende aangetoond.
Trede 2 - bestaand stedelijk gebied
Het plan ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. Hiermee is aangetoond dat de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied wordt opgevangen. Aan trede 2 wordt dus eveneens voldaan. Nadere toetsing aan trede 3 is vanwege de ligging in het bestaand stedelijk gebied niet meer nodig.
Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.
Analyse
Het plangebied ligt binnen Schijndel dat een 'kern in het landelijk gebied' betreft. Conform het structuurvisiebeleid moeten deze kernen voorzien in de lokale verstedelijkingsbehoefte voor wonen, werken en voorzieningen. Hierbij moet zoveel mogelijk gezocht worden naar locaties binnen het bestaande ruimtebeslag van de betreffende kern.
Het plan omvat het omzetten van 84 zelfstandige woningen met bijzondere woondoeleinden naar een reguliere woonfunctie en het toevoegen van 3 extra reguliere woningen in het bestaande kloostercomplex en maximaal 15 reguliere woningen in de kapel. De 84 woningen die reeds zijn/worden gerealiseerd op basis van de verleende omgevingsvergunning worden reeds gerekend tot de woningvoorraad. De toevoeging van de 15 + 3 woningen wordt gezien als een vorm van inbreiding. Tevens wordt hierdoor het cultuurhistorisch waardevolle complex behouden. De lokale behoefte is aangetoond in het gemeentelijke woningbouwprogramma, zie paragraaf 4.3.2 Woonvisie Schijndel 2013 en Uitvoeringsprogramma 2015-2016.
Conclusie
Het plan betreft het herbestemmen van een bestaande locatie en valt derhalve onder inbreiding. De ontwikkeling past goed binnen de kaders van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
De Verordening maakt onderscheid in structuren en aanduidingen. De structuren zijn provinciedekkend. Afhankelijk van de waarden in of kenmerken van een gebied gelden er één of meerdere aanduidingen.
Het plangebied ligt binnen de structuur 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'. Er zijn geen aanduidingen aan de orde.
Voor het plan is artikel 4 'Bestaand stedelijk gebied' van toepassing. Dit artikel schrijft voor dat de toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied een verantwoording geeft over de wijze waarop de nieuw te bouwen woningen passen binnen het vigerende beleid. Een verantwoording over de te realiseren woningen is in paragraaf 4.3.2 Woonvisie Schijndel 2013 en Uitvoeringsprogramma 2015-2016 beschreven.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Verordening ruimte.
Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Door de gemeente Schijndel is op 31 mei 2012 de Structuurvisie 'Ruimte Schijndel' vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE
Onderhavig plangebied ligt in een gebied dat in de structuurvisie is aangeduid als 'Woongebied'. In dit gebied wordt gezocht naar ruimte voor de woningbouwopgave, waardoor deze vrijwel geheel wordt opgevangen binnen de officiële fysieke begrenzing van het stedelijk gebied van Schijndel. Dit komt neer op herontwikkeling in plaats van uitbreiding. Hierdoor ontstaat verdichting en dat ondersteunt het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Het initiatief omvat het realiseren van woningen in bestaande bebouwing en past daarmee binnen het beleid.
De Woonvisie van de gemeente Schijndel is in april 2013 vastgesteld en omvat de
visie van de gemeente op de Schijndelse woningmarkt. In de woonvisie is het beleid ten aanzien van wonen in Schijndel aan de hand van een aantal ambities uiteengezet. Het gaat hierbij om de ambities: Voldoende woningen, Betaalbaar wonen, Passend wonen, Woning(ver)bouwprogramma, Woonruimteverdeling en Leefbaarheid, veiligheid en zorgzame buurten.
Jaarlijks wordt in het Uitvoeringsprogramma Wonen de stand van zaken met betrekking
tot de realisering van het beleid van de Woonvisie weergegeven. Woningbouwplannen die passen binnen het beleid worden in het uitvoeringsprogramma opgenomen. Het ruimtelijke beleid van het Rijk en de provincie Noord-Brabant is al jaren gericht op het concentreren van de verstedelijking in de stedelijke regio’s. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om verstedelijking van het landelijke gebied tegen te gaan. De belangrijkste doelstelling voor de komende jaren is de afstemming tussen vraag en aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief.
Doorwerking plangebied
Het bestemmingsplan betreft herontwikkeling en herstructurering van een bestaande locatie. Nieuwe prioriteiten vanuit de Woonvisie 2013 in relatie tot de bestaande woningvoorraad, leegkomend vastgoed en maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot een noodzaak tot fasering en andere prioritering binnen het woningbouwprogramma.
Gebleken is dat de aantallen woningen die de gemeente met het Uitvoeringsprogramma Wonen 2015-2016 aan de voorraad wilde toevoegen, naar beneden bijgesteld moeten worden. Maar ook dat de keuze van soort en prijsklasse van de woningen en voor wie er vooral gebouwd moet worden veel belangrijker wordt.
Bij de beoordeling van woning(ver)bouwplannen is verder gebleken dat vooral op de volgende punten gelet moet worden:
Het onderliggende bouwplan past binnen de beleidsdoelstellingen en uitgangspunten van de Woonvisie. De appartementen richten zich primair tot de doelgroep ‘senioren’ en zorg.
Zodoende is gewaarborgd dat zowel de afzetbaarheid als de maatschappelijke betekenis van het bestemmingsplan gegarandeerd zijn.
Onderhavig plan voorziet in het omzetten van 84 zelfstandige reguliere woningen voor zusters en zorgbehoevende senioren (passend binnen de bestemming 'Bijzondere Woondoeleinden') naar een reguliere woonvorm en het toevoegen van 15 + 3 extra reguliere woningen op een bestaande locatie binnen de bebouwde kom. De huidige bewoners (zusters) zullen hier zo lang mogelijk blijven wonen, terwijl er langzaam woningen vrij komen voor verhuur in een laag prijssegment. Zo ontstaat er een breed aanbod betaalbare woningen in de nabijheid van voorzieningen.
Het complex is daarbij ingericht en afgestemd op bewoning door senioren en hulpbehoevenden. Niet alleen de indeling van de woningen voldoet aan de extra toegankelijkheidseisen, maar ook de service-gerelateerde voorzieningen zijn aanwezig.
De maximaal 15 +3 extra reguliere woningen passen binnen de 437 woningen voor de periode 2014-2025. Hiermee voldoet onderhavig plan aan de hier bovengenoemde ambities.
Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij een nieuwe functie.
Het initiatief omvat geen functiewijziging naar een milieugevoeliger functie. Derhalve vormt het aspect bodem geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. De omliggende bedrijven vormen geen belemmering voor het plan.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Risicokaart
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).
UITSNEDE RISICOKAART
Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Beleidsvisie externe veiligheid Schijndel
De gemeente Schijndel heeft een “Beleidsvisie externe veiligheid” opgesteld, deze is vastgesteld op 13 april 2010. Het plan ligt in het centrum van Schijndel. Het gebied wordt getypeerd als: Gebiedstype 1: risico luw. Aan de beleidsvisie wordt voldaan.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Het plan omvat nieuwe geurgevoelige objecten. Het initiatief ligt echter niet in de omgeving van agrarische bedrijven. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Verkeerslawaai
Ten behoeve van de ontwikkeling van appartementen in de grote kapel van het Sint-Jozefklooster moet de geluidbelasting vanwege wegverkeer op de gevels van de kapel bepaald worden. Tevens moet onderzocht worden of er sprake is van een relevante toename van de geluidbelasting op de bestaande woningen in de omgeving vanwege extra verkeersgeneratie door de nieuwe ontwikkeling.
Om bovenstaande aspecten inzichtelijk te maken heeft Jansen Raadgevend Ingenieursbureau (hierna Jansen) uit 's-Hertogenbosch een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai plan Sint-Jozefklooster te Schijndel" (d.d 17 oktober 2016, kenmerk 816.170/55.240/RA1). Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 toegevoegd.
Jansen concludeert dat de maximale geluidsbelasting op de kapel vanwege verkeer 55 dB bedraagt. Hoewel er sprake is van een matig woon- en leefklimaat ter plaatse van de geluidbelaste gevels, is de geluidbelasting niet onaanvaardbaar.
Tevens zal de voorgestane ontwikkeling niet leiden tot een onaanvaardbare toename van de geluidbelasting op de bestaande woningen.
Uit het onderzoek blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting op de voorgevel 60 dB en op de zijgevel 58 dB bedraagt. De planlocatie is niet gelegen binnen een geluidszone van wegen zodat er geen hogere waarde procedure hoeft te worden doorlopen. Bij de omgevingsvergunning activiteit bouwen geldt de eis uit het Bouwbesluit dat de karakteristieke gevelwering minimaal 20 dB moet bedragen.
Gelet op de geluidsbelasting op de gevel wordt hiermee niet uitgesloten dat de gewenste binnenwaarde wordt overschreden. Om de gewenste binnenwaarde te waarborgen is een aanduiding opgenomen die ervoor zorg draagt dat aan de vereiste karakteristieke gevelwering aan de Kloosterstraat (27 dB) en aan de Pastoor van Erp (25 dB) wordt voldaan.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek industrielawaai noodzakelijk.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat 15 + 3 extra woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.
Het plan valt onder de activiteit D11.2 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen´ zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van 100 hectare of meer dan 2000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het initiatief voorziet in wonen en parkeren. Omdat de realisatie van de woningen plaatsvindt binnen de bestaande gebouwen is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voor de toevoeging van de extra woningen niet noodzakelijk. De locatie ten behoeven van het parkeren ligt deels binnen de zone met hoge archeologische waarde. Binnen deze zone is het niet toegestaan zonder een omgevingsvergunning grondverstoringen uit te voeren die dieper gaan dan 50 cm onder het maaiveld. Voor de realisatie van het parkeerterrein zal binnen deze kaders worden gewerkt. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is derhalve niet nodig. De dubbelbestemming archeologie zal echter van toepassing blijven om verstoringen door toekomstige activiteiten te voorkomen.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan. De gemeente Meierijstad heeft de werkafspraak dat in geval van grondwerkzaamheden (wanneer archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is) de lokale heemkundekring in de gelegenheid wordt gesteld om waarnemingen te verrichten van de werkzaamheden.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT
Binnen het plangebied zijn het klooster en de kapel beiden een cultuurhistorisch waardevolle element. De kapel is een rijksmonument (monumentnummer 517029) en het klooster behoord tot de overige bouwkunst (CHW-code HT099-000571). De Pastoor van Erpstraat en de Kloosterstraat zijn beiden historische geografische lijnen met een redelijk hoge waarde.
Voor bovengenoemde onderdelen geldt behoud van de waarden. Onderhavig plan voorziet in reservering van het klooster en de kapel door middel van onderhoud en herbestemming. De werkzaamheden zullen binnen het beleid voor rijksmonumenten geschieden. Voor de verbouwing van het klooster is reeds een vergunning verleend. De historische geografische lijnen worden intact gelaten. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren is er sinds 1 januari 2017 nieuwe Wet natuurbescherming van kracht. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet.
Het plan ligt niet in of in de directe nabijheid van een Natura 2000 gebied. Tevens is onderzocht of het initiatief al dan wel niet negatieve effecten kan hebben op beschermde soorten. Onderhavig plan betreft geen verbouwing die schadelijk zal zijn voor beschermde soorten (de verbouwing is momenteel al gaande op basis van de eerder omgevingsvergunning). Op dit moment is nog niet bekend wanneer de kapel verbouwd zal worden. Een onderzoek Natuurwetgeving is slechts 3 jaar houdbaar. Op het moment dat de kapel verbouwd zal gaan worden zal op basis van het verbouwingsplan gekeken worden of verstoring van natuurwaarden mogelijk aan de orde is. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning zal worden beoordeeld of de aanvraag niet handelt in strijd met de diverse regelgeving, waaronder de Wet Natuurbescherming.
De aanleg van de parkeerplaatsen in de kloostertuin mag geen negatieve invloed hebben op aanwezige beschermde soorten, bij het ontwerp/aanleggen van de parkeerplaatsen wordt rekening gehouden met de eventueel aanwezige soorten. Voor de aanleg van de parkeerplaatsen zal een boomeffectanalyse worden uitgevoerd waarbij ook de verstoring van mogelijke natuurwaarden wordt meegenomen. Het opstellen van deze boomeffectanalyse is als nadere eis opgenomen bij de aanleg van de parkeerplaatsen.
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan. Een onderzoek bij het aanleggen van de parkeerplaats is eventueel noodzakelijk.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
In de huidige kloostertuin is een natuurvijver aanwezig. Deze zal in onderhavig plan gehandhaafd worden. In de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
De grondwaterstanden in het plangebied zijn niet gekarteerd. Om de grondwaterstand in te kunnen schatten kan een beroep gedaan worden op het naastgelegen plangebied van het bestemmingsplan 'Kloostertuin – Sint Jozefklooster' vastgesteld op 30 augustus 2012. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) daar is 2,17 m -mv.
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Het plan bestaat enerzijds uit het herbestemmen van bestaande bebouwing en anderzijds het aanleggen van een parkeerterrein met 140 parkeerplaatsen. De toename van het verhard oppervlak is dus alleen van toepassing op het parkeerterrein. Een deel van dit parkeerterrein voorziet in plaatsen voor bezoekers, dit betreft circa 30 parkeerplaatsen aan de noordzijde van het parkeerterrein. Dit deel zal minder vaak in gebruik zijn dan de plaatsen voor de bewoners. Omdat het gebruik van de bezoekersplaatsen minder frequent is, zal het terrein uitgevoerd worden met halfverharding (zie inrichtingsschets bijlage 1) . Zodoende neemt het verhard oppervlak voor dit deel niet toe.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie. In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard/half verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de nieuwe situatie weer. De toename van verhard/half verhard oppervlak staat in de vierde kolom.
omschrijving | bestaande situatie | nieuwe situatie | toename |
bebouwing | 4.000 m2 | 4.000 m2 | 0 m2 |
bestrating | 2.750 m2 | 4.750 m2 | 2.000 m2 |
halfverharding | 0 m² | 600 m² | 600 m² |
totaal verharding/halfverharding | 6.700 m2 | 9.300 m2 | 2.600 m2 |
De totale toename van de verharding is 2.000 m2. De oppervlakte van de nieuwe halfverharding bedraagt ongeveer 600 m². Hiervan wordt 300 m² meegenomen in de berekening van de bergingscapaciteit.
Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 2000 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel: toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m¹) = bergingscapaciteit (m³). In onderhavig plan betekent dit dat er (2.300 m² x 1 x 0,06 m¹ =) 138 m³ moet worden geborgen.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen te hanteren:
De toename van de verharding bestaat uit twee delen. De grootste toename van de verharding komt door het parkeerterrein aan de kloostertuin (2.070 m³). De overige toename bestaat uit de extra parkeerplaatsen aan de Kloosterstraat (230 m³).
Parkeerterrein kloostertuin
Rondom het nieuwe parkeerterrein is ruimte in het groen voor waterinfiltratie (zie inrichtingsschets bijlage 1). Door deze gebieden iets te verlagen gaat deze groene zone, bij een hevige regenbui, fungeren als wadi. Het deel van het parkeerterrein aan zijde Pastoor van Erpstraat kan direct afwateren op de vijver. De vijver staat nu vaak droog en wordt voor de aanwezige fauna kunstmatig vol gehouden. Het afvoeren van het water van het parkeerterrein naar de vijver zal dus een positieve invloed hebben op de waterhuishouding. Wanneer ook de laatste fase van het parkeerterrein wordt gerealiseerd zal of de vijver doorgetrokken worden tot tegen het parkeerterrein of zullen bergingskratten worden aangelegd onder de parkeerplaatsen om meer bergingscapaciteit te creëren.
De parkeerplaatsen worden aangelegd naarmate de vraag toeneemt bij de toename van het aantal reguliere bewoners. Voor de parkeerplaatsen aan de kant van de kloostertuin betekent dit dat er van zuid naar noord wordt ontwikkeld. Dit gaat ook samen met de inrichting van de kloostertuin. Pas bij de realisatie van de laatste fase (halfverharde deel) van het parkeerterrein over ongeveer 10-15 jaar wordt de grens van 2.000 m² verharding (waarvoor compenserende maatregelen getroffen moeten worden) bereikt. De beschreven maatregelen hoeven dus ook pas in het laatste stadium getroffen worden.
Kloosterstraat
De toename van het verhard oppervlak aan deze zijde is beperkt. Er kan hier worden volstaan door de parkeerplaatsen af te laten wateren naar het aangrenzende groen.
De afwatering en hemelwaterfavoer van het gebouw veranderd niet. Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater volgens het bestaande systeem wordt afgevoerd.
Het plan voldoet aan het beleid van de gemeente en het waterschap met betrekking tot het
water.
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
De verwachting dat er voldoende vraag naar nieuwe woningen is, zoals ook blijkt uit het gemeentelijke woonbeleid, zie paragraaf 4.3.2.
Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
Bouwplannen worden voor zover van toepassing per geldend welstandsniveau, getoetst aan het gemeentelijk welstandsbeleid ten aanzien van:
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel
1
)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Tuin (artikel 3)
De bestemming 'Tuin' is gekoppeld aan de bestemming 'Wonen'. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein ' is het realiseren van parkeerplaatsen voor auto's en overkappingen voor fietsen toegestaan.
Wonen (artikel 4)
De gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn bestemd voor: wonen (inclusief service-gerelateerde voorzieningen, ontmoetingsruimten, recreatief medegebruik en levensbeschouwelijke voorzieningen), tuinen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, erfbebouwing en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de woonbestemming, aan huis verbonden beroepen en openbare nutsvoorzieningen.
Waarde - Archeologie (artikel 5)
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Waarde – Waardevolle boom (artikel 6)
Waardevolle bomen, die voortkomen op de uit de Bomenverordening voortvloeiende 'Lijst Beschermde Bomen' worden op grond van de regeling van deze bestemming beschermd. Bouwen is alleen mogelijk nadat een omgevingsvergunning ten behoeve van kap voor de desbetreffende boom/bomen onherroepelijke rechtskracht heeft gekregen en geen herplantplicht op dezelfde locatie is opgelegd. Werken en werkzaamheden binnen deze bestemming zijn gekoppeld aan een omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 8)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen.
Parkeernormen (artikel 9)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van de parkeernormen die gelden binnen het plangebied. De genoemde parkeernormen gelden voor de nieuwe bewoners. Bij vertrek van de huidige bewoners en komst nieuwe bewoners zullen nieuwe parkeerplaatsen worden toegevoegd.
Algemene afwijkingsregels (artikel 10)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Overige regels (artikel 11)
In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van toepassing van de welstandscriteria, toetsingscriteria voor de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en de natuurbeschermingstoets.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 12)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 13)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Er zijn geen reacties op het ontwerpbestemmingsplan binnengekomen.
Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan van 19 oktober 2017 tot en met 29 november 2017 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn bestond de mogelijkheid om, (naar eigen keuze) mondeling of schriftelijke een zienswijze bij de gemeente Meierijstad in te dienen. Gedurende de periode van terinzagelegging zijn er geen zienswijzen ingediend.
De terinzagelegging heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Om een goede aansluiting te krijgen op omliggende bestemmingsplannen is wel de plangrens van voorliggende bestemmingsplan beperkt aangepast.
Na deze ambtshalve aanpassing is het bestemmingsplan vastgesteld op 8 maart 2018.