Plan: | Sint Jozefklooster |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1948.SCH001BP0032017P-VG01 |
het bestemmingsplan Sint Jozefklooster met identificatienummer NL.IMRO.1948.SCH001BP0032017P-VG01 van de gemeente Meierijstad.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
het uitoefenen van een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief-, juridisch-, medisch-, therapeutisch-, kunstzinnig-, ontwerptechnisch- of uiterlijke verzorgingsgebied, c.q. een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, dat door zijn beperkte omvang in of vanuit een woning, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van
vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van
wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de totale vloeroppervlakte van de binnen- en buitenruimte die wordt gebruikt voor een
bedrijf of een aan huis verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en
administratieruimten en dergelijke;
de grens van een bestemmingsvlak;
een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat functioneel en in bouwkundig opzicht qua
massa en vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw
en ten dienste staat van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
gebouwen die door de ligging, constructie en/of afmeting (architectonisch) ondergeschikt
zijn aan het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, waaronder in ieder geval begrepen
aangebouwde gedeelten van dat hoofdgebouw (aanbouwen) en niet voor bewoning
bestemde bijgebouwen, alsmede carports en overkappingen;
uitbouw aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken, het doen gebruiken of het laten gebruiken dan wel het in gebruik geven;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende
zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die
gezamenlijk één eenheid vormen en als zodanig ook gebruik maken van één woning;
voorzieningen ten behoeve van religieuze uitingen, waaronder een kapel en voorzieningen ten behoeve van de congregatie.
een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien
van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw aangemerkt als voorgevel;
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de
perceelsgrenzen;
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en
andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,
waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan
duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren)
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk
De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Binnen deze bestemming mag uitsluitend een overkapping ten behoeve van fietsparkeren worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
De gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende voorwaarden:
Voor het bouwen van erfbebouwing gelden de volgende voorwaarden:
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een maximale diepte van 3 m onder het plaatselijke maaiveld.
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de
milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
Voor aan-huis-verbonden beroepen, aan de woonfunctie ondergeschikte nevenactiviteiten en internetverkoop gelden de volgende bepalingen:
In aanvulling op het bepaalde in lid 4.4.1 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende bepalingen:
In aanvulling op het bepaalde in lid 4.4.1 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van
de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte
van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren:
Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en de
bestemming ‘Waarde – Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op
basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van waardevolle en bijzondere boombeplantingen zoals deze zijn aangegeven op de gemeentelijke lijst van waardevolle en bijzondere bomen, voor zover en zolang aanwezig.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
Op de voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd of mogen geen verhardingen worden aangelegd, behoudens wanneer een omgevingsvergunning ten behoeve van de kap voor de betreffende boom/bomen onherroepelijk rechtskracht heeft gekregen en er geen herplantplicht op dezelfde locatie is opgelegd.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van de realisatie van bebouwing en/of aanleg van parkeerplaatsen als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, indien wordt aangetoond dat door het gebruik van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast.
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten aanzien van de situering en afmetingen van de bebouwing en/of verharding.
Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een bomeneffectrapportage verlangen, waaruit blijkt dat het bouwen en/of aanleggen van verharding geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische waarden van de boom.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, met
inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, aanwezig is, dan wel gebouwd mag worden krachtens een
omgevingsvergunning en dat in het plan als gevolg van de bestemming is toegelaten,
maar waarvan de bestaande maten en/of situering afwijken van de
maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter
plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepaling van de maatvoering, met dien
verstande dat:
In geval van nieuwbouw, vervangende nieuwbouw en/of een wijziging van het gebruik van gronden of gebouwen, dient op eigen terrein minimaal te worden voldaan aan de hierna vermelde parkeernormen.
Er dienen bij complete ingebruikname van de gebouwen als reguliere bewoning in totaal 140 parkeerplaatsen voor alle 102 woningen binnen het plangebied te worden gerealiseerd.
Voor de afmetingen en bruikbaarheid van parkeerplaatsen dient te worden voldaan aan de afmetingen zoals opgenomen in publicatie 182, parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering, de meest recente uitgave van het CROW.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 9.1, mits:
Tot een gebruik in strijd met dit plan wordt in elk geval gerekend het aanleggen en gebruiken van terreinverharding (parkeerplaatsen) met een cumulatieve oppervlakte van meer dan 2000 m2 zonder inachtneming van de volgende voorwaardelijke verplichtingen:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
De in dit artikel genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden en bouwwerken.
De in het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van
bouwwerken kan nader worden ingevuld door de in de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht bedoelde welstandscriteria
Er wordt uitsluitend een omgevingsvergunning tot het afwijken van het bestemmingsplan
verleend en er wordt uitsluitend over gegaan tot wijziging van het bestemmingsplan
indien is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
Bij toepassing van de bevoegdheid middels omgevingsvergunning af te wijken dient
voordat een omgevingsvergunning wordt verleend te zijn aangetoond dat op voorhand
redelijkerwijs is te verwachten dat:
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Sint Jozefklooster'.