direct naar inhoud van Regels
Plan: Recreatiegebied De Kienehoef
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1948.BGO000BP0032023P-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Recreatiegebied De Kienehoef met identificatienummer NL.IMRO.1948.BGO000BP0032023P-ON01 van de gemeente Meierijstad.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aansluitend terrein

aan een bouwwerk grenzend onbebouwd gedeelte van een perceel of openbaar toegankelijk gebied.

1.6 aardkundige waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.

1.7 abiotische waarden

het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).

1.8 afhankelijke woonruimte

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 afrastering met een open karakter

gaas of draadhekwerk in gedekte kleur.

1.10 agrarische activiteiten bij wijze van hobby

activiteiten gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren ondergeschikt aan de hoofdbestemming en in een omvang die niet als een bedrijfsmatige agrarische activiteit kan worden beschouwd.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder agrarische houtteelt, en/of het houden, fokken of veredelen van dieren.

1.12 agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

1.13 agrarisch-technisch hulpbedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.

1.14 agrarisch verwant bedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn pensionstalling, dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs en proefbedrijven.

1.15 archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.17 bed & breakfast

een kleinschalige verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt.

1.18 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuur, opslag en distributie van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen.

1.19 bedrijfsactiviteit

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.

1.20 bedrijfsmatige agrarische activiteit

complex van economische activiteiten, gericht op winst door uitoefening van de landbouw, waarbij uitsluitend of overwegend door bewerking van de natuurlijke en/of aangelegde bodem en/of door het houden van vee arbeid, handelingen en werkzaamheden worden verricht ter verkrijging van plantaardige en/of dierlijke producten en die ter uitoefening van de landbouw voldoende omvangrijk en samenhangend zijn om te kunnen gelden als een agrarische onderneming. Hiertoe behoren tevens productiegericht paardenhouderijen. Activiteiten waarbij in hoofdzaak sprake is van verhuur van agrarische gronden en/of gebouwen worden niet aangemerkt als bedrijfsmatige agrarische activiteiten.

1.21 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van een huishouden dat daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.22 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

de totale binnen een gebouw en/of een terrein beschikbare vloeroppervlakte inclusief die van eventuele verdiepingen (exclusief geheel onder het peil liggende kelders en ruimtes), die gebruikt wordt voor de uitoefening van een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.

1.23 bedrijfsvloeroppervlakte bij beroepen en bedrijven aan huis

de totale vloeroppervlakte van de ruimten die wordt gebruikt voor een beroep of bedrijf aan huis, een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en administratieruimten en dergelijke.

1.24 beroep of bedrijf aan huis

het beroepsmatig of bedrijfsmatig verlenen van diensten of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel (met uitzondering van internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom), horeca en seksuele dienstverlening en dat op kleine schaal in een woning en of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend.

1.25 bestaand(e situatie)
  • a. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

  • b. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.29 bijgebouw/bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;

aangebouwd bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;

vrijstaand bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt.

1.30 bijzondere woonvormen
  • a. een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding);
  • b. een groep personen die geen (duurzame) gemeenschappelijk huishouden voert, er is geen sprake van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;
  • c. woongroepen: een groep personen die er bewust voor kiezen om met elkaar in één woning samen te wonen, zonder dat er sprake is van een gezinsverband of samenlevingsvorm.
1.31 boomteelthek

een afscherming met afrastering op boomteelt percelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden.

1.32 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.33 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.34 bouwlaag/verdiepingslaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.35 bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

1.36 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.37 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.38 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.39 bruto-vloeroppervlak

de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte inclusief die van eventuele verdiepingen.

1.40 centrale voorzieningen

gemeenschappelijke en/of ondergeschikte voorzieningen ten dienste van het ter plaatse gevestigde recreatiebedrijf, waaronder een ontvangst/receptie met bijbehorend kantoor, binnenzwembad, indoor sport-, spel- en speelvoorzieningen, horecavoorzieningen, vergaderruimten en ondergeschikte detailhandel.

1.41 cultuurhistorisch waardevol gebied

gebied met een bepaalde cultuurhistorische waarde, bestaande uit waardevolle structuren (ontsluiting, waterhuishouding, verkaveling, beplanting en percelering).

1.42 cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.43 dagrecreatie

recreatieve activiteiten in de vorm van ontspanning, met gebruikmaking van sport, spel, spelen, toerisme, cultuur en/of educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen.

1.44 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.45 dierenwelzijn

het fysieke en gevoelsmatige welzijn van dieren of lichamelijke en geestelijke gezondheid en welbevinden van een dier.

1.46 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

1.47 erf

al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een (hoofd)gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.48 erfbeplanting

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf of een woning.

1.49 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.50 erker

een uitgebouwd venster aan een gevel, van een beperkte omvang en qua afmeting in verhouding tot de massa van het betreffende gebouw een ondergeschikte toevoeging. Een erker is rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk en dient ter vergroting van de woon- of werkruimte.

1.51 evenement

een georganiseerde publieke gebeurtenis in de vorm van een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities en dergelijke.

1.52 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, paardrijden, kanoën en natuurgerichte recreatie, zoals vogelobservatie.

1.53 extensieve recreatieve voorziening

een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en er is een beperkte uitstraling naar de omgeving.

1.54 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.55 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, niet zijnde een stacaravan, chalet of houseboat.

1.56 gebruiken

gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven of te nemen.

1.57 goothoogte

de afstand gemeten vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, waarbij ondergeschikte bouwdelen niet worden meegerekend.

1.58 groepsaccommodatie

(een gedeelte van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen. Een kampeerboerderij en kamp(eer)huis vallen onder het begrip groepsaccommodatie.

1.59 halfverhard

een verharding bestaande uit kiezel, grind, schelpen en/ of gemalen baksteen alsmede vergelijkbare losse materialen.

1.60 herbouw

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.

1.61 hobbymatig houden van dieren

het houden van enkele dieren voor educatieve of recreatieve doeleinden of als liefhebberij, zonder winstoogmerk.

1.62 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.63 horeca

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, nader te onderscheiden in:

1a Lichte daghoreca:

horecabedrijven die qua exploitatievorm primair gericht zijn op de ochtend en middag en waarbij openingstijden veelal zijn afgestemd op openingstijden van andere dagvoorzieningen (zoals winkels en musea) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken.

1b Lichte avondhoreca:

Horecabedrijven die in beginsel overdag en ‘s avonds geopend zijn (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken.

2 Middelzware horeca:

horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken;

3 Zware horeca:

horecabedrijven die voor een goed functioneren ook ‘s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen.

4 Logiesverstrekker:

Horecabedrijven die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het verstrekken van nachtverblijf.

1.64 houseboat

een drijvend bouwwerk dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.65 huishouden

een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.

Kenmerken van continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:

  • voor onbepaalde tijd samenleven;
  • een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
  • eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
  • personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.

Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden'.

1.66 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.67 hydrologische waarde

gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied.

1.68 internetverkoop

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen waarbij de verkooptransactie via internet of anderszins via de elektronische weg tot stand komt en waarbij ter plaatse geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de goederen ook niet door de afnemer kunnen worden afgehaald.

1.69 jaarplaats

een kampeerplaats die is ingericht om gedurende het gehele jaar een kampeermiddel geplaatst te houden, ongeacht de periode van gebruik.

1.70 kamerverhuur

het opdelen van een woning in twee of meer onzelfstandige wooneenheden óf het opdelen van een woning in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige wooneenheden.

1.71 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.72 kampeerterrein

een terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.73 kunstwerken

een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen.

1.74 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.75 landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.

1.76 longeercirkel

ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training gegeven kan worden.

1.77 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.78 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

1.79 mestverwerking

het bewerken van mest ten behoeve van het exportwaardig maken daarvan.

1.80 milieucategorie

de milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ISBN 9789012130813, zoals deze luidt op de datum van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan.

1.81 natuurwaarden/natuurwetenschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van geologische, bodemkundige, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.82 normaal onderhoud, gebruik en/of beheer

tot het normaal onderhoud en/of gebruik behoren onder andere:

  • a. maaien, beweiden en bemesten van grasland;
  • b. verbeteren van grasland door het scheuren van de grasmat buiten het broedseizoen van weidevogels en het direct opnieuw inzaaien;
  • c. ploegen en cultiveren van bouwland niet dieper dan de bouwvoor;
  • d. verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals maïs in wisselteelt;
  • e. maaien en schonen van sloot en slootkant;
  • f. vervangen van en onderhoud aan drainage;
  • g. normaal landschapsonderhoud, waaronder:
  • h. periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel;
  • i. knotten van bomen;
  • j. opvullen van open plekken in houtwal of singel;
  • k. normaal bosbeheer, waaronder;
  • l. uitdunnen;
  • m. verwijderen van dode bomen;
  • n. opslag van agrarische producten en gewassen tussen oogst en afvoer voor een periode van 2 weken;
  • o. opbrengen van houtsnippers;
  • p. niet-bedrijfsmatige opslag van organisch materiaal in het kader van kringloopbeheer waarbij voldaan moet worden aan de bepalingen van het Activiteitenbesluit Milieubeheer en de Activiteitenregeling Milieubeheer.
1.83 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer

1.84 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.85 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte dakopbouwen.

1.86 ondergeschikte detailhandel

niet-zelfstandige detailhandel, in een aan de hoofdfunctie of nevenactiviteit ondergeschikte aard, verschijningsvorm en omvang.

1.87 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.88 ondersteunende horeca

het ter plaatse nuttigen van etenswaren en dranken, die worden aangeboden als ondersteuning van een nevenfunctie bij een andere dan als horeca bestemde hoofdfunctie, waarbij er een directe relatie is tussen de nevenfunctie en de hoofdfunctie. Dit geldt voor recreatiebedrijven (t.b.v. eigen dag- of verblijfsgasten) en voor agrarische bedrijven (bijv. consumpties bij een rondleiding op een bedrijf, bij boerengolf, bij een workshop, of bij proeven van producten van het bedrijf).

1.89 ondersteunende voorzieningen

gemeenschappelijke en/of ondergeschikte utilitaire en facilitaire voorzieningen ten dienste van het ter plaatse gevestigde recreatiebedrijf, waaronder in ieder geval worden begrepen sanitaire voorzieningen, technische ruimtes, werkplaats, service-, opslag-, en onderhoudsgebouwen alsmede nutsvoorzieningen (trafo's). 

1.90 onzelfstandige woonruimte

woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond zonder gebruik te maken van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, zoals een keuken en sanitaire voorzieningen.

1.91 overkapping/carport

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.92 paardensportcentrum

een bedrijf, gericht op paardensport in brede zin, waaronder in ieder geval worden begrepen:

  • stalling van paarden;
  • africhten van paarden, het bieden van trainingen en rij- of instructielessen;
  • het berijden van paarden, zowel binnen als buiten de paardenrijhal;
  • hippotherapie en aquatraining, inclusief paardenzwembad;
  • revalidatie van paarden;
  • het aanbieden van recreatieve arrangementen gericht op paarden(sport), zoals huifkartochten en verhuur van paarden.
1.93 peil
  • voor hoofdgebouwen: het bouwkundige peil dat gelijk is aan de wegkruin van de voorliggende weg of, indien niet direct aan een weg gebouwd wordt, de bestaande gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein;
  • voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  • in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het lokale waterpeil.
1.94 perceelsgrens

de bouwperceelsgrens.

1.95 permanente bewoning

het gebruiken van een kampeermiddel, gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde of andersoortig verblijf als hoofdverblijf, zijnde de vaste woon- en verblijfplaats, waarbij het onderkomen voor de bewoners het reële hoofdverblijf vormt en daarom niet een adres is waar men tijdelijk verblijft.

1.96 productiegebonden detailhandel

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een (agrarisch) bedrijf dat die goederen teelt/vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.97 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.98 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.99 recreatief nachtverblijf

het recreatief gebruiken van en nachtelijk verblijven in een ruimte of enig ander onderkomen, gericht op ontspanning of vrijetijdsbesteding door personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.100 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.101 recreatieve doeleinden

alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.

1.102 recreatiewoning

een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.103 rijbak

een onoverdekt al dan niet omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag al dan niet is vervangen door zand of een ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.104 rijhal

en (gedeelte van) een bedrijfsgebouw bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden alsmede voor het stallen en huisvesten van paarden.

1.105 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.

1.106 schuilgelegenheid

een overdekte ruimte die direct, hetzij indirect, met de grond is verbonden waarvan het/de betreffende dier(en) in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moet(en) kunnen maken door vrij in en uit te lopen, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter.

1.107 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.108 sleufsilo

agrarische bedrijfsvoorziening in de vorm van een (doorgaans betonnen) keerwand van maximaal 3 m hoog en dichte vloerafdekking, ten behoeve van opslag van veevoeder (hooi, stro, gras e.d.).

1.109 stacaravan/chalet

een caravan, chalet of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.110 stageverblijf

een (gedeelte van een) bedrijfsgebouw ingericht ten behoeve van de huisvesting van stagiaires, personeel, en grooms, welke op het desbetreffende bedrijf werkzaam in dienst zijn alsmede voor het verblijf van klanten voor een periode van maximaal 8 aaneengesloten weken waarbij geen sprake is van een zelfstandige woonruimte.

1.111 stagiair

iemand die als onderdeel van een opleiding ervaring komt opdoen op de werkvloer.

1.112 stal

een overdekte ruimte die direct, hetzij indirect, met de grond is verbonden waarin het/de betreffende dier(en) gestald, verzorgd en gehuisvest kunnen worden.

1.113 stapmolen

ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen door middel van aansturing via een computergestuurde bedieningskast.

1.114 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.115 teeltondersteunende voorzieningen

(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.

Hierbij wordt onderscheid gemaakt in:

teeltondersteunende kas: een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.

teeltondersteunende voorzieningen, permanent: teeltondersteunende voorzieningen die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt. Deze permanente voorzieningen, niet zijnde een (teeltondersteunende) kas, een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter, hebben een directe relatie met het grondgebruik zoals een containerveld, stellingenteelt en regenkappen.

teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor een aaneengesloten periode van maximaal 8 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.

hoge (teelt)ondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger zijn dan 1,5 m. Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen;

lage (teelt)ondersteunende voorzieningen: (teelt)ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op nabij de grond worden aangebracht, met een maximale hoogte van 1,5 m Hieronder wordt in ieder geval verstaan: containervelden (een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton; of antiworteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen) lage tunnels (halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen) insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies en vraatnetten.

teeltondersteunende voorzieningen, overig: een (teelt)ondersteunende voorziening in de vorm van een boomteelthek.

1.116 tuin

omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.

1.117 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.118 veekerende afrastering

een overwegend open omheining (min. 90% open), bestaande uit hout, lint, gladdraad, puntdraad en/of gaas met als doel het vee binnen te houden.

1.119 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van gratis overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etc.

1.120 verhard

een verharding, bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.

1.121 vervangende nieuwbouw

nieuw te realiseren gebouw dat een bestaand gebouw direct vervangt op vrijwel dezelfde plaats en waardoor op die plaats geen wezenlijke wijziging van de stedebouwkundige structuur ontstaat.

1.122 voorgevelrooilijn

de op de weg georienteerde gevel van een hoofdgebouw waaraan de hoofdentree van het gebouw gesitueerd is.

1.123 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlakte water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.

1.124 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.125 woning

een (gedeelte van) een gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.126 woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden.

1.127 zelfstandige woonruimte

woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.

1.128 zijdelinge (bouw)perceelsgrens

de perceelsgrenzen van een bouwperceel, niet zijnde de begrenzing van het perceel aan de achter- of voorzijde.

1.129 zorgvuldige landschappelijke inpassing

het aanbrengen van gebiedseigen beplanting, het gebruik van gebiedseigen natuurlijke materialen op grond van een goedgekeurd landschapsinrichtingsplan en waarbij bij de situering zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij bestaande landschapselementen, perceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de weg

de afstand van de bebouwing tot de as van de weg

2.2 de afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar

die afstand het kortst is.

2.3 de afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.4 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.5 het bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 de bruto vloeroppervlak van een gebouw

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.

2.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.10 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 de inhoud van een bedrijfswoning

de inhoud van het (hoofd)gebouw, inclusief de bijgebouwen, met uitzondering van de vrijstaande bijgebouwen, die ten dienste staan van de primaire woonfunctie. Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden, in het kader van bedrijfsmatige agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  • c. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor leefgebied van struweelvogels ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - leefgebied struweelvogels';
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';
  • f. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en (kikker)poelen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

3.2.3 Permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van permanent teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, zijn niet toegestaan.
  • b. De bouwhoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en permanente teeltondersteunende voorzieningen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Rijbakken, longeercirkels, sleufsilo's, keerwanden en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de afrastering een open karakter dient te hebben.
  • c. Terreinafscheidingen (niet zijnde erfafscheidingen) zijn toegestaan in de vorm van veekerende afrasteringen tot een bouwhoogte van 1,50 m.
  • d. De oppervlakte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 3 ha per bedrijf.
  • e. Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
  • f. De bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • g. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwen van schuilgelegenheid voor het hobbymatig houden van dieren

Het bevoegd gezag kan afwijken van artikel 3.2 en een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een schuilgelegenheid voor het hobbymatig houden van dieren, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de schuilgelegenheid is bedoeld voor het hobbymatig houden van dieren;
  • b. er is aangetoond dat de schuilgelegenheid vanuit oogpunt van dierenwelzijn noodzakelijk is;
  • c. er is aangetoond dat de realisatie van de schuilgelegenheid binnen een bestaand bouwperceel niet mogelijk is;
  • d. de realisatie van een schuilgelegenheid op gronden aangemerkt als Natuur Netwerk Brabant (NNB) is niet toegestaan;
  • e. er is aangetoond dat, door de realisatie van de schuilgelegenheid, (aangrenzende) landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de realisatie van een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan binnen een kernrandzone dan wel een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone;
  • g. er is maximaal 1 schuilgelegenheid per perceel toegestaan;
  • h. het perceel heeft een minimale oppervlakte van 2.000 m² of het gaat om aaneensluitende percelen van één eigenaar die gezamenlijk een minimale oppervlakte van 2.000 m² hebben;
  • i. er mag geen opslag plaatsvinden met uitzondering van voer/stro (binnen) en mest (buiten);
  • j. de oppervlakte mag niet meer dan 30 m² bedragen;
  • k. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • l. de goothoogte mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • m. de schuilgelegenheid dient aan minimaal één zijde (deels) open te blijven;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  • o. de afstand van de schuilgelegenheid (incl. mestopslag) tot een perceel van een andere eigenaar bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • p. de afstand van de schuilgelegenheid (incl. mestopslag) tot een geurgevoelig object bedraagt niet minder dan 30 meter.
3.3.2 Overige kleine bouwwerken en gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 voor het oprichten van kleine bouwwerken en gebouwen. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. er is geen sprake van een schuilgelegenheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van bouwwerken die niet in gebruik zijn voor de huisvesting van vee of in gebruik zijn voor de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij danwel niet vergund zijn voor het huisvesten van vee, in gebruik te nemen voor het huisvesten van vee.
  • b. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties.
  • c. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor detailhandel.
  • d. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van opslag, met uitzondering van tijdelijke opslag van bieten.
  • e. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
  • f. Het gebruiken of laten gebruiken van voorzieningen voor opslag en installaties, anders dan ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf.
  • g. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten, behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf.
  • h. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van mestbewerkings- en mestverwerkingsactiviteiten, behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf waarbij de mest afkomstig is van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf.
  • i. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van een tennisbaan.
  • j. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van rijbakken.
  • k. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode langer dan 8 maanden.
  • l. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 3 ha per bedrijf ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  • m. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 3 ha per bedrijf of op een afstand groter dan 250 m van een bouwvlak van bijbehorend bedrijf ten behoeve van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, voorzover de kortste afstand tussen TOV en bouwvlak groter is dan 250 m.
  • n. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van mestzakken.
  • o. Het gebruiken van gronden voor het racen of crossen met gemotoriseerde voertuigen.
  • p. Het gebruik van agrarische gronden als tuin.
  • q. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing ten behoeve van het huisvesten van stagiaires.
  • r. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing ten behoeve van een veehandelsactiviteiten.
  • s. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van een hondenoefenterrein.
3.4.2 (Kikker)poelen

Binnen deze bestemming mogen gronden gebruikt worden ten behoeve van (kikker)poelen, met dien verstande dat de oppervlakte van een (kikker)poel niet meer mag bedragen dan 200 m² en dat de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.

3.4.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Binnen deze bestemming mogen gronden worden gebruikt ten behoeve van:

  • a. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode van maximaal 8 maanden per jaar;
  • b. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 3 ha per bedrijf.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, m.u.v. waterpoelen tot een oppervlakte van 200 m² en een diepte van 1,5 m of indien een ontgrondingvergunning is vereist;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, m.u.v. de vervanging van ondergrondse leidingen;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 4. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;
    • 7. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² per perceel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - leefgebied struweelvogels':
    • 1. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 2. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;
    • 3. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² per perceel.
3.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. het aanleggen en/of wijzigen van (kikker)poelen, zoals genoemd in artikel 3.4.2, betreffen.
3.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in artikel 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de Tabel omgevingsvergunning werken en werkzaamheden BP Buitengebied (Bijlage 1).

Artikel 4 Groen - Landschapselement

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. het behoud, herstel en ontwikkeling van houtopstanden;
  • c. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. het behoud en herstel van de landschappelijke inpassing conform het beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 van de planregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 1';
  • g. het behoud en herstel van de landschappelijke inpassing conform het beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3 van de planregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 2'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van erfafscheidingen zijn toegestaan.

4.2.2 Erfafscheidingen

Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een afrastering met een open karakter worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor opslag van materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden als parkeergelegenheid.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen of rooien (vellen) van bos en/of andere grote houtopstanden;
  • b. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De uitvoering van de landschappelijke inpassing als bedoeld in Bijlage 2 dan wel Bijlage 3 betreffen.
4.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in artikel 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  • b. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' zoals opgenomen in Bijlage 1 van de planregels.

Artikel 5 Recreatie - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bedrijf in dag- en verblijfsrecreatie;
  • b. verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein met maximaal 250 jaarplaatsen waarvan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jaarplaatsen' en in afwijking van artikel 1.69 en 1.72, maximaal 125 jaarplaatsen voor stacaravans/chalets zijn toegestaan;
  • c. verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 50 recreatiewoningen, waarvan er maximaal 3 gebruikt mogen worden als groepsaccommodaties, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen en groepsaccommodaties';
  • d. verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 5 water-recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - water-recreatiewoningen';
  • e. ondersteunende horeca en lichte dag- en avondhoreca met terras ten behoeve van dag- en verblijfsrecreatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  • f. centrale voorzieningen ten behoeve van dag- en verblijfsrecreatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  • g. ondersteunende voorzieningen ten behoeve van dag- en verblijfsrecreatie;
  • h. wonen in maximaal 2 bedrijfswoningen conform de definitie 'wonen', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
  • i. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • j. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één recreatiebedrijf toegestaan. Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak;
  • b. Binnen het gehele bestemmingsvlak mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. De afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:

• 25 m voor de weg Zwembadweg;

    • 1. de afstand tussen gebouwen niet minder mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de afstand van gebouwen, stacaravans en chalets tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
  • c. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking; in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
  • d. Herbouw van bedrijfswoningen mag uitsluitend op de bestaande fundering plaatsvinden;
  • e. Ondergronds bouwen in de vorm van maximaal één bouwlaag (3,5 m onder peil) is toegestaan binnen de gevelgrenzen van de bedrijfswoning en de verder binnen bestemmingsvlakken toegestane gebouwen met uitzondering van gebouwen die zijn bedoeld voor het huisvesten van dieren. De inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud van een gebouw.
  • f. Bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' worden opgericht.
  • g. De afstand tussen bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij de betreffende bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
5.2.2 Gebouwen binnen het bestemmingsvlak 'Recreatie - 1'

  • a. Voor het bouwen van gebouwen binnen het bestemmingsvlak 'Recreatie - 1' gelden de volgende regels:
Functies   Situering   Goot- hoogte   Bouw- hoogte   Oppervlakte   Aantal   In- houd   Dak- helling  
Recreatiewoningen   Aanduiding 'sr - recreatiewoningen en groepsaccommodaties'   max. 3 m   max. 4,5 m   max. 75 m2 per recreatie- woning,
 
max. 50 stuks, waarbij voor iedere groepsaccommodatie dit maximum afneemt met 1 stuks. Zie voorts sub b.   -   -  
Groeps- accommodaties   Aanduiding 'sr - recreatiewoningen en groepsaccommodaties'   max. 3 m   max. 4,5 m   max 150 m2 per accommodatie   max. 3 stuks, zie voorts sub b.   -   -  
Water-recreatie- woningen   Aanduiding 'sr - water-recreatie- woningen'   max. 3 m   max. 4,5 m   max. 75 m² per woning   max. 5 stuks   -   -  
Centrale voorzieningen:
1. receptie
2. horeca- voorziening (restaurant, café)
3. onderge- schikte detailhandel voor verblijfsrecre- anten
4. binnen- zwembad
5. indoor sport, spel en spelen
6. vergader- ruimten  
Aanduiding 'sr - centrale voorzieningen'   max. 4,5 m   max. 9 m   Gezamenlijke oppervlakte max. 2.300 m2, waarbij max. 750 m² voor horeca en max. 100 m² voor ondergeschikte detailhandel   -   -   max. 60°  
Ondersteunende voorzieningen   Binnen gehele bestemmingsvlak, uitgezonderd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen'   max. 4,5 m   max. 9 m   Gezamenlijke oppervlakte max. 1.400 m2   -   -   max. 60°  
Bedrijfswoningen   Aanduiding 'bedrijfswoning'   max. 4,5 m   max. 10 m   -   max. 2 stuks   max. 750 m3   min. 12°, max. 60°  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   Aanduiding 'bedrijfswoning', min. 1 meter achter voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning   max. 3,5 m   max. 6 m, bij platte afdekking max. 3,5 m   Gezamenlijke oppervlakte max 150 m2 per bedrijfswoning   -   -   -  

  • b. Aanvullend op de ten tijde van de vaststelling van het plan bestaande 26 stuks recreatiewoningen, mogen maximaal 24 stuks nieuwe recreatiewoningen en/of groepsaccommodaties op maximaal 18 bouwpercelen worden opgericht, waarbij sprake dient te zijn van een combinatie van:
    • 1. maximaal 12 geschakelde recreatiewoningen (24 stuks);
    • 2. maximaal 16 vrijstaande recreatiewoningen;
    • 3. maximaal 3 groepsaccommodaties.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van stacaravans en chalets bedraagt maximaal 100 m² per stuk;
  • b. de bouwhoogte van stacaravans en chalets bedraagt maximaal 4,5 m;
  • c. de onderlinge afstand tussen stacaravans en/of chalets bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van transparante toegangspoorten of penanten in de erfafscheiding bedraagt maximaal 3 m;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. met uitzondering van:
    • 1. lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 6 meter mag bedragen, mits geplaatst achter de achtergevellijn van de woning;
    • 2. nestgelegenheden voor vogels, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen;
    • 3. speeltoestellen, (water)glijbanen of andere spelvoorzieningen, waarvan de hoogte maximaal 4 meter mag bedragen.
  • g. voor het bouwen van een overkapping gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 2. een overkapping mag geen grotere oppervlakte hebben dan 30 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ´specifieke bouwaanduiding - overkapping zonnepanelen' binnen het gehele aanduidingsvlak overkappingen ten behoeve van zonnepanelen zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' zijn geen overkappingen toegestaan;
  • h. voor het bouwen van onoverdekte zwembaden gelden de volgende bepalingen:
    • 1. onoverdekte zwembaden dienen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' te worden gebouwd.
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 500 m².
    • 3. de afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • i. de bouwhoogte van antennes voor zendamateurs mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat:
    • 1. antennes niet mogen worden gesitueerd voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan;
    • 2. antennes dienen te worden gesitueerd op of aan de woning dan wel op een afstand van maximaal 15 m van de woning;
  • j. de bouwhoogte van vlaggenmasten en windwokkels mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • k. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 sub d voor het herbouwen van een bestaande bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen het bij aanvraag bestaande bouwperceel;
  • b. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de Wet geluidhinder;
  • c. de situering levert geen beperking op voor de bedrijfsvoering of -ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven of onevenredige aantasting van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
  • d. de in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • e. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • f. er sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • g. er geen sprake is van een toename van het aantal bedrijfswoningen;
  • h. de sloop van de bestaande bedrijfswoning is verzekerd;
  • i. de maatvoering van de bedrijfswoning sluit aan op het bepaalde in artikel 5.2.2;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan.
5.3.2 Grotere inhoud van een bedrijfswoning in het kader van verduurzaming

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 en een grotere inhoud en/of goot- of bouwhoogte voor een bedrijfswoning toestaan, indien dit het gevolg is van verduurzaming van een bestaande bedrijfswoning, door bijvoorbeeld het aanbrengen van isolatie in of op de wanden of het dak.

5.3.3 Grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2, en een grotere oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning toestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor iedere m² aan bebouwing die gesloopt wordt, geldt dat per m² sloop er een vergroting van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken plaats kan vinden van 0,5 m²;
  • b. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning na toepassing van deze regeling bedraagt 300 m²;
  • c. alle voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • d. de overige bepalingen uit artikel 5.2.2 blijven onverminderd van toepassing.
5.3.4 Ondergronds bouwen buiten de gevelgrenzen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 voor het toestaan van ondergrondse gebouwen van maximaal één bouwlaag (3,5 m onder peil) buiten de gevelgrenzen van de gebouwen mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag maximaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak of van een bestaand bouwperceel bedragen met een absoluut maximum van 150 m²;
  • b. de afstand tot de as van de weg, niet zijnde de Grove Den, dient minimaal 15 m¹ te bedragen behalve als de bestaande gebouwen dichter op de as van de weg staan; dan is deze afstand bepalend;
  • c. het bouwwerk dient geheel onder het maaiveld te worden gebouwd;
  • d. afhankelijk van de situatie kan een landschappelijke inpassing worden geëist;
  • e. de inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud.
5.3.5 Bouwen van ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde tot 10 m bouwdiepte

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3 een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
5.3.6 Hogere bouwhoogte speeltoestellen, (water)glijbanen of andere spelvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3 een omgevingsvergunning verlenen voor een hogere bouwhoogte van speeltoestellen, (water)glijbanen of andere spelvoorzieningen onder de voorwaarden dat:

  • a. de speeltoestellen, (water)glijbanen of andere speelvoorzieningen worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
5.3.7 Tennis- en padelbanen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van tennis en/of padelbanen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De tennis- of padelbaan wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  • b. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan:
    • 1. 50 m voor tennisbanen.
    • 2. 100 m voor padelbanen.
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m.
  • d. Het aantal lichtmasten per tennis- of padelbaan mag niet meer bedragen dan 4.
  • e. De bouwhoogte van hekwerken mag niet minder bedragen dan 3 m.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
  • h. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • i. Er dient te worden aangetoond dat er sprake is van een verantwoord woon- en leefmilieu/-klimaat.
  • j. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Beroep of bedrijf aan huis

Binnen een bedrijfswoning of in bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats in de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken;
  • b. het beroep of bedrijf aan huis ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die het beroep of bedrijf aan huis in de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de bedrijfswoning is;
  • c. het aantal werkzame personen bij een beroep of bedrijf aan huis bedraagt maximaal 2 personen, waaronder inbegrepen de eigenaar van de bedrijfswoning;
  • d. maximaal 40% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken is in gebruik ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis, met een absoluut maximum van 100 m²;
  • e. het parkeren ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats op eigen terrein.
  • f. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan, hiervoor gelden de regels van de welstandsnota;
  • g. het beroep of bedrijf aan huis leidt niet tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van de omliggende weg(en);
  • h. het beroep of bedrijf aan huis mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. de belangen van derden (omwonenden) worden niet geschaad;
  • j. het aan huis verbonden beroep of bedrijf komt voor in de milieucategorie 1 of 2 van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • k. er vindt geen buitenopslag plaats ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis;
  • l. beroepen of bedrijven aan huis in vorm van detailhandel, uitgezonderd internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom, of in de vorm van horeca zijn niet toegestaan.
5.4.2 Permanente bewoning

Permanente bewoning is niet toegestaan met uitzondering van permanente bewoning van bedrijfswoningen.

5.4.3 Landschappelijke inpassing

Het in gebruik nemen en gebruikt houden van gronden en/of bebouwing voor de doeleinden als bedoeld in 5.1 sub a tot en met f, met uitzondering van voortzetting van bestaand gebruik, is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. uiterlijk binnen één jaar na eerste ingebruikname van de recreatiewoningen dan wel groepsaccommodaties, moet rondom de recreatiewoningen en het kampeerterrein de landschappelijke inpassing overeenkomstig de uitgangspunten als opgenomen in Bijlage 2 zijn gerealiseerd.
  • b. uiterlijk binnen één jaar na eerste ingebruikname van de houseboats, dan wel water-recreatiewoningen, moet rondom de recreatieplas de landschappelijke inpassing overeenkomstig de uitgangspunten als opgenomen in Bijlage 2 zijn gerealiseerd.
  • c. uiterlijk binnen één jaar na eerste ingebruikname van de dagrecreatie voorzieningen, moet rondom het dagrecreatieterrein de landschappelijke inpassing overeenkomstig de uitgangspunten als opgenomen in Bijlage 2 zijn gerealiseerd.
  • d. na realisatie moet de onder a., b. en c. bedoelde landschappelijke inpassing duurzaam in stand worden gehouden.

Artikel 6 Recreatie - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie':
    • 1. standplaatsen voor kampeermiddelen, alsmede voor stacaravans en/of chalets;
    • 2. recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
    • 3. groepsaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen';
    • 4. ondersteunende voorzieningen, receptie/ontvangst en overdekte zwembad ten dienste van de onder 1. tot en met 3. genoemde doeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen';
    • 5. speelvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardensportcentrum': een paardensportcentrum met bijbehorende voorzieningen, alsmede maximaal 2 stageverblijven met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 150 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': wonen in maximaal één bedrijfswoning conform de definitie 'woning', al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
  • d. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één recreatiebedrijf toegestaan;
  • b. Binnen het gehele bestemmingsvlak mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tussen gebouwen, stacaravans en chalets onderling niet minder mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de afstand van gebouwen, stacarvans en chalets tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m, uitgezonderd gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stal';
  • c. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking; in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking;
  • d. Ondergronds bouwen in de vorm van maximaal één bouwlaag (3,5 m onder peil) is toegestaan binnen de gevelgrenzen van de bedrijfswoning en de verder binnen bestemmingsvlakken toegestane gebouwen met uitzondering van (gedeelten van) gebouwen die zijn bedoeld voor het huisvesten van dieren. De inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud van een gebouw.
  • e. De afstand tussen bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij de betreffende bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
6.2.2 Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie'
  • a. Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie' gelden de volgende regels:
Type   Situering   Aantal   Goot- hoogte   Bouw- hoogte   Oppervlakte   Inhoud   Dakhelling  
Recreatiewoningen   Aanduiding 'recreatiewoning'   max. 6   max. 3,5 m   max. 7,5 m   max. 75 m² per recreatiewoning      
Groeps- accommodatie   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen'   max. 1   max. 5 m   max. 10 m   max. 225 m²      
Ondersteunende voorzieningen, receptie/ontvangst, overdekt zwembad   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen'     max. 5 m   max. 7,5 m   max. 400 m² (gezamenlijke oppervlakte)     Max. 60º  
Bedrijfswoning   Aanduiding 'bedrijfswoning'   max. 1   max. 4,5 m   max. 10 m     max. 750 m³   Min 12º, max 60º  
Bijgbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoning   Aanduiding 'bedrijfswoning', min. 1 m achter voorgevel- rooilijn van de bedrijfswoning     max. 3,5 m   max. 6 m, bij platte afdekking max. 3,5 m   gezamenlijke oppervlakte max. 150 m² per bedrijfswoning      

6.2.3 Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardensportcentrum'

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardensportcentrum' gelden de volgende regels:

Type   Situering   Aantal   Goothoogte   Bouwhoogte   Opper- vlakte  
Hoofdgebouw   Binnen bouwvlak     Zie verbeelding   Zie verbeelding    
Solitaire stallen   Aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stal'   Max. 2 binnen bestemmings- vlak   Max. bestaand   Max. bestaand   Max. bestaand  

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van transparante toegangspoorten of penanten in de erfafscheiding bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van nestgelegenheden voor vogels bedraagt maximaal 8 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten en windwokkels mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • e. de bouwhoogte van antennes voor zendamateurs mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat:
    • 1. antennes niet mogen worden gesitueerd voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan;
    • 2. antennes dienen te worden gesitueerd op of aan de bedrijfswoning dan wel op een afstand van maximaal 15 m van de bedrijfswoning;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders bepaald in de tabel 'Specifieke bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde';
  • g. voor het bouwen van een overkapping gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 2. een overkapping mag geen grotere oppervlakte hebben dan 30 m²;
  • h. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
  • i. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is het bepaalde in de tabel 'Specifieke bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde' van toepassing:

Tabel specifieke bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Type   Situering   Aantal   Bouwhoogte   Oppervlakte   Diameter  
Rijbak   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardensportcentrum'   Max. 1   Max. 2 m   Max. 1.500 m²    
Lichtmasten bij rijbak   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardensportcentrum'   Max. 6   Max. 9 m      
Stapmolen (al dan niet overdekt)   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardensportcentrum'     Max. 5 m     Max. 15 m  
Longeercirkel (al dan niet overdekt)   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardensportcentrum'     Max. 5 m     Max. 20 m  
Lichtmasten bij longeercirkel   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardensportcentrum'   Max. 1   Max. 9 m      
Paddocks   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardensportcentrum'     Max. 5 m      
Kampeermiddelen en/of stacaravans/chalets   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie'   Max. 64, waarvan maximaal 55 stacaravans/chalets   Max. 3,1 m voor stacaravans/ chalets*   Max. 100 m² per stacaravan/ chalet* tot maximaal 40% van de oppervlakte van de standplaats    
Speelvoorzieningen   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie'     Max. 5 m      
Lichtmasten n.e.g.   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie'     Max. 6 m, mits geplaatst achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning. Max. 3,5 m voor het overige      
Zwembad (al dan niet overdekt)   Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen'       Niet-overdekt:max. 150 m².
Overdekt: zie 6.2.2 sub a en b.  
 

* voor kampeermiddelen geldt geen maximum maatvoering

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2, en een grotere oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning toestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor iedere m² aan bebouwing die gesloopt wordt, geldt dat per m² sloop er een vergroting van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken plaats kan vinden van 0,5 m²;
  • b. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning na toepassing van deze regeling bedraagt 300 m²;
  • c. alle voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • d. de overige bepalingen uit artikel 6.2.2 blijven onverminderd van toepassing.
6.3.2 Ondergronds bouwen buiten de gevelgrenzen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 voor het toestaan van ondergrondse gebouwen van maximaal één bouwlaag (3,5 m onder peil) buiten de gevelgrenzen van de gebouwen mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag maximaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak of van een bestaand bouwperceel bedragen met een absoluut maximum van 150 m²;
  • b. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen behalve als de bestaande gebouwen dichter op de as van de weg staat; dan is deze afstand bepalend;
  • c. het bouwwerk dient geheel onder het maaiveld te worden gebouwd;
  • d. afhankelijk van de situatie kan een landschappelijke inpassing worden geëist;
  • e. de inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud.
6.3.3 Ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 10 m hoogte

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.4 een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Zone 'groen' en 'specifieke vorm van recreatie - groene zone'
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn, ongeacht het bepaalde elders in deze regels, geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan of verhardingen, zoals in- en uitritten, verharde wegen en paden en parkeervoorzieningen;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groene zone' moet ten minste 1/3 van de oppervlakte van het betreffende aanduidingsvlak bestaan uit groenvoorzieningen.
6.4.2 Permanente bewoning

Permanente bewoning is niet toegestaan met uitzondering van permanente bewoning van een bedrijfswoning.

6.4.3 Beroep of bedrijf aan huis

Binnen een bedrijfswoning of in bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats in de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken;
  • b. maximaal 40% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken is in gebruik ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis, met een absoluut maximum van 100 m²;
  • c. het beroep of bedrijf aan huis ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die het beroep of bedrijf aan huis in de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de bedrijfswoning is;
  • d. het aantal werkzame personen bij een beroep of bedrijf aan huis bedraagt maximaal 2 personen, waaronder inbegrepen de eigenaar van de woning;
  • e. het parkeren ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats op eigen terrein.
  • f. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan, voor reclame-uitingen gelden de regels van de welstandsnota;
  • g. het beroep of bedrijf aan huis leidt niet tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van de omliggende weg(en);
  • h. het beroep of bedrijf aan huis mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. de belangen van derden (omwonenden) worden niet geschaad;
  • j. het aan huis verbonden beroep of bedrijf komt voor in de milieucategorie 1 of 2 van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • k. er vindt geen buitenopslag plaats ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis;
  • l. beroepen of bedrijven aan huis in de vorm van detailhandel (uitgezonderd internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom) of horeca zijn niet toegestaan.
6.4.4 Landschappelijke inpassing

Het in gebruik nemen en gebruikt houden van gronden en/of bebouwing voor de doeleinden als bedoeld in 6.1 sub a tot en met c, met uitzondering van voortzetting van bestaand gebruik, is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. uiterlijk binnen één jaar na eerste ingebruikname, zoals bedoeld in de aanhef, moet de landschappelijke inpassing overeenkomstig de uitgangspunten als opgenomen in Bijlage 3 zijn gerealiseerd;
  • b. na realisatie moet de onder a. bedoelde landschappelijke inpassing duurzaam in stand worden gehouden.

Artikel 7 Verkeer - Onverhard

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer – Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onverharde wegen, paden en nutsvoorzieningen;
  • b. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het verharden van onverharde wegen en paden.

Artikel 8 Verkeer - Onverhard 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer – Onverhard 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onverharde wegen, paden en nutsvoorzieningen;
  • b. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en verharden van (onverharde)wegen, (zand)paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het dempen van bermsloten.
8.3.1 Uitzondering

Het in artikel 8.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning.
8.3.2 Toelaatbaarheid

De onder artikel 8.3 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 9 Verkeer - Verhard

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. al dan niet verharde wegen, paden en nutsvoorzieningen;
  • b. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbaar nut zoals wachthuisjes voor het openbaar vervoer, waarbij geldt dat:

  • a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m²;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, (licht)masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van algemene natuurwaarden;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals steigers en duikers;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. houseboats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - houseboats'.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal houseboats mag niet meer bedragen dan 30 stuks, waarbij:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan dan 75 m² per houseboat;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het beheer en onderhoud van de waterplas mag niet meer bedragen dan 2 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Maatvoering
  • a. In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, inhoud en/of horizontale dan wel verticale diepte van bouwwerken, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig zijn dan wel gebouwd kunnenworden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, afwijkt van het plan, op het tijdstip van terinzagelegging van dit ontwerp meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, inhoud en/of horizontale dan wel verticale diepte in afwijking daarvan als maximaal toegestaan. Deze afwijkende maten zijn niet toegestaan bij vervangende nieuwbouw.
  • b. Uitbreiding van inhoud en/of oppervlakte van bestaande gebouwen die qua maatvoering reeds afwijken van het bestemmingsplan, is niet toegestaan.
  • c. In die gevallen dat de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, afwijkt van het plan, op het tijdstip van terinzagelegging van dit ontwerp minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan. Deze afwijkende maten zijn niet toegestaan bij vervangende nieuwbouw.
12.2 Uitzondering

Het bepaalde onder artikel 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.3 Energieopwekking
12.3.1 Algemeen

Het is niet toegestaan om buiten de bestemmingen 'Recreatie - 1' of 'Recreatie - 2' bouwwerken voor energieopwekking op te richten.

12.3.2 Afwijken voor grondopstellingen van zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.3.1 voor het bouwen van een grondopstelling voor zonnepanelen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 1,5 m;
  • b. er is aangetoond dat het ondoelmatig is om de zonnepanelen op het deel van het erf te realiseren waar zonnepanelen (hetzij op het dakvlak, hetzij via een grondopstelling) rechtstreeks zijn toegestaan;
  • c. de omvang van de grondopstelling c.q. installatie is niet groter dan noodzakelijk om te voorzien in de eigen energiebehoefte;
  • d. de grondopstelling en de situering van de bebouwing is compact en geconcentreerd vormgegeven op het achtererfgebied. Indien is aangetoond dat plaatsing op dit achtererfgebied ook ondoelmatig is, kan de grondopstelling aansluitend aan de achterste grens van het achtererfgebied geplaatst worden;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  • f. er worden geen bomen gekapt ten behoeve van het (beter) functioneren van de zonnepanelen;
  • g. de archeologische, aardkundige, landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • h. aangetoond moet worden dat er geen onaanvaardbare hinder door schittering ontstaat, zodat afgewogen kan worden of de grondopstelling aanvaardbaar is voor de omgeving;
  • i. de grondopstelling wordt niet gebruikt voor opslagdoeleinden;
  • j. zonnepanelen zijn niet toegestaan binnen de belemmerde strook van een hoogspanningsverbinding.
12.4 Waterberging

Het bouwen van bouwwerken is uitsluitend toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient te zijn aangetoond dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater ten gevolge van een toename van bebouwing gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en de gemeente en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van toename van bebouwing gerealiseerd te worden en in stand te worden gehouden;
  • c. de compensatie bedraagt ten minste de eis, zoals gesteld in de Verordening fysieke leefomgeving van de gemeente Meierijstad. Indien de bedoelde verordening ten tijde van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen is gewijzigd, is de eis zoals gesteld in de gewijzigde verordening van toepassing.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind en brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings- of opslagplaats van al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings- of opslagplaats, dan wel staan- of ligplaats voor onderkomens, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van bedrijfswoningen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van een gedeelte van een bedrijfsgebouw of bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning als woonruimte;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie.
13.2 Waterberging

Het toevoegen van verhardingen is uitsluitend toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient te zijn aangetoond dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater ten gevolge van een toename van verhard oppervlak gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en de gemeente en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van toename van verhardingen gerealiseerd te worden en in stand te worden gehouden;
  • c. de compensatie bedraagt ten minste de eis, zoals gesteld in de Verordening fysieke leefomgeving van de gemeente Meierijstad. Indien de bedoelde verordening ten tijde van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen is gewijzigd, is de eis zoals gesteld in de gewijzigde verordening van toepassing.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Milieuzone - geurzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn, ongeacht het bepaalde elders in deze regels, geen geurgevoelige objecten toegestaan.

14.2 Milieuzone - hinder

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - hinder' zijn geen milieuhinder veroorzakende activiteiten toegestaan. Hiertoe worden in ieder geval gerekend: mestopslag, stalling van paarden, rijbakken, paddocks, stapmolens en longeercirkels.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking is niet van toepassing op de inhoud van woningen, recreatiewoningen en woningen voor mantelzorg/afhankelijke woonruimte;
  • b. de bestemmingsregels ten behoeve van rijbakken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de rijbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij de rijbak wordt gerealiseerd.
    • 2. de afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
    • 3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.200 m².
    • 4. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m.
    • 5. het aantal lichtmasten per rijbak mag niet meer bedragen dan 4.
    • 6. lichtmasten mogen niet worden gerealiseerd binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming 'Bos', 'Natuur', 'Groen' en 'Groen - Landschapselement'.
    • 7. de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de rijbak, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
    • 8. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
    • 9. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    • 10. er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    • 11. deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan.
  • c. de bestemmingsregels voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mits:
    • 1. dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is danwel uit oogpunt van een optimalisering van de inrichting van het bouwperceel;
    • 2. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, die van de aangrenzende gronden daaronder begrepen;
    • 3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheids- en brandveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
  • d. de bestemmingsregels ten behoeve van stapmolens:
    • 1. de stapmolen wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij de stapmolen wordt gerealiseerd.
    • 2. de afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
    • 3. de doorsnede van de stapmolen mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 4. de bouwhoogte van de stapmolen mag niet meer bedragen dan 3 m.
    • 5. de stapmolen mag niet worden voorzien van een dak.
    • 6. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
    • 7. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    • 8. deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan.
  • e. de bestemmingsregels ten behoeve van longeercirkels:
    • 1. de longeercirkel wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij de longeercirkel wordt gerealiseerd.
    • 2. de afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
    • 3. de doorsnede van de longeercirkel mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 4. de bouwhoogte van de longeercirkel mag niet meer bedragen dan 3 m.
    • 5. de longeercirkel mag niet worden voorzien van een dak.
    • 6. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
    • 7. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    • 8. deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan.
  • f. de bestemmingsregels ten behoeve van hooibergen, geen gebouwen zijnde, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de afstand tot bebouwing van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
    • 3. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
    • 4. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden met een maximum van 5 meter;
  • h. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
  • i. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
    • 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  • j. de onder a tot en met i genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden mits er op het bestaande bouwvlak aantoonbaar echt geen ruimte is voor deze voorzieningen en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie; en
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • k. de onder b, d en e genoemde afwijkingen van de bestemmingsregels kunnen slechts worden verleend als de totale gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningen, als bedoeld in Artikel 15 onder b, d en e, niet meer bedraagt dan 1.000 m².
  • l. de onder b en f genoemde afwijkingen van de bestemmingsregels mogen niet worden toegepast binnen de bestemming 'Groen - Landschapselement'.
  • m. de bestemmingsregels ten behoeve van de realisering van een mansardekap, waarbij de dakhelling van het bovenste dakvlak van een mansardekap niet minder mag bedragen dan 20° en de dakhelling van het onderste dakvlak van een mansardekap niet meer mag bedragen dan 80°.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

16.2 Parkeren
16.2.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
  • b. Voor de in lid a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals bedoeld in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018' als vastgesteld op 18 december 2018, in acht genomen te worden.
  • c. Indien deze beleidsregels en/of de bijlagen worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.
16.2.2 Afwijken van de parkeernorm

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.1 indien:

  • a. er in voldoende parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien op een andere wijze; of;
  • b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte op eigen terrein te voorzien; en;
  • c. er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en;
    • 1. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden, of;
    • 2. aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met een lagere parkeernorm.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Recreatiegebied De Kienehoef'.