Plan: | Prinses Margrietstraat 22 te Millingen aan de Rijn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1945.OVPRMARGRIET22-VSG1 |
In de kern van Millingen aan de Rijn (gemeente Berg en Dal) is op dit moment een perceel aan de Prinses Margrietstraat 22 in gebruik ten behoeve van administratieve dienstverlening. Deze bedrijfsvoering sluit op dit moment niet meer goed aan bij onderhavig besluitgebied, dat middenin een woonwijk is gelegen. Er bestaat in de kern tevens een groeiende behoefte aan (tijdelijke) starterswoningen. Het voornemen bestaat om op deze locatie de realisatie van 8 tijdelijke woningen voor een periode van maximaal 25 jaar mogelijk te maken.
De ontwikkeling past qua gebruik en bouwregels niet rechtstreeks binnen het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt aangesloten bij de Crisis- en Herstelwet om voor een periode van maximaal 25 jaar de realisatie van 8 tijdelijke woningen op locatie mogelijk te maken.
De kern Millingen aan de Rijn is gelegen ten noorden van de kern Groesbeek en ten noordoosten van de kern Berg en Dal, nabij de grens met buurland Duitsland. Aan de noordzijde van de kern vormt het Bijlands Kanaal (verderop de Rijn) de gemeentegrens met gemeente Zevenaar. De Heerbaan is de gebiedsontsluitingsweg binnen de kern Millingen aan de Rijn. In oostelijke richting verbindt de Heerbaan de kern met Duitsland en in westelijke richting gaat de weg over in de Provinciale weg N840, waardoor Millingen aan de Rijn verbonden wordt met de kern Leuth.
Ligging in breder verband
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Kom Millingen' (vastgesteld 22 april 2005) is het besluitgebied bestemd als 'Administratieve dienstverlening' en 'Wonen' met bouwvlak. Tevens geldt binnen de bestemming 'Administratieve dienstverlening' een maximale goothoogte van 3 meter en een maximaal bebouwingspercentage van 80% van het bouwvlak. Binnen de bestemming 'Wonen' geldt dat er binnen het gehele bestemmingsvlak maximaal 5 vrijstaande of halfvrijstaande/geschakelde woningen met een maximale goothoogte van 6 meter toegestaan zijn.
Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kom Millingen'
De ontwikkeling past qua gebruik en bouwregels niet rechtstreeks binnen het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt aangesloten bij de Crisis- en Herstelwet om voor een periode van maximaal 25 jaar de realisatie van 8 tijdelijke woningen op locatie mogelijk te maken.
De eenentwintigste tranche van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet is op 10 mei 2023 gepubliceerd in de Staatscourant en is met ingang van 11 mei 2023 in werking getreden. Op basis hiervan is het mogelijk dat voor de bouw van tijdelijke woningen waarbij voor een bepaalde termijn toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) niet de uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Wabo toegepast hoeft te worden. De gemeente Berg en Dal is aangewezen als gemeente die gebruik kan maken van deze regeling. Deze regeling geldt uitsluitend voor projecten die zijn opgenomen in de lijst van projecten waar geen verklaring van geen bedenkingen voor benodigd is. Deze lijst is bijgevoegd als Bijlage 1 bij voorliggend ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend initiatief is in te delen in de categorie 'Tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan'. Hierom mag voor voorliggend plan gebruik gemaakt worden van de reguliere procedure en kan er voor dit project voor een periode van maximaal 25 jaar van het geldende bestemmingsplan afgeweken worden.
Na het voorliggende inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 de huidige situatie binnen het besluitgebied, het planvoornemen en het aspect verkeer en parkeren toegelicht. In Hoofdstuk 3 vindt de toetsing aan het relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid plaats. De toetsing aan relevante omgevingsaspecten vindt plaats in Hoofdstuk 4, waarna in Hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan wordt toegelicht. In Hoofdstuk 6 wordt de procedure van voorliggend plan omschreven.
De Heerbaan vormt de belangrijkste verkeersader in Millingen aan de Rijn. Aan de Heerbaan zijn diverse horecagelegenheden, supermarkten en maatschappelijke voorzieningen aanwezig. De Heerbaan vormt hiermee de kern van Millingen aan de Rijn. Het besluitgebied is gelegen ten oosten van de Heerbaan, aansluitend hierop is de wijkontsluitingsweg Burgemeester Eijckelhofstraat gelegen. De Prinses Margrietstraat betreft één van de zijstraten die indirect verbonden zijn op deze wijkontsluitingsweg. Het besluitgebied is hiermee in een rustige woonwijk gelegen.
De Prinses Margrietstraat betreft een smalle en stenige straat. Hierom is het ongewenst om te bouwen voor de voorgevellijn in het huidige straatbeeld. De bebouwing in de directe omgeving van het besluitgebied bestaat overwegend uit geschakelde, halfvrijstaande en vrijstaande tweelaagse woningen met kap en met een nokrichting afwisselend parallel of haaks op de straat.
Huidig straatbeeld Prinses Margrietstraat (aanzicht in oostelijke richting)
Huidig straatbeeld Prinses Margrietstraat (aanzicht in westelijke richting)
Binnen het besluitgebied is op dit moment bestaande bebouwing aanwezig. Het betreft een tweelaags gebouw met kap. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Millingen, sectie A, perceelnummers 3066 en 5062.
Aanzicht besluitgebied vanaf Prinses Margrietstraat
De Prinses Margrietstraat betreft een smalle en stenige straat met hoofdzakelijk projectmatige woonbebouwing. Hierom is het ongewenst om te bouwen voor de consequent aangehouden voorgevellijn in het huidige straatbeeld. Met het planvoornemen wordt hier invulling aan gegeven door binnen het besluitgebied voor de voorgevellijn een groenstrook met 4 bomen om het geheel een groene uitstraling te geven.
Met het planvoornemen wordt de bestaande bebouwing binnen het besluitgebied gesloopt. De bestaande erfverharding blijft grotendeels behouden.
Binnen het besluitgebied worden 8 tijdelijke woonunits aangelegd. Het perceel wordt via de bestaande inrit op de Prinses Margrietstraat ontsloten. Aansluitend op de inrit worden 10 centraal gelegen parkeerplaatsen gerealiseerd. De 8 tijdelijke woonunits worden in drie blokken (twee blokken van 2 woonunits en een blok van 4 woonunits) rondom de ontsluiting geplaatst. De zuidzijde van het besluitgebied wordt tevens voorzien van een berging ten behoeve van de gebruikers van de tijdelijke woonunits.
Voor voorliggend plan betreft de doelgroep:
Inrichtingsschets planvoornemen
De gemeente Berg en Dal heeft op dit moment geen geldende parkeernota. Hierom is om een inschatting te maken van het benodigd aantal parkeerplaatsen en de verkeersgeneratie ten gevolge van het planvoornemen aangesloten bij kengetallen van de CROW Publicatie 381 (uitgave december 2018). Op basis van gegevens van het CBS heeft Millingen aan de Rijn-Oost een Omgevingsadressendichtheid (OAD) van 649. Hiermee is het besluitgebied gelegen binnen Weinig stedelijk gebied (OAD van 500-1000). Het besluitgebied is gelegen binnen de rest van de bebouwde kom van de kern Millingen aan de Rijn.
Parkeren
Met het planvoornemen worden 8 tijdelijke woonunits mogelijk gemaakt. Voor een kleine eenpersoonswoning (tiny house, grondgebonden) geldt een maximale parkeernorm van 0,8 parkeerplaatsen per woning. Hiermee komt de totale parkeernorm ten gevolge van het planvoornemen op (0,8*8) afgerond 7 parkeerplaatsen. Met het planvoornemen worden 10 parkeerplaatsen gerealiseerd en wordt ruim voldaan aan de parkeernorm.
Verkeersgeneratie
In de huidige situatie zijn de gebouwen binnen het besluitgebied (met een bvo van in totaal circa 900 m²) in gebruik ten behoeve van administratieve dienstverlening. Dit betreft een arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijfsvoering. Hiervoor geldt op onderhavige locatie een verkeersgeneratie van 10,9 lichte verkeersbewegingen per 100 m² bvo. Dit komt neer op een totale verkeersgeneratie van (10,9*9) afgerond 99 lichte verkeersbewegingen.
Voor een kleine eenpersoonswoning (tiny house, grondgebonden) geldt een maximale verkeersgeneratie van 2,4 lichte verkeersbewegingen per etmaal. Dit komt neer op een totale verkeersgeneratie van (2,4*8) afgerond 20 verkeersbewegingen per etmaal.
Hiermee is sprake van een totale afname van 79 lichte verkeersbewegingen per etmaal ten gevolge van het planvoornemen.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het Rijk opgesteld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, die naar verwachting in 2024 in werking treedt. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het Rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven. De locatie bevindt zich in het Stedelijk Netwerk Nederland. Het planvoornemen vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.
Een belangrijk aspect van de NOVI betreft het creëren van prettige woonmilieus (sterke en gezonde steden en regio's). Hierbij wordt vooral gestuurd op inbreiding binnen bestaand bebouwd gebied in plaats van uitbreiding. Het planvoornemen past binnen dit beleid, aangezien de ontwikkeling plaatsvindt binnen de bebouwde kom van de kern Millingen aan de Rijn. Het betreft de tijdelijke realisatie van 8 woonunits in het sociale segment om de doorstroming op de woningmarkt te stimuleren. Door de toevoeging van 8 tijdelijke woonunits wordt bijgedragen aan het versterken van de kenmerken en de identiteit van de kern Millingen aan de Rijn. Met de aanleg van hemelwatervoorzieningen en de groenstrook aan de Prinses Margrietstraat en de aanplanting van 4 bomen binnen het besluitgebied wordt het geheel klimaatadaptatief ingericht.
Gelet op bovenstaande is het planvoornemen in lijn met de Nationale Omgevingsvisie.
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
Uitsnede kaart Barro met globale ligging besluitgebied rood aangeduid
Op basis van het Barro is het besluitgebied gelegen binnen de zonering 'Romeinse Limes'. Conform artikel 2.13.4 van het Barro wordt in de provinciale verordening verdere invulling gegeven aan de regelgeving omtrent de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten hiervan.
Gelet op bovenstaande (en de motivering in paragraaf 3.2.2) is het planvoornemen in lijn met het Barro en de Rarro.
In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren. In het geval dat een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de toelichting een beschrijving te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.
Conform vaste jurisprudentie is sprake van een stedelijke ontwikkeling wanneer er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 8 tijdelijke woonunits voor een periode van maximaal 25 jaar. Hiermee is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Bovendien wordt hiermee leegstand van een kantoorpand voorkomen. Een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde. Het Bro en de ladder voor duurzame verstedelijking levert geen belemmering op voor het planvoornemen.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is vastgesteld op 19 december 2018 en bevat thematische visieschetsen. Deze schetsen zijn niet bedoeld als plankaart of ontwikkelkaart maar zijn wel een grove schets van in het oog springende bestaande en nieuwe initiatieven, kansen, mogelijkheden en ontwikkelingen die wij op dit moment zien uit het perspectief van de Omgevingsvisie. Ze dienen hiermee voor de provincie als onderlegger om met haar partners het gesprek te voeren over de thema's, vraagstukken en oplossingsrichtingen, zowel op de schaal van Gelderland als op regionale en lokale schaal.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland staat in constante wisselwerking met de Omgevingsverordening Gelderland en geeft richting aan de beleidskeuzes binnen de provinciale grenzen. Een gezond veilig, schoon en welvarend Gelderland staat centraal. Dit doet de provincie door bij de uitoefening van haar taken de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambitities - op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat - geeft de provincie hier richting aan. De zeven ambities van de provincie zijn de volgende:
Met het planvoornemen worden voor een periode van maximaal 25 jaar 8 tijdelijke woonunits mogelijk gemaakt. Het besluitgebied wordt met de aanleg van een groenstrook aan de Prinses Margrietstraat en de realisatie van hemelwatervoorzieningen en aanplanting van 4 bomen klimaatadaptatief gerealiseerd. Met de ontwikkeling worden circulaire woonunits geplaatst waardoor sprake is van een gesloten kringloop van grondstoffen. Door de klimaatadaptatieve inrichting van het besluitgebied krijgt het besluitgebied een groene uitstraling in een grauwe en smalle straat, waardoor het vestigingsklimaat binnen én buiten het besluitgebied aantrekkelijker gemaakt wordt. Met de toevoeging van 8 sociale huurwoningen wordt tevens de doorstroming op de woningmarkt bevorderd én bijgedragen aan een divers woon- en leefklimaat.
Gelet op bovenstaande is het planvoornemen in lijn met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale staten vastgesteld op 24 september 2014 en voor het laatst geactualiseerd op 21 december 2022. De Omgevingsverordening is een van de instrumenten die de provincie Gelderland gebruikt om haar ambities te realiseren. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.
De Omgevingsverordening is daarentegen gericht op de regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Dit betekent ook dat vrijwel alle regels omtrent de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.
Het besluitgebied is niet gelegen binnen een gezoneerd gebied waarop relevante artikelen en kaarten uit de Omgevingsverordening van toepassing zijn. Er zijn hiermee geen regels opgenomen die van invloed zijn op voorliggend plan.
De gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen hebben gezamenlijk een woonagenda opgesteld. Hierin is opgenomen dat binnen de regio tot 2030 in totaal 20.500 woningen bijgebouwd moeten worden. Uitgangspunt zijn niet alleen de aantallen, maar ook de behoefte en kwaliteit van de woningbouwopgaven.
Ten behoeve van kleinschalige particuliere initiatieven die bijdragen aan ruimtelijke kwaliteitsverbetering is in de gemeentelijke woningbouwplanning (die voortvloeit uit de regionale woningbouwafspraken) ruimte om woningen aan de voorraad toe te voegen.
Het voornemen bestaat per saldo uit de toevoeging van slechts 8 tijdelijke woningen. Door sloop van overtollige bebouwing en een goede inrichting van de buitenruimte vindt een kwaliteitsverbetering plaats. Dit past binnen de Woonagenda Regio Nijmegen 2020-2030.
De structuurvisie Millingen aan de Rijn 2025 is op 29 januari 2013 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Millingen aan de Rijn vastgesteld. De gemeente ziet op het gebied van wonen en woonomgeving de volgende punten als basisverantwoordelijkheid:
Ze willen zich hierbij extra inzetten op:
Met voorliggend plan worden 8 eenlaagse tijdelijke woonunits gerealiseerd voor een periode van maximaal 25 jaar. Hiermee wordt de groene en dorpse kwaliteit van de woon- en leefomgeving behouden én versterkt. Met de ontwikkeling worden circulaire woonunits geplaatst waardoor sprake is van een gesloten kringloop en een duurzaam initiatief. Aantrekkelijke kwaliteit van de woningen én van de woon- en leefomgeving is hiermee gegarandeerd. De woonunits betreffen sociale huurwoningen, waarmee voldoende passende woonruimte voor met name jongeren wordt gerealiseerd. Tevens wordt hiermee invulling gegeven aan het streven om meer woningen te bouwen voor lagere inkomens. Dit draagt bij aan een meer divers woningaanbod van betaalbare woningen. Het toevoegen van sociale huurwoningen heeft een positief effect op de doorstromingsmogelijkheden op de woningmarkt.
Gelet op bovenstaande is het planvoornemen in lijn met de Structuurvisie Gemeente Millingen aan de Rijn 2025.
Op 24 september 2020 heeft de gemeenteraad van Berg en Dal het Actieplan Wonen vastgesteld. Sinds de vorige woonagenda is de druk op de woningmarkt toegenomen. Het is lastiger geworden om een betaalbare woning te vinden in Berg en Dal. Zeker in de kernen nabij Nijmegen zorgt de instroom vanuit deze stad voor meer schaarste van beschikbare woningen.
De druk op de woningmarkt is in Berg en Dal dus toegenomen. Daarnaast is het voor corporaties en ontwikkelaars lastig om goedkope woningen te realiseren. De gemeente zet dus in om beschikbaar goedkoop aanbod te realiseren. Het actieplan bestaat uit 5 onderdelen:
Ontwikkeling voorraad
Betaalbaarheid
Duurzaamheid
Leefbaarheid
Zorg
Met het planvoornemen worden voor een periode van maximaal 25 jaar 8 tijdelijke eenlaagse woonunits gerealiseerd. De locatie is in de huidige situatie bestemd voor gebruik voor een bedrijf in de administratieve dienstverlening. Het bestaande pand op locatie staat in de huidige situatie leeg. Hiermee is sprake van een tijdelijke toevoeging van een kansrijk woningbouwproject en hiermee een nieuwe woonlocatie binnen een bestaande woonwijk. Met de toevoeging van 8 eenpersoonshuishoudens wordt ingespeeld op de veranderende vraag op de woningmarkt. Het toevoegen van betaalbare eenlaagse woningen voor jongeren draagt bij aan het stimuleren van doorstroming op de woningmarkt. Hiermee is de ontwikkeling in lijn met de ambities van het Actieplan Wonen Berg en Dal 2020.
Zowel in het kader van een goede ruimtelijke ordening als vanuit milieuwet- en regelgeving wordt gestreefd naar het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten, met als doel het handhaven en waar mogelijk bevorderen van een goede kwaliteit van het leefmilieu. Dit gebeurt onder andere door het fysiek scheiden van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) door het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding daartussen. Deze ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand, hetgeen ook wel wordt aangeduid als milieuzonering. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in de praktijk gebruik gemaakt van VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering, editie 2009" (verder: VNG-uitgave). De VNG-uitgave geeft op systematische wijze informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten van een scala aan bedrijfsactiviteiten. Deze uitgave bevat een lijst waarin voor veelvoorkomende milieubelastende activiteiten indicatieve richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies, uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf. De handreiking is oorspronkelijk bedoeld als hulpmiddel bij de ruimtelijke planvorming. Uit de rechtspraak van de Afdeling vloeit voort dat de handreiking als hulpmiddel is erkend. Afwijken van de richtafstanden is mogelijk, mits wordt onderbouwd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Ten zuiden van het besluitgebied is aangrenzend een horecabestemming gelegen. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een restaurant een richtafstand van 10 meter ten gevolge van de aspecten geur, geluid en gevaar. Met het planvoornemen wordt hier niet aan voldaan. In overleg met de gemeente is echter beoordeeld dat er geen aanvullend onderzoek benodigd zal zijn. Dit is te verantwoorden door de kleinschaligheid van de horeca activiteiten op aangelegen perceel en de tijdelijkheid van de voorgenomen ontwikkeling binnen het besluitgebied. De bedrijfsactiviteiten van de horecaonderneming vinden plaats aan de straatzijde van onderliggend perceel, waarmee het bedrijfspand een afschermende werking ten opzichte van het besluitgebied heeft. Het emissiepunt van het bedrijfspand is op meer dan 10 meter afstand gelegen van de toekomstige woningen. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand. Daarnaast is de horecabestemming in de huidige situatie ook al omgeven door dichterbij gelegen woningbouw.
Omgekeerd vormt de realisatie van 8 tijdelijke woonunits voor een periode van maximaal 25 jaar geen belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende functies. De horecaonderneming ten zuiden van het besluitgebied wordt aan de oost- en westelijke zijde reeds begrensd door woonbestemmingen, waardoor deze woonbestemmingen in de huidige situatie al de meest beperkende objecten vormen. De voorgenomen tijdelijke ontwikkeling vormt geen belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende functies.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenoemde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale geluidsbelasting. De belangrijkste onderwerpen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai bij de aanleg en wijziging van wegen of bij de bouw van woningen in de buurt van wegen.
Met het planvoornemen worden 8 tijdelijke woonunits voor een periode van 25 jaar gerealiseerd. Een woning betreft een geluidgevoelig object. Het besluitgebied is niet gelegen binnen de onderzoekszone van omliggende wegen. Het besluitgebied is tevens niet gelegen in de nabijheid van een spoorweg of een gezoneerd industrieterrein. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek ten gevolge van 'ontvangend' geluid is hierom niet noodzakelijk.
Met het planvoornemen wordt tevens een parkeerplaats met 10 parkeerplaatsen gerealiseerd. Een bewoner van een naastgelegen woning op de Burgemeester Eijckelhofstraat 21 heeft zorgen geuit over mogelijke geluidhinder van het beoogde parkeerterrein. Om een goed woon- en leefklimaat in het besluitgebied én de directe omgeving te kunnen garanderen, is ter volledigheid een akoestisch onderzoek (Peutz, rapportnummer D 3408-2-NO, d.d. 28 april 2023, Bijlage 2) uitgevoerd. De resultaten hiervan worden hieronder weergegeven.
In het onderzoek wordt de optredende geluidbelasting vanwege het beoogde parkeerterrein inzichtelijk gemaakt. Er worden twee beoogde situaties beoordeeld, het originele plan en het alternatieve plan. De plannen verschillen door de exacte invulling van de parkeerplaats. Ook worden mogelijke geluidreducerende maatregelen beschouwd in de vorm van mogelijk toe te passen geluidschermen.
Originele plan (links) en alternatieve plan (rechts)
Vanwege het beoogde parkeerterrein is in het originele plan sprake van een geluidbelasting van 31 dB(A) in de dagperiode, 30 dB(A) in de avondperiode en 24 dB(A) in de nachtperiode. Het maximale geluidniveau bedraagt 68 dB(A) in al deze periodes.
In het alternatieve plan, waarbij het parkeerterrein verder van de slaapkamer van de woning op de Burgemeester Eijckelhofstraat 21 zal zijn gesitueerd, is er sprake van een geluidbelasting van 30 dB(A) in de dagperiode, 29 dB(A) in de avondperiode en 23 dB(A) in de nachtperiode. Het maximale geluidniveau bedraagt 66 dB(A) in al deze periodes.
Dergelijke waarden voor de geluidbelasting gedurende de dagperiode vallen binnen de gangbare richt- en grenswaarden. De waarden voor het maximale geluidniveau zijn hoger dan de gangbare richt- en grenswaarden die in de avond- en nachtperiode gelden.
Door een geluidscherm te plaatsen met een hoogte van 2 meter wordt de begane grond van de woning op de Burgemeester Eijckelhofstraat 21 afgeschermd en neemt het maximale geluidniveau af. In het originele plan reduceert het maximale geluidniveau door het plaatsen van het scherm tot 58 dB(A). In het geval van het alternatieve plan reduceert het maximale geluidniveau door het plaatsen van het scherm ook tot 58 dB(A). Hiermee komen de waarden voor het maximale geluidniveau binnen de richt- en grenswaarden zoals deze zijn weergegeven in tabel 3.1 (in bijgevoegd rapport).
Voor wat betreft het schermtype wordt opgemerkt dat de HMRI geen onderscheid maakt tussen verschillende geluidschermen. Een geluidscherm wordt effectief geacht, mits sprake is van een scherm met een massa van minimaal 10 kg/m2 en geen sprake is van grotere kieren/ gaten e.d. De voorgestelde kokowall voldoet aan deze eisen, een standaard schutting met planken om-en-om niet.
In overleg met de bewoners van Burgemeester Eijckelhofstraat 21 is de parkeerplaats t.o.v. een eerder opgesteld plan verder van de woning afgeplaatst. De perceelscheiding wordt met het planvoornemen geluidwerend uitgevoerd.
Gelet op bovenstaande kan na het plaatsen van een geluidscherm een goed woon- en leefklimaat binnen het besluitgebied en de omgeving gegarandeerd worden.
Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om bij een ruimtelijk plan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet. Bij overige ruimtelijke besluiten is ook een inzicht in de bodemkwaliteit nodig op basis van artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht.
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 8 tijdelijke woonunits voor een periode van maximaal 25 jaar. Hiermee is sprake van een (tijdelijke) gebruikswijziging van de gronden, op basis van het bestemmingsplan bestemd voor administratieve dienstverlening, naar een woonfunctie. Om aan te tonen dat hierbij sprake is van een goed woon- en leefklimaat, is een verkennend bodemonderzoek (Lycens, rapportnummer 2019-0099, d.d. 12 maart 2019, Bijlage 3) uitgevoerd. De resultaten hiervan worden hieronder weergegeven.
Uit de resultaten van de bovengrond blijkt dat geen van de onderzochte parameters in verhoogde mate zijn gemeten. Chemisch-analytisch zijn in de ondergrond licht verhoogde gehalten aan kobalt en nikkel aangetoond. De gemeten gehalten overschrijden de achtergrondwaarden in geringe mate en vormen geen belemmering voor de geplande herinrichting van de locatie. Het uitvoeren van nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Tijdens het uitvoeren van het veldwerk zijn zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een mogelijke bodemverontreiniging. Er is geen directe oorzaak aan te wijzen voor de licht verhoogde gehalte aan kobalt en nikkel in de ondergrond.
Chemisch analytisch is in het grondwater een licht verhoogde concentratie aan barium aangetoond. De gemeten concentratie overschrijdt de streefwaarde in geringe mate en vormt geen belemmering voor de geplande herinrichting van de locatie. Aangezien met betrekking tot de licht verhoogde concentratie aan barium geen antropogene bron bekend is, is barium vermoedelijk van nature in een verhoogde concentratie in het grondwater aanwezig.
Op basis van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een geschikte bodemkwaliteit voor het beoogde gebruik en dat het uitvoeren van een vervolgonderzoek voor het aspect bodem overbodig is. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer van deze stoffen.
Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, vloeit de verplichting voort om in het kader van ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's ter plaatse van het besluitgebied als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen.
Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico. De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat nieuwe kwetsbare bestemmingen buiten de 10-6 contour moeten zijn gelegen.
Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde. Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.
Uitsnede kaart Veilige Leefomgeving (Bron: Atlas Leefomgeving) met ligging besluitgebied paars omlijnd
Het besluitgebied is niet gelegen in de nabijheid van vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoorweg of via buisleidingen. Ten noorden van het besluitgebied is echter wel de Corridor Rotterdam-Duitsland gelegen, waarover het transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Hierbij horen een brand- en explosieaandachtsgebied, welke tot ruim buiten het besluitgebied gelegen zijn.
Op een afstand van circa 300 meter ten noorden van het besluitgebied is tevens de firma Shipyard Millingen B.V. gelegen. Op het terrein van dit bedrijf zijn propaan- en propeenopslagtanks gelegen, waarvoor geldt dat de PR-contour (10-6) tot binnen de eigen bedrijfsbestemming is gelegen.
In de directe omgeving van het besluitgebied is geen Bevi-inrichting gelegen.
Met het planvoornemen vindt er een afname van het aantal verkeersbewegingen plaats, zoals gemotiveerd in paragraaf 2.3. Er vindt echter wel een omzetting naar een woonfunctie plaats, waardoor er aangenomen kan worden dat de totale verblijfsduur binnen het besluitgebied toe zal nemen. Hierom is ter volledigheid een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld.
Met voorgenomen ontwikkeling wordt er geen inrichting voor minder zelfredzamen binnen het besluitgebied mogelijk gemaakt. Er zullen overwegend zelfredzame volwassenen binnen het besluitgebied aanwezig zijn. Tevens zal de tussenliggende bebouwing een beschermende werking hebben op de aanwezigen binnen het besluitgebied. Ten aanzien van de risicocommunicatie is er NL-alert. Hiermee zijn mensen binnen een bepaald gebied gericht te informeren door het sturen van een bericht naar mobiele telefoons. Daarnaast zijn er in oost-, zuid- en westelijke richting voldoende vluchtroutes aanwezig om het gebied te ontvluchten van de risicobron af.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect Externe Veiligheid geen belemmering voor het planvoornemen.
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Grenswaarden stikstofdioxide en fijn stof
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van 8 tijdelijke woonunits voor een periode van maximaal 25 jaar. Een dergelijke ontwikkeling valt in het 'Besluit niet in betekenende mate' onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Onderhavige ontwikkeling betreft in dit geval geen permanente toevoeging aan de woningvoorraad, maar is redelijkerwijs wel met een dergelijke ontwikkeling gelijk te stellen.
Besluit gevoelige bestemmingen
Het Besluit gevoelige bestemmingen richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit zijn vooral kinderen, ouderen en zieken. Het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' mag niet toenemen als de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn een gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Hiervan is met onderhavige ontwikkeling geen sprake. Het besluit gevoelige bestemmingen is derhalve in de beoordeling niet verder meegenomen.
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is eveneens gekeken naar de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (zowel PM10 als PM2.5) ter plaatse van de voorgenomen ontwikkeling. Om een goed beeld te krijgen van deze concentraties is gebruik gemaakt van de resultaten uit kaarten van de Atlas Leefomgeving, een initiatief van de Rijksoverheid. De Atlas Leefomgeving biedt informatie over de kwaliteit van de Nederlandse leefomgeving. Om de huidige stikstofdioxide en fijnstof (PM10) concentraties in beeld te brengen zijn actuele luchtkwaliteitskaarten beschikbaar. Voor fijnstof (PM2,5) bestaat er geen kaart van de actuele PM2,5-concentratie, hierom is gekozen om gebruik te maken van de meest recente concentratiekaart uit 2020.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) adviseert veel lagere concentraties fijnstof voor een gezonde leefomgeving. Zij adviseren sinds 22 september 2021 de volgende normen: 15 µg/m³ PM10 en 5 µg/m³ PM2,5.
Uitsnede kaart Actuele stikstofdioxide concentratie in Nederland (Bron: Atlas Leefomgeving)
Uitsnede kaart Actuele fijnstof concentratie PM10 in Nederland (Bron: Atlas Leefomgeving)
Uitsnede kaart Fijnstof 2020 PM2,5 (Bron: Atlas Leefomgeving)
Uit bovenstaande kaarten blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 ter plaatse van de locatie niet overschreden worden. De bijdrage van het initiatief op de luchtkwaliteit is verwaarloosbaar/niet aanwezig en er wordt geen NO2, PM10 of PM2,5 producerende activiteit op locatie mogelijk gemaakt. Voor fijnstof PM2,5 geldt dat de concentratie met (9-10) boven de WHO advieswaarde ligt, maar dat deze nog steeds ruim aan de gestelde Europese-norm van maximaal 25 µg/m³ PM2,5 voldoet en hierom geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor het planvoornemen.
Op basis van de Verordening geurhinder en veehouderij 2017 bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom 3,0 odour units. Conform Artikel 4 van de betreffende verordening bedraagt de minimale afstand voor de geurbelasting van een veehouderij met minder dan 200 stuks melkrundvee (en 140 stuks jongvee) en/of 50 overige dieren op een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom 50 meter.
Het besluitgebied is gelegen in de kern Millingen aan de Rijn. Op een afstand van groter dan 800 meter is de dichtstbijzijnde veehouderij gelegen. Gezien de afstand tot de dichtstbijzijnde veehouderij is geuroverlast binnen het besluitgebied op voorhand uit te sluiten. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Wat betreft soortenbescherming is de Wet Natuurbescherming (Wnb) van toepassing. De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die niet onder de aangewezen bescherming vallen, of die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt de zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 1.10 Wnb). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.
Tevens geldt onder de Wet Natuurbescherming dat bij ruimtelijke ontwikkelingen naast de zorgplicht ook rekening gehouden moet worden met juridisch zwaarder beschermde soorten vanuit nationaal en Europees oogpunt. Beschermde soorten vanuit nationaal oogpunt betreffen soorten uit 'bijlage A en B' van de Wet Natuurbescherming. Beschermde soorten vanuit Europees oogpunt betreffen soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de soorten uit Bijlage 1 en 2 Verdrag van Bern, en Bijlage 1 verdrag van Bonn, en alle in Europa inheemse vogels (Vogelrichtlijn).
Met het planvoornemen wordt de bestaande bebouwing (tweelaagse gebouwen met kap) volledig gesloopt. Om aan te kunnen tonen dat hierbij geen afbreuk wordt gedaan aan beschermde soorten conform de Wnb, is een Quickscan Wet natuurbescherming (Eelerwoude, rapportnummer 204428, d.d. 16 maart 2023, Bijlage 4) uitgevoerd. De resultaten hiervan worden hieronder weergegeven.
Beschermde soorten
Werkzaamheden zullen naar verwachting leiden tot een verlies van leefgebied van een aantal beschermde soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Daarbij geldt dat wel sprake is van een tijdelijke verstoring gedurende de uitvoering van de werkzaamheden. Het betreft soorten als egel, gewone pad, konijn en diverse algemene muizensoorten. De werkzaamheden hebben geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten omdat er sprake is van een tijdelijke en plaatselijke verstoring, voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft.
Wanneer maatregelen zijn genomen om een plek onaantrekkelijk te maken voor soorten, is een laatste controle nodig om er zeker van te zijn dat de maatregel heeft gewerkt en geen vleermuizen aanwezig zijn bij aanvang van de sloop. Daarop wordt in de nacht/ochtend voorafgaande aan de sloop een vleermuisronde uitgevoerd. Worden geen vleermuizen in- of uitvliegend waargenomen, dan is de locatie met zekerheid 'natuurvrij' en kan de sloop aanvangen. Daarop is alleen mogelijk de sloop uit te voeren in de actieve periode van vleermuizen, zijnde half april tot en met half oktober. De vleermuisronde moet worden uitgevoerd door een deskundig ecoloog met kennis van vleermuizen.
Beschermde gebieden
Niet stikstof-gerelateerde effecten:
In de directe omgeving van het besluitgebied liggen diverse Natura 2000-gebieden. Op ongeveer 350 meter afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Rijntakken. De aard van de voorgenomen werkzaamheden maakt dat de effecten uitsluitend tot het besluitgebied of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde en andere Natura 2000-gebieden, de invulling van het tussenliggend gebied met bebouwing en wegen en de aard van de voorgenomen werkzaamheden, is er geen sprake van mogelijk negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Dit op basis van een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming van niet stikstof-gerelateerde effecten wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Stikstof-gerelateerde effecten
Op 2 november 2022 heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de tot dan toe geldende bouwvrijstelling stikstof niet voldoet aan het Europese natuurbeschermingsrecht. In dat kader is voor zowel de bouw-/aanlegfase (in dit geval de uit te voeren sloopwerkzaamheden) als de gebruiksfase van ruimtelijke ontwikkelingen daarom weer een stikstofdepositieberekening benodigd. Bij de sloop wordt door bouwmachines en ander materieel stikstof uitgestoten. Voor de sloop is dan ook een stikstofberekening noodzakelijk.
Hierom is een stikstofnotitie incl. bijlagen (Pouderoyen Tonnaer, rapportnummer P230080, 13 oktober 2023, Bijlage 5) opgesteld. Op basis van de stikstofnotitie kunnen negatieve effecten ten gevolge van stikstof tijdens de realisatie-, gebruiks- en sloopfase op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden worden uitgesloten, waardoor een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming niet vereist is.
Bescherming houtopstanden
In het besluitgebied worden geen bomen gekapt. Een nadere toetsing van houtopstanden is daarom niet noodzakelijk.
Gelders Natuurnetwerk
Het besluitgebied ligt niet in gebied dat is aangewezen als GNN of GO. Ook kent provincie Gelderland geen externe werking. Een nadere toetsing aan de GNN- of GO-kernkwaliteiten is niet noodzakelijk.
Gelet op bovenstaande hoeft voor voorliggende ontwikkeling niet aangehaakt te worden bij de Wnb. Het aspect natuur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. In de Erfgoedwet is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
Op onderhavige locatie is op basis van het geldende bestemmingsplan 'Kom Millingen' geen dubbelbestemming ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden opgenomen. Er bevinden zich hierom geen beschermde archeologische waarden binnen het besluitgebied. Daarnaast zijn de beoogde ingrepen in de ondergrond van kleinschalige aard en is de ondergrond bij het realiseren van de bestaande bebouwing reeds grotendeels geroerd.
In het verleden is reeds een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureau- en inventariserend veldonderzoek (Raap, rapportnummer 0294-6369, d.d. juli 2008, Bijlage 7) uitgevoerd.
Op basis van de resultaten van het onderzoek in het besluitgebied kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de plannen mogelijk archeologische waarden zullen worden verstoord aan de Prinses Margrietstraat 22. Meer specifiek zijn de volgende bevindingen van belang:
Gelet op bovenstaande onderzoeksresultaten kan er niet worden uitgesloten dat met de ontwikkeling archeologische waarden zullen worden verstoord. Met het plan worden 8 tijdelijke woonunits op de locatie geplaatst. Dit betreffen prefab woningen. Voor dit type woning hoeft er geen fundering aangelegd te worden. De ondergrond wordt ter plekke van de te plaatsen woonunits verhoogd. Hiermee zijn er geen mogelijke aantastingen van eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het besluitgebied te verwachten. Een inschatting voor het uitvoeren van een eventueel archeologisch vervolgonderzoek kan op basis van de in te dienen omgevingsvergunningsstukken pas plaatsvinden. Dit zou tevens eventueel als voorwaarde in de vergunning opgenomen worden.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect archeologie geen belemmering voor het planvoornemen.
In de Erfgoedwet is geregeld dat in het kader van de goede ruimtelijke ordening in een ruimtelijke onderbouwing een beschrijving dient te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Op basis van het geldende bestemmingsplan is er geen dubbelbestemming opgenomen voor eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden. Voor de toenmalige gemeente Millingen aan de Rijn is verder geen Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) opgesteld.
Uitsnede kaart Historisch landschap, historische stedenbouw en archeologie Provincie Gelderland met ligging besluitgebied rood omlijnd
Conform de kaart Historisch landschap, historische stedenbouw en archeologie van de provincie Gelderland is er geen waardevolle weg of bebouwing binnen of in de directe omgeving van het besluitgebied aanwezig. Hiermee zijn er geen cultuurhistorische waarden binnen het besluitgebied of in de directe omgeving van het besluitgebied aanwezig.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor het planvoornemen.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding.
De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het besluitgebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan. Indien aan de orde, is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt.
Waterbeheerprogramma 2022-2027
Met ingang van 2022 is het Waterbeheerprogramma 2022-2027 ''Versterken. Verbinden. Vergroenen.'' bepalend voor het waterbeleid in waterschap Rivierenland. Dit programma betreft het waterbeheer in het gehele rivierengebied en omvat veilige dijken en een watersysteem dat in balans is. Hierbij zijn er negen belangrijke speerpunten:
Dit zijn de vertrekpunten die bijdragen aan de langetermijnvisie genaamd 'Watervisie 2050'. De maatregelen die voortkomen uit de speerpunten worden voor de komende vijf jaar doorgevoerd in projecten en in regulier beheer en onderhoud. De maatregelen worden elk jaar bijgestuurd waar nodig.
Keur waterkeringen en wateren
In de Keur waterkeringen en wateren (Waterschap Rivierenland) staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Het besluitgebied is aan de westzijde, zuidzijde en oostzijde gelegen aan een tertiaire waterweg. Op iets grotere afstand ten westen van het besluitgebied is een A-watergang gelegen. De planontwikkeling ligt niet binnen de invloedssfeer van de A-watergang en haar beschermingszones.
Het besluitgebied is gelegen op een stroomrug of stroomgordel en is te kenmerken als fluviatiel. Dit betreffen landvormen die zijn ontstaan door erosie of afzetting van materiaal door rivierwater, met uitzondering van de fluviatiele vormen die zijn ontstaan onder (peri)glaciale omstandigheden. De noordzijde van het besluitgebied is te kenmerken door komafzettingen en ingeschakeld veen op stroomgordelafzettingen, de zuidzijde is te kenmerken door fijnkorrelige komafzettingen en ingeschakeld veen.
Door de ligging binnen bestaand bebouwd gebied is het lastig om de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) en de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) te achterhalen. Het besluitgebied is gelegen op 12-13 m + N.A.P.
Uitsnede Vastgestelde legger wateren Waterschap Rivierenland met ligging besluitgebied rood omlijnd
Er zijn geen oppervlaktewateren op de locatie aanwezig en deze is tevens niet gelegen binnen Gelders Natuurnetwerk. Ten noorden van het besluitgebied is op een afstand van 30 meter een waterafvoer met bijbehorende beschermingszone gelegen. Met het planvoornemen zijn geen ingrepen voorzien op deze watergang.
Binnen het besluitgebied is op dit moment 500 m² aan bestaande bebouwing aanwezig. Tevens is 350 m² aan bestaande erfverharding aanwezig. De totale verharding binnen het besluitgebied in de huidige situatie betreft 850 m².
In de toekomstige situatie wordt de bestaande bebouwing gesloopt en worden er 8 tijdelijke woonunits voor een periode van maximaal 25 jaar aangelegd. De 8 tijdelijke woonunits hebben een totaaloppervlak van (45*8) 360 m². De toe te voegen berging en erfverharding hebben naar inschatting een maximaal totaaloppervlak van 350 m². De totale verharding ten gevolge van het planvoornemen betreft 710 m². Hiermee is sprake van een geschatte afname van het totale verharde oppervlak binnen het besluitgebied van (850-710) 140 m². Hierdoor is er in de toekomstige situatie meer ruimte voor hemelwaterinfiltratie binnen het besluitgebied.
Naast het feit dat sprake is van een verbetering ten opzichte van de huidige situatie voor wat betreft hemelwaterafstroming als gevolg van het verhardingsoppervlak, dient te worden voldaan aan de vereisten voor nieuwbouwplannen conform het gemeentelijk beleid. Conform de uitvoeringsnotitie 'Verwerken hemelwater particulier terrein bij nieuwbouw' uit 2019 is het uitgangspunt van de gemeente Berg en Dal dat hemel- en grondwater bij nieuwbouw door de particulier op eigen terrein verwerkt of gebufferd. Hierbij geldt een dimensioneringseis voor hemelwatervoorzieningen van 43 mm per m2 verhard oppervlak (T=10+10%). Er is voldoende ruimte binnen het besluitgebied om te voorzien in deze hemelwatervoorziening. Voorliggend plan geeft door de aanleg van parkeerkoffers onder de parkeerplaats invulling aan de hemelwaterbergingsopgave. Hierbij wordt een overloop van de voorziening aangesloten op de HWA-leiding.
Hoewel er met het planvoornemen een afname van het totaal verhard oppervlak binnen het besluitgebied plaatsvindt, is ter volledigheid de bergingsopgave voor het afstromend hemelwater berekend. De totale bergingsopgave betreft ((0,043 * 710) * (1,1)) 33,6 m³.
Aangezien de gronden binnen het besluitgebied het hemelwater moeilijk infiltreren is er voor gekozen om de 8 tijdelijke woonunits op een verhoging aan te leggen. Zodoende zijn de woningen bij een piekbui in voldoende mate beschermd tegen eventuele overstromingen ten gevolge van het moeilijk te infiltreren hemelwater.
Het afvalwater wordt gescheiden en op doelmatige wijze afgevoerd via de riolering. De nieuwe tijdelijke woningen worden gescheiden aangesloten op de bestaande riolering die op locatie aanwezig is. Hierover zijn in de anterieure overeenkomst afspraken gemaakt met de initiatiefnemer.
De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van Waterschap Rivierenland. De digitale watertoets is toegevoegd bij de toelichting als Bijlage 6. Op basis van de Digitale Watertoets volgt een advies voor het volgen van een normale watertoetsprocedure. Tevens zijn een aantal algemene aandachtspunten opgenomen die gelden voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen. Het gebruik van uitlogende materialen zoals zink of koper wordt afgeraden. Het planvoornemen is niet strijdig met de gegeven adviezen.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect water geen belemmering voor het planvoornemen. Nadere afstemming zal plaatsvinden in het kader van de vergunningverlening.
Door het besluitgebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen waarbij sprake is van (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
Kosten die samenhangen met de voorgenomen ontwikkeling worden gedragen door de initiatiefnemer. Dit is vastgelegd in de anterieure overeenkomst die is opgesteld tussen initiatiefnemer en gemeente. Dit betekent dat er geen kosten zijn voor de gemeente Berg en Dal. Gelet op het hiervoor genoemde wordt gesteld dat deze ontwikkeling economisch uitvoerbaar is.
Met het planvoornemen worden voor een periode van maximaal 25 jaar 8 tijdelijke woonunits mogelijk gemaakt. Het besluitgebied wordt met de aanleg van een groenstrook aan de Prinses Margrietstraat en de realisatie van 4 bomen klimaatadaptatief gerealiseerd. Met de ontwikkeling worden circulaire woonunits geplaatst waardoor sprake is van een gesloten kringloop van grondstoffen. Door de klimaatadaptatieve inrichting van het besluitgebied krijgt het besluitgebied een groene uitstraling in een grauwe en smalle straat, waardoor het vestigingsklimaat binnen én buiten het besluitgebied aantrekkelijker gemaakt wordt. Met de toevoeging van 8 sociale huurwoningen wordt tevens de doorstroming op de woningmarkt bevorderd én bijgedragen aan een divers woon- en leefklimaat.
Ter volledigheid is het initiatief op verschillende bijeenkomsten toegelicht aan omwonenden én geïnteresseerden. Samenvattend is het participatietraject als volgt in werking gegaan:
Nadat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning heeft verleend, kan gedurende zes weken door belanghebbenden mogelijk in beroep worden gegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Deze ruimtelijke onderbouwing voor de realisatie van 8 tijdelijke woonunits voor een periode van maximaal 25 jaar is opgesteld als onderdeel van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3° van de Wabo. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat twee procedures voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning, te weten de reguliere en de uitgebreide procedure. In het onderhavige geval, waarbij afgeweken wordt van het geldende bestemmingsplan kan (zoals toegelicht in paragraaf 1.3) de reguliere procedure worden gevolgd.