Plan: | Oosterzee - Buren 35 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1940.BPOOS19BUREN35-VA01 |
Het perceel Buren 35 te Oosterzee heeft op basis van het geldende bestemmingsplan Oosterzee - Buren een woonbestemming. Op het perceel is echter een onderhoudsbedrijf en een kleinschalig bedrijf, een atelier in textiel. Binnen de woonbestemming is dergelijke bedrijvigheid niet toegestaan. Om het huidige gebruik planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan nodig. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
In figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het bestemmingsvlak van de bestaande woonbestemming en de bijbehorende tuin (zie figuur 2).
Figuur 1. Ligging plangebied (bron: Kadastser)
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Oosterzee - Buren, dat is vastgesteld op 28 september 2009. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' en is bestemd voor de woonfunctie inclusief aan-huis-verbonden werkactiviteiten. met bijbehorende tuin Voor een aan-huis-verbonden werkactiviteit geldt een maximum oppervlakte van 75 m2. Het bestaande onderhoudsbedrijf en het atelier voor textielwerk vallen niet onder het type aan-huis-verbonden werkactiviteit en heeft een oppervlakte van meer dan 75 m2.
Daarnaast heeft het bestaande woonhuis een waardevolle hoofdvorm. Ter bescherming van de waardevolle hoofdvorm is voor het woonhuis de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen. De aanduiding heeft tot gevolg dat de hoofdvorm slechts in zeer beperkte mate mag worden aangepast. Figuur 2 geeft een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weer.
Figuur 2 Fragment geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.
Het perceel ligt in de kom van de Herenweg en de Buren aan de oostkant van Oosterzee. Oosterzee is gelegen ten noordoosten van Lemmer, ten zuiden van het Tjeukemeer en direct ten oosten van de Rijksweg A6. De kern bestaat uit de woonstraten Buren, de Molenweg en de Beukenlaan. Vanaf de A6 wordt Oosterzee ontsloten via de Herenweg.
Het erf betreft een voormalig boerderijerf. Na de beëindiging van het bedrijf is het perceel in gebruik genomen als woonerf. In de huidige situatie wordt het perceel tevens gebruik voor een onderhoudsbedrijf.
Voor op het erf staat de voormalige boerderijwoning, met daarachter de voormalige bedrijfsbebouwing. De bedrijfsbebouwing heeft een totale oppervlakte van circa 766 m2. De gronden daaromheen hebben een tuininrichting en bestaan voornamelijk uit groen met hoogopgaande beplanting. Het erf is omsingeld met erfbeplanting met een opening aan de zuidwestzijde. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergegeven in figuur 3. Een foto van het vooraanzicht van de woning is weergeven in figuur 4.
Het plangebied wordt ontsloten op de Buren. In deze straat is sprake van een afwisseling van woon- en (agrarische) bedrijfsfuncties. Het perceel wordt in de huidige situatie gebruikt voor een onderhoudsbedrijf en een kleinschalig textiel- en kleding bedrijf. Gezien het karakter van het dorp is een dergelijke functie passend.
Het onderhoudsbedrijf is gespecialiseerd in onderhoud en verkoop van tuin- en parkmachines en aanhangwagens. De exacte activiteiten van het bedrijf zijn opgenomen in bijlage 1 van de toelichting. Voor de uitoefening van het bedrijf wordt gebruik gemaakt van de bestaande gebouwen op het perceel. Ditzelfde geldt voor het kleinschalige bedrijf gericht op het vervaardigen van textielwerk en kleding en toebehoren. Voor dit bedrijf wordt een gedeelte van het bedrijfsgebouw gebruikt dat aan het woonhuis vast zit. De oppervlakte voor het textielbedrijf bedraagt circa 125 m2. Gezien de omvang van het bedrijf, bestaande uit één persoon, en de kleinschalige activiteiten die het bedrijf verricht, is sprake van een kleinschalig bedrijf dat in feitelijke zin een zeer lage milieubelasting heeft. De exacte activiteiten van het bedrijf zijn opgenomen in bijlage 2 van de toelichting. De eigenaren van de bedrijven wonen in het woonhuis dat voor op het perceel staat.
Om het huidige gebruik te legaliseren is dit bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 3 Situatie plangebied (bron: Kadaster)
Figuur 4 Vooraanzicht plangebied (bron: Google Streetview)
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van bovenstaande Rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat bij de onderbouwing van de stedelijke ontwikkeling een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het omzetten van een woonperceel naar een bedrijfsperceel waar geen grootschalige wijzigingen aan plaats vinden wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro gezien (Raad van State, 27 augustus 2014, 201311233/1/R4, r.o. 3.3). Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
Verordening Romte Fryslân
In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald.
Voor dit bestemmingsplan is artikel 1.2 (hergebruik vrijkomende (niet-)agrarische bebouwing) van toepassing.
Binnen artikel 1.2.1 lid 1 is het mogelijk om nieuwe stedelijke functies in het landelijk gebied toe te staan. Hierbij dient sprake te zijn van hergebruik, verbouw of vervanging van vrijkomende gebouwen. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in hergebruik van een voormalig boerderijperceel dat na beëindiging van het agrarisch bedrijf in gebruik was ten behoeve van de woonfunctie. In de huidige situatie wordt de bestaande bebouwing gebruikt voor een onderhoudsbedrijf. Daarnaast ligt het perceel aan de rand van het dorp. Weliswaar heeft het perceel een landelijk karakter, maar maakt in beginsel geen deel uit van het landelijke gebied. Vanwege het landelijk karakter is wel gekeken naar het beleid voor het landelijk gebied.
Artikel 1.2.1 lid 2 gaat in op toegestane functies bij hergebruik. In sub d van lid 2 staat dat dienstverlening en niet-industriële bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1, 2 en 3 of naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbare bedrijven, mits ruimtelijk en functioneel passend in de karakteristiek van de omgeving zijn toegestaan. Het onderhoudsbedrijf behoort tot milieucategorie 3 en past daarmee binnen de toegestane bedrijven conform sub d van lid 2. In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op de functionele inpassing in de omgeving. Tevens is slechts sprake van een functie wijzing in bestaande bebouwing. Het betreft de voormalige bebouwing van een boerderij. Ruimtelijk gezien is het bedrijf dan ook passend in de karakteristiek van de omgeving.
Bij hergebruik van bestaande bebouwing kan enige aanvullende nieuwbouw worden toegestaan, mits deze wat betreft omvang duidelijk ondergeschikt is aan de bestaande bebouwing.
Tot slot geeft artikel 1.2.1 lid 4 aan dat de bestaande karakteristieke en monumentale gebouwen behouden moeten blijven, de plaatsing, omvang, vorm en het gebruik van gebouwen moeten passen in de karakteristiek van de omgeving en geen beperkingen mogen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving. Dit bestemmingsplan voorziet slecht in het hergebruiken van de bestaande bebouwing. Ruimtelijke ingrepen zijn niet aan de orde. De waardevolle gebouwen blijven in de nieuwe situatie dan ook behouden. Tot slot ontstaan er geen beperkingen voor de ontwikkelingen van agrarische bedrijven in de omgeving. De nieuwe bedrijfsfunctie is namelijk geen functie waardoor bedrijven in hun ontwikkelingen worden beperkt.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.
Visie de Friese Meren
In de 'Visie de Friese Meren' beschrijft de gemeente hoe de gemeente eruit ziet en wat haar ambities zijn. In het beleidsdocument worden een aantal richtinggevende uitspraken gedaan.
Voor de gemeente is het belangrijk dat het plattelandskarakter behouden blijft. Landbouw en het midden- en kleinbedrijf (MKB), waaronder in het bijzonder recreatie & toerisme, zijn de pijlers waar onze economie en werkgelegenheid op drijft. Behoud en versterking van het midden- en kleinbedrijf (MKB) heeft prioriteit. Het MKB is de drijvende kracht voor de economie en de motor voor lokale werkgelegenheid.
Ten aanzien van (nieuwe) ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de ontwikkelingen in balans moeten zijn met de huidige waarden van het gebied. De gemeente staat hierbij open voor nieuwe (bedrijfs) ontwikkelingen.
Met dit bestemmingsplan is sprake van een ontwikkeling waarbij de huidige waarden in het gebied gecontinueerd blijven. De ontwikkeling heeft geen impact op het landschap. Er is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling waarbij de landschappelijke kenmerken van het perceel behouden blijven. De waarde van het landschap blijven behouden.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Een gemengd gebied is een gebied met een sterke tot matige functiemenging. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen.
De omgeving van het plangebied kan worden aangemerkt als een 'gemengd gebied'. Dit is vanwege het feit dat in directe omgeving meerdere bedrijfs- en woonfuncties naast elkaar bestaan. Daarnaast ligt ten noorden van het plangebied de hoofdinfrastructuurweg de Herenweg. In dergelijke gevallen mag 'een stapje terug' worden gedaan.
De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied betreft geen gevoelige functie. Wel betreft het een functie die van invloed kan zijn op gevoelige functies. De dichtsbijzijnde gevoelige functie betreft de woningen aan de Buren 48 en 50. De werkzaamheden van het bedrijven vallen onder milieucategorie 3.1, waarvoor een richtafstand van 30 meter tot gevoelige functies, in gemengd gebied, geldt. De afstand van de grens van de inrichting van het bedrijf tot de gevel van de dichtsbijzijnde gevoelige functie, in dit geval de Buren 48, bedraagt ruim 50 meter. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan.
Het aspect milieuzonering staat de uitvoerbaarheid van het plan dan ook niet in de weg.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Dit geldt ook voor spoorwegen. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies (zoals woningen) enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds.
Het bestemmingsplan stelt geen nieuwe geluidsgevoelige functies voor. De bestaande mogelijkheid voor een woning wordt uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen.
Er ontstaan dan ook geen strijdigheden met de Wgh. Wat betreft geluid zijn dan ook er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het projectgebied valt in het werkgebied van Wetterskip Fryslân.
Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20180529-2-17972). In bijlage 3 is de watertoets toegevoegd. De functiewijziging die dit bestemmingsplan mogelijk maakt heeft geen invloed op het watersysteem en de waterketen. Hierdoor kan de procedure geen waterschapsbelang worden gevolgd voor de watertoets. Verder contact met Wetterskip Fryslân is niet nodig en is daarmee voor het Wetterskip afgerond.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de gewenste functie. De ontwikkeling vindt plaats op gronden waar op basis van het geldende bestemmingsplan de woonfunctie reeds is toegestaan.
De ontwikkeling vindt plaats op een bestaand erf. Het is niet aannemelijk dat deze gronden door het huidige gebruik verontreinigd zijn. Ook zijn er geen verdachte activiteiten uit het verleden bekend. Er is dus geen sprake van een verdachte locatie. Het uitvoeren van bodemonderzoek is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Voor de gemeente wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). De kaart is opgemaakt voor twee perioden: de ijzertijd-middeleeuwen en de steentijd-bronstijd.
Op basis van de kaart voor de ijzertijd-middeleeuwen is het plangebied aangemerkt als 'karterend onderzoek 3'. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd bevinden. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een historisch en karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren.
Op basis van de kaart steentijd-bronstijd is het plangebied ook aangemerkt als 'karterend onderzoek 3'. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd bevinden, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal zes boringen per hectare worden gezet, met een minimum van zes boringen voor gebieden kleiner dan een hectare.
Het plangebied van dit bestemmingsplan is kleiner dan 5.000 m2. Met dit bestemmingsplan worden geen bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt die de drempelwaarde overschrijden. Het omgevingsaspect archeologie vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat.
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Voor dit aspect is de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) van de provincie gebruikt. Door de provincie is de voormalige boerderij aangewezen als karakteristieke boerderij. Het betreft bebouwing die door de gemeente eerder is aangewezen als karakteristiek.
In dit bestemmingsplan is de aanduiding 'karakteristiek' niet opnieuw opgenomen. Er is voor wat de regels betreft, aangesloten bij het handboek dat in de gemeente voor bestemmingsplannen van kracht is. In het handboek is er voor gekozen om waardevolle bebouwing niet langer via het planologische spoor te beschermen. Dit bestemmingsplan voorziet slecht in het hergebruiken van de bestaande bebouwing. Grootschalige ruimtelijke ingrepen zijn niet aan de orde. De waardevolle boerderijpanden blijven in de nieuwe situatie dan ook behouden.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 6,5 kilometer afstand, namelijk het IJsselmeer. Op circa 250 meter ten noorden van het plangebied ligt het NNN-gebied Tjeukermeer. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied treden geen nadelige effecten op voor het Natura-2000 gebied en het NNN-gebied.
Soortenbescherming
De gewenste situatie die de initiatiefnemers voor ogen hebben voorziet niet in het kappen van bomen, het dempen van sloten, en/of het slopen van gebouwen. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten. Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.
Buisleidingen
Op enige afstand ten westen van het perceel ligt een aardgastransportleiding, met een diameter van 8 inch en werkdruk van 40 bar. De plaatsgebonden risicocontour van deze leiding ligt niet buiten de leiding. Ook hoeft geen rekening gehouden te worden met het groepsrisico. Het plangebied ligt namelijk buiten het invloedsgebied van de transportleiding (circa 95 meter).
Inrichtingen
Er liggen geen risicocontouren van risicovolle inrichtingen binnen het plangebied. Het aspect externe veiligheid van inrichtingen is daarmee niet aan de orde.
Vervoer gevaarlijke stoffen
In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling. Op de A6: afrit 15 (De Munt) - Knp. Joure vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt op ongeveer 700 meter afstand vanaf deze weg. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied (74 meter) van deze weg.
Conclusie
Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.
Voor bepaalde typen projecten is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit bestemmingsplan stelt een functiewijziging naar een onderhoudsbedrijf voor. Dit bedrijf heeft een dermate beperkte verkeersaantrekkende werking dat de bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ruimschoots onder grenswaarden van het besluit Nibm blijven. Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. Bij het bedrijf is hier geen sprake van. Het bestemmingsplan veroorzaakt geen overschrijding van de normen voor de luchtkwaliteit. Hiermee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen zoals gesteld in de Wet milieubeheer.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bedrijfsbestemming en in de regels (per bestemming) zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden vastgelegd.
In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven.
Bedrijf
Het plangebied krijgt de bestemming 'Bedrijf'. Binnen de bestemming zijn bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 plus een onderhoudsbedrijf met detailhandel in tuin- en parkmachines en aanhangwagens én een kleinschalig bedrijf, atelier in textielwerk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - onderhoudsbedrijf' toegestaan. Om de bestaande bebouwing zijn bouwvlakken gelegd. Eventuele nieuwbouw dient binnen dit bouwvlak gebouwd te worden.
Bij het bedrijf is een bedrijfswoning toegestaan. In dit geval wordt gewoond in de voormalige boerderij.
Tuin
De gronden aan de voorzijde van het perceel krijgen de bestemming 'Tuin'. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat op deze gronden gebouwd wordt.
Overleg en inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. Zowel de provincie Fryslân, brandweer Fryslân als Tennet hebben een vooroverlegreactie gestuurd. De partijen hebben geen aanleiding tot het maken van opmerkingen op het plan. De provinciale belangen zijn niet in het geding. Binnen de grenzen van het plangebied heeft TenneT (na een eerste beoordeling) noch bovengrondse-, noch ondergrondsehoogspanningsverbindingen in beheer en de brandweer ziet tevens af van het geven van een repressief advies. De overlegreacties zijn als bijlage 4, 5 en 6 bij het bestemmingsplan toegevoegd.
Zienswijze
Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële uitvoerbaarheid
Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Grondexploitatie
In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden wordt door de gemeente van het opstellen van een grondexploitatieplan afgezien. Tevens is bepaald dat bij exploitatiebedragen minder dan €10.000 er sprake is van een 'uitzonderingsgeval' waarbij het opstellen van een exploitatieplan niet verplicht is. In dit geval kan met leges worden volstaan aangezien er geen sprake is van fysieke kosten voor de gemeente en de gemeentelijke kosten minder bedragen dan € 10.000,-. De procedurekosten worden via leges verhaald op de initiatiefnemer. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht.
Ook wordt er geen anterieure overeenkomsten afgesloten tussen initiatiefnemer en gemeente. Voor het overige wordt het initiatief volledig door de initiatiefnemer bekostigd. Gemeente en initiatiefnemer sluiten een planschadeverhaalsovereenkomst.