direct naar inhoud van Regels
Plan: Lidl-supermarkt Albert Plesmanstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1931.BP2009DK024-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Lidl-supermarkt Albert Plesmanstraat met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP2009DK024-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan- en uitbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 Achtererfgebied

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.7 Archeologisch onderzoek

Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.8 Archeologische waarde

De waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten.

1.9 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bedrijfsmatige activiteiten in de woning

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving; het betreft derhalve uitsluitend bedrijven uit maximaal de categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.11 Beroepsmatige activiteiten in de woning

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving; een praktijkruimte aan huis is hierbij toegestaan.

1.12 Bestaand
  • ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
1.13 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap.

1.18 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die het-zij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Bijbehorend bouwwerk

Een functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.

1.23 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.24 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-/bedrijfsactiviteit.

1.25 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 Hoofdfunctie

Een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt.

1.27 Huishouden

Persoon of groep personen, al dan niet middels inwonen, die een huishouden voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteiteit in de samenstelling daarvan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.28 Maatschappelijke voorzieningen

(para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen, (semi)overheidsinstellingen en zorgvoorzieningen.

1.29 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.30 Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.31 Supermarkt

Een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.32 Voorgevellijn

De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.33 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

1.34 Winkelvloeroppervlak (wvo)

De voor het publiek toegankelijke, zichtbare, overdekte en ommuurde winkelruimte (dus excl. entreeruimte, magazijn, kantoor, etalage, etc.)

1.35 Wonen

Het bewonen van een woning.

1.36 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 Bebouwd oppervlak

De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 Bebouwingspercentage

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.4 Breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

Overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken.

2.5 Breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:

Ttussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.8 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Peil

Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,20 m;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,20 m;

2.11 Ondergronds bouwen

Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlak wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, inclusief een supermarkt tot een maximale winkelvloeroppervlakte van 1.243 m2 en een maximale brutovloeroppervlakte van 1.885m2 ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • b. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
  • c. laad- en losvoorzieningen, uitsluitend inpandig tot een maximale oppervlakte van 127 m2;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudelijke voorzieningen, nutsvoorzieningen, pleinen, (winkel-)straten en al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan in het bouwvlak is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend op de verdiepingen, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan op verbeelding nader aangeduid met 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • c. laad- en losvoorzieningen, uitsluitend inpandig;
  • d. maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudelijke voorzieningen, nutsvoorzieningen, pleinen, (winkel-)straten en al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan in het bouwvlak is aangegeven;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rijwegen , voet- en fietspaden;
  • b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt niet meer dan 4 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realiseren en / of handhaving van de bestemming dient;
  • b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en / of handhaving van de bestemming dient;
  • c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 7

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. de bestemming is primair ten opzichte van de overige aan de gronden toegekende bestemmingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 300 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

6.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in artikel 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

6.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in artikel 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 6.2.2 genoemde waarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan de gronden de bestemming Waarde – Archeologie 1,2,3,4,5 of 6 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Met betrekking tot de gronden als bedoeld in artikel geldt dat het realiseren van de krachtens dit plan op gronden in het plangebied gelegde bestemmingen niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de waardevolle landschaps- en bebouwingsstructuren en landschapselementen.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande bouwwerken

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

8.2 Herbouw

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 8.1 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

8.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, balkons, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 2 m wordt overschreden.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van opslag, stort of lozing;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, een seksinrichting daaronder mede begrepen;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
9.2 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.

Artikel 10 Parkeren

10.1 Parkeren
10.1.1 algemeen
  • a. Indien de omvang of de functie van een gebouw, een bouwwerk of een terrein daartoe aanleiding geeft, moet voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de aantallen parkeerplaatsen berekend worden overeenkomstig CROW-publicatie of diens rechtsopvolger(s) zodra die er is.
  • b. De parkeergelegenheid dient op eigen terrein danwel in de directe omgeving (het gebied dat begrensd wordt door de beide kanten van de Albert Plesmanstraat, Edelsmidsdreef, Regiment van Heutszstraat en Beneluxlaan) te worden voorzien, waarbij rekening mag worden gehouden met eventuele overcapaciteit aan parkeerplaatsen in de directe omgeving (het gebied dat begrensd wordt door de beide kanten van de Albert Plesmanstraat, Edelsmidsdreef, Regiment Heutszstraat en Beneluxlaan).
  • c. Het bevoegd gezag kan slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteit bouwen indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voldaan wordt aan sub a en b.
  • d. Het onder a t/m c bepaalde is alleen van toepassing op aanvragen omgevingsvergunning waarvan aannemelijk is dat deze een parkeervraag genereren.

10.1.2 afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1.1 indien:

  • a. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
  • b. uit parkeeronderzoek blijkt dat de parkeerdruk in het openbaar gebied niet toeneem als gevolg van het bouwplan.

10.1.3 advies

Een afwijking als bedoeld in artikel 10.1.2 wordt pas verleend, nadat een advies is verkregen van een verkeersdeskundige.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 4.1, onder a, ten aanzien van uitsluitend wonen op de verdiepingen ten behoeve van het realiseren van woonfuncties op de eerste bouwlaag;
  • b. de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt;
  • d. de regels en toestaan dat bouwwerken voor het stallen van winkelwagens worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • e. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    • 3. ten behoeve van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van een verhoogde dakrand/ borstwering met een maximum van 1,5 m;
  • h. de regels en toestaan dat erkers voor de voorgevel worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. gemeten vanuit de oorspronkelijke voorgevel de diepte niet meer mag bedragen dan 1 m;
    • 2. de breedte niet meer mag bedragen dan 2/3 van de voorgevel;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw tot en maximum van 3,5 meter.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijziging bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

12.2 Wijziging bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is:
    • 1. voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken waarbij de overschrijdingen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
    • 2. in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij de overschrijdingen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
    • 3. voor een beter gebruik van de gronden overeenkomstig de geldende bestemming en daarmee belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
  • b. nieuwe bouwvlakken en/of aanduidingen op te nemen met in acht name van de geldende bestemming en waarbij geldt dat:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. het plan voorziet in voldoende watercompensatie dan wel in hetzelfde peilgebied voldoende compensatie plaatsvindt en dit in overleg gebeurd met de waterbeheerder;
    • 4. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
    • 5. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
    • 6. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
    • 7. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Lidl-supermarkt Albert Plesmanstraat'.