direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e partiële herziening Bedrijvenpark Heron
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.he100180066-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan '1e partiële herziening Bedrijvenpark Heron' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.he100180066-4001 met bijbehorende regels;

1.3 bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Heron'

het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Heron' met identificatienummer NL.IMRO.1926.BP00110066-4001;

1.4 partiële herziening:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in dit bestemmingsplan met bijbehorende regels.

 

Artikel 2 Relatie bestemmingsplan - partiële herziening

  • a. De regels behorende bij het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Heron' met identificatienummer NL.IMRO.1926.BP00110066-4001 zijn onverminderd van toepassing voor de onderhavige partiële herziening, tenzij in deze partiële herziening ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - herziening regels' anders wordt bepaald.
  • b. Als gevolg van het feit dat de in IMRO2008 gehanteerde aanduidingen:
      • maximale bouwhoogte;
      • maximale goot- en bouwhoogte;

binnen IMRO2012 zijn gewijzigd in respectievelijk:

      • maximum bouwhoogte (m)
      • maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m);

worden beide aanduidingen in deze herziening aan elkaar gelijk gesteld c.q. onderling uitwisselbaar.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Herziening planregels

De planregels van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Heron', zoals weergegeven in Bijlage 1 worden op volgende punten herzien:

3.1 Wijzigingen in bestemming 'Bedrijventerrein'
  • a. Artikel 3.2.1 sub b komt te luiden:
    • 1. voor zover gebouwen grenzen aan het openbaar gebied, maar niet zijn gericht in of gericht op de gevellijn, minimaal 5 meter uit de op het openbaar gebied gerichte erf perceelsgrens;
  • b. Artikel 3.2.2 sub a komt te luiden:
    • 1. het bebouwingspercentage moet op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden minimaal 45% bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'minimum bebouwingspercentage terrein' een ander minimum percentage is opgenomen op de verbeelding;
  • c. Aan artikel 3.2.2 wordt een sub i toegevoegd, luidend:
    • 1. in afwijking van het bepaalde onder f mag de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwwerkenregeling' niet meer bedragen dan 9 m, indien en voor zover die overige andere bouwwerken ten dienste staan van de groene inpassing van het hoofdgebouw;
  • d. Aan artikel 3.2.2. wordt een sub j toegevoegd, luidend:
    • 1. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' de gevellijn in de bestemmingsgrens gebouwd worden;
  • e. In artikel 3.2.3 sub a onder 3 komt de zinsnede 'per gebouw is slechts aan één gevel een luifel of overkapping toegestaan' te vervallen;
  • f. Artikel 3.2.3 sub a onder 5 komt te vervallen;
  • g. Artikel 3.2.3 sub b komt te luiden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 3.2.2 de volgende bepalingen:
      • voor zover gebouwen gericht zijn op het openbaar gebied, dient minimaal 5 meter uit de perceelsgrens met het openbaar gebied te worden gebouwd;
      • voorzover op de verbeelding een gevellijn is aangegeven, dienen gebouwen met de naar de gevellijn gekeerde zijde, in de gevellijn te worden gebouwd;
      • de hoofdtoegang van de gebouwen is gelegen in de voor- of zijgevel;
  • h. Aan artikel 3.2.3 wordt een sub e toegevoegd, luidend:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 3.2.2 de volgende bepalingen:
      • indien binnen een bouwperceel een gevellijn is opgenomen op de verbeelding, moeten de gebouwen in de gevellijn worden gebouwd, waarbij per bouwperceel minimaal 70% van de gevellijn moet worden bebouwd;
      • het niet bebouwde deel van de gevellijn dient beplant te zijn met bomen, struiken en/of een haag van minimaal 2,5 meter hoog. Het opgaand groen dient daarbij minimaal 4 meter achter de gevellijn te worden geplant, zodat de gebouwen duidelijk, afzonderlijk, herkenbaar zijn;
      • de afstand van gebouwen ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 6 meter;
      • in uitzondering op het bepaalde in lid 3.2.3 onder a onder 2, mag de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens met 2,5 meter worden verkleind ten behoeve van de bouw van een luifel of overkapping.
  • i. Aan artikel 13 wordt een sub 4 toegevoegd, luidend:
    • 1. ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van bewaking en beveiliging van bedrijven of daarmee naar de aard gelijk te stellen voorzieningen met een maximale oppervlakte van 40 m2 en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter, mits dergelijke voorzieningen stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
5.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 5.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 5.1 met maximaal 10%.

5.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 5.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

5.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

5.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 5.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

5.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 5.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

5.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 5.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan '1e partiële herziening Bedrijvenpark Heron'.