Plan: | Eerste herziening Groenzone |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1926.he00130042-4001 |
De gemeenten Pijnacker-Nootdorp en Berkel en Rodenrijs werken samen met de provincie Zuid-Holland aan de ontwikkeling van de Groenzone Berkel-Pijnacker inclusief de Bergboezem en polder Oude Leede. Deze groenzone maakt onderdeel uit van het gezamenlijke project 'Groenzoom'. De Groenblauwe Slinger heeft tot doel het evenwicht tussen stad en land te bewaren en waar nodig te herstellen. Daarnaast vervult het gebied in toenemende mate allerlei ecologische en recreatieve functies voor de omliggende steden. Deze ambities zijn reeds in een eerder stadium vertaald in het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker'.
Voorliggend plangebied betreft Plandeel 4 van de Groenblauwe Slinger en is grofweg gelegen tussen Zoetermeer en Pijnacker. Hiervoor is in opdracht van het Projectbureau De Groenzoom door Dienst Landelijk Gebied een Definitief Ontwerp opgesteld voor de toekomstige invulling. Dit Definitief Ontwerp is door het Dagelijks bestuur Groenzoom vastgesteld op 1 mei 2013. Op 18 juni 2013 heeft het college van B&W besloten in te stemmen met het gewenste eindbeeld van het totale Definitieve Ontwerp van plandeel 4 Groenzoom en het Definitief Ontwerp voor zover passend binnen het vigerend bestemmingsplan goed te keuren. De uitvoering van dat gedeelte is daarop volgend gestart. Dit voorliggende bestemmingsplan heeft tot doel om ook de zaken die hier niet onder vallen planologisch-juridisch mogelijk te maken. Dit betreft met name de mogelijkheid om watergangen en fietspaden te realiseren.
Voorliggend bestemmingsplan is conform de meest recente wet- en regelgeving, zoals de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) opgesteld. Dit bestemmingsplan voldoet daarnaast aan de geldende AMvB's, zoals het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht.
Het bestemmingsplan 'Eerste herziening Groenzone', bestaat uit de volgende stukken:
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Globaal wordt het plangebied omsloten door de bebouwing aan de Keulseweg en de Reesloot aan de noordzijde, en door de bebouwing aan de Berkelseweg aan de oostzijde. In de zuidoosthoek grenst het gebied aan de N470 en de zuidrand wordt gevormd door de steilrand van het kleiplateau. Aan de westzijde grenst het onderzoeksgebied aan het in aanleg zijnde bedrijventerrein Boezem II.
Afbeelding - Ligging plangebied
Voor het plangebied zijn twee bestemmingsplannen deels van toepassing. Dit betreft hoofdzakelijk het bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker, zoals vastgesteld op 23 februari 2006. Voor een zone ten westen en oosten van de Molenlaan geldt het bestemmingsplan 'Katwijkerbuurt', zoals vastgesteld op 13 juni 2013.
De bovenstaande bestemmingsplannen worden in voorliggend bestemmingsplan deels samengevoegd en voorzien van één set eenduidige regels die aansluiten bij de recente inzichten binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleid vormt het kader waarbinnen het huidige gebruik en nieuwe ontwikkelingen plaats dienen te vinden. Het beschreven beleidskader is daarmee één van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.
De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In het kader van de nahangprocedure kunnen in de SVIR nog opmerkingen en wensen van de Tweede Kamer worden verwerkt. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.
De belangrijkste nationale belangen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:
Het voorliggende bestemmingsplan houdt rekening met deze vier nationale belangen. De aansluiting
met de uitgangspunten uit de nationale structuurvisie wordt gecreëerd door het opnemen van
(beschermende) dubbelbestemmingen voor in het gebied voorkomende buisleidingen. Middels het
nieuwe inrichtingsplan wordt het aanwezige cultuurhistorische landschap behouden, versterkt en
beleefbaar gemaakt.
Het verbeteren van de milieukwaliteit wordt ook middels dit bestemmingsplan nagestreefd, doordat
de verschillende milieueffecten worden afgewogen.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen en vormt de normstelling vanuit het rijk. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
In de loop van 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen.
In dit bestemmingsplan is van belang dat de groenezoom onderdeel uitmaakt van de EHS. Middels de aanduiding 'natuur' binnen de recreatieve bestemming worden de instandhouding en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden beschermd.
Het Nationaal Waterplan is op 12 december 2009 vastgesteld en is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. In de Waterwet is vastgelegd dat het rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het huidige plan geldt voor de periode 2009-2015. Het is de opvolger van de Vierde Nota waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het plan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens aan te merken als structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem van Nederland, zowel oppervlaktewater, grondwater, als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het kabinet kiest voor een strategie die bestaat uit "meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken", adaptieve aanpak en samenwerking binnen en buiten het waterbeheer.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.6. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt omgegaan.
De geactualiseerde structuurvisie uit januari 2013 bevat de ambities van provinciaal belang voor de periode tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Ook de aanpak om samen met andere partijen de doelen te bereiken komt aan de orde. Het accent daarbij ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Het plangebied is geheel gelegen in 'recreatiegebied' en wordt omgeven door de stads- en dorpsgebieden van Pijnacker en Zoetermeer. Daarnaast grenst het gebied aan glastuinbouwbedrijvengebieden.
Afbeelding - Uitsnede functiekaart Provinciale structuurvisie
Het recreatiegebied tussen de stedelijke gebieden van Pijnacker, Nootdorp en Zoetermeer heeft tot doel stad en land beter met elkaar verbinden. De ligging nabij de stad biedt kansen voor verbetering van de recreatiemogelijkheden voor veel inwoners. Het recreatiegebied dient vorm te krijgen door zogenaamde 'regioparken' en samenhangend netwerk van groenblauwe verbindingen zoals stedelijke parken, sport- en volkstuincomplexen.
Het bestemmingsplan speelt volledig in op de ambities voor dit deelgebied. Hiertoe krijgt het plangebied hoofdzakelijk een recreatieve bestemming, met een functieaanduiding natuur. Daarnaast worden bestaande functies ingepast, waaronder een tweetal woningen, een gemaal en een weide.
Voor de uitvoering van het eigen provinciaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in 'Visie op Zuid-Holland', heeft de provincie diverse mogelijkheden voorhanden. Een groot deel van de gewenste ontwikkelingen zal worden bereikt door goed en gezamenlijk overleg, het inzetten van financiële middelen, stimulerende maatregelen, afspraken en overeenkomsten etc. Voor zover echter daarmee de gestelde doelen niet of niet volledig kunnen worden bereikt, beschikt elke overheidslaag over eigen wettelijke bevoegdheden/instrumenten op grond van het uitgangspunt: geen verantwoordelijkheid zonder bijbehorende bevoegdheden.
Voor een aantal belangen is daarbij geconstateerd dat doorwerking en borging het beste via het instrument van de provinciale verordening kan plaatsvinden. Het gaat daarbij met name om zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben. Voor meer ontwikkelingsgerichte zaken of projecten die slechts in één gemeente spelen zijn andere instrumenten, zoals de proactieve aanwijzing en het inpassingsplan, meer geschikt.
In de verordening zijn echter ook regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen.
Voor dit bestemmingsplan is de ligging als 'gebied buiten de bebouwingscontouren' van belang. Bestemmingsplannen dienen bestemmingen uit te sluiten die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken.
Het bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten/regels van de Verordening aangezien geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden toegestaan.
De nieuwe 'Ruimtelijke Structuurvisie Pijnacker-Nootdorp 2040, Ruimte maken.....ruimte laten' komt in de plaats van de Pit! Structuurvisie Pijnacker-Nootdorp uit 2009. Referentiekader voor de nieuwe Structuurvisie is de Toekomstvisie ‘Pijnacker- Nootdorp in de metropool’, die de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp in juni 2012 heeft vastgesteld. De visie vormt het sluitstuk van het proces rond de evaluatie van het Project Integrale Toekomstvisie PIT! en de uitwerking van de nieuwe Toekomstvisie in een Economische Visie, een Visie op het Sociale Domein en deze Ruimtelijke Structuurvisie.
In de Ruimtelijke Structuurvisie wordt aangegeven dat het groene buitengebied van de gemeente in drie hoofdeenheden is te onderscheiden, namelijk Buytenhout, de Groenzoom en Oude Leede.
De Groenzoom moet een recreatieve en ecologische schakel gaan vormen tussen De Balij en het Oude Leedegebied. Niet alleen is het de buffer tussen de kernen Pijnacker en Berkel, maar ook een schakel in de verbinding tussen het Groene Hart en Midden Delfland. De openheid van de Hollandse polder blijft in tact, maar wordt verrijkt met water, rietlanden, graslanden en af en toe beplanting. De graslanden zullen beheerd worden middels begrazing door koeien en schapen, wat het beeld van een polder benadrukt. Het gebied wordt recreatief toegankelijk gemaakt voor fietsers, ruiters, wandelaars en kanoërs. Grenzend aan de Groenzoom en deels overlappend ligt de Katwijkerbuurt. Het vormt een tussengebied tussen de Zoetermeerse woonwijk Rokkeveen, de Groenzoom en De Balij. Het heeft een wisselend en rommelig karakter met verspreid liggende glastuinbouw, bedrijventerrein, recreatieve voorzieningen, vrijstaande woningen en open doorzichten. Een deel van de glasopstanden worden komende jaren gesaneerd in het ruimte voor ruimteproject van Katwijkerbuurt.
De Groenzoom is een recreatieve en ecologische verbinding in ontwikkeling. Niet alleen is het de buffer tussen de kernen Pijnacker en Berkel, maar een schakel in de verbinding tussen het Groene Hart en Midden Delfland. De openheid van de Hollandse polder blijft in tact, maar wordt verrijkt met water, rietlanden, graslanden en af en toe beplanting. De graslanden zullen beheerd worden middels begrazing door koeien en schapen, wat het beeld van een polder benadrukt. Het gebied wordt recreatief toegankelijk gemaakt voor fietsers, ruiters, wandelaars en kanoërs.
Met voorliggend plangebied wordt de realisering van het definitief ontwerp van deelproject 4 van de Groenzone Berkel-Pijnacker mogelijk gemaakt. Hiermee wordt voldaan aan de recreatieve en ecologische ambities uit de ruimtelijke structuurvisie 2040 voor het plangebied.
Op 20 februari 2014 is een geactualiseerde Welstandsnota vastgesteld. De Welstandsnota omschrijft de criteria voor bouwen, om te voldoen aan redelijke eisen van welstand. De criteria laten zien waaraan bijvoorbeeld een uitbouw aan een woning of een dakkapel moeten voldoen. Met de nieuwe nota is er voor inwoners meer mogelijk wat betreft aanbouwen en aanpassingen aan de woning.
Bij eventuele verbouwingen en aanpassingen aan de bebouwing in het plangebied, zal voldaan worden aan de welstandscriteria uit de Welstandsnota.
Het plangebied is gelegen in de droogmaking van de Oude polder van Pijnacker. Het verkavelingspatroon is hier strak en rechthoekig en de slootdichtheid is vrij groot door de aanwezigheid van kwel. De bebouwing concentreert zich voornamelijk in linten langs de boezems, zoals langs de Katwijkerlaan ten noorden van het plangebied. Karakteristiek hierbij zijn de dubbellinten, waarbij de hoofdweg langs de boezemvaart ligt en de secundaire weg lager in de poldervlakte.
Het plangebied bestaat thans voornamelijk uit agrarische percelen, die over het algemeen in gebruik zijn als weidegronden voor met name veeteelt. Op de locatie zijn verschillende sloten, dammen en kavelpaden aanwezig. Het gebied wordt doorsneden door enkele wegen, waaronder de noord-zuid lopende Molenlaan.
Aan de Molenlaan zijn twee woningen gelegen die ook onderdeel uitmaken van het plangebied. Hier is tevens een oude molenstomp en een gemaal gelegen, dat het water uit de droogmakerij opmaalt naar de hoger gelegen boezem.
De 'Groenzoom' is onderdeel van een geplande recreatieve en ecologische verbinding tussen Midden Delfland en het Groene Hart. Voor Plandeel 4, voorliggend plangebied, is door de Dienst Landelijk Gebied op 2 mei 2013 een Definitief Ontwerp opgesteld welke op 18 juni 2013 door het college van burgemeester en wethouders is goedgekeurd.
Voor dit deel van de Groenzoom zijn de volgende doelstellingen van toepassing:
De westzijde van de Molenlaan krijgt een meer identiteit door hier een eiland te maken. Omdat de Berkelse Vaart niet in verbinding komt te staan met het water van de Balij, voorkomt het water om het eiland heen dat de Berkelse Vaart hier doodloopt. Verder blijft dit deel hoofdzakelijk grasland, dat vanwege de (na peilopzet) geringe drooglegging vrij nat zal blijven. Dit kan een gunstig effect hebben op de vegetatie.
Verder zal het gebied ingericht worden als polderlandschap. Het binnengebied blijft voor een groot deel bestaan uit grasland. Hier heerst het oer-Hollands beeld van openheid en koeien in de wei. Daarbij worden enkele paden in het polderlandschap gemarkeerd door een korte rij knotwilgen. De groene randen vormen de hoofdstructuur van het plan.
De 'buitenrand' van de Groenzoom wordt gevormd door de nieuw te graven ‘Berkelse Vaart’, met brede rietoevers en begeleid door een lage kade met een dubbele bomenrij (de ‘Berkelse Kade’). De buitenrand bestaat uit lange lijnen en strakke vormen.
De 'binnenrand' daarentegen is losser en grilliger van vorm. Het kleiplateau aan de zuidzijde vormt met een hoogteverschil van circa twee meter een duidelijke begrenzing van het polderlandschap. Bovenop de rand van het kleiplateau komt een dichte beplanting, op het talud en de teen van het talud worden losse bomen en boomgroepen aangebracht.
De Berkelse Vaart met kade vormt de hoofdader van het gebied. De ecologische verbinding en de natte en droge recreatieve verbindingen verlopen via deze ader. De Berkelse Vaart wordt een brede vaart en krijgt een flinke rietoever van circa vijftien meter. De Berkelse Vaart vormt de drager van het gebied, zowel ecologisch als recreatief. De vaart loopt van het zuidwesten, draait om het Kleihoogt heen en loopt verder in het noordwesten richting de Balij.
De Berkelse Kade is de kade langs de Berkelse Vaart. Het vormt de grens tussen de bewoningslinten langs de Keulseweg en de Reesloot enerzijds en de rust van de Groenzoom anderzijds. De kade wordt 17 meter breed, met in het midden een 3,5 meter breed fiets- en wandelpad. Aan weerszijden hiervan wordt een bomenrij (Winterlindes) aangeplant, die na enige jaren het beeld van een lange laan zal oproepen.
Vanaf de oostelijk gelegen Berkelse kade kijk je over een bestaande sloot naar de voormalige molen. Deze zichtas wordt sterker gemaakt door de bruggen en dammen in de sloot op te ruimen en de sloot te verbreden. Bij het aanbrengen van de beplanting wordt rekening gehouden met deze zichtas.
Ten behoeve van de recreatieve functie zullen enkele wandel- en fietspaden in het gebied worden aangelegd. Het fietspad aan de oost-, west- en noordzijde zal worden begeleid door een nieuwe bomenrij.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'.
Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden tot het bouwen van geluidgevoelige bebouwing. Het aspect geluid leidt dus niet tot een belemmering.
Sinds 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet zijn grenswaarden opgenomen die bindend zijn voor de overheid. In de wet wordt aangegeven dat bij uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van een bepaalde luchtverontreinigende stof de betreffende grenswaarden in acht moeten worden genomen. Omdat grenswaarden bindend zijn, stellen ze beperkingen aan activiteiten waardoor overschrijding van de grenswaarden voor de buitenluchtkwaliteit geldt. De grenswaarden moeten derhalve worden betrokken bij de ruimtelijke planvorming (luchtparagraaf in bestemmingsplan).
Bij ministeriële regeling (de regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (onder andere) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van deze gevallen is het niet noodzakelijk luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Ontwikkelingen
Dit bestemmingsplan is ten aanzien van het wonen conserverend van aard. De gemeente voert ieder jaar een inventarisatie uit van de luchtkwaliteit langs de wegen in de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Uit de meest recente inventarisatie is gebleken dat er geen sprake is van overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden.
Bovendien biedt het bestemmingsplan geen mogelijkheden tot het bouwen van woningen. Dit leidt dus niet tot een toename van het verkeer. De toename van fiets- en wandelverkeer zal ook niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan heeft geen consequenties voor het aspect luchtkwaliteit.
Externe veiligheid is het werkveld dat zich bezighoudt met de risico's als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen. In dat kader zijn vier onderwerpen van belang:
Risicovolle bedrijven binnen/nabij het plangebied
Binnen het plangebied Eerste herziening Groenzone zijn geen risicovolle bedrijven met een risicocontour die buiten de inrichting valt.
Transport gevaarlijke stoffen binnen/nabij het plangebied
De gemeente Pijnacker-Nootdorp beschikt over een aangewezen wegennet voor routeplichtige stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De route voor gevaarlijk transport is gelegen op bedrijventerrein Ruijven en bevindt zich op grote afstand van het plangebied, waardoor het geen gevolgen heeft voor dit bestemmingsplan.
De provinciale weg N470 is op een klein stuk na, op grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, niet aangewezen als route transport gevaarlijke stoffen. Op de N470 kan incidenteel wel transport van gevaarlijke stoffen plaats vinden, via een ontheffing. Dit zal met name de bevoorrading van propaantanks zijn.
Voor de N470 binnen de gemeente zijn geen gegevens beschikbaar. Voor het bestemmingsplan N470 2012 is op basis van (naar 2012 opgehoogde) transportgegevens van aanvoerende provinciale wegen uit Delft, Lansingerland en Zoetermeer een (naar 2012 opgehoogde) schatting gemaakt. Hierin wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico, wat betekent dat de N470 geen 10-6 contour (plaatsgebonden risicocontour) heeft. De aantallen GF3 transporten worden niet gehaald, wat wil zeggen dat er geen berekening (en een eventuele verantwoording) van het groepsrisico aan de orde is.
Over de A12 worden ook gevaarlijke stoffen vervoerd. Echter, het plangebied ligt op voldoende afstand, waardoor het geen gevolgen heeft voor dit bestemmingsplan.
Buisleidingen binnen/nabij het plangebied
Door het plangebied loopt een waterleiding en een hogedruk-aardgasleiding. Tevens is in het zuidoosten van het plangebied nog een hoogspanningsverbinding gelegen. Alle leidingen inclusief beschermingszone zijn in dit bestemmingsplan opgenomen middels een dubbelbestemming.
Om de bodem voor langere tijd te kunnen gebruiken, moeten we de bodem op de juiste manier benutten en beschermen. Naast het beschermen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit hecht de gemeente waarde aan de overige functionele bodemkwaliteiten. Onder functionele bodemkwaliteiten wordt verstaan de draagkwaliteit, informatiekwaliteit, regulatiekwaliteit en productiekwaliteit. Deze kwaliteiten hebben onder andere betrekking op warmte/koude opslag, cultuurhistorische betekenis, levende bodem of geothermische energie. Hoe de gemeente omgaat met de bodem is vastgelegd in de bodemnota.
Voor het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken verricht:
Voorliggend bestemmingsplan heeft derhalve geen consequenties voor het aspect bodemkwaliteit. Voor het grootste gedeelte zijn de saneringen momenteel al in uitvoering.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en tegelijkertijd dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Een belangrijk hulpmiddel dat door gemeenten wordt gebruikt om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau af te stemmen in een bestemmingsplan is de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
Voorliggend bestemmingsplan ziet niet in het toevoegen van nieuwe woningen of bedrijvigheid. Ook worden er geen nieuwe gevoelige functies toegevoegd binnen het plangebied. Zodoende vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.
Ruimtelijke plannen worden in toenemende mate getoetst aan diverse waterstaatkundige aspecten, zoals waterafvoer en waterkwaliteit. In deze waterparagraaf wordt ingegaan op de waterhuishouding in het gebied.
Nationaal Waterplan 2009-2015
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding uit 1998 en hét rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. De beleidslijnen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal bestuursakkoord Water, die inspelen op de verwachte klimaatsveranderingen, zijn een belangrijke impuls voor de koers van het nieuwe waterbeleid. Het hoofdthema is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water.
Het Hoogheemraadschap van Delfland
In juli 2008 is door het Hoogheemraadschap van Delfland de strategienota Keuzes maken, kansen benutten opgesteld. In deze nota formuleert het Hoogheemraadschap zijn visie en strategie om te komen tot een duurzaam waterbeheer in de periode 2010 - 2015, met een doorkijk naar 2025. De Strategienota vormt de basis voor het opstellen van het nieuwe waterbeheerplan.
Delfland heeft de zorg voor veilige dijken, het vasthouden, bergen en afvoeren van oppervlaktewater, een goed beheer van het grondwater, een chemisch en ecologisch goede waterkwaliteit, en het transporteren en zuiveren van afvalwater.
Bij stedelijke vernieuwing wordt gestreefd naar duurzame bouwvormen. In het huidige plangebied worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wanneer deze zich voordoen dan dient het aspect water nader te worden onderzocht. Gedacht moet worden aan dingen, zoals:
Waterhuishoudkundig raamplan kern Pijnacker
In 2006 is voor de kern Pijnacker een raamplan voor de waterhuishouding (Raamplan wateropgave Pijnacker 3 april 2006) opgesteld. In het raamplan wordt een voorstel voor de waterhuishoudkundige inrichting opgesteld voor een groot gebied, dat verscheidene ruimtelijke plannen omvat.
Het doel van het Waterhuishoudkundig raamplan is het ontwerpen van een goed functionerend, veilig en robuust watersysteem voor de kern Pijnacker dat voldoet aan de door Delfland opgelegde norm voor de waterberging. Tevens wordt in het raamplan de randvoorwaarden aangegeven voor verdere uitwerking van de waterhuishoudkundige inrichting van deelgebieden.
Algemeen
Om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een negatief effect hebben op het watersysteem moet bij het opstellen van een bestemmingsplan een watertoets plaatsvinden. De watertoets is een proces waarbij vanaf het begin van de planvorming de verschillende wateraspecten worden beoordeeld op de gevolgen voor het watersysteem.
Het doel van de watertoets is een betere en evenwichtige afstemming tussen waterbeheer (kwantiteit en kwaliteit) en ruimtelijke plannen. Wanneer knelpunten worden gesignaleerd, moeten alternatieve en/of compenserende maatregelen worden genomen in zowel de planontwikkeling als bij de uitvoering. Bij elk ruimtelijk plan gaat Delfland na of bestaande waterknelpunten kunnen worden opgelost en of er kansen zijn voor het realiseren van een veekrachtiger, robuuster en veiliger watersysteem.
In de waterparagraaf geeft de gemeente aan hoe invulling wordt gegeven aan het waterbeleid. Naast de effecten en maatregelen voor het watersysteem wordt ook het doorlopen proces en de gemaakte afspraken beschreven. Bovendien worden de resultaten van de watertoets vastgelegd in de waterparagraaf.
Rol van water
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet de rol van water mede bepalend zijn, zodat er bijvoorbeeld voldoende ruimte is voor waterberging. Daarnaast kunnen nieuwe ontwikkelingen mogelijkheden bieden om knelpunten op te lossen of specifieke wensen te realiseren.
Klimaatverandering
De komende jaren wordt een klimaatsverandering voorzien, waarbij buien intensiever worden en daarnaast meer droge perioden optreden. Tijdens intensieve buien moet in korte tijd veel water worden afgevoerd vanuit de polders in de gemeente via het boezemstelsel naar de zee. Bij intensieve buien neemt de afvoerpiek toe. Doordat in de gemeente meer verhard oppervlak wordt aangelegd, zal het neerslagwater sneller in de sloten terecht komen dan in een gebied met veel weilanden. Hierdoor neemt de afvoerpiek nog meer toe. Als het watersysteem de afvoerpiek niet meer kan verwerken, treedt wateroverlast op. Zonder aanvullende maatregelen zal in de komende jaren de kans op wateroverlast daarom steeds meer toenemen.
Plangebied en type ruimtelijke ontwikkeling
Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Katwijkerlaan. Met de uitvoering van het definitief ontwerp wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbeterd.
De huidige en toekomstige waterstaatkundige situatie
Centraal in het watersysteem staat het gemaal (bij de molenstomp aan de Molenlaan) dat het water uit de droogmakerij opmaalt naar de hoger gelegen boezem. In het huidige watersysteem bestaat het Groenzoomgebied grofweg uit twee peilvakken. De noordoosthoek wordt gestuwd en watert af op het peilvak dat in verbinding en op gelijk peil staat met de maalkom van het gemaal. Verder wateren diverse kleine peilgebiedjes in het lint Katwijkerlaan/Keulseweg af via bovengenoemde peilgebieden. En ook een deel van Zoetermeer (HH Schieland) en een waterberging van het kassengebied wateren via de zuidelijke (primaire) watergang af naar het gemaal.
Het plangebied ligt in de Droogmaking in de Oude Polder van Pijnacker. De Droogmaking in de Oude Polder van Pijnacker bestaat uit zeven peilgebieden. Feitelijk is de droogmaking een onderdeel van de Oude Polder, al liggen de peilen circa 2,5 m dieper dan van de Oude Polder, tussen circa NAP -5,65 m en NAP -5,15 m. De Droogmaking in de Oude Polder van Pijnacker watert af via een het gemaal aan de Molenlaan op het uitwateringskanaal van de Oude Polder van Pijnacker.
Peilgebieden huidige situatie
Toekomstig watersysteem
Het watersysteem in het deel ten zuiden van de Katwijkerbuurt zal met de realisatie van de Groenzoom wijzigen. De hoofdwatergang zal deels worden verlegd. Tevens komt een flexibel peil waarbij pas water wordt ingelaten wanneer het laagste peil wordt bereikt en water afgevoerd wordt bij het hoogste peil. Hierdoor ontstaat een natuurlijk peilverloop. De bebouwingslinten langs de Keulseweg en Katwijkerlaan behouden hun huidige peil. Dit in verband met de (fundering en maaiveldhoogte van de) huidige bebouwing. Hiervoor heeft het Hoogheemraadschap van Delfland op 17 juni 2013 een watervergunning verleend (kenmerk 10627961251288).
De bestaande en nieuwe hoofdwatergangen zullen bestemd worden als 'Water'.
Toekomstige situatie (peilbesluit)
Veiligheid en waterkeringen
Het waarborgen van de veiligheid is een belangrijke taak van het Hoogheemraadschap van Delfland. Hiervoor moeten de waterkeringen aan de normen voldoen. In een waterparagraaf wordt dan ook aandacht besteed aan waterkeringen.
Binnen het plangebied ligt een Polderkade met een kern- en beschermingszone. Deze waterkering inclusief kern- en beschermingszone is in dit bestemmingsplan geregeld middels een dubbelbestemming.
Waterkwaliteit en ecologie
Delfland is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het watersysteem en de ecologische condities daarvan. Daarom vraagt Delfland om in de waterparagraaf in te gaan op:
Ad 1. Het Waterplan 2010-2013 - Helder (over) Water, is op 17 november 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. In dit plan zijn ook uitgangspunten opgenomen over de waterkwaliteit in relatie met de ecologische en recreatieve functies. Voor het plangebied zijn delen aangegeven als een locatie met natuur- en/of recreatieve waarde. Deze gronden zullen in het bestemmingsplan worden bestemd als Recreatie met aanduiding natuur en maken deel uit van de Groenzoom. Voor wat betreft de waterkwaliteitsdoelen worden geen negatieve effecten voorzien. Er wordt gestreefd naar het principe van geen achteruitgang zoals genoemd in de Kaderrichtlijn water. Delfland kan vanuit de programma's Kaderrichtlijn Water en Ecologie concreet aanduiden welke ecologische waterkwaliteitsdoelen worden nagestreefd en wat deze concreet inhouden.
Ad 2. In het gebied worden geen nieuwe, potentieel verontreinigende functies voorzien, die vanuit het oogpunt van waterkwaliteit bijzondere aandacht vragen. Voor de ecologische doelstellingen verwijzen wij naar de paragraaf over ecologie die in dit bestemmingsplan is opgenomen.
Ad 3. In het gebied worden geen grootschalige functiewijzigingen voorzien. Ten aanzien van de situatie van de afvoer van hemelwater zijn geen bijzonderheden te vermelden. Het uitgangspunt is wel dat het water van schoon naar vuil stroomt.
Afwatering en riolering
De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft sinds 2009 alle panden aangesloten op de riolering. Daarbij is de verbrede zorgplicht ingevoerd en zullen vanaf 1 januari 2009 geen ongezuiverde lozingen, van zowel huishoudelijk afvalwater als bedrijfsafvalwater, op het oppervlaktewater meer plaatsvinden. Dit heeft een positieve uitwerking op de waterkwaliteit.
Beheer en onderhoud
Watergangen dienen overeenkomstig de richtlijnen ook bereikbaar te zijn voor beheer en onderhoud. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het onderhoud van de hoofdwatergangen. De overige watergangen worden onderhouden door de aangelanden. Het Hoogheemraadschap controleert de staat van onderhoud van de overige watergangen.
Voor de Groenzoom zijn na intensief overleg maatwerkafspraken gemaakt met het Hoogheemraadschap van Delfland. Alle hoofdwatergangen worden varend onderhouden en daarvoor worden de benodigde voorzieningen getroffen. Overige watergangen die niet vanaf het water worden beheerd, zijn zodanig ontworpen dat deze vanaf één zijde vanuit de Groenzoom onderhouden kunnen worden.
In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.
Gebiedsbescherming
De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaalt wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaats vinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.
Soortenbescherming
De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. Op grond van de Flora en faunawet is het verboden beschermde planten te vernielen of te beschadigen, beschermde dieren te verstoren, verwonden of te doden. Daarnaast is het verboden rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, weg te nemen of te vernielen. Ontheffing van deze regels is onder voorwaarde mogelijk voor onder andere bouwprojecten.
Ecologisch onderzoek
Door het ecologisch adviesbureau Viridis is een natuuronderzoek Groenzoom Pijnacker-Nootdorp uitgevoerd, ten behoeve van de beoogde nieuwe inrichting van het plangebied.
Geconcludeerd wordt dat het plangebied buiten een straal van 3 km van beschermde gebieden als Natura 2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur ligt. Nationaal Landschap ’t Groene Hart ligt op ruim 1,5 km afstand van het plangebied. Een toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet en Nee, tenzij-regime is niet noodzakelijk.
Ten aanzien van de flora- en faunawet wordt geconcludeerd dat de voorgenomen werkzaamheden negatieve effecten op kleine modderkruiper en eventueel aanwezige broedvogels kunnen veroorzaken.
Het is noodzakelijk om mitigerende maatregelen uit te voeren om een overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van kleine modderkruiper en broedvogels te voorkomen:
Archeologie
Wettelijk kader
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen.
Waarden en verwachtingen
Voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp is in september 2009 een Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart opgesteld. De Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart geeft op perceelsniveau aan welke archeologisch bekende waarde of welke verwachting van toepassing is. Op basis daarvan kan in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming gekeken worden of en hoe archeologische waarden beschermd kunnen/moeten worden: middels aanpassing van het plan of het behoud van informatie door opgraven. Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet namelijk in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Uitsnede Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart gemeente Pijnacker-Nootdorp
Binnen het plangebied liggen geen zones met bekende archeologische waarden, zoals bekende archeologische vindplaatsen of archeologische monumenten. Conform de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart ligt de zuidelijke rand van het plangebied binnen de archeologische verwachtingswaarde 'middelhoog/laag'. Hier is het beleid om archeologisch onderzoek uit te voeren voor bodemingrepen van 200 m2 en meer. De gronden worden echter bestemd voor Recreatie, Agrarisch-Weide en Wonen. Binnen deze bestemmingen worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die groter dan 200 m2 zijn. Zodoende is het niet noodzakelijk om een dubbelbestemming voor mogelijk aanwezige archeologische waarden op te nemen.
Cultuurhistorie
De stompe molen, gelegen aan de Molenlaan 10, is aangewezen als Rijksmonument. Dit molenrestant functioneert thans als elektrisch gemaal en woning. Door middel van de Monumentenwet wordt de bescherming van Rijksmonumenten reeds geregeld. Om die reden is hiervoor geen regeling in het bestemmingsplan opgenomen.
Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Groenzone Berkel - Pijnacker' uit 2006 is een PlanMER opgesteld in verband met de omvang van de aan te leggen natuur. Dit betreft de gehele groenzoom gelegen over het grondgebied van zowel de gemeente Pijnacker-Nootdorp als ook de gemeente Berkel en Rodenrijs.
Met voorliggend plangebied wordt de realisering van het definitief ontwerp van deelproject 4 van de Groenzone Berkel-Pijnacker mogelijk gemaakt. Dit betreft slechts een beperkt deel van het eerdere bestemmingsplan Groenzone. De voorliggende ontwikkeling komt niet boven de gestelde plandrempel uit en zal er geen PlanMER noodzakelijk zijn. Bovendien wijkt de inrichting van het definitief ontwerp van deelproject 4 niet sterk af van de reeds voorgestelde inrichting van het bestemmingsplan 'Groenzone Berkel - Pijnacker', er is dan ook geen noodzaak tot het aanpassen of actualiseren van de reeds bestaande planMER. Ook is de conclusie vanuit de voorgaande paragrafen dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de in de Wet algemene bepalingen overgangsrecht geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en de Wabo.
Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden.
Voor de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling (voorheen plankaart) heeft de Grootschalige Basis Kaart Nederland (GBKN) als onderlegger gediend. De verbeelding bestaat uit één kaartblad.
Inhoudelijk is aansluiting gezocht bij het geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker'. In de lijn van dat plan zijn bestemmingen toebedeeld en ingevuld, waarmee recht wordt gedaan aan de geldende mogelijkheden. Daarnaast is nauwgezet aangesloten bij de thans gebruikelijke wijze van bestemmen, zoals het aanliggende bestemmingsplan Katwijkerbuurt (2013).
Verbeelding geometrische plaatsbepaling
Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen.
Regels
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De regels zijn onderverdeeld in een viertal hoofdstukken, te weten:
Hoofdstuk 1 omvat de verklaring van de belangrijkste begrippen, die in hoofdstuk 2 en 3 worden gebruikt. Daarnaast bevat dit hoofdstuk bepalingen op welke wijze de grondoppervlakte, hoogte, breedte en dergelijke van de bouwwerken moeten worden gemeten.
Hoofdstuk 2 geeft de omschrijving van de diverse in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingen, met daarbij nadere bouwregels in de vorm van maximaal toelaatbare aantallen, situering, toegestane voorzieningen en dergelijke.
Agrarisch - Weide
De gronden die in het geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker' de bestemming 'Weide' hadden, zijn in het voorliggende bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Weide'. De bestemming is gericht op het gebruik als weide en hobbymatig, niet-bedrijfsmatig grondgebonden agrarisch gebruik. Tevens is extensieve openluchtrecreatie toegestaan, met ook voet-, fiets- en ruiterpaden. Via een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders kunnen bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden worden toegelaten.
Er zijn uitsluitend andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen, van ten hoogste 1 m toegelaten.
Recreatie
In navolging van het geldende bestemmingsplan is voor de meeste gronden in het plangebied de bestemming 'Recreatie' opgenomen. Deze bestemming is vooral gericht op extensieve openluchtrecreatie, zoals bedoeld in het Definitief Ontwerp van de Groenzoom. Daarbij maken watergangen, ontsluitingswegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en parkeerplaatsen deel uit van de bestemming. Om de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden te verzorgen, is tevens de aanduiding 'natuur' opgenomen op deze gronden. Via een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders kunnen bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden worden toegelaten.
Binnen deze bestemming zijn alleen overige bouwwerken toegestaan. Verder is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor gebouwen ten dienste van beheer en onderhoud.
Verkeer
Voor de bestaande verkeersstructuur in het plangebied is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Dat betreft in dit plangebied uitsluitend de Molenlaan. De overige paden en fiets- en voetpaden worden in de andere bestemmingen (Recreatie en ook Agrarisch-Weide) mogelijk gemaakt.
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de verkeersbestemming, zoals lichtmasten, informatieborden, abri's en straatmeubilair.
Water
Voor de belangrijkste watergangen is de bestemming 'Water' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn tevens de oevers, bruggen en taluds meegenomen. Om die reden zijn ook bij de bestemming behorende andere bouwwerken toegelaten, zoals duikers, bruggen en beschoeiingen, met uitzondering van steigers en andere aanlegplaatsen.
Wonen
In navolging van het geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker' zijn aan de Molenlaan gronden aangewezen voor 'Wonen'. Verder is het bestaande gemaal als zodanig aangeduid. Nabij dit gemaal is in de regels tevens een fiets- en voetpad mogelijk gemaakt.
Binnen ieder bestemmingsvlak is één woning toegestaan. De inhoud en de goot- en bouwhoogte van de woningen zijn vastgelegd in de regels. Ook voor de aan- of uitbouwen en bijgebouwen zijn de maten vastgelegd in de regels. Daarbij zijn de maatvoeringen uit het geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker' gehanteerd. Verder zijn de in de gemeente gebruikelijke mogelijkheden geboden. Zo is bij recht beroep aan huis toegelaten, terwijl er voor de uitoefening van een bedrijf aan huis een afwijkingsmogelijkheid bestaat.
Dubbelbestemmingen
De bestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Leiding - Water' en 'Waterstaat - Waterkering' betreffen dubbelbestemmingen waarin de bescherming van de aanwezige leidingen, respectievelijk waterkeringen zijn geregeld.
Voor de eerste twee genoemde dubbelbestemmingen is deze bescherming geregeld door middel van een omgevingsvergunningplicht voor met name het aanleggen van werken en het verrichten van werkzaamheden, die de belangen van die dubbelbestemmingen zouden kunnen schaden. Er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de betreffende leiding. Daarnaast zijn burgemeester en wethouders bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen voor de onderliggende bestemming. In dat kader wordt vooraf advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
Voor de bescherming van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' geldt de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland.
Het derde hoofdstuk van de regels bevat een aantal bepalingen welke op de bestemmingen van hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Dit zijn onder meer de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels, de algemene ontheffingsregels en de algemene wijzigingsregels.
In het laatste hoofdstuk zijn de Overgangs- en Slotregels opgenomen, zoals die door het Besluit ruimtelijke ordening en SVBP2012 zijn voorgeschreven.
Bij de voorbereiding van een ontwerp-bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, deze verhaald moeten kunnen worden op de initiatiefnemer c.q. ontwikkeling. Een en ander dient te worden vastgesteld in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijk met het bestemmingsplan moet worden vastgelegd.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisering van het Definitief Ontwerp van de Groenzoom mogelijk. De gemeente wordt na inrichting van de Groenzoom eigenaar van deze percelen. Voor de ontwikkelingen op deze percelen is kostenverhaal dus niet nodig. Op de overige percelen worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Een exploitatieplan kan ook worden opgesteld om locatie-eisen te kunnen stellen. In het plangebied is daar echter geen sprake van. Gelet op het voorgaande hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden opgesteld en is voldaan aan de wettelijke vereisten ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Voorontwerpbestemmingsplan
Ten behoeve van de inspraak heeft het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor te Pijnacker. Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn vier inspraakreacties en twee overlegreacties ingediend. Deze reacties zijn beantwoord in de notitie inspraak en overleg, deze is als bijlage Nota beantwoording inspraak en overleg bij deze toelichting opgenomen. De inspraakreacties hebben niet geleid tot aanpassing van het plan. Naar aanleiding van de overlegreacties zijn wel enkele aanpassingen aangebracht.
Ontwerpbestemmingsplan
Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Hierop zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn beantwoord en als bijlage Nota van zienswijzen bij deze toelichting opgenomen.