direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Veegplan 2022 Goeree-Overflakkee
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.GOVeegplan2022-BP20

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee. Het bestemmingsplan dient met name ter verbetering van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente, maar maakt ook kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is de bestemmingsregelingen voor de hieronder te noemen locaties aan te passen aan de gewenste situatie:

  • 1. Volkstuinen tussen Staverseweg en Poppendamseweg, Sommelsdijk;
  • 2. Oudelandseweg 7, Ouddorp;
  • 3. Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp;
  • 4. Molendijk 2a, Den Bommel;
  • 5. Jachthaven Stad aan 't Haringvliet;
  • 6. Vervallen;
  • 7. Kruisweg 2, Stellendam;
  • 8. VV Den Bommel en VV Herkingen;
  • 9. Hazersweg 73, Ouddorp;
  • 10. Dorpsdijk 10, Ooltgensplaat;
  • 11. Korteweegje 65, Dirksland;
  • 12. Marina Herkingen;
  • 13. Kelderweg 17 en 18, Ouddorp;
  • 14. Vervallen;
  • 15. Camping Ouwe Stee-Noord, Stelleweg, Ouddorp.

Gaandeweg het proces Fzijn 2 locaties komen te vervallen. Dit zijn de locaties 6 en 14. Omwille van de leesbaarheid en om verwarring te voorkomen zijn de opvolgende locaties niet hernummerd.

Met het nieuwe bestemmingsplan ontstaat de situatie dat het bestemmingsplan een actueel en correct beeld geeft van de functies en een kader waaraan (toekomstige) aanvragen voor een omgevingsvergunning kunnen worden getoetst. Het bestemmingsplan sluit aan bij de actuele juridische en planologische situatie en voldoet aan de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit 13 op zichzelf staande locaties. In figuur 1.1 is een overzicht van de locaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2022-BP20_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de locaties vigeren diverse (bestemmings)plannen. In de tabel 1.1 is voor elke locatie zichtbaar welk bestemmingsplan geldt.

Tabel 1.1 Weergave vigerende bestemmingsplannen

  Locatie   Vigerend bestemmingsplan   Vastgesteld  
1   Volkstuinen Staverseweg, Sommelsdijk   Buitengebied (Middelharnis)   27-06-2013  
2   Oudelandseweg 7, Ouddorp   Oudeland en Oude Nieuwland 2013   12-12-2013  
3   Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp   Brouwersdam 2012   19-12-2012  
4   Molendijk 2a, Den Bommel   Buitengebied Oostflakkee   16-10-2014  
5   Jachthaven Stad aan 't Haringvliet   Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet   14-03-2019  
6   Vervallen      
7   Kruisweg 2, Stellendam   Kruisweg 2-4 Stellendam   23-09-2021  
8   VV Den Bommel en VV Herkingen   Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet   14-03-2019  
9   Hazersweg 73, Ouddorp   Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012   26-09-2012  
10   Dorpsdijk 10, Ooltgensplaat   Buitengebied Oostflakkee   16-10-2014  
11   Korteweegje 65, Dirksland   Bedrijvenpark Watertoren 2010   24-03-2011  
12   Marina Herkingen   Veegplan 2016   07-07-2016  
13   Kelderweg 17 en 18, Ouddorp   Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet   14-03-2019  
14   Vervallen      
15   Camping Ouwe Stee-Noord, Stelleweg Ouddorp   Recreatieterreinen 2012   22-11-2012  

Paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren

Verder vigeert het 'Paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren' (vastgesteld 2 februari 2023 en inmiddels onherroepelijk) voor het gehele grondgebied van de gemeente Goeree-Overflakkee. Het paraplubestemmingsplan is opgesteld om de begripsbepalingen en regels met betrekking tot wonen en parkeren in alle bestemmingsplannen binnen het grondgebied van de gemeente Goeree-Overflakkee te uniformiseren en aan te vullen. In het voorliggende bestemmingsplan is aangesloten bij de begripsbepaling en regels van dit paraplubestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de aanpassingen waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt. Hoofdstuk 3 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van zowel Rijk, provincie als gemeente komt hier aan bod en het plan wordt hieraan getoetst. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze hoe het plan op een goede ruimtelijke manier met deze aspecten omgaat. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden. Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in maatschappelijke en economische zin uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 2 Aanpassingen

In dit hoofdstuk wordt per locatie de inhoud van de aanpassing beschreven. Vervolgens is beschreven hoe de vertaling in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.

2.1 Volkstuinen Staverseweg/Poppendamseweg, Sommelsdijk

Inhoud aanpassing

Op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied zijn schuilstallen op het volkstuinencomplex niet toegestaan. De wens is om voor de aanwezige dieren (onder andere paarden en pony's) een schuilgelegenheid te bieden. Hiervoor zijn al bouwwerken aanwezig, echter zijn deze niet toegestaan. De mogelijkheid voor het realiseren van schuilstallen wordt opgenomen voor het volkstuinencomplex.

Juridische vertaling

Schuilstallen worden toegestaan door middel van een afwijkingsbevoegdheid in de regels van de bestemming 'Recreatie - Volkstuin'.

2.2 Oudelandseweg 7, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland 2013. Het zuidelijke deel van het perceel heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschoudelanapswaarden'. Dit is niet meer in overeenstemming met het huidig gebruik, vanwege de verplaatsing van het desbetreffende agrarische bedrijf. De agrarische loods is inmiddels ook gesloopt. Voor het nieuwe bijgebouw bij de woning is reeds een omgevingsvergunning verleend (d.d. 30-10-2020, met kenmerk W2020-0535) en het bijgebouw is inmiddels ook gerealiseerd. Het bijgebouw wordt in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2022-BP20_0002.png"

Figuur 2.1 Situeringstekening (bron: Zeelenberg Architectuur)

Juridische vertaling

Een deel van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' wordt omgezet naar de bestemming 'Wonen - 2'. Het bouwvlak van de bestemming 'Wonen - 2' wordt uitgebreid om het bijgebouw te legaliseren. Daarnaast wordt in de bestemming 'Wonen - 2' de maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen voor deze locatie vergroot (van 75 m2 naar 300 m2). Hiertoe wordt een specifieke bouwaanduiding opgenomen. Daarnaast heeft het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5', dit blijft ongewijzigd.

2.3 Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Op basis van het vigerende bestemmingsplan Brouwersdam 2012 is in het bijgebouw geen detailhandel toegestaan. Op basis van een tijdelijke omgevingsvergunning wordt het bijgebouw gebruikt voor een surfwinkel. De wens is om deze tijdelijke omgevingsvergunning om te zetten naar definitief gebruik.

Juridische vertaling

Het perceel heeft de bestemming 'Natuur - Strand' en de dubbelbestmming 'Waterstaat - Waterkering'. De bestemmingen voor het perceel blijven ongewijzigd. Ook de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - de kous' blijft ongewijzigd. Ter plaatse van het bijgebouw wordt de aanduiding 'detailhandel' toegevoegd. In de regels wordt aangegeven dat op deze plek detailhandel is toegestaan. Deze planologische wijziging betreft geen uitbreiding van de detailhandelsfunctie, het maximaal toelaatbare verkoopvloeroppervlak was en blijft 200 m2.

2.4 Molendijk 2a, Den Bommel

Inhoud aanpassing

De wens is om de huidige (tweede) bedrijfswoning op het bedrijfsperceel om te zetten naar een plattelandswoning. Op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Oostflakkee is er binnen de besteming 'Agrarisch' geen plattelandswoning mogelijk op het perceel.

Juridische vertaling

De bestemming voor het perceel blijft ongewijzigd, maar is in het voorliggende plan 'Agrarisch - 1' genoemd. Ter plaatse van de plattelandswoning wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' toegevoegd. De aanduiding waarmee 2 bedrijfswoningen (in plaats van 1) op het perceel waren toegestaan, vervalt.

2.5 Jachthaven Stad aan 't Haringvliet

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan t' Haringvliet. De wens is om bij de jachthaven een loods te plaatsen van 17,5 meter bij 11 meter met een goothoogte van 3,8. Het bouwvlak wordt vergroot naar 17,5 meter bij 11 meter. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om een toiletgebouw op het naastgelegen kampeerterrein te realiseren.

Juridische vertaling

De bestemmingen blijven ongewijzigd. Het bouwvlak ter plaatse van de beoogde loods wordt vergroot naar 17,5 meter bij 11 meter. De maximale goothoogte is gewijzigd naar 4 meter en er is een maximale bouwhoogte van 7 m toegevoegd. Daarnaast worden in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' sanitaire voorzieningen (met een maximale omvang van 50 m2) mogelijk gemaakt ter plaatse van de functieaanduiding 'kampeerterrein'.

2.6 Vervallen

Deze locatie is vervallen.

2.7 Kruisweg 2, Stellendam

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt volgens het bestemmingsplan Kruisweg 2-4 Stellendam de bestemming 'Wonen - 3' en deels de bestemming 'Groen'. Via een tijdelijke omgevingsvergunning zijn 15 camperstandplaatsen inclusief parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarnaast is er een bed & breakfast aanwezig (2 eenheden).

Juridische vertaling

Op het perceel worden binnen de bestemming 'Wonen - 3' de functieaanduidingen 'bed & breakfast' en 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 2' opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast'' is een bed & breakfast (maximaal 2 eenheden) aan huis mogelijk. Er is daarnaast een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waardoor het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken voor het voeren van een bed & breakfast aan huis waarbij het aantal kamers dat wordt gebruikt voor de bed & breakfast activiteiten ten hoogste 7 bedraagt. Daarbij dient voldaan te worden aan de voorwaarden van het desbetreffende artikel.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 2' zijn ten hoogste 15 camperstandplaatsen met bijbehorende sanitaire voorzieningen mogelijk. De bestemming 'Groen' wordt opgenomen langs de noord- en westrand van het perceel, waardoor het plan groen wordt ingepast.

2.8 VV Den Bommel en VV Herkingen

Inhoud aanpassing

Het betreft twee locaties: het voetbalveld in Den Bommel en het voetbalveld in Herkingen. Voor de locaties geldt het bestemmingsplan Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan 't Haringvliet. Binnen de vigerende bestemming 'Sport' zijn de huidige lichtmasten qua bouwhoogte niet toegestaan. In het geval dat de lichtmasten moeten worden vervangen is het wenselijk dit direct toe te staan.

Juridische vertaling

De gronden met de bestemming 'Sport' krijgen de functieaanduiding 'sportveld'. Hierdoor zijn lichtmasten tot een hoogte van maximaal 12 m mogelijk.

2.9 Hazersweg 73, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp. Op de vigerende bestemming 'Agrarisch' is een opslagloods ten behoeve van hobbymatige doeleinden niet toegestaan. Het is wenselijk de aanwezige opslagloods te legaliseren.

Juridische vertaling

De bestemming van het perceel blijft ongewijzigd, maar is in het voorliggende plan 'Agrarisch - 2' genoemd. Een deel van het perceel krijgt een bouwvlak (met maximale goothoogte van 5 meter) en een functieaanduiding 'opslag'. Hierdoor wordt de huidige opslagloods gelegaliseerd en kan deze hobbymatig worden gebruikt.

2.10 Dorpsdijk 10, Ooltgensplaat

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Buitengebied Oostflakkee. Het is wenselijk de tijdelijke bouwweg tussen het park en de Rietveldseweg als officiële ontsluiting voor het recreatieterrein te gebruiken. Dit past niet binnen de agrarische bestemming. Daarom wordt de bestemming aangepast.

Juridische vertaling

Ter plaatse van de beoogde ontsluitingsweg wordt de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in de bestemming 'Verkeer'.

2.11 Korteweegje 65, Dirksland

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Bedrijvenpark Watertoren 2010. Het perceel heeft nu de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3'. Door deze aanduiding is ter plaatse uitsluitend een transportbedrijf toegestaan. Momenteel is er op de planlocatie een busremise aanwezig. Er is ter plaatse van de planlocatie ook een omgevingsvergunning verleend voor een loods ten behoeve van op- en overslag met een bouwhoogte van 11 meter. Het is wenselijk om naast een transportfunctie meer soorten bedrijvigheid toe te staan op de locatie.

Juridische vertaling

De bestemming en de huidige functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' blijft bestaan. De functieaanduiding wordt verruimd waardoor er in plaats van een transportbedrijf ook een busremise is toegestaan. Naast het verruimen van de huidige functieaanduiding wordt ook een nieuwe functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' opgenomen in verband met de aanwezigheid van woningen op een afstand van circa 75 m van het terrein (zie paragraaf 4.7). Door deze functieaanduiding zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan op de locatie. Vanwege de verleende omgevingsvergunning voor de loods met een bouwhoogte van 11 meter, wordt de huidige maximale bouwhoogte van 10 meter gewijzigd naar 11 meter.

2.12 Marina Herkingen

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Veegplan 2016. De gronden hebben nu de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' en 'vrijwaringszone - dijk'. Het is wenselijk om ook camperstandplaatsen te realiseren op de reeds aanwezige verharding.

Juridische vertaling

De bestemming blijft ongewijzigd, maar is in het voorliggende plan 'Recreatie - Jachthaven 2' genoemd. Om camperstandplaatsen toe te staan op het parkeerterrein van Marina Herkingen wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 1' toegevoegd. In de regels wordt het aantal standplaatsen gemaximeerd op 10.

2.13 Kelderweg 17 en 18, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland 2013. De locatie is bestemd tot 'Tuin'. De bomen en het overige groen langs de weg moeten beschermd worden, omdat de bomen belangrijke natuurwaarden hebben.

Juridische vertaling

De bescherming van de bomen wordt geregeld via een bestemmingswijziging van 'Tuin' naar 'Natuur - 1'. De vigerende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' en de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' blijven ongewijzigd.

2.14 Vervallen

Deze locatie is vervallen.

2.15 Camping Ouwe Stee-Noord, Stelleweg, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Recreatieterreinen 2012. Op de gronden bestemd voor 'Bos' is 1 chalet aanwezig en wordt 1 chalet toegevoegd. Om de chalets mogelijk te maken binnen de bosbestemming wordt een bouwvlak en aanduiding opgenomen waardoor de chalets zijn toegestaan. Het maximaal toelaatbare aantal eenheden (91) voor het recreatieterrein blijft ongewijzigd. Het betreft daarmee enkel een verplaatsing van de chalets.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2022-BP20_0003.png"

Figuur 2.2 Uitsnede ruimtelijke plannen, de bosbestemming is aangegeven met een rode pin (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

Juridische vertaling

De twee chalets ter plaatse van de bosbestemming worden mogelijk gemaakt door het opnemen van een bouwvlak en het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee'. Het maximaal toelaatbare aantal eenheden blijft daarbij ongewijzigd (maximaal 91).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan (juridisch) mogelijk maakt, zijn kleinschalig van aard. Deze ontwikkelingen worden afgewogen ten opzichte van het vigerende beleid.

3.2 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050. Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2018)

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.

Toetsing

De NOVI bevat geen concreet beleid ten aanzien van de beoogde ontwikkelingen. In de regels is een passende regeling opgenomen in verband met de vrijwaringszone voor vaarwegen uit het Barro. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening)

De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, moet in de toelichting worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

Uit jurisprudentie blijkt dat een functiewijziging of het toevoegen van meer dan 500 m2 aan bebouwing over het algemeen wordt gezien als stedelijke ontwikkeing. Agrarische functies, infrastructuur, ondergeschikte functies en bouwwwerken geen gebouwen zijnde vallen hier niet onder en alleen gebouwde recreatievoorzieningen worden beschouwd als stedelijke ontwikkeling. Ook het toevoegen van minder dan 12 woningen wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling.

De ontwikkelingen in dit veegplan hoeven niet in samenhang te worden bezien omdat het om heel verschillende ontwikkelingen verspreid over de gehele gemeente gaat.

Op basis van de bovenstaande uitgangspunten zijn de ontwikkelingen op locatie 1, 2, 3, 4, 8, 9, 10 en 13 geen stedelijke ontwikkeling.

Er worden bij de camperstandplaatsen (locatie 7 en 12) geen gebouwde recreatievoorzieningen gerealiseerd. Er is daar ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.

Op locatie 15 worden per saldo geen extra standplaatsen voor verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt. Ook hier is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.

Op locatie 5 is spake van het toevoegen van een gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen op de camping. Dit gebouw is kleiner dan 500 m2 en daarom geen stedelijke ontwikkeling.

Op locatie 11 is sprake van een functieverbreding binnen de bedrijfsbestemming van transportbedrijf naar bedrijven tot en met categorie 3. De locatie is groter dan 500 m2, dus hier is wel sprake van een stedelijke ontwikkeling. De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied.

Beschrijving behoefte verbreding bedrijfsfunctie

Locatie 11 heeft een specifieke bestemming voor transportbedrijven. Daarnaast is een omgevingsvergunning verleend voor een loods ten behoeve van op- en overslag. De locatie ligt op Bedrijvenpark Watertoren. Er is vanuit de provincie (Omgevingsverordening Zuid-Holland, artikel 6.12 Bedrijven) en gemeente (Bedrijventerreinen Goeree-Overflakkee, Update vraag en aanbod Bedrijventerreinen Goeree-Overflakkee 2020-2040, oktober 2020) behoefte om de bedrijventerreinen zo goed mogelijk te benutten voor bedrijven in milieucategorieën die zich niet goed verhouden met de woonfunctie. Uit het onderzoek blijkt dat er onvoldoende ruimte is om te kunnen voorzien in de vraag en de vervangingsvraag. Met dit initiatief wordt op een perceel binnen bedrijvenpark Watertoren invulling gegeven aan de gewenste flexibiliteit.

Er kan geconcludeerd worden dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de Ladder.

3.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2023)

In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen. Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema's zijn relevant: toerisme in balans, behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit, kwaliteitskaart, de ondergrond, cultuur- en natuurlandschappen, stedelijke occupatie en beleving.


Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.


Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen of zij ook behoefte hebben aan regionale visies ter afstemming van het beleid met betrekking tot bedrijventerreinen en detailhandel, of aan regionale ruimtelijke visies. De provincie laat die keus aan hen. Gedeputeerde Staten kunnen echter voor een bepaalde regio aangeven dat het nodig is om een regionale visie voor bedrijventerreinen te maken.


Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied

Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Een deel van die vraag past qua kwaliteit niet daarbinnen. Daarnaast kunnen er kwantitatieve beperkingen zijn. Een randvoorwaarde bij beter benutten is namelijk dat de leefkwaliteit in de bebouwde ruimte behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. Ook kan de kwaliteit van de groene ruimte aanleiding zijn om een kwaliteitsverbetering te realiseren door middel van het toevoegen van stedelijke functies.

Toetsing

De wijzigingen die het onderhavige plan mogelijk maakt, zijn passend binnen de Omgevingsvisie.

Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2023)

In samenhang met de omgevingsvisie is de omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

  • 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft.
  • 2. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit, zoals vermeld op kaart 14 in bijlage II en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap.
  • 3. Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd als bedoeld in het vijfde lid.
  • 4. Een bestemmingsplan kan een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits een zorgvuldige afweging is gemaakt over de locatiekeuze. De motivering gaat in op de beschreven kenmerken en waarden van het gebied en de effecten van de ontwikkeling daarop. Deze vereisten gelden voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij:
    • a. een of meer richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit in het geding zijn zoals beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap; of
    • b. sprake is van aanpassen of transformatie als bedoeld in het vijfde lid.
  • 5. Een bestemmingsplan kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:
    • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
    • b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
    • c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt o ok rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.
  • 6. Specifieke regels voor de gebiedstypen als bedoeld in de artikelen 6.9a, 6.9b, 6.9c, 6.9d. 6.9e, 6.9f en 6.9g, worden in acht genomen tenzij een zwaarwegend openbaar belang hieraan in de weg staat.
  • 7. Om de ruimtelijke kwaliteit per saldo gelijk te houden of te waarborgen kan het nodig zijn om aanvullende maatregelen te nemen bij aanpassen en transformeren. Aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit een combinatie van:
    • a. duurzame sanering van bestaande bebouwing, kassen en boom- en sierteelt;
    • b. wegnemen van verharding;
    • c. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
    • d. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert, waarbij:
    • e. aanvullende maatregelen worden getroffen binnen het plangebied van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat onmogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen buiten het plangebied worden betrokken in de motivering;
    • f. indien aanvullende maatregelen niet volstaan, financiële compensatie wordt toegepast.
  • 8. Lid 8 tm 12 zijn voor dit bestemmingsplan niet relevant.

Toetsing

De ontwikkelingen die het onderhavige bestemmingsplan mogelijk maakt zijn kleinschalig, er is sprake van inpassen.

De stedelijke ontwikkeling op locatie 11 ligt binnen bestaand stads- en dorpsgebied en de locatie is ook aangemerkt als bedrijventerrein.

Artikel 6.9a Beschermingscategorie 3 Buitengebied

  • 1. Een bestemmingsplan voor een locatie binnen buitengebied waarvan de plaats geometrisch is verbeeld op kaart 14 in bijlage II kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig wordt aangetast, blijkens een afdoende motivering die tevens ingaat op de keuze voor een locatie buiten bestaand stads- en dorps gebied.
  • 2. In de motivering worden de volgende kwaliteiten betrokken:
    • a. de openheid en de structuur van het landschap en de vergezichten daarin;
    • b. de relatie tussen stad en buitengebied en het onderscheid daartussen;
    • c. het groene karakter, het type functies en de kenmerkende verschijningsvormen van het landschap;
    • d. de herkenbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het landschap.
  • 3. nvt

Toetsing

Locatie 5 (Jachthaven Stad aan 't Haringvliet) is gelegen binnen de beschermingscategorie 3 Buitengebied. De ontwikkeling, namelijk het vergroten van het bouwvlak ten behoeve van de beoogde loods en het mogelijk maken van sanitaire voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein, tast de kwaliteiten van het gebied niet aan. De ontwikkeling is onlosmakelijk verbonden met de activiteiten die nu al reeds zijn toegestaan op locatie en staat ten dienste van deze activiteiten. Het bouwvlak van de loods bevindt zich op een parkeerterrein en de botenstalling en tast het omliggende landschap niet aan. De sanitaire voorzieningen die het voorliggende plan mogelijk maken, zijn begrensd tot een oppervlakte van maximaal 50 m2. De natuurlijke uitstraling van het gebied blijft daarmee behouden.

Artikel 6.9e Beschermingscategorie 1 Natuurnetwerk Nederland  

  • 1. Een bestemmingsplan voor een locatie binnen het Natuurnetwerk Nederland, onderverdeeld in bestaande en nieuwe natuur, waternatuurgebied en ecologische verbinding, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II, wijst geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.
  • 2. Lid 2 t/m 6 nvt

Toetsing

Locatie 3 (Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp) ligt in beschermingscategorie 1 (Natuurnetwerk). In dit geval is echter geen sprake van vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden. Een bestaand gebouw krijgt bredere gebruiksmogelijkheden. Het feitelijk gebruik wijzigt daarbij niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2022-BP20_0004.png"

Figuur 3.1 Kaart 14: Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • 1. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  • a. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria in bijlage X.
  • b. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt voorziet in voldoende sociale huurwoningen. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan wat hierover is vastgelegd in de geldende door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale woonvisie.
  • 2. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • 3. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.

Toetsing

De ontwikkelingen zijn in paragraaf 3.2 getoetst aan de ladder. Er is alleen sprake van kleinschalige ontwikkelingen en er worden geen stedelijke woonontwikkelingen (met meer dan 11 woningen) mogelijk gemaakt.

Artikel 6.10d Bereikbaarheid

Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.

Toetsing

De effecten op mobiliteit zijn beschreven in paragraaf 4.4 .

Artikel 6.10e Permanente bewoning recreatiewoningen

Een bestemmingsplan voor een verblijfsrecreatiepark met een omvang van 12 of meer recreatiewoningen, sluit permanente bewoning of functiewijziging naar wonen uit, met uitzondering van de verblijfsrecreatieparken die zijn opgenomen in bijlage XI.

Toetsing

Het voorliggende plan maakt geen permanente bewoning van recreatiewoningen mogelijk.

Artikel 6.10f Functiemenging

Een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functies wonen of bedrijven, houdt rekening met de mogelijkheden voor functiemenging.

Toetsing

Op locatie 11 (Korteweegje 65, Dirksland) is sprake van een bredere bedrijfsbestemming. Functiemenging met andere functies is op deze locatie niet gewenst, gelet op zo min mogelijk belemmeringen voor bedrijven in hogere milieucategorieën.

Artikel 6.10h Kansen voor biodiversiteit

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, betrekt daarbij de mogelijkheden voor het bevorderen van de biologische diversiteit.

Toetsing

Enkel op locatie 11 (Korteweegje 65, Dirksland) wordt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. Op locatie 11 is sprake van een functieverbreding binnen de bedrijfsbestemming. Naast een transportbedrijf wordt ook een busremise en bedrijven tot en met categorie 3 mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan regelt daarmee een functieverbreding. Ook wordt vanwege de eerder verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een loods met een bouwhoogte van 11 meter, de huidige maximale bouwhoogte van 10 meter gewijzigd naar 11 meter. Mochten er in de toekomst nieuwbouwplannen zijn, dan zal initatiefnemer gewezen worden op het tevens betrekken van mogelijkheden om de biologische diversiteit te vergroten.

Artikel 6.12 Bedrijven

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 20 in bijlage II, maakt vestiging mogelijk van bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel voorziet in overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur, passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen op een grote buitenstedelijke bouwlocatie als bedoeld in artikel 6.10 of die mogelijk zijn op grond van een vigerend bestemmingsplan.
  • 2. Lid 2 t/m 7 zijn niet relevant.

Toetsing

Op locatie 11 (Korteweegje 65, Dirksland) wordt de bedrijfsfunctie verbreed, waarmee flexibeler invulling wordt gegeven aan artikel 6.12 lid 1.

Artikel 6.13 Detailhandel

  • 1. Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op gronden:
    • a. binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken;
    • b. binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk;
    • c. binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van herallocatie.
  • 2. nvt
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat voorziet in de volgende nieuwe detailhandel:
    • a. nvt
    • b. kleinschalige detailhandel:
      • 1 nvt
      • 2 bij sport-, culturele, medische, onderwijs, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, alsmede andere locaties met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties;
    • c. sub c t/m f nvt

Toetsing

Op locatie 3 (Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp) (een vrijetijdsvoorziening met veel bezoekers) wordt een surfwinkel van maximaal 200 m2 mogelijk gemaakt. Dit voldoet aan artikel 6.13 lid 3 sub b onder 2.

Artikel 6.27a risico’s van klimaatverandering

In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering ten minste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:

  • a. wateroverlast door overvloedige neerslag;
  • b. overstroming;
  • c. hitte;
  • d. droogte;

alsmede de effecten van de bovengenoemde risico’s op het risico van bodemdaling.


Voor zover risico’s zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico’s.

Toetsing

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen nadelige invloed op het vergroten van de risico's van klimaatverandering. In het voorliggende plan worden enkel kleine ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In paragraaf 4.13 is nader ingegaan op het aspect water.

3.4 Gemeentelijk beleid

Regionale Structuurvisie (2010, herziening 2017)

De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland in december 2010 vastgesteld. De herziening 2017 betreft een herziening van hoofdstuk 6 (Visie op Wonen).


Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dag attracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.

In de periode tot 2030 worden op basis van de demografie nog circa 1.500 woningen toegevoegd aan de al bestaande 20.000 woningen. Waar mogelijk worden kansen om extra mensen aan het eiland te verbinden benut. Daar waar de Woonvisie en het Woningbouwprogramma het toelaten kunnen er extra woningen worden toegevoegd. Bij herstructurering in bestaand dorpsgebied wordt gekeken hoe deze herstructurering een impuls geeft aan de opwaardering van de omgeving. Ook hier moet voorop staan welke behoefte er is, zowel ten aanzien van woningtypes als andere maatschappelijke behoeften, zoals groenstructuren, (veilige) routes, ontmoetingsplekken, werkruimten, etc.

Toetsing

Dit veegplan zorgt er op een aantal locaties voor dat het huidige gebruik wordt gelegaliseerd. Hiermee sluit de nieuwe planologisch regeling aan bij het feitelijke gebruik. Het planvoornemen is niet in strijd met het beleid.

Woonvisie 2018-2024

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft op 14 december 2017 de Woonvisie 2018-2024 vastgesteld.

De gemeente Goeree-Overflakkee biedt aantrekkelijke woonmilieus in grote en kleine kernen; met een kenmerkende hoge ruimtelijke en sociale kwaliteit. De komende jaren verandert de bevolking van Goeree-Overflakkee echter naar omvang en samenstelling. Dit heeft een belangrijke betekenis voor het woon- en leefklimaat in de kernen. De gemeente Goeree-Overflakkee wil met haar woonbeleid deze demografische ontwikkelingen begeleiden.

Per woonkern wordt er gekeken naar de grootte van een kern, het type en groei van het aantal huishoudens. Op basis van deze uitgangspunten zijn er per kern verschillende typen ambities geformuleerd. Deze ambities zijn richtinggevend. De groei van de woningvoorraad is gebaseerd op de woningbehoefteraming en betreft dus een minimum voor de lokale behoefte. Bij een kwalitatief goede invulling is extra nieuwbouw haalbaar:

  • In de grote kernen met nog een groeiende bevolking en veel jonge huishoudens zal er voornamelijk worden geïnvesteerd en kunnen planmatige uitbreidingen plaatsvinden;
  • In de wat kleinere kernen zal er voornamelijk inzet worden op het behouden van de basisvoorzieningen en het versterken van de lokale woningmarkt;
  • In de kleine kernen met een oudere bevolking zal voornamelijk geïnvesteerd worden in het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

Toetsing

Dit veegplan zorgt er op een aantal locaties voor dat het huidige gebruik wordt gelegaliseerd. Er worden geen nieuwe mogelijkheden voor woningen toegestaan. Het planvoornemen is niet in strijd met het beleid.

Eilandvisie

Tijdens de raadsvergadering van 12 februari 2015 is de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee unaniem akkoord gegaan met de toekomstvisie voor de gemeente, de Eilandvisie. Hiermee beschikt de gemeente over een heldere langetermijnvisie waar iedereen zich op kan richten en die de kaders biedt voor de besluitvorming van de gemeente.

Met deze visie kunnen de maatschappelijke opgaven waar het eiland voor staat, samen worden opgepakt. De inwoners van Goeree-Overflakkee worden hierbij vanzelfsprekend betrokken. Dit is ook gebeurd bij de ontwikkeling van deze nieuwe visie, waar de bewoners en de stakeholders tijdens twee bijeenkomsten hebben meegedacht over de toekomst van het eiland.

Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienbaarheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.

Koploper in duurzame energie

De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg staan centraal. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg bieden werk en kansen op maatschappelijke participatie. Goeree-Overflakkee wil koploper zijn in duurzame energiewinning en besparing.

Zes strategische kernthema's

Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:

  • 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
  • 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
  • 3. De kwaliteit, van leven en van groei.
  • 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
  • 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
  • 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

Toetsing

Het planvoornemen is niet in strijd met een van de strategische kernthema's.

Toeristisch-recreatieve visie Goeree-Overflakkee (2017)

De doelstelling van de visie is dat Goeree-Overflakkee in 2025 een internationaal interessant eiland. Vooral de avontuurlijke natuurbeleving van het Hollandse Deltaeiland trekt een Europees publiek. Brede stranden, grote zeearmen en spannende wetlands met een uniek wildlife (flamingo's, zeehonden, bijzondere trekvogels) zorgen ervoor dat Goeree-Overflakkee ook wel de 'Camargue van de Rijndelta' wordt genoemd. Door meer toegevoegde waarde in omgevingskwaliteit, toeristische infra, verblijfsaccommodaties, beleving en zingeving, is de economische betekenis van toerisme op het eiland sinds 2015 verdubbeld. Zonder dat dit tot extra ruimteclaims voor recreatieve bebouwing heeft geleid. Dankzij een gepersonaliseerd netwerk kunnen creatieve burgers, ondernemende natuurorganisaties en gastvrije boeren en vissers verschillende maatwerkdiensten aan de gasten en eilanders leveren. Zo heeft het hele eiland profijt van de toeristisch-recreatieve sector.

Toetsing

De ontwikkelingen die het veegplan mogelijk maakt, zijn minimaal. Op twee locaties wordt de mogelijkheid om camperstandplaatsen te realiseren opgenomen. De ontwikkelingen zijn niet in strijd met de Toeristische-recreatieve visie Goeree-Overflakkee.

Ontwikkelkader verblijfsrecreatie (2022)

Het Ontwikkelkader verblijfsrecreatie vloeit voort uit de Toeristisch-recreatieve visie Goeree-Overflakkee. Het ontwikkelkader is in 2019 vastgesteld en in 2022 geëvalueerd en aangepast. In 2023 is vervolgens het geactualiseerde ontwikkelkader vastgesteld. Aan de hand van het ontwikkelkader kunnen initiatieven voor nieuwe verblijfsrecreatie globaal worden afgewogen. Het ontwikkelkader gaat uit van de volgende uitgangspunten:

  • Alle nieuwe ontwikkelingen zijn van hoge kwaliteit, richten zich op de nieuwe doelgroepen als genoemd in de visie en dragen voldoende bij aan de kernambities: beleefbare natuur, well-being (welbevinden), duurzaamheid.
  • Niet bij duinen of op het strand (Coalitieakkoord).
  • Alle vormen van verblijfsrecreatie zijn bespreekbaar of zelfs direct vergunbaar als vervolgfunctie van een boerderij om leegstand te voorkomen. Wel wordt in het kader van de woningbouwopgave altijd eerst afgewogen of een locatie in aanmerking komt voor permanente woningbouw.
  • Kernen Ouddorp, Goedereede en Havenhoofd en omgeving vallen binnen de kop van het eiland, Brouwersdam (de dam zelf met verbonden eilanden) wordt vanwege de recreatieve mogelijkheden buiten de kop gerekend.
  • Gebieden waar reeds een ruimtelijke procedure loopt vallen buiten het kader, als er een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingplan staat zal er eerder sprake zijn van een positieve grondhouding.
  • Als een ontwikkeling past binnen de beslisboom kom je uit op een principeverzoek of vergunningaanvraag. In het geval van 'principeverzoek' kan deze worden ingediend en is er een positieve grondhouding, bij 'vergunning' is de verwachting dat het mogelijk is en kan er direct een vergunning worden aangevraagd. Als een ontwikkeling niet past binnen het kader is de verwachting dat het niet passend is, maar een gesprek en principeverzoek behoort altijd tot de mogelijkheden.
  • Het kader is aanvullend op het ruimtelijke kader en op sommige punten is er overlap, wel blijft er sprake van een integrale afweging waarbij aan sommige punten meer en aan sommige punten minder voldaan kan worden. Juridisch gezien blijft het ruimtelijk kader het uitgangspunt voor de afweging.
  • Het toeristisch verhuren van reguliere (burger)woningen is niet bespreekbaar (behalve bij deelverhuur als B&B).
  • Publieke ruimte (ruimte die publiek beleefbaar en waar mogelijk toegankelijk is) wordt in hoofdzaak publiek gehouden als er een nieuwe ontwikkeling komt (geen nieuwe parken met een hek er omheen).
  • Nieuwe jachthavens en stacaravanparken zijn in principe niet mogelijk omdat beide al in groten getale aanwezig zijn en te kampen hebben met krimp. Uitbreiding van bestaand is enkel bespreekbaar als de noodzaak ervan is aangetoond en wordt voldaan aan het kader en de beslisboom.
  • Van inpassing is sprake als een ontwikkeling zodanig wordt vormgegeven en ingeplant dat het niet opvalt in het bestaande landschap, van versterken van het landschap is sprake als het voor een verbetering van het bestaande en omliggende landschap zorgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2022-BP20_0005.png"

Figuur 3.2 Beslisboom verblijfsrecreatieve initiatieven

Toetsing

De beoogde recreatieve ontwikkelingen die in dit veegplan mogelijk worden gemaakt voldoen aan de uitgangspunten van het Ontwikkelkader verblijfsrecreatie 2022 (inclusief bijbehorende beslisboom). Camperplaatsen (locatie 7 en 12) zijn mogelijk bij jachthavens, mits ingepast, en er voldoende ruimte voor haven en parkeren overblijft en dit geen onevenredige sociale impact voor de omgeving oplevert. De plannen voldoen daaraan. Locatie 15 ligt op de Kop van het eiland, maar hier worden per saldo geen extra standplaatsen voor verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt.

De recreatieve ontwikkelingen zijn kleinschalig van aard en kunnen op de beoogde locaties ingepast worden in het bestaande landschap.

Beleidsregel bed & breakfast Goeree-Overflakkee

In 2019 is de beleidsregel 'bed & breakfast Goeree-Overflakkee' vastgesteld door het college van B&W. De beleidsregel is opgesteld omdat er binnen de gemeente meer duidelijkheid gewenst is over het hebben of starten van een bed & breakfast voorziening. In de beleidsregel wordt ingegaan op wat er onder een bed & breakfast wordt verstaan en wat er zoal in een bed & breakfast aanwezig mag zijn.

Toetsing

Binnen het veegplan is op twee locaties een woonbestemming opgenomen (locatie 2 en locatie 7). Voor locatie 7 is een reeds aanwezige bed & breakfast (2 eenheden) bij recht toegestaan. Daarnaast is in beide woonbestemmingen een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het voeren dan wel uitbreiden van bed & breakfast aan huis. Deze afwijkingsbevoegdheid is in lijn met de beleidsregel bed & breakfast Goeree-Overflakkee. Indien de locatie buiten de bebouwde kom van de kop van het eiland is gelegen, zijn volgens het Ontwikkelkader verblijfsrecreatie 7 verhuurbare kamers mogelijk. Daarvan is bij locatie 2 sprake. Locatie 7 behoort niet tot de kop van het eiland. Voor beide locaties bedraagt daarmee het maximaal aantal verhuurbare kamers in de afwijkingsbevoegdheid 7.

3.5 Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het relevante overheidsbeleid.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven waarop dit plan van invloed is. Ieder aspect komt in een aparte paragraaf aan bod. Hierin worden het toetsingskader, de effecten van het plan en de beoordeling hiervan beschreven. Voor elke locatie is afgewogen of een milieuaspect van toepassing is. Dit betekent dat per aspect uitsluitend is ingegaan op locaties waar het desbetreffende milieuaspect relevant voor is.

4.2 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Door het bevoegd gezag moet een m.e.r.-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 250.000 bezoekers of meer per jaar, een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied. De beoogde ontwikkelingen van de twee camperterreinen blijven ruim onder deze drempelwaarden.

In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is.

Voor dit plan is in de navolgende paragrafen inzicht gegeven in de milieugevolgen zoals bedoeld in de criteria van bijlage III van de m.e.r.-richtlijn. Geconcludeerd wordt dat belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van het bestemmingsplan kunnen worden uitgesloten. Het college heeft op basis hiervan op 28 november 2023 besloten dat het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet nodig is (zie bijlage 1).

4.3 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Uitsluitend locaties waar sprake is van een functiewijziging of bodemroerende werkzaamheden zijn opgenomen in deze paragraaf, aangezien op de overige locaties de bodemkwaliteit niet opnieuw hoeft te worden afgewogen. Dit zijn de locaties 12 en 15.

Locatie 12: Marina Herkingen

Op de locatie bij de Marina Herkingen worden camperstandplaatsen toegestaan. Omdat dit gebruik gevoeliger is dan het huidige gebruik (parkeerplaatsen), is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2).

Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem en de terreininspectie kan gesteld worden dat er milieuhygiënisch géén belemmeringen bestaan voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging op de onderzoekslocatie. De onderzoeks- resultaten geven géén aanleiding voor verder bodemonderzoek dan wel een bodemonderzoek op analytische grondslag.


Locatie 15: Camping Ouwe Stee-Noord, Stelleweg, Ouddorp

Op de locatie Camping Ouwe Stee-Noord worden twee chalets ter plaatse van de bosbestemming mogelijk gemaakt door het opnemen van een bouwvlak en het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee'. Omdat hiermee een gevoeliger gebruik van de gronden wordt toegestaan, is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd door Ecosultancy (zie bijlage 3).

Uit het historisch bodemonderzoek komt naar voren dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater. Op de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond en/of de streefwaarde voor grondwater. Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor "antropogene" achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen.

Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat ter plaatse van de onderzoekslocatie sprake is van een onverdachte locatie (niet lijnvormig). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.

Voor het definitief vaststellen van de bodemkwaliteit dient een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Echter, op basis van het vooronderzoek wordt niet verwacht dat de bodemkwaliteit een milieuhygiënische belemmering vormt voor bestemmingsplanwijziging.

Uit het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem concludeert Econsultancy, dat atmosferische depositie de enige (beperkte) bron van PFAS-verontreiniging op de onderzoekslocatie is. Van atmosferische depositie is bekend, dat dit tot beperkt verhoogde PFAS-gehalten in bodem en water kan leiden.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de camperstandplaatsen bij Marina Herkingen.

In het kader van dit bestemmingsplan is voor de locatie Camping Ouwe Stee-Noord geen verkennend bodemonderzoek nodig. Er worden geen bodemverstorende activiteiten beoogd waardoor het aspect bodem geen belemmering vormt. Indien er een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt aangevraagd zal in het kader van deze activiteit een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden.

4.4 Mobiliteit

Beleid en normstelling

Er is geen specifieke wetgeving met betrekking tot het aspect verkeer en vervoer. Wel wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaarbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in beeld gebracht. In de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, diverse regionale en provinciale verkeer- en vervoersplannen en jurisprudentie is de toepassing van een mobiliteitsscan (ook wel 'Mobiliteitstoets' genoemd) als beleid opgenomen. In het kader van de Mobiliteitsscan wordt onderbouwd dat:

  • op een zorgvuldige wijze naar de mobiliteitsaspecten is gekeken;
  • er (indien nodig) tijdig en voldoende maatregelen worden genomen om een goede ontsluiting en bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid te garanderen voor gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer.

Onderzoek

Er zal in deze paragraaf alleen worden ingegaan op de locaties waar mogelijk wijzigingen plaatsvinden op het gebied van parkeren en verkeer. Dit zijn de locaties 2, 3, 7, 9, 10, 11 en 12. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie wordt gebruik gemaakt van de kencijfers van het CROW. Het uitgangspunt is een ligging in een niet stedelijk gebied.

Locatie 2: Oudelandseweg 7, Ouddorp

Op de locatie wordt het nieuw bijgebouw bij de woning gelegaliseerd. Dit heeft geen extra vervoersbewegingen tot gevolg.

Locatie 3: Brouwersdam Buitenzijde 20

Op de locatie wordt het gebruik van het gebouw gewijzigd, om dit mogelijk te maken wordt de functieaanduiding 'detailhandel' toegevoegd. Dit zal geen extra verkeersaantrekkende werking opleveren, omdat het maximaal toelaatbare oppervlak aan detailhandel niet wijzigt.

Op de Brouwersdam is voldoende parkeergelegenheid om de parkeerbehoefte op te vangen.

Locatie 7: Kruisweg Stellendam

Op de onderhavige locatie worden camperstandplaatsen gerealiseerd en de 2 bed & breakfast eenheden per recht mogelijk gemaakt.

Voor een worstcase berekening wordt aangesloten bij de kencijfers van een bungalowpark met een ligging in het buitengebied. Per bungalow geldt een verkeersgeneratie van 2,7 mvt/etmaal. Voor de 15 standplaatsen geldt dan ook een verkeersgeneratie van 40,5 mvt/etmaal.

Voor de bed & breakfast eenheden wordt eveneens aangesloten bij de kencijfers van een bungalowpark met een ligging in het buitengebied. Voor de twee bed & breakfast eenheden geldt dan ook een verkeersgeneratie van 5,4 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie bedraagt 46 mvt/etmaal.

Het plangebied ontsluit via de Kruisweg, de Adrianadijk en de Korteweg op de N57. De toename aan verkeer is beperkt en zal dan ook opgaan in het huidige verkeersbeeld van de ontsluitende wegen.

De verblijfsrecreanten parkeren direct op de aanwezige standplaatsen. Voor werknemers en eventuele bezoekers die met de auto komen, zijn er 4 parkeerplaatsen gerealiseerd.

Locatie 9: Hazersweg 73, Ouddorp

Op de locatie wordt het hobbymatige gebruik van een bestaande loods gelegaliseerd. De verkeersgeneratie van deze loods is beperkt tot één gebruiker. Het gebruik wordt ingeschat op zo'n 40 bezoeken per jaar, dit komt neer op een verkeersgeneratie van 160 vervoersbewegingen per jaar (halen materiaal, naar activiteit reizen, terugbrengen materiaal, naar huis reizen). Het verkeer zal afwikkelen via de Hazersweg naar het kruispunt met de Oudelandseweg/Vissersstraat.

De extra verkeersgeneratie kan goed worden afgewikkeld op de omliggende wegen en leidt niet tot knelpunten.

Locatie 10: Dorpsdijk Ooltgensplaat

Het is wenselijk de weg tussen het park en de Rietveldseweg als officiële ontsluiting voor het recreatiegebied te gebruiken. De betreffende weg bestaat al als tijdelijke bouwweg. Voor het recreatiepark geldt een verkeersgeneratie van 2,2 mvt/etmaal per bungalow (CROW 381, op basis van een 'weinig stedelijke' stedelijkheidsgraad en de ligging in 'rest bebouwde kom'). Er worden 76 recreatiewoningen gerealiseerd. De beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verkeersgeneratie van 168 mvt/etmaal op een gemiddelde week-/ werkdag.

Het plan wordt via de Rietveldseweg ontsloten op de Dorpsdijk. Op basis van de navigatietool van Google Maps is een inschatting gemaakt van de toedeling van het verkeer vanaf het plangebied. Op de Dorpsdijk zal 20% van het verkeer richting het zuidoosten gaan en 80% richting het noordwesten.

De extra verkeersgeneratie kan goed worden afgewikkeld op de omliggende wegen en leidt niet tot knelpunten.

Locatie 11: Korteweegje 65, Dirksland

Voor deze locatie wordt meer soorten bedrijvigheid mogelijk gemaakt, naast enkel een transportbedrijf wordt de huidige busremise en ook bedrijvigheid tot en met categorie 3.1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Voor de toekomstige planologische verkeergeneratie is uitgegaan van de kencijfers van CROW publicatie 381. De bedrijfsbestemming zoals beoogd komt het meest overeen met werkmilieu type II Hoogwaardig bedrijvenpark. Voor de verkeergeneratie is uitgegaan van een bedrijventerrein van 4 hectare. De worst-case verkeersgeneratie bedraagt daarmee 832 mvt/etmaal/weekdag.

In de huidige situatie is sprake van verkeersgeneratie. De mogelijk extra verkeersgeneratie kan goed worden afgewikkeld op de omliggende wegen en leidt niet tot knelpunten.

Locatie 12: Marina Herkingen

Aan de oostzijde van de Jachthaven in Herkingen worden camperstandplaatsen gerealiseerd.

Voor een worstcase berekening wordt aangesloten bij de kencijfers van een bungalowpark met een ligging in het buitengebied. Per bungalow geldt een verkeersgeneratie van 2,7 mvt/etmaal. Voor de 10 standplaatsen geldt dan ook een verkeersgeneratie van 27 mvt/etmaal. Het plangebied ontsluit via het terrein van de haven op de Groene Kruisweg. De toename aan verkeer is beperkt en zal dan ook opgaan in het huidige verkeersbeeld van de ontsluitende wegen.

Ter plaatse van de toekomstige camperstandplaatsen is nu een parkeerterrein aanwezig. In de directe omgeving van de jachthaven is voldoende parkeerruimte om deze verloren gaande parkeerplaatsen op te vangen.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

4.5 Geluid

Beleid en normstelling

Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woning binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. De Wgh stelt dat op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals de geprojecteerde tweede agrarische bedrijfswoning, voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde is 53 dB.

Onderzoek

Het aspect wegverkeerslawaai is bij de meeste locaties van dit veegplan niet relevant, omdat de meeste ontwikkelingen geen nieuwe geluidsgevoelige functies of nieuwe gezoneerde wegen betreffen. Hierdoor is het op grond van de Wgh niet noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar de geluidbelasting. In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op de locaties waar wel geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt (locaties 7, 12 en 15) of een nieuwe ontsluitingsweg is beoogd (locatie 10).

Locatie 7: Kruisweg 2, Stellendam

Op de locatie is het wenselijk om camperstandplaatsen te realiseren. De locatie ligt binnen de geluidzone van de Adrianadijk (60 km/uur), de Vissersweg (80 km/uur) en de N57 en binnen de invloedsfeer van de Kruisweg (30 km/uur). Een camperstandplaats is volgens de de Wgh geen geluidgevoelige functie, echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de situatie ter plaatse wel beschouwd.

In het kader van het vigerend bestemmingplan 'Kruisweg 2-4 Stellendam' is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat als gevolg van de N57 en de Korteweg de wettelijke voorkeursgrenswaarde op de locatie wordt overschreden, maar de maximale ontheffingswaarde niet. De hoogste berekende geluidbelasting bedraagt 53 dB (inclusief 2 dB aftrek volgens artikel 110 Wgh). Deze overschrijding heeft betrekking op de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen, namelijk een zorginstelling en twee vrijstaande woningen die met het vigerende bestemmingsplan zijn mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkelingen is een besluit hogere waarde genomen.

Een camperstandplaats is zoals vermeld geen geluidgevoelige functie. Op basis van het uitgevoerde akoestische onderzoek kan echter worden gesteld dat voor de camperstandplaatsen sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat, omdat de maximale ontheffingswaarde die geldt voor geluidgevoelige functies niet wordt overschreden.

Locatie 10: Dorpsdijk Ooltgensplaat

De nieuwe ontsluitingsweg van park Groenland ligt op ruime afstand van geluidgevoelige bestemmingen. Het verkeer op de nieuwe weg zal mede gelet op de lage verkeersintensiteiten niet leiden tot onaanvaardbare geluidbelastingen.

Locatie 12: Marina Herkingen

Op de locatie is momenteel een Jachthaven aanwezig. Het is wenselijk om aan de oostzijde camperstandplaatsen te realiseren. Een camperstandplaats is volgens de de Wgh geen geluidgevoelige functie, echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de situatie ter plaatse wel beschouwd. Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Groene Kruisweg. Tussen de Groene Kruisweg en het plangebied ligt een dijk, welke als een geluidwal dient voor het plangebied. Ook vanwege de lage intensiteit op deze weg (463 mvt/etmaal, NSL monitoringstool) is ter plaatse van het plangebied sprake van een akoestisch aanvaardbaar verblijfsklimaat.

Locatie 15: Camping Ouwe Stee noord, Stelleweg Ouddorp

Op het perceel geldt momenteel de bestemming 'Bos'. In het voorliggende plan worden twee chalets ter plaatse van de bosbestemming mogelijk gemaakt door het opnemen van een bouwvlak en het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee'. Op de wegen rondom het plangebied geldt een maximum toegestane snelheid van 30 km/u. De locatie ligt derhalve niet binnen een geluidzone van een weg. De nabijgelegen Stelleweg heeft een zeer lage verkeersintensiteit. Ter plaatse is dan ook sprake van een akoestisch aanvaardbaar verblijfsklimaat.

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

4.6 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Alle ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van de planlocaties te geven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool 2021 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit kwamen de volgende gegevens naar voren:

Tabel 4.2 Weergave gemiddelde concentraties luchtverontreinigende stoffen

Locatie   Stikstofdioxide (NO2)jaargemiddelde concentratie   Fijnstof (PM10) jaargemiddelde concentratie   Fijnstof (PM10) 24-uur gemiddelde concentratie   Fijnstof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie  
1 t/m 15   < 20µg/m3   < 20µg/m3   < 10 dagen   < 10µg/m3  

Hieruit blijkt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen op alle locaties onder de grenswaarden liggen.

Conclusie

Op basis van de resultaten uit het Nsl-tool liggen alle concentraties van luchtverontreinigende stoffen onder de grenswaarden. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse van de planlocaties. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek

Alleen locaties waar activiteiten plaatsvinden die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat of waar sprake kan zijn van belemmering van omliggende bedrijven zijn beschreven in deze paragraaf. Dit zijn de locaties 4 en 11.

Locatie 4: Molendijk 2a, Den Bommel

Ter plaatse van de locatie is een agrarisch bedrijf aanwezig. De agrarische bedrijfswoning wordt gewijzigd naar een plattelandswoning. In de wet is geregeld dat het bijbehorende agrarische bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd door de aanwezigheid van een plattelandswoning op korte afstand van het bedrijf. Aan een plattelandswoning wordt een lager beschermingsniveau toegekend dan aan een burgerwoning. Desondanks dient wel sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de directe omgeving van de woning zijn geen veehouderijen gelegen. Het akkerbouwbedrijf is gestopt met de bedrijfsvoering. Er is daardoor in de huidige situatie sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Planologisch is het mogelijk om een akkerbouwbedrijf op de locatie te beginnen. Tussen de woning en het akkerbouwbedrijf is er echter sprake van enige afstand, zodat eventuele werkzaamheden van het bedrijf altijd op grotere afstand plaatsvinden. Ook vanwege de aard van het bedrijf is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de omgeving zijn met name burgerwoningen en grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig. De woningen liggen aan de overkant van de Molendijk. Omdat er burgerwoningen in de directe omgeving aanwezig zijn, waarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zal ter plaatse van de plattelandswoning ook sprake zijn van aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Locatie 11: Korteweegje 65, Dirksland

Voor de locatie geldt nu de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3'. Het is hier wenselijk om meer soorten bedrijven toe te staan. De bestaande functieaanduiding wordt uitgebreid, waardoor ook een busremise is toegestaan. Naast de bestaande functieaanduiding wordt de nieuwe functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' opgenomen. Op een afstand van circa 75 meter van het terrein zijn woningen aanwezig, daarom is in het kader van goede ruimtelijke ordening geen zwaardere bedrijvigheid dan categorie 3.1 toegestaan. De richtafstand van een bedrijf in milieucategorie 3.1 tot een rustige woonwijk bedraagt 50 meter, hieraan wordt voldaan.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de beoogde ontwikkelingen niet in de weg staat.

4.8 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Op Goeree-Overflakkee zijn verschillende risicobronnen gelegen, zoals de provinciale weg N57, hoofdtransportaardgasleidingen, transportroute over het Volkerak en het Haringvliet en benzineservicestations (met verkoop LPG). Met de ontwikkelingen die dit veegplan mogelijk gemaakt, uitgezonderd locaties 7 en 12, is geen sprake van een significante toename van de personendichtheid. Bijna alle locaties met (beperkt) kwetsbare bestemmingen liggen de buiten de PR 10-6-contouren. Het aspect externe veiligheid is voor deze locaties dan ook niet van belang. Er zal dan ook alleen ingegaan worden op de locaties 7 en 12.

Locatie 7: Kruisweg 2 Stellendam

Er vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de nabijgelegen N215 en N57, respectievelijk ten zuiden en ten zuidwesten van het plangebied. Het invloedsgebied voor de N215 wordt bepaald door stofcategorie GF3 en bedraagt 355 meter. Het invloedsgebied voor de N57 wordt bepaald door stofcategorie LT2 en bedraagt 880 meter. De N215 bevindt zich op circa 870 meter en daarmee ligt het plangebied buiten het invloedsgebied. De N57 bevindt zich op circa 294 meter, zodat het plangebied zich in het invloedsgebied bevindt. Omdat de afstand groter is dan 200 meter, hoeven volgens het Basisnet geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Er vindt in de omgeving van de locatie geen vervoer plaats van gevaarlijke stoffen via het spoor, het water of door buisleidingen. Verder zijn binnen en in de nabije omgeving van de locatie geen risicovolle inrichtingen gelegen met een externe werking. Wel is vanwege de ligging van de locatie in het invloedsgebied van het transport van stoffen uit de stofcategorie LT2 (toxisch scenario) een beknopte verantwoording van het groepsrisico nodig.

Locatie 12: Marina Herkingen

Aan de oostkant van de Jachthaven worden camperstandplaatsen gerealiseerd. De dichtsbijzijnde buisleiding ligt op 5 km afstand en de dichtsbijzijnde route met gevaarlijke stoffen op 6,3 km afstand. De locatie ligt buiten de risicoafstanden en invloedsgebieden van deze bronnen. Verder zijn binnen en in de nabije omgeving van de locatie geen risicovolle inrichtingen gelegen met een externe werking.

Verantwoording groepsrisico locatie 7

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Kruisweg. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Stellendam. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie worden er camperstandplaatsen gerealiseerd. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het handmatig uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Ten behoeve van de camperplaatsen worden echter geen bouwwerken opgericht waarin mensen langere tijd kunnen verblijven. Omdat de bezoekers met eigen vervoer aanwezig zijn, zijn zij zeer zelfredzaam. Tevens zijn er voldoende vluchtwegen die van de risicobron afleiden.

Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

Conclusie

Voor de planlocaties wordt voldaan aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Uit de beknopte verantwoording voor locatie 7 blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van deze locatie als voldoende worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.

4.9 Kabels en leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Op alle planlocaties en de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.

4.10 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Onderzoek

Locatie 2: Oudelandseweg 7, Ouddorp

Voor het perceel Oudelandseweg 7 in Ouddorp is een bijgebouw gebouwd ten zuiden van de bestaande woning. Deze woning heeft cultuurhistorische waarden. De regels die hiervoor gelden, gelden enkel voor de woning. Het bijgebouw belemmert deze waarden niet door het behouden van de zichtlijnen op de boerderij, het erf en het open landschap. Hiernaast is het bijgebouw ondergeschikt aan het hoofdgebouw (de woning). De ontwikkeling is daarom niet in strijd met de cultuurhistorische waarden.

Locaties 4: Molendijk 2a, Den Bommel, locatie 8: VV Herkingen en locatie 13: Kelderweg 17 en 18, Ouddorp (molenbiotoop)

De locaties 4, 8 en 13 liggen binnen een molenbiotoop. In dit veegplan is een beschermende regeling voor de molenbiotopen opgenomen.

Op de andere locaties zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

Conclusie

Het aspect landschap en cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.11 Archeologie

Beleid en normstelling

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft archeologiebeleid waarin het wettelijke en beleidsmatig kader behandeld wordt. De nota geeft aan hoe in de toekomst op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze omgegaan wordt met het archeologisch erfgoed. Het streven is daarbij om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').

Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.

Onderzoek

Op de verschillende locaties zijn in vigerende plannen voor een deel van de locaties dubbelbestemmingen opgenomen ten behoeve van de bescherming van de eventuele aanwezige archeologische waarden. Voor de onderstaande locaties worden in dit veegplan de dubbelbestemmingen overgenomen. Hierdoor blijven de eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd.

Locatie   Aanwezige archeologische waarden  
1   n.v.t.  
2   Waarde - Archeologie - 5  
3   n.v.t.  
4   n.v.t.  
5   n.v.t.  
6   Deze locatie is vervallen  
7   n.v.t.  
8   n.v.t.  
9   Waarde - Archeologie - 5  
10   n.v.t.  
11   n.v.t  
12   n.v.t.  
13   Waarde - Archeologie - 5  
14   Deze locatie is vervallen  
15   Waarde - Archeologie - 5  

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.12 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoelt in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

- Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek soortenbescherming

Ter plaatse van de meeste planlocaties worden geen fysieke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan leidt dan ook ter plaatse van deze locaties niet tot negatieve effecten op beschermde soorten.

Locatie 5: Jachthaven Stad aan 't Haringvliet

Binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' worden in dit bestemmingsplan sanitaire voorzieningen (met een gezamelijke maximale omvang van 50 m2) mogelijk gemaakt ter plaatse van de functieaanduiding 'kampeerterrein'.

Het plangebied bevat geen dichte vegetatie, bosschages en groenstructuren. Enkel bij de poel zijn bosschages en struikgewassen aanwezig. De sanitaire voorzieningen worden niet bij de poel geplaatst, ook worden er geen groenstructuren verwijderd. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde soorten.

Onderzoek gebiedsbescherming

De locaties maken geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Locatie 5 (Jachthaven Stad aan 't Haringvliet) is tegen het Natura 2000-gebied Haringvliet gelegen. Binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' worden in dit bestemmingsplan sanitaire voorzieningen (met een gezamelijke maximale omvang van 50 m2) mogelijk gemaakt ter plaatse van de functieaanduiding 'kampeerterrein'. Er is geen sprake van oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging en verdroging van het Natura 2000-gebied als gevolg van de realisatie van de sanitaire voorzieningen. Er is mogelijk sprake van verstoringen door geluid, licht, mechanische effecten, trillingen en optische verstoringen tijdens de werkzaamheden. Dergelijke verstoringen zijn echter van tijdelijke aard en hebben geen permanente, significante, negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het naastgelegen Natura 2000-gebied.

Er is een stikstofberekening uitgevoerd voor de locaties 5, 7, 10, 11, 12 en 15 en voor locatie 9 een kwalitatieve onderbouwing gegeven ten aanzien van het aspect stikstof. De gehanteerde uitgangspunten voor de stikstofberekeningen zijn per locatie in uitgewerkt in een memo, deze memo is opgenomen in bijlage 4. Hierna wordt ingegaan op deze locaties.

Locatie 5: Jachthaven Stad aan 't Haringvliet

Voor locatie 5 is een berekening uitgevoerd voor de realisatie van een toiletgebouw en de realisatie van een loods. Voor de gebruiksfase is geen berekening gedaan; zowel het toiletgebouw als de loods zullen niet voor meer verkeer zorgen. De loods dient enkel als opslag en droge plaats om aan boten te werken, terwijl dit nu op hetzelfde terrein zonder loods gebeurt. De loods en sanitaire voorzieningen zullen daarnaast beide geen gasverbruik hebben.

De stikstofberekening voor de realisatiefase is opgenomen in bijlage 5. Het uitgangspunt is dat de toename aan bouwverkeer opgaat in het heersende verkeersbeeld van de Lieve Vrouwenpoldersedijk.

Er is geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.

Locatie 7: Kruisweg 2 Stellendam

Voor locatie 7 is een berekening uitgevoerd voor de gebruiksfase. De bed & breakfast heeft geen gasaansluiting, derhalve wordt alleen de verkeersgeneratie gerekend. Voor de campers is in de stikstofberekening wel het propaangebruik meegenomen. De totale verkeerstoename bedraagt 46 mvt/etmaal, zie paragraaf 4.4.

De stikstofberekening voor de gebruiksfase is opgenomen in bijlage 6. Het plangebied ontsluit via de Kruisweg, de Adrianadijk en de Korteweg op de N57. De toename aan verkeer is beperkt en zal dan ook opgaan in het huidige verkeersbeeld van de ontsluitende wegen.

Er is geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.

Locatie 9: Hazersweg 73, Ouddorp

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp. Op basis van de vigerende bestemming 'Agrarisch' is een opslagloods ten behoeve van hobbymatige doeleinden niet toegestaan. Het is wenselijk de aanwezige opslagloods te legaliseren voor hobbymatig gebruik.

Bij de legalisatie van het gebruik van de bestaande loods is geen sprake van aanlegwerkzaamheden. Daarom is alleen gekeken naar de gebruiksfase. De verkeersgeneratie van deze loods beperkt zich tot één gebruiker. De verkeerstoename bedraagt 160 mvt/jaar, zie paragraaf 4.4.

Het verkeer zal afwikkelen via de Hazersweg naar het kruispunt met de Oudelandseweg/Vissersstraat. De verkeerintensiteiten bedragen volgens de infotool CIMLK (Kaart | CIMLK) op dit kruispunt 502 lichte mvt/etmaal (Oudelandsweg) en 1.836 lichte mvt/etmaal (Vissersstraat). De bijdrage aan de verkeersintensiteit van de hobbymatig gebruikte loods zal kleiner dan 0,1% per etmaal zijn voor dit kruispunt. Gezien de omvang van deze activiteit zijn effecten op Natura-2000 gebieden op voorhand uit te sluiten.

Locatie 10: Dorpsdijk 10, Ooltgensplaat

De stikstofberekening voor de realisatiefase van de weg is opgenomen in bijlage 8. De verkeerstoename bedraagt 168 mvt/etmaal, zie paragraaf 4.4. Het verkeer dat in de richting van de Langeweg ontsluit zal, gezien de verwachte verkeersgeneratie, op de Langeweg opgaan in het heersende verkeersbeeld. Het overige verkeer zal op het kruispunt Dorpsdijk – Nieuwstraat opgaan in het heersende verkeersbeeld. De stikstofberekening voor de gebruiksfase is opgenomen in bijlage 9. Voor de gebruiksfase zijn depositiebijdragen in het nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak berekend (maximaal 0,03 mol/ha/jr). Er is een ecologische toets opgesteld, deze is opgenomen in bijlage 10. In deze ecologische toets is onderbouwd dat deze depositietoename niet zal leiden tot significant negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.

Locatie 11: Korteweegje 65, Dirksland

Voor locatie 11 is een berekening uitgevoerd voor de gebruiksfase. Mochten ook bouwwerkzaamheden plaats gaan vinden, dan zal in het kader van de omgevingsvergunning bouwen een berekening van de realisatiefase worden uitgevoerd.

Voor de toekomstige planologische verkeergeneratie is uitgegaan van de kencijfers van CROW publicatie 381. De bedrijfsbestemming zoals beoogd komt het meest overeen met werkmilieu type II Hoogwaardig bedrijvenpark. De verkeersgeneratie bedraagt 832 mvt/ etmaal/weekdag.

De stikstofberekening voor de gebruiksfase is opgenomen in bijlage 7. Het uitgangspunt is dat de toename aan verkeer opgaat in het heersende verkeersbeeld op de N215.

Er is geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.

Locatie 12: Marina Herkingen

Voor locatie 12 is een berekening uitgevoerd voor de gebruiksfase. De verkeerstoename bedraagt 27 mvt/etmaal, zie paragraaf 4.4. De stikstofberekening is opgenomen in bijlage 11. Voor de verkeersafwikkeling is de aanname gedaan dat al het verkeer naar de Westdijk gaat en daar opgaat in het heersende verkeersbeeld.

Voor de gebruiksfase is geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.

Locatie 15: Camping Ouwe Stee-Noord, Stelleweg Ouddorp

Voor locatie 15 is de realisatiefase en gebruiksfase berekend. Voor de realisatiefase is uitgegaan van een worst case scenario waarbij de chalets van buiten het campingterrein moeten worden aangeleverd. In werkelijkheid is dit niet het geval en betreft het 'slechts' de verplaatsing van de chalets binnen het campingterrein. Voor een worst case berekening van de gebruiksfase worden de verkeersbewegingen van de twee chalets meegenomen.

Voor alle verkeerbewegingen is uitgegaan van een verkeersafwikkeling in zuidelijke richting naar de N57. Deze route is een worst case benadering, daar een deel van het verkeer eerder in oostelijke richting, weg van het Natura 2000-gebied, zal afbuigen. De stikstofberekening voor de realisatefase en gebruiksfase is opgenomen in bijlage 12.

Voor zowel de realisatie- als de gebruiksfase is geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.

Voor de overige locaties is een stikstofberekening of nadere onderbouwing niet noodzakelijk. Er vinden hier geen ontwikkelingen plaats die kunnen leiden tot negatieve effecten op Natura 2000-gebieden.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen leiden niet tot negatieve effecten op beschermde soorten of natuurgebieden.

4.13 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in deze paragraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van Rijkswaterstaat, het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Omgevingsvisie
  • Omgevingsverordening

3e Kustnota, Traditie, Trends en Toekomst, ministerie van Verkeer en Waterstaat (2000)

De 3e Kustnota borduurt verder op de 2e Kustnota, maar legt een veel sterkere relatie tussen kustveiligheid en ruimtegebruik.

De hoofddoelstellingen van het beleid in deze nota zijn gericht op:

  • een duurzame bescherming van laag Nederland tegen overstroming;
  • ruimtegebruik van de kust in harmonie met de duurzame bescherming van laag Nederland.

Met het oog op de verwachte klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijging, zijn in de toekomst bredere en sterkere waterkeringen benodigd. Voorkomen moet worden dat als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (zoals stedelijke ontwikkeling) landinwaartse verbreding van de waterkeringen geen optie meer zal zijn. Reservering van ruimte biedt hiervoor de oplossing. In de nota is aangegeven, dat in de duinzoom goede mogelijkheden aanwezig zijn voor ontwikkeling van hoge natuurwaarden. Dit komt door de aanwezigheid van de schone kwel vanuit de duinen. Daarom wordt voor de duinzoom, uitgezonderd de stedelijke zones, gestreefd naar een combinatie van landbouw en ontwikkeling of behoud van natuurwaarden. Verder is in de nota aangegeven, dat het natuurlijke watersysteem in de duinzoom goede mogelijkheden biedt voor het stedelijk water.

Beleidslijn Kust 2015

Beleidslijn Kust 2015 vervangt de ‘Beleidslijn kust’ die het rijk in 2007 uitbracht. De beleidslijn formuleert op hoofdlijnen randvoorwaarden voor initiatieven met een ruimtebeslag in het kustfundament, beredeneerd vanuit de beleidsdoelen voor waterveiligheid zoals deze zijn omschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Nationaal Waterplan 2009-2015 (NWP). Het gaat zowel om het waarborgen van de veiligheid van de primaire keringen als om het op orde houden van het zandig systeem.

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgenomen ontwikkeling. De opmerkingen van de waterbeheerder zullen verwerkt worden in deze waterparagraaf.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) van waterschap Hollandse Delta beschrijven zij de doelen die zij tijdens de planperiode 2022-2027 willen bereiken voor de primaire taken waterveiligheid, watersysteem, waterketen en wegen. De doelen voor deze planperiode zijn afgeleid van de ambities voor de langere termijn (2050). Behalve de ambities voor de lange termijn en de doelen die zij in 2027 bereikt willen hebben, gaat het Waterbeheerprogramma ook in op de strategie om te komen tot realisatie van deze doelen.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld.

Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m² of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de toename in verharding;
  • nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Gemeentelijk beleid

Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:

  • 1. de inrichting van het gebied en de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeheer. Het gaat daarbij niet alleen om de hoeveelheid water die nodig is voor het realiseren van een bepaald beschermingsniveau tegen wateroverlast, maar nadrukkelijk ook om de beleving van het water binnen de kernen;
  • 2. het gebruik en het beheer en onderhoud van oppervlaktewater. Hierbij horen afspraken over de beheergrenzen en wie wat doet. Het waterplan zal daarnaast helpen bij de verankering van de waterzaken binnen de organisaties;
  • 3. de omgang met afvalwater en regenwater in het gebied. Hierbij speelt onder andere de relatie tussen de afvalwaterketen en de kwaliteits- en kwantiteitsaspecten van het oppervlaktewatersysteem.

Huidige situatie

Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee, zie hoofdstuk 2. Ter plaatse van de locaties komen zandgronden en/of kleigronden voor.

Waterkwantiteit

In Goeree-Overflakkee zijn diverse hoofdwatergangen, dijksloten, wegsloten en overige wateren met bijbehorende beschermingszones gelegen. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Ter plaatse van de planlocaties wordt hiermee rekening gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

Ter plaatse van een aantal locaties zijn waterkeringen gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de beschermingszone van de keringen. Binnen deze zones gelden op basis van de Keur beperkingen voor bouwen en aanleggen.

Afvalwaterketen en riolering

Het overgrote deel van de locaties in het plangebied is aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

Toename in verharding dient te worden gecompenseerd. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water te worden gerealiseerd. Gelet op de ruimtelijke spreiding van de planlocaties kunnen de ontwikkelingen hierop afzonderlijk worden beoordeeld.

Locatie 5 : Jachthaven Stad aan 't Haringvliet

Op de locatie wordt een bouwvlak vergroot van 150 m2 naar 198 m2. De vergroting van het bouwvlak kan zorgen voor een vergroting van de verharding met een toename van 48 m2. De toename zit ruim onder de drempelwaarde. Watercompensatie is daarmee niet nodig.

Locatie 7: Kruisweg 2 Stellendam

Op de locatie zijn op basis van een tijdelijke omgevingsvergunning camperstandplaatsen gerealiseerd. De toename aan verharding zit onder de drempelwaarde. Watercompensatie is daarmee niet nodig.

Locatie 10: Dorpsdijk 10 Ooltgensplaat

Een bestaande agrarsiche onsluitingsweg wordt gewijzigd in een ontsluitingsweg ten behoeve van het recreatieterrein Groenland. De toename aan verharding is beperkt. Watercompensatie is daarmee niet nodig.

Locatie 12: Marina Herkingen

Ten oosten van het perceel van de haven van Herkingen wordt een camperstandplaats gerealiseerd. Op deze locatie ligt al verharding in de vorm van een parkeerplaats. De camperstandplaatsen zullen niet zorgen voor extra verharding. Watercompensatie is daarmee niet nodig.

Locatie 15: Camping Ouwe Stee-Noord

Binnen de bosbestemming worden 2 chalets geplaatst. De toename aan verharding is zeer beperkt. Watercompensatie is daarom niet nodig.

Ter plaatse van de andere planlocaties worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor watercompenserende maatregelen noodzakelijk zijn.

Veiligheid en waterkeringen

De locaties 3, 5 en 12 liggen in een kern- en/of beschermingszone van een waterkering. Deze gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Ter bescherming van de waterkering wordt ook in dit veegplan een beschermende regeling opgenomen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder vergunning van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het bestaande en te handhaven oppervlaktewater binnen het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) geldt een zogenaamde dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Voor de beschermingszone wordt de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.

Conclusie

De ontwikkelingen zijn niet van negatieve invloed op het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Bestemmingsplansystematiek

Het bestemmingsplan is conform SVBP2012 opgesteld, om zodoende digitaal raadpleegbaar en conform de uniforme systematiek raadpleegbaar te zijn. Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.2.2 Bestemmingsregels

Agrarische bestemmingen

Binnen dit veegplan zijn drie agrarische bestemmingen opgenomen. De bestemming 'Agrarisch - 1' is opgenomen voor de locatie in aan de Molendijk 2a te Den Bommel (locatie 4). De bestemming 'Agrarisch - 2' is opgenomen voor de locatie aan de Hazersweg 73 in Ouddorp (locatie 9). De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' is opgenomen voor de agrarische gronden aan de Oudelandseweg 7 in Ouddorp (locatie 2). De inhoud van de bestemmingen is overgenomen uit bestemmingsplan Buitengebied Oostflakkee (bestemming 'Agrarisch - 1'), Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012 ('Agrarisch - 2') en bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland 2013 (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'). Er is een aantal regels toegevoegd:

  • Voor locatie 4 is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' toegevoegd.
  • Voor locatie 9 is de aanduiding 'opslag' toegevoegd, vanwege de aanwezige hobbymatige opslag. Op de verbeelding is hier een bouwvlak en een maximale goothoogte van 5 m opgenomen.

Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor de locatie Korteweegje 65 Dirksland (locatie 11). De bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Bedrijvenpark Watertoren 2010. Er zijn bedrijven toegestaan uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' zijn tevens een transportbedrijf en een busremise toegestaan. De maximale bouwhoogte van gebouwen is 11 meter.

Bos

Deze bestemming is opgenomen voor een deel van de locatie Camping Ouwe Stee-Noord in Ouddorp (locatie 15). De bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Recreatieterreinen 2012. In de bosbestemming wordt een bouwvlak ingetekend en wordt de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee' opgenomen. Het maximaal toelaatbare aantal eenheden moet in samenhang worden gezien met de delen van het terrein die binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' vallen. Het maximaal toelaatbare aantal eenheden blijft daarmee ongewijzigd (maximaal 91).

Groen

Deze bestemming is opgenomen voor de zones ten behoeve van landschappelijke inpassing bij de nieuwe camperstandplaatsen aan de Kruisweg 2 in Stellendam (locatie 7). De bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Kruisweg 2-4 Stellendam.

Natuurbestemmingen

Binnen het veegplan zijn twee natuurbestemmingen opgenomen. De bestemming 'Natuur - 1' is opgenomen voor de locatie Kelderweg 17 en 18 in Ouddorp (locatie 13). De bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland 2013. Hiermee zijn de aanwezige bomen beschermd. De bestemming 'Natuur - Strand' is opgenomen voor de locatie Brouwersdam Buitenzijde 20 Ouddorp (locatie 3). De bestemming is overgenomen uit bestemmingsplan Brouwersdam. Er is een regeling toegevoegd waarmee ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandel is toegestaan, in afwijking op de regel dat bijgebouwen uitsluitend mogen worden gebruikt voor opslag, ontvangstruimte en/of sanitaire voorzieningen.

Recreatieve bestemmingen

Binnen het veegplan zijn vijf recreatiebestemmingen opgenomen. De bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' met de bijbehorende aanduiding 'kampeerterrein' is opgenomen voor de camping bij de jachthaven van Stad aan 't Haringvliet (locatie 5). De bestemming 'Recreatie - Jachthaven - 1' is opgenomen voor de locatie bij de jachthaven van Stad aan 't Haringvliet waar een bouwvlak wordt verruimd (locatie 5). De bestemming 'Recreatie - Jachthaven - 2' is opgenomen voor de locatie Marina Herkingen (locatie 12). De bestemming 'Recreatie - Verbijfsrecreatie' is opgenomen voor de locatie Stelleweg in Ouddorp (locatie 15). Deze bestemming is opgenomen omdat het maximaal toelaatbare aantal recreatieeenheden binnen deze bestemming in samenhang moet worden gezien met de delen van het terrein die binnen de bestemming 'Bos' vallen. Ten slotte is de bestemming 'Recreatie - Volkstuinen' opgenomen voor de volkstuinen tussen de Staverseweg en Poppendamseweg Sommelsdijk (locatie 1). De inhoud van de bestemmingen is overeenkomstig die van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. Wel is een aantal regels toegevoegd:

  • Binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie', ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', zijn sanitaire voorzieningen mogelijk gemaakt.
  • Binnen de bestemming 'Recreatie - Jachthaven - 2' is een functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 2' toegevoegd voor de camperstandplaatsen bij Marina Herkingen.
  • Binnen de bestemming 'Recreatie - Volkstuinen' is een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd voor de realisatie van schuilstallen.

Sport

De bestemming 'Sport' is opgenomen voor de sportvelden (locatie 8a en 8b). De bestemming is overgenomen uit bestemmingsplan Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan 't Haringvliet. Op de verbeelding is ter plaatse van de sportvelden een aanduiding 'sportveld' toegevoegd. Hierdoor gelden er dezelfde bouw- en gebruiksmogelijkheden als ter plaatse van andere sportvelden.

Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is opgenomen voor de ontsluitingsweg van park Groenland in Ooltgensplaat 10 (locatie 10). De inhoud van de bestemming is overeenkomstig het bestemmingsplan Recreatiegebieden 2012.

Woonbestemmingen

Binnen het veegplan zijn twee woonbestemmingen opgenomen. De bestemming 'Wonen - 2' is opgenomen voor de Oudelandseweg 7 in Ouddorp (locatie 2). De bestemming 'Wonen - 3' is opgenomen voor de Kruisweg 2 in Stellendam (locatie 7). Deze bestemmingen zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan ter plaatse. Er zijn enkele specifieke aanduidingen toegevoegd.

Waarde - Archeologie 5

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' is opgenomen voor de locaties 2, 9, 13 en 15. De gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.

Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is opgenomen voor de kernzone van de waterkering bij de Brouwersdam Buitenzijde 20 in Ouddorp (locatie 3). Deze gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is opgenomen voor de Jachthaven Stad aan 't Haringvliet (locatie 5). De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterstaatsdoeleinden met een waterbergende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

5.2.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat enkele algemene bouwregels, waaronder een regeling voor de minimale afstand van bouwwerken tot zandwallen.

Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat enkele algemene gebruiksregels afkomstig uit het paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren van de gemeente Goeree-Overflakkee.

Algemene aanduidingsregels

Dit artikel bevat een regeling voor de waterkeringen, de molenbiotopen en een rijksvaarweg.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden aan het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning onder voorwaarden af te wijken van de bestemmingsregels. Het betreft afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van kleine overschrijdingen van maatvoeringen en bouwgrenzen.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een regeling opgenomen die het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft de bestemmingslegging te wijzigen voor gronden waar de bestemmingslegging niet conform de werkelijke situatie is opgenomen.

Overige regels

In dit artikel is een regel opgenomen die de wettelijke regelingen waarnaar in het bestemmingsplan wordt verwezen fixeert op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

Dit artikel bevat ook een algemene parkeerregeling in geval van wijziging of uitbreiding van functies, met een verwijzing naar de geldende normen van het CROW. Via omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, mits de parkeersituatie daardoor niet onevenredig wordt benadeeld. De parkeerregeling is afkomstig uit het paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren van de gemeente Goeree-Overflakkee.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoekverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

Er is geen sprake van aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan is financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Overleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de overlegpartners de provincie Zuid-Holland, het waterschap Hollandse Delta en de Veiligheidsregio. Van het waterschap en de Veiligheidsregio is geen overlegreactie ontvangen. De ontvangen overlegreactie vanuit de provincie is hierna samengevat en beantwoord.

Provincie Zuid-Holland

De provincie heeft 2 opmerkingen gemaakt:

Locatie 3: Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp

Voor de locatie wordt ter plaatse van het bijgebouw de aanduiding 'detailhandel' toegevoegd. Dit is detailhandel buiten de bestaande centra, maar de provincie geeft aan dat dit zou kunnen passen in het provinciale artikel met betrekking tot detailhandel. Dit is artikel 6.13 lid 3 onder b2 'kleinschalige detailhandel bij sport-, culturele, medische onderwijs, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, alsmede andere locaties met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties'. Een surfwinkel met bijvoorbeeld strand- en recreatieve spullen zou daar goed binnen passen. De provincie raadt aan om de voorwaarde van het assortiment nog op te nemen in de betreffende planregel van het bestemmingsplan (dus het schuingedrukte deel hierboven).

Reactie

In het voorliggende bestemmingsplan wordt deze aanvulling in de planregel niet gemaakt. Te zijner tijd wordt dit punt meegenomen in het nieuw op te stellen omgevingsplan voor de gemeente.

Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige detailhandel

In de bestemmingen 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3' zit een afwijkingsmogelijkheid voor kleinschalige detailhandel (artikel 18 lid 18.6.2 en artikel 19 lid 19.4.1. Deze is niet in overeenstemming met artikel 6.13 uit de Interim omgevingsverordening. De provincie vraagt om een motivering hoe deze afwijkingsbevoegdheid binnen de uitzondering van detailhandel buiten de centra past of de afwijkingsmogelijkheid te schrappen.

Reactie

Het voorliggende bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij de onderliggende bestemmingsplannen van de planlocaties. De afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van kleinschalige detailhandel is dan ook overgenomen in het voorliggende plan, omdat deze bevoegdheid ook in de onderliggende plannen zit. Te zijner tijd wordt dit punt meegenomen in het nieuw op te stellen omgevingsplan voor de gemeente.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken ligt gedurende een periode van 6 weken ter inzage. De ontvangen zienswijzen worden samengevat en beantwoord in een Nota zienswijzen.