direct naar inhoud van Regels
Plan: Veegplan 2022 Goeree-Overflakkee
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.GOVeegplan2022-BP20

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Veegplan 2022 Goeree-Overflakkee met identificatienummer NL.IMRO.1924.GOVeegplan2022-BP20 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 archeologisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.12 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 bestaand aantal woningen

woningen die legaal aanwezig of vergund zijn op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan en de nog niet gerealiseerde woningen die op basis van het geldende bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan gerealiseerd mogen worden waarvoor nog geen vergunningaanvraag is ontvangen.

1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.23 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 duurzaam gemeenschappelijke huishouding

een vaste groep van personen tussen wie een duurzame band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen, waarbij sprake is van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen.

1.26 hoofdverblijf

een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste verblijfplaats van een persoon, hetgeen blijkt uit de basisregistratie personen (BRP).

1.27 huishouden

een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.

1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.29 motorvoertuig

gemotoriseerd voertuig, niet zijnde een bromfiets, snorfiets, invalidenvoertuig of tram.

1.30 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.31 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.32 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.33 parkeergelegenheid

een plek in het openbaar gebied of op eigen grond waar iemand zijn of haar motorvoertuig/(brom)fiets mag parkeren, dit kan zowel betaald als onbetaald zijn.

1.34 permanente standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel of recreatief nachtverblijf gedurende het gehele jaar, inclusief bij dat kampeermiddel of nachtverblijf behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.35 schuilstal

een overdekte ruimte die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden waarvan het de betreffende dieren in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moeten kunnen maken door vrij in en uit lopen met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in de seizoenen

1.36 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.37 toeristische standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel gedurende een beperkte periode van het jaar, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.38 wonen

de huisvesting van één duurzaam huishouden dat het hoofdverblijf houdt op één dezelfde locatie gedurende tenminste 2/3 deel van een aaneengesloten periode van 6 maanden.

1.39 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden als hoofdverblijf.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning': tevens voor een plattelandswoning;
  • c. een landbouwschuur;

met daarbij behorende:

  • d. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • 2. de bouwhoogte van kassen mag maximaal 6 m bedragen;
  • 3. de oppervlakte van kassen mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • 4. de goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag respectievelijk maximaal 6 m en 10 m bedragen;
  • 5. de goot- en bouwhoogte van mestsilo's mag respectievelijk maximaal 5,5 m en 7 m bedragen;
  • 6. de inhoud van mestsilo's mag niet meer dan 2.500 m3 bedragen, met een maximum van 40 m3 per hectare bedrijfsbestemming;
  • 7. de maximale bouwhoogte van silo's mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de boog- en gaaskassen en sleufsilo's hoeven niet aan de gestelde regels onder 3.2.1 a te voldoen;
  • c. ten aanzien van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  • 1. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • 2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per agrarisch bedrijf tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • 3. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag respectievelijk maximaal 6 m en 10 m bedragen;
  • 4. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • 5. voor een uitbouw mag de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 3 m en 6 m bedragen;
  • 6. de dakhelling bedraagt minimaal 20 graden;
  • 7. de oppervlakte van alle bijgebouwen mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • 8. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag respectievelijk maximaal 3 m en 6 m bedragen;
  • 9. bijgebouwen dienen minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn te worden opgericht;
  • 10. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 2,7 m bedragen;
  • d. het bepaalde onder c.1 en c.3 t/m c.10 is van overeenkomstige toepassing op een plattelandswoning.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de gestelde regels onder 3.2.1 sub a gelden niet voor terreinafscheidingen en kuilvoerplaten;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
  • 1. maximaal 7 m voor palen en masten;
  • 2. maximaal 2 m voor terreinafscheidingen;
  • 3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 met inachtneming van de volgende regels:

3.3.1 Algemeen
  • a. het vergroten van het bouwvlak is toegestaan mits:
    • 1. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
    • 2. het bouwvlak grenst aan het huidige bouwvlak;
    • 3. de totale maximale oppervlakte 2 ha wordt;
    • 4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de vorm van het bouwvlak mag worden gewijzigd mits:
  • 1. de totale toegestane maximale oppervlakte ongewijzigd blijft;
  • 2. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • 3. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het realiseren van voorzieningen voor de opslag van mest, mits:
    • 1. de opslag van mest plaatsvindt in aansluiting op het bouwvlak;
    • 2. ruimtegebrek in fysiek of milieuhygiënisch opzicht hiertoe noodzaken;
    • 3. de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving niet onevenredig wordt of kan worden aangetast;
    • 4. een afwijking van de gebruiksregels als bedoeld in lid 3.5 tevens is toegestaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden is het verboden de gronden buiten de bouwvlakken te gebruiken voor mestopslag.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Mestopslag

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.4 ten behoeve van het opslaan van mest buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de opslag van mest plaatsvindt in aansluiting op het bouwvlak;
  • b. ruimtegebruik in fysiek of milieuhygiënisch opzicht hiertoe noodzaken;
  • c. de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

3.5.2 Nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bedrijfsgebouwen naast de agrarische bedrijfsfunctie, waarbij de volgende functies zijn toegestaan:

  • a. loonbedrijf;
  • b. foeragehandel;
  • c. viskwekerij;
  • d. dierenartsenpraktijk;
  • e. opslag;
  • f. bed & breakfast, in een ander bedrijfsgebouw dan de woning;
  • g. extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;
  • h. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, tentoonstellingsruimte, museum en sauna;
  • i. educatie en voorlichting;
  • j. zorgboerderij met dagverblijf;
  • k. (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
  • l. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • m. paardenhouderij met uitzondering van rijscholen en maneges;
  • n. kleinschalige camping met een standplaats voor ten hoogste 25 seizoenstandplaatsen met de daarbij behorende voorzieningen;
  • o. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder a tot en met n en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

3.5.3 Voorwaarde

De onder lid 3.5.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend onder de voorwaarde dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bouwvlak tenzij anders is aangeduid;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte van een kleinschalige horecagelegenheid niet meer mag bedragen dan 40 m2;
  • c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
  • d. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • e. het parkeren op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaatsvindt;
  • f. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
  • g. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
  • h. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten is toegestaan;
  • i. voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld onder n, geldt dat:
    • 1. de seizoenstandplaatsen uitsluitend binnen het bouwvlak of buiten het bouwvlak tot een afstand van maximaal 50 m van de bestaande bebouwing mag worden gesitueerd;
    • 2. het bouwen van sanitaire ruimtes uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
    • 3. de openheid niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
    • 5. uitsluitend sprake is van recreatief nachtverblijf.

3.5.4 Huisvesting buitenlandse werknemers

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van wonen ten behoeve van de huisvesting van buitenlandse werknemers met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is een door de eigenaar bewoonde bedrijfswoning aanwezig;
  • b. de semipermanente bebouwing mag maximaal 150 m² bedragen, exclusief een gemeenschappelijke woonkamer en keuken;
  • c. de bebouwing mag niet langer staan dan 5 jaar en niet bestaan uit (sta)caravans;
  • d. er mogen per bedrijf niet meer dan 15 personen worden gehuisvest;
  • e. er dient een gemeenschappelijke woonkamer en keuken aanwezig te zijn;
  • f. er is op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid;
  • g. de semipermanente bebouwing past in het agrarisch bouwperceel en het landschap om verrommeling tegen te gaan;
  • h. er moet een nachtregister aanwezig zijn met de gegevens van de personen die ter plaatse verblijven.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van (kavel)wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • b. het ontgronden, bodemverlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  • c. het wijzigen van het profiel van sloten, dan wel het graven of dempen hiervan;
  • d. het aanleggen van transport-, energie- of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

3.6.2 Uitzondering

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
  • c. die uit een oogpunt van ruimtelijke ordening van niet-ingrijpende betekenis zijn;
  • d. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.6.3 Voorwaarden
  • a. een vergunning als bedoeld in lid 3.6.1 wordt uitsluitend verleend indien de agrarische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen leidt tot de conclusie dat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
  • b. burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.6.1 advies ter zake deskundigen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Ruimte voor ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van een agrarisch bedrijf te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen onder de voorwaarde dat:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf volledig worden gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. aangegeven karakteristieke bebouwing of monumenten niet mogen worden gesloopt;
  • e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m2 gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5.000 m2 kassen één woning mag worden teruggebouwd;
  • f. het aantal nieuwe woningen per locatie maximaal drie bedraagt;
  • g. de inhoud van een woning niet meer mag bedragen dan 750 m³;
  • h. de goot en bouwhoogte van een woning niet mag bedragen dan respectievelijk 4,5 m en 8 m.
  • i. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning.
  • j. de woningen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2003;
  • l. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming 'Wonen' van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee';
  • m. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning past binnen, dan wel geen onevenredige afbreuk doet aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • n. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • o. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

3.7.2 Bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden gelegen binnen een bouwvlak te wijzigen, bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven, ten behoeve van één of meer van de volgende functies in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 (zie bijlage):

  • a. loonbedrijf;
  • b. foeragehandel;
  • c. sierviskwekerij;
  • d. dierenartspraktijk;
  • e. kampeerboerderij binnen het hoofdverblijf:
  • f. educatie en voorlichting;
  • g. zorgboerderij met nachtverblijf;
  • h. (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
  • i. commerciële dienstverlening, zoals een, een geluidsstudio of
  • j. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • k. kinderopvang;
  • l. paardenfokkerij of houderij:
  • m. veehandelsbedrijf;
  • n. extensieve agrarische dagrecreatie, zoals boerengolf, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies;
  • o. paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;
  • p. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, bezoekerscentrum, tentoonstellingsruimte, museum en sauna;
  • q. bewerking en opslag van agrarische producten;
  • r. hoefsmederij;
  • s. ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk;
  • t. opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet agrarische goederen die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop;
  • u. theeschenkerij;
  • v. wooneenheden (tot een maximum aantal van 3) in bestaande karakteristieke bebouwing, onder voorwaarde van sloop van alle niet karakteristieke bebouwing. (Nieuwe) bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 75 m2 per wooneenheid;
  • w. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder a tot en met w.
  • x. een dierenasiel in maximaal categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Onder de voorwaarde dat:

  • 1. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijkomende agrarische bebouwing binnen het betreffende bouwvlak niet mag worden vergroot;
  • 3. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering mogen worden belemmerd;
  • 4. de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
  • 5. het parkeren behorende bij het ander gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
  • 6. er geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvindt;
  • 7. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
  • 8. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of –geteelde producten is toegestaan;
  • 9. per bouwvlak maximaal één bedrijf is toegestaan.
  • 10. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven, als bedoeld in lid 1.6 onder a en b;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend voor hobbymatige opslag;
  • d. het hobbymatig houden van dieren en/of het telen van gewassen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • e. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a om de bouw van hobbykassen, volières en vergelijkbare dierenverblijven mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen ten hoogste 15 m² bedraagt;
  • b. de afstand tussen de gebouwen en gronden met de bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied ten minste 10 m bedraagt.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Bij het bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de vloeroppervlakte voor detailhandel ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • b. de detailhandel uitsluitend plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  • c. de detailhandel wordt uitgeoefend door het bedrijf dat de hoofdactiviteit uitvoert.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven, als bedoeld in artikel 1 lid 1.6 onder a en b;
  • b. het hobbymatig houden van dieren en/of het telen van gewassen;

alsmede voor:

  • c. het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke waarden;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bedrijfswoningen en kassen niet zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de volgende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    • 1. terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes;
    • 2. melkstallen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 50 m² per bedrijf;
    • 3. sleufsilo's met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 200 m² per bedrijf, mits de afstand tot het bijbehorende bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
  • c. voor het overige gelden de volgende regels:

  max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
overige bedrijfsgebouwen   volledig bouwvlak   6 m   10 m  
hooibergen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoersilo's       12 m  
mestsilo's       6 m *  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde       3 m  

* de hoogte van de verticale wand(en) van de mestsilo's - gemeten vanaf het peil - mag niet hoger zijn dan 4 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Overschrijding bouwvlakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub a voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. de grenzen van het bouwvlak mogen met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² worden overschreden;
  • b. de bebouwing, waarvoor de vergunning zal worden verleend, mag op geen grotere afstand van de overige bedrijfsgebouwen worden gebouwd dan voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden.

5.3.2 Overschrijding goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 5.2 sub e aangegeven goot- en bouwhoogtematen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van hooibergingen en silo's, geen mestsilo's zijnde, mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • c. initiatiefnemer dient schriftelijk advies in te winnen bij het Ministerie van Defensie voor zover het betreft het oprichten van bouwwerken binnen een afstand van 500 m van het zenderstation van het Ministerie van Defensie.

5.3.3 Mestopslag buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en 5.4 om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. mestopslag buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
  • f. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden.

5.3.4 Schuilstallen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 om schuilstallen voor het hobbymatig houden van dieren buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. schuilstallen zijn uitsluitend buiten het bouwvlak toegestaan indien daar binnen het bouwvlak geen mogelijkheid toe is;
  • b. de afstand van de schuilstal tot een bouwvlak bedraagt ten hoogste 50 m of er wordt bij de situering aangesloten bij groenelementen;
  • c. de afstand van de schuilstal tot de woning van derden bedraagt ten minste 25 meter;
  • d. de oppervlakte van het bouwperceel waarop de schuilstal wordt gebouwd, bedraagt ten minste 2.500 m²;
  • e. de oppervlakte van de schuilstal bedraagt ten hoogste 30 m²;
  • f. de afstand van schuilstallen tot perceelsgrenzen, gronden met de bestemming Natuur - Zandwallen of Natuur - Schurvelingen bedraagt ten minste 1 m;
  • g. schuilstallen zijn voorzien van een kap, waarbij de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 2,5 m en 3 m bedragen;
  • h. de omgevingsvergunning alleen aan de eigenaar of duurzaam gebruiker van de gronden kan worden verleend;
  • i. oppervlakteverharding is uitgesloten.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • b. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • c. opslag van goederen, parkeren van tractoren, grasmaaiers, trailers en soortgelijke machines in schuilstallen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag bij schuilstallen buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van één of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 5.1 met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte in gebruik voor nevenfuncties bedraagt per agrarisch bedrijf ten hoogste 500 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling, met dien verstande dat:
    • 1. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van agrarische loonbedrijven of opslag/stalling als nevenactiviteit bij volwaardige/reële agrarische bedrijven of bij agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd, een maximale oppervlakte van 1.000 m² geldt;
    • 2. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van een kleinschalige horecagelegenheid een maximale oppervlakte van 40 m² geldt;
    • 3. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen mag bedragen, bijgebouwen meegerekend;
  • b. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de nevenfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. de nevenfunctie mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • g. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. ten aanzien van bed & breakfast geldt dat de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw dient plaats te vinden;
  • i. de bed & breakfast door de bewoner moeten worden uitgeoefend;
  • j. het aantal kamers per bed & breakfast maximaal 7 mag bedragen;
  • k. ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten bij genoemde nevenfuncties zijn toegestaan.
  • l. bij beëindiging van een agrarisch bedrijf wordt een bijbehorende minicamping uiterlijk 5 jaar na de bedrijfsbeëindiging beëindigd;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • n. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan.

Tabel 5.1  Nevenfuncties via afwijking

Nevenfunctie/gebruik  
Agrarisch verwante bedrijven  
Ambachtelijke bedrijven gericht op de be- en verwerking van de eigen agrarische producten  
Opslag van niet-agrarische goederen voor particulieren  
Opslag agrarisch goederen  
Kleinschalige detailhandel  
Bed & breakfast  
agro-gerelateerde dagreceratieve voorzieningen  
Zorgboerderij met dagverblijf  
Minicamping met maximaal 25 standplaatsen  
Kleinschalige horecagelegenheid (theetuin)  
Overige dagrecreatieve voorzieningen  

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. op gronden zonder aanduiding:
    • 1. het buiten het bouwvlak ontginnen, diepploegen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren;
    • 2. het buiten het bouwvlak aanbrengen van oppervlakteverhardingen; zulks met uitzondering van oppervlakteverhardingen waaronder begrepen kavelpaden tot een oppervlak van 100 m² per perceel;
    • 3. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
    • 4. het buiten het bouwvlak aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het buiten het bouwvlak bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
    • 6. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen.

5.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen, hieronder wordt niet begrepen het aanbrengen van beplanting ten behoeve van de fruitteelt en de bosbouw;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. strekken tot het behoud of tot het herstel van de landschappelijke waarden.

5.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover zij voor wat betreft hun plaats, hun omvang en hun wijze van uitvoering, de landschappelijke waarden van deze gronden niet in onevenredige mate aantasten dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het agrarisch belang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 In het geval van een opgeheven agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden geheel of gedeeltelijk mogen wijzigen ten behoeve van de functies:

  • wonen;
  • agrarisch verwant bedrijf;
  • dagrecreatieve voorziening;
  • horecabedrijf;
  • zorgboerderij;
  • landgoed;
  • verblijfsrecreatief bedrijf (met uitzondering van een minicamping);

met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid met dien verstande dat:
    • 1. nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud wel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    • 2. nieuwbouw wel is toegestaan indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt, mits nieuwbouw gepaard gaat met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten of MSP-panden en de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal de helft bedraagt van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdraagt aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • d. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • h. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • i. de vervolgfunctie dient inpasbaar ingevolge de Wet milieubeheer;
  • j. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • k. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • l. detailhandel uitsluitend is toegestaan indien het zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten betreft.

5.7.2 Ten behoeve van Ruimte voor Ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf worden volledig gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. monumenten of MSP-panden mogen niet worden gesloopt;
  • e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5.000 m² kassen mag één woning worden teruggebouwd;
  • f. het aantal nieuwe woningen per locatie mag ten hoogste drie bedragen;
  • g. de inhoud van een nieuwe woning mag niet meer bedragen dan 750 m³ (inclusief aan- en uitbouwen);
  • h. per woning mag maximaal 75 m² aan bijgebouwen worden opgericht;
  • i. de woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • j. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2007;
  • k. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming Wonen - 2 van deze regels;
  • l. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning(en) past binnen, dan wel doet geen onevenredige afbreuk aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • m. de geluidsbelasting aan de gevel van de nieuwe woning ten gevolge van het wegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde zoals is vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  • n. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

5.7.3 Ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. vergroting van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot vergroting dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': tevens een transportbedrijf en een busremise;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen van het bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximumoppervlakte (m²)' aangegeven oppervlakte;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten hoogste het met de aanduiding 'maximumbebouwingspercentagen (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage en geen maximumoppervlakte is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. gebouwen worden in of op een afstand van ten minste 1,5 m van de zijdelingse perceelgrens gebouwd;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de afstand van gebouwen onderling binnen een bouwperceel ten minste 3 m.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 10 m;
  • d. de bouwhoogte van een antenne-installatie bedraagt ten hoogste 15 m;
  • e. de bouwhoogte van reclamezuilen, lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 12 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan, met dien verstande dat de opslag van goederen voor de voorgevel niet is toegestaan;
  • e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 6.1 is aangegeven, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd.

6.4.2 Afwijken voor zelfstandige kantoren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.3 onder e, voor de vestiging van zelfstandige kantoren, met dien verstande dat:

  • a. zelfstandige kantoren uitsluitend zijn toegestaan indien geen geschikte vestigingslocaties in Dirksland dan wel de directe omgeving aanwezig zijn;
  • b. het bedrijfsoppervlak per vestiging niet meer dan 1.000 m² mag bedragen.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. ter plaatse van de aanuiding 'specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee' tevens voor permanente standplaatsen voor verblijfsrecreatie;

alsmede voor:

  • c. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • d. water;
  • e. houtproductie;
  • f. extensieve dagrecreatie.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

7.2.2 Standplaatsen voor recreatief nachtverblijf
  • a. in afwijking van het bepaalde in lid 7.2.1 onder a geldt dat ter plaatse van de in lid 7.1 onder b genoemde aanduiding permanente standplaatsen voor verblijfsrecreatie zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de permanente standplaatsen voor verblijfsrecreatie zich bevinden binnen een bouwvlak;
    • 2. centrum- en beheervoorzieningen en bedrijfswoningen zijn uitgesloten;
    • 3. het aantal permanente standplaatsen voor verblijfsrecreatie bedraagt ten hoogste het aantal zoals opgenomen in de volgende tabel, met dien verstande dat:
      • wanneer permanente standplaatsen zijn toegestaan, eveneens toeristische standplaatsen zijn toegestaan zolang daarmee het totaal aantal standplaatsen per terrein niet wordt overschreden;

aanduiding   max. aantal permanente standplaatsen voor verblijfsrecreatie  
specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee*   91  

* met dien verstande dat het maximum aantal voor deze terreinen in samenhang moet worden gezien met die delen van de terreinen die binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' vallen.

  • b. de oppervlakte van een recreatief nachtverblijf bedraagt ten hoogste 70 m²;
  • c. de bouwhoogte van een recreatief nachtverblijf bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. dakopbouwen zijn niet toegestaan;
  • e. per permanente standplaats zijn bergplaatsen en overkappingen toegestaan met een goothoogte van ten hoogste 2,5 m en een oppervlak van ten hoogste 10,5 m², of met een groter oppervlak waarbij het meerdere van 10,5 m² in mindering wordt gebracht op de onder a toegestane oppervlakte voor het recreatief nachtverblijf;
  • f. indien recreatieve nachtverblijven niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand, inclusief eventuele aangebouwde bergplaatsen of overkappingen, ten minste 3 m;
  • g. indien bergplaatsen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 m;
  • h. per toeristische standplaats is één vrijstaand gebouw voor sanitaire voorzieningen toegestaan met een grondoppervlak van ten hoogste 5 m² en een goothoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • i. indien gebouwen voor sanitaire voorzieningen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 m.
  • j. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • k. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • l. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • m. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding bedraagt niet meer dan 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 sub a voor:

  • a. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dagrecreatie met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  • b. de bouw van gebouwtjes ten behoeve van de dagrecreatie met een grondoppervlak van ten hoogste 25 m² en een goothoogte van ten hoogste 3 m.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uiitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bos zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.

7.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

7.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en ecologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen, (onverharde) voet- en fietspaden en onverharde ontsluitingswegen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 9 Natuur - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de bossen, houtwallen, zandwallen, duinen, duingraslanden, zandplaten, slikken, schorren, oevervegetaties, poelen en water eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;

alsmede voor:

  • b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. waterberging;
  • d. extensieve agrarische bedrijfsvoering;
  • e. extensieve dagrecreatie;
  • f. voetpaden.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur - 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie, waaronder begrepen het winnen van bosstrooisel en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
  • c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • f. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of -bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning;
  • g. het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • h. het aanleggen van gesloten drainagesystemen;
  • i. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
  • j. het aanleggen van bezinkvijvers;
  • k. het bestrooien of bespuiten van de gronden met chemische bestrijdingsmiddelen;
  • l. het verrichten van (proef)boringen en/of het winnen van grondstoffen of delfstoffen (zand daaronder begrepen en het verrichten van seismografisch onderzoek op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - poel'.

9.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 9.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

9.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 10 Natuur - Strand

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Strand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de gronden eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;

alsmede voor:

  • b. dagrecreatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - de kous': horeca in de vorm van strandpaviljoens uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals reddingsposten, nutsvoorzieningen en sanitaire voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - de kous' een strandpaviljoen is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. per aanduidingsvlak ten hoogste één strandpaviljoen is toegestaan;
    • 2. het strandpaviljoen inclusief terras en omloop ten hoogste 1.200 m2 mag bedragen;
    • 3. het gezamenlijk grondoppervlak van de gebouwen van het strandpaviljoen ten hoogste 750 m2 mag bedragen;
    • 4. de strandpaviljoens op palen dienen te staan waarbij de hoogte tussen het maaiveld en de onderzijde van de vloerconstructie ten minste 2 m bedraagt;
    • 5. de verkoopvloeroppervlakte van het strandpaviljoen ten behoeve van detailhandel ten hoogste 200 m² bedraagt;
    • 6. in aanvulling op de onder 2 en 3 genoemde oppervlaktematen is ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca - de kous' één bijgebouw toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
      • het grondoppervlak van het bijgebouw inclusief oml oop bedraagt ten hoogste 300 m²;
      • het grondoppervlak van het bijgebouw bedraagt ten hoogste 200 m²;
      • het bijgebouw wordt op palen boven het maaiveld gebouwd;
      • de goothoogte van het bijgebouw bedraagt ten hoogste 3 m;
      • het bijgebouw wordt ten minste 5 m achter (het denkbeeldige verlengde) van de voorgevel van het strandpaviljoen gebouwd;
      • de afstand tussen het strandpaviljoen en het bijgebouw bedraagt ten hoogste 20 m, met dien verstande dat deze afstand ten hoogste 25 m mag bedragen wanneer aan de overzijde van een strandovergang wordt gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat reddingsposten, nutsvoorzieningen en sanitaire voorzieningen zijn toegestaan.
10.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. de ruimte ten behoeve van incidenteel nachtverblijf voor het beheer van het strandpaviljoen bedraagt ten hoogste 10 m²;
  • b. de bijgebouwen worden uitsluitend gebruikt voor opslag, ontvangstruimte en/of sanitaire voorzieningen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag het bijgebouw met de aanduiding 'detailhandel' worden gebruikt voor detailhandel.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur - Strand' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, behoudens de aanleg van een tot een strandpaviljoen behorend terras;
  • c. het verwijderen en verstoren van de natuurlijke vegetatie;
  • d. het aan brengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het verrichten van exploiratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten alsmede het slaan van waterputten of -bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning.

10.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 10.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

10.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 11 Recreatie - Dagrecreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van speel- en ligweiden, strand en overige daarmee vergelijkbare voorzieningen met de daarbij behorende gebouwen;
  • b. garages, bergplaatsen, duivenhokken en daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
  • c. hobbymatige activiteiten;
  • d. agrarische activiteiten.

11.1.2 Kampeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' zijn de in lid 11.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een kampeerterrein met seizoensgebonden (tussen 15 maart en 31 oktober) standplaatsen en de daarbijbehorende sanitaire voorzieningen.

11.1.3 Ondergeschikte functies
  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. paden en wegen;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen maximaal 50 m2 bedraagt;
    • 2. de maximum goothoogte van deze gebouwen 3 meter bedraagt.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' mag de goothoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven.

11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 12 Recreatie - Jachthaven - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - parkeerterrein en botenstalling': uitsluitend voor een parkeerterrein en een botenstalling;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' mag de goothoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van kunstwerken en beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m, gemeten vanaf het gemiddelde waterpeil.

Artikel 13 Recreatie - Jachthaven - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Jachthaven - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven, met een gezamenlijk maximum van 775 ligplaatsen en passantenligplaatsen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 1': tevens voor ten hoogste 10 camperstandplaatsen;

alsmede voor:

  • c. bij de bestemming genoemd onder a behorende voorzieningen, zoals verenigingsruimten, een havenkantoor, het stallen van boten, sanitaire voorzieningen, voorzieningen voor de inzameling van afvalstoffen;
  • d. bij de bestemming genoemd onder b behorende voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen;
  • e. overige bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeer- en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlak;
  • d. in aanvulling op het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en/of opslag toegestaan met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 250 m2;
  • e. de goothoogte van de onder d bedoelde gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verblijfsrecreatieterrein;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ' bedrijfswoning': bedrijfswoningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
  • c. het aantal toeristische standplaatsen, permanente standplaatsen, recreatiewoningen en recreatieappartementen bedraagt ten hoogste het aantal zoals opgenomen in de volgende tabel, met dien verstande dat:
    • 1. wanneer permanente standplaatsen zijn toegestaan, eveneens toeristische standplaatsen zijn toegestaan zolang daarmee het totaal aantal standplaatsen per terrein niet wordt overschreden;
    • 2. wanneer recreatiewoningen en/of recreatieappartementen zijn toegestaan, eveneenspermanente en/of toeristische standplaatsen zijn toegestaan zolang daarmee het totaal aantal toegestane eenheden per terrein niet wordt overschreden;
    • 3. behoudens het bepaalde 1 en 2, eenheden uit de tabel niet zijn toegestaan wanneer geen aantal is opgenomen;

aanduiding   max. aantal standplaatsen voor verblijfsrecreatie   max. aantal recreatie-
woningen  
recreatie-
appartementen  
  toeristisch   permanent      
specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee*     91      

* met dien verstande dat het maximum aantal voor deze terreinen in samenhang moet worden gezien met die delen van de terreinen die binnen de bestemming Bos vallen.

14.2.2 Standplaatsen voor recreatief nachtverblijf
  • a. de oppervlakte van een recreatief nachtverblijf bedraagt ten hoogste 70 m²;
  • b. de bouwhoogte van een recreatief nachtverblijf bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. dakopbouwen zijn niet toegestaan;
  • d. per permanente standplaats zijn bergplaatsen en overkappingen toegestaan met een goothoogte van ten hoogste 2,5 m en een oppervlak van ten hoogste 10,5 m², of met een groter oppervlak waarbij het meerdere van 10,5 m² in mindering wordt gebracht op de onder a toegestane oppervlakte voor het recreatief nachtverblijf;
  • e. indien recreatieve nachtverblijven niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand, inclusief eventuele aangebouwde bergplaatsen of overkappingen, ten minste 3 m;
  • f. indien bergplaatsen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 m;
  • g. per toeristische standplaats is één vrijstaand gebouw voor sanitaire voorzieningen toegestaan met een grondoppervlak van ten hoogste 5 m² en een goothoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • h. indien gebouwen voor sanitaire voorzieningen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 m.

14.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van sport- en speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 15 Recreatie - Volkstuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen, met de daarbij behorende bergingen voor tuingereedschap en kassen;
  • b. hobbymatig houden van dieren met bijhorende voorzieningen;
  • c. aan de functie als bedoeld onder a gebonden parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen en water;
  • e. paden en wegen.
15.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

15.2.1 Gebouwen
  • a. per volkstuin de grondoppervlakte van een berging voor tuingereedschap ten hoogste 6 m² mag bedragen;
  • b. per volkstuin de grondoppervlakte van kassen ten hoogste 10% van de oppervlakte van de kavel mag bedragen, met een maximum van 25 m²;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • d. de gebouwen afgedekt worden met een kap.

15.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 1 m mag bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Schuilstallen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 om schuilstallen voor het hobbymatig houden van dieren toe te staan, met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de afstand van de schuilstal tot een bouwvlak bedraagt ten hoogste 50 m;
  • b. de afstand van de schuilstal tot de woning van derden bedraagt ten minste 25 meter;
  • c. de oppervlakte van een volkstuin waarop de schuilstal wordt gebouwd, bedraagt ten minste 1.500 m2;
  • d. de oppervlakte van de schuilstal bedraagt ten hoogste 30 m²;
  • e. schuilstallen zijn voorzien van een kap, waarbij de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  • f. de omgevingsvergunning alleen aan de eigenaar of duurzaam gebruiker van de gronden kan worden verleend;
  • g. er wordt geen oppervlakteverharding toegevoegd;
  • h. de uitvoerbaarheid in het licht van de Wet natuurbescherming dient te zijn aangetoond.

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een sportterrein met bijbehorende voorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende gebouwen, andere bouwwerken, wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en verhardingen.

16.1.1 Sportveld

Ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' zijn de in lid 16.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een sportveld.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Gebouwen
  • a. De oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' mag de goothoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven.

16.2.2 Andere bouwwerken
  • a. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
    • 2. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    • 3. de hoogte van ballenvangers mag maximaal 6 m bedragen;
    • 4. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 12 m bedragen.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, exclusief opstelstroken en busstroken;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. bruggen en sluizen;
  • d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 18 Wonen - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud, herstel en versterking van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen- en paden, tuinen en water.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

18.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag niet worden vergroot;
  • c. de inhoud van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 750 m³;
  • d. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt evenwijdig aan de voorste grens van het bouwvlak gebouwd;
  • e. de afstand van de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijerfgrens bedraagt ten minste 3 m, met uitzondering van tussengevels;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • h. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen liggen ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • j. de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m²;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder j bedraagt de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 300 m2;
  • l. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.

18.2.2 Aanvullende bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'

Voor de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geldt, in aanvulling op en - voor zover aan de orde - in afwijking van het bepaalde in lid 18.2.1 het volgende:

  • a. verandering van de bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen en verandering van dakvorm, nokrichting en dakhelling is uitsluitend toegestaan indien de verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg;
  • b. nieuwbouw van gebouwen groter dan 50 m³ is niet toegestaan.

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Verandering/nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2 teneinde gebouwen te veranderen en/ of nieuwbouw van het hoofdgebouw en/ of bijgebouwen groter dan 50 m³ te realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen en de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan in lid 18.2.1 onder c, j, k en l is aangegeven;
  • b. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden dan de voor het gebied kenmerkende verschijningsvorm van de gebouwen, gelet op:
    • 1. de bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
    • 2. de dakvorm, nokrichting en dakhelling.
18.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens in verband met de verkeersveiligheid.

18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m² per woning bedragen;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.6.1 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 18.1 ten behoeve van een bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfastactiviteiten door de bewoner worden uitgeoefend;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfastactiviteiten minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning bedraagt, bijgebouwen meegerekend;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt;
  • d. het aantal kamers dat wordt gebruikt voor een bed & breakfast ten hoogste 7 bedraagt;
  • e. ten behoeve van een bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

 

18.6.2 Overige functies

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 ten behoeve van:

  • a. recreatieappartementen;
  • b. een theetuin;
  • c. kleinschalige horeca;
  • d. kleinschalige detailhandel;

met dien verstande dat:

  • e. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Wonen - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. op gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van 50 m² of meer;
  • c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van een reeds bestaand water;
  • d. het verrichten van (proef)boringen en/of het winnen van grondstoffen of delfstoffen (zand daaronder begrepen) en het verrichten van seismografisch onderzoek;
  • e. het bestrooien of bespuiten van de gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.

18.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 18.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zi jn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

18.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.7.1 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  • b. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.7.1 onder b zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 19 Wonen - 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bed & breakfast': tevens voor bed & breakfast aan huis met maximaal 2 kamers;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 2': tevens voor ten hoogste 15 camperstandplaatsen met bijbehorende sanitaire voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, toegangspaden, tuinen en water.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 1;
  • c. de inhoud van een woning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 750 m³;
  • d. de goothoogte van woningen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de afstand van de achtergevel tot aan de achtererfgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen worden overschreden door dakkapellen, indien:
  • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
  • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
  • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.

19.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. De oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
  • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied;
  • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
  • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2;
  • b. De goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
  • c. De goothoogte van een bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. Bijbehorende bouwwerken worden op niet minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
19.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² en met dien verstande dat horeca en detailhandel zijn uitgesloten.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
19.4.1 Afwijken voor het voeren van bed & breakfast activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.1 voor het voeren van een bed & breakfast aan huis met meer dan 2 kamers, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfast activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfast activiteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt;
  • d. het totale aantal kamers dat wordt gebruikt voor de bed & breakfast activiteiten bedraagt ten hoogste 7;
  • e. ten behoeve van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

19.4.2 Overige functies

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3 ten behoeve van:

  • a. recreatieappartementen;
  • b. een theetuin;
  • c. kleinschalige horeca;
  • d. kleinschalige detailhandel;

met dien verstande dat:

  • e. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 5

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm en indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

20.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 19.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 19.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

20.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5', als bedoeld in lid 20.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 22 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterstaatsdoeleinden met een waterbergende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

22.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 22.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd conform de bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de betreffende waterstaatkundige functie. In het kader van het verzoek om afwijking zal door burgemeester en wethouders advies worden gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

24.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
24.1.1 Toepassing

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 0,5 m overschrijden;
  • d. voor de bouw van balkons of luifels dan wel, uitsluitend bij woningen op de verdiepingen, van galerijen, mits:
    • 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
    • 2. de afstand tot de openbare weg niet minder dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van galerijen, waarvan de afstand tot de openbare weg niet minder dan 0,5 m mag bedragen.
  • e. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden.

24.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het overige ondergeschikte bouwdelen betreft, zoals:

  • a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
  • b. toegangen van bouwwerken;
  • c. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • d. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • f. balkons en galerijen;
  • g. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • h. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
  • i. kelderingangen en kelderkoekoeken.
24.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

24.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

24.4 Onderkeldering
24.4.1 Bouwregels

De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.

24.4.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.4.1 ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelgrens mag worden gebouwd;
  • c. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
24.5 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

 

25.1 Bestaand aantal woningen

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaand aantal woningen.

25.2 Bewoning door één huishouden

Het is verboden om het gebruik van gronden en bouwwerken te wijzigen door:

  • a. het (laten) bewonen van een woning door meer dan één huishouden, of;
  • b. een toename van het op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legale bestaande aantal huishoudens per woning.
25.3 Afwijken bewoning door één huishouden

Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van lid 25.2 , indien:

  • a. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar is, dan wel beschikbaar is in de openbare ruimte, en;
  • b. er geen onevenredige afbreuk ontstaat aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen, en;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 Vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

26.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop ' de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. het bevoegd gezag kan afwijken van dit lid onder a en b, indien:
    • 1. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
    • 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
  • d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
26.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m
26.3.1 Algemeen

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400m' gelden voor het oprichten van bouwwerken en beplantingen de volgende regels:

  • a. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van nieuwe bebouwing of beplanting niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk of beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2022-BP20_0006.png"

26.3.2 Afwijken molenbiotoop

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 26.3.1 ten behoeve van het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken, in die situaties waarin geen belangrijke zichtlijnen aanwezig zijn en/of vrije windvang reeds beperkt is, mits het zicht en/of vrije windvang niet verder beperkt worden. Het bevoegd gezag wint ten behoeve van besluitvorming omtrent afwijking schriftelijk advies in bij een deskundige instantie zoals bijvoorbeeld Vereniging De Hollandsche Molen.

26.4 Vrijwaringszone - rijksvaarwegen
26.4.1 Verbod

Binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - rijksvaarwegen' is het verboden te bouwen en/of werken of werkzaamheden uit te voeren.

26.4.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het verbod onder a indien aangetoond is dat het functioneren van de vaarweg niet in het geding is. Bij de beoordeling hiervan wordt nagaan of geen sprake is van belemmering van de scheepvaart met betrekking tot:

  • a. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
  • b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • d. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
  • e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

27.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
  • c. de regels, en toestaan dat de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', 'gemaal' en 'nutsvoorziening' wordt vergroot tot maximaal 4 m;
  • d. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    • 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
    • 3. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m.
  • e. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m.
  • f. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
27.2 Voorwaarden voor afwijken

De onder lid 27.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische waarde van het beschermde dorps- of stadsgezicht;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 29 Overige regels

29.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

29.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijnen, dan wel de vervangers daarvan of het daarvoor in de plaats tredende gemeentelijke parkeerbeleid, bepaald wat de parkeerbehoefte is en of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en (brom)fietsen.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hiervoor wordt advies opgevraagd bij de gemeentelijke verkeerskundige.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Veegplan 2022 Goeree-Overflakkee'.