Plan: | Bestemmingsplan Lemmer - Doraweg 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1921.BPLEM13DORAWEG3-VA01 |
Met het voorliggende bestemmingsplan beoogt de gemeente Lemsterland medewerking te verlenen aan het aanpassen van het vergroten van de woonbestemming op het perceel Doraweg 3 te Lemmer. Het perceel Doraweg 3 te Lemmer ligt ten noord-westen van de kern Lemmer, in de Brekkenpolder.
Reden voor deze bestemmingswijziging ligt in het foutief overnemen van een eerder gevoerde wijzigingsprocedure in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied 2010. Op 17 augustus 2005 heeft het college van Lemsterland het wijzigingsplan Doraweg 3 vastgesteld. Met dit wijzigingsplan ex artikel 11 WRO verleende de gemeente medewerking aan het wijzigen van de bestemming 'agrarische doeleinden' naar 'woondoeleinden'. Hierbij is een deel van het agrarische perceel aangewezen ten behoeve van de nieuwe bestemming. Normaliter wordt een dergelijke wijziging 1 op 1 overgenomen in de eerst volgende herziening van het complete bestemmingsplan, echter is dit in dit geval in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied 2010 niet correct uitgevoerd en is er in afwijking van het wijzigingsplan een kleiner perceel aangewezen voor de bestemming 'wonen'. Aangezien het nu geldende bestemmingsplan niet de mogelijkheid biedt om met een wijzigingsplan deze fout te herstellen, ligt nu onderhavig bestemmingsplan voor om dit alsnog te herstellen.
Voor het plangebied gelden de bepalingen uit het bestemmingsplan Buitengebied 2010 zoals dat door de gemeenteraad van Lemsterland is vastgesteld op 27 juni 2011. Het betreffende perceel heeft hierin deels een woonbestemming en deels een agrarische bestemming. Binnen de woonbestemming is ter plaatse van de stelpboerderij tevens een bouwaanduiding: "karakteristiek" opgenomen.
Omdat het hier gaat om het herstel van een al gevoerde wijzigingsprocedure, wordt er voor de ruimtelijke onderbouwing verwezen naar het 'wijzigingsplan Doraweg 3', vastgesteld op 17 augustus 2005. Dit wijzigingsplan is als bijlage opgenomen in dit bestemmingsplan.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
Met een herziening uit 2005 op het toen geldende bestemmingsplan Buitengebied is het perceel Doraweg 3 al van een woonbestemming voorzien.
In het huidige bestemmingsplan Buitengebied 2010 is die bestemming maar voor een deel overgenomen. Een deel van het perceel ten noorden van de woonbestemming is in de actualisatie van het bestemmingsplan Buitengebied (onbedoeld) voorzien van een agrarische bestemming.
Rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid zijn er in zijn algemeenheid op gericht om het buitengebied vrij van bebouwing te houden en daar geen nieuwe woonfuncties toe te staan. In 2005 is een afweging gedaan of voor deze locatie, vanwege bedrijfsbeëindiging, gebruik gemaakt kon worden van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid om op dit perceel de bestemming woondoeleinden te leggen.
Met een doorlopen wijzigingsprocedure is hieraan medewerking verleend. De toen geldende kaders zijn op dit punt niet wezenlijk veranderd zodat afgezien wordt om deze hier weer opnieuw op te sommen..
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De in 2005 ontstane planologische situatie wordt opnieuw geregeld.
De feitelijke terreininrichting is al jaren op dit planologisch kader afgestemd.
Ijzertijd Middeleeuwen
In het gebied kunnen zich resten bevinden uit de periode Ijzertijd-Middeleeuwen. Het gaat dan om vroeg- en vol-middeleeuwse veenontginningen waarbij de kans op huisterpjes binnen het plangebied aanwezig kan zijn.
De provincie Fryslân adviseert daarom voor de Ijzertijd-Middeleeuwen een karterend onderzoek 3 aan waarbij voor ingrepen die meer dan 5000 m2 omvatten een historisch karterend onderzoek verplicht wordt gesteld.
Steentijd-Bronstijd
In het gebied kunnen zich op enige diepte lagen bevinden uit de Steentijd die afgedekt zijn met een veen- of kleidek. Als zich hieronder archeologische resten bevinden dan zijn die waarschijnlijk goed geconserveerd gebleven.
De provincie Fryslân adviseert daarom voor de Steentijd-Bronstijd een karterend onderzoek 3 aan waarbij voor ingrepen die meer dan 5000 m2 omvatten een karterend (boor)onderzoek verplicht wordt gesteld.
In het plangebied worden in het geheel geen nieuwe ontwikkelingen voorgesteld. De feitelijke situatie en de feitelijke bouwmogelijkheden worden opnieuw planologisch vastgelegd.
Het plangebied heeft een inrichting die al is afgestemd op het voorliggende planologische kader. Het betreft een voormalige boerderij met enkele bijgebouwen. omzoomd door een groensingel en jonge bosaanplant.
De waarschijnlijk lage ecologische waarden die mogelijk aanwezig waren voordat de invulling in 2005 zijn er niet meer. Met een voorzichtige inschatting mag verwacht worden dat met de huidige invulling op ecologisch gebied een meerwaarde is bereikt ten opzichte van de situatie van voor 2005. Dit is echter niet(meer) met zekerheid te onderbouwen.
Het voorliggende plan maakt geen nieuwe extra bouw en verharding mogelijk. De bestaand emogelijkheden worden alleen over een groter perceel uitgespreid. Deze spreiding was in 2005 al voorzien en wordt nu opnieuw planologisch vastgelegd. De invloed van de mogelijkheden die dit plan biedt op de waterhuishouding worden laag ingeschat.
In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen of andere situaties waarbij een ongeval waardoor mensen - die verdere niets met de risicodragende activiteit te maken hebben - om het leven zouden kunnen komen.
De reikwijdte van het begrip externe veiligheid is in die zin beperkt dat uitsluitend naar slachtoffers ‘buiten de poort' wordt gekeken. In deze afbakening van het begrip externe veiligheid zit echter ook de link met de ruimtelijke ordening: de relatie tussen de risicovolle activiteit en haar omgeving.
Voor de regeling die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt (uitbreidien woonbestemming) is de externe veiligheid niet in het geding.
Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving voor luchtkwaliteitseisen beschreven in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Het verkeer langs drukke wegen bewerkstelligt overschrijdingen van grenswaarden (concentraties) voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Aspecten van de nieuwe regelgeving op grond van de Wm worden in afzonderlijke uitvoeringsregelingen uitgewerkt. De belangrijkste zijn:
Het Besluit NIBM legt vast wanneer een project met ruimtelijke gevolgen niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Hiervan is sprake als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 1%. De 1 %-grens wordt gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).
Sinds 2009 is de 3 %-grens is van toepassing. In de Regeling NIBM is onder andere voor kantoren en woningen aangegeven bij welke eenheden/aantallen de 3%-grens wordt overschreden en er luchtkwaliteitberekeningen dan wel -onderzoek nodig is.
Voor woningen is in de Regeling NIBM het maximale aantal van 500 nieuwe woningen gesteld uitgaande van de 3%-grens. Als de 3%-grens niet wordt overschreden dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden en hoeft er geen onderzoek te worden uitgevoerd. De ontwikkeling is dan per definitie 'niet in betekenende mate bijdragend'.
Met het voor liggende plan worden geen nieuwe woonfuncties mogelijk gemaakt. Het voorliggende bestemmingsplan valt daarmee onder de regeling NIBM. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan de eisen conform de wet Milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
De woonfunctie wordt in de Wet geluidhinder als een geluidsgevoelige bestemming aangewezen. In het kader van die Wet geluidhinder is het noodzakelijk om te onderzoeken of deze functie binnen een bepaalde zone langs een weg valt.
Verder is het in het kader van goede ruimtelijke ordening noodzakelijk om te onderzoeken of er (bedrijfs)activiteiten in de omgeving worden uitgeoefend die hinder kunnen veroorzaken.
De betreffende locatie ligt in een open veenweidegebied aan een voor autoverkeer doodlopende weg. De verkeersintensiteit is dermate laag dat het rekenmodel geen output kan genereren. In de omgeving zijn op 140 meter een agrarische bedrijf en op 200 meter een (burger)woning gevestigd.
Beide functies liggen op een dermate grote afstand dat voor geluid geen hinder hoeft te worden verwacht.
Bij de herziening van het plangebied in 2005 is met betrekking tot eventuele bodem en/of grondwaterverontreiniging geconstateerd dat de gebruik situatie zoals die destijds geweest was (agrarisch bedrijf) er geen aanleiding bestaat om de locatie als verdacht te beschouwen.
Ook nu, waar het gaat om een beperkte uitbreiding van de reeds aanwezige woonbestemming bestaat er mede door het gebruik in het verleden geen aanleiding om hier verder onderzoek aar te doen.
Naast het op 140 meter afstand gelegen agrarisch bedrijf vinden er in de omgeving geen milieubelasetende activiteiten plaats. Bedrijfstechnisch levert d eomgeving geen belemmeringen op voor het beoogde gebruik.
Voor de regels van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Lemsterland zoals die op 27 juni 2011 door de gemeeneraad zijn vastgesteld.
Het aantal regels is beperkt omdat aleen de voor dit plan van toepassing zijnde regels zijn opgenomen.
In hoofdstuk 1 staan de inleidende regels waaronder de begrippen en de wijze van meten worden benoemd.
In hoofdstuk 2 staan de bestemmingsregels voor Agrarisch en Wonen.
In hoofdstuk 3 zijn de meer de algemene regels te vinden
En in Hoofdstuk 4 de Overgangs en slotregels.
Dit plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het herstelt de onbedoelde situatie die door de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied is ontstaan. Er kan derhalve worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.
Maatschappelijk zijn er geen belangen in het geding. De feitelijke situatie wordt planologisch opnieuw geregeld.