direct naar inhoud van 4.3 Water
Plan: Bestemmingsplan Westeinderweg 6 en 8 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.bpww-0010

4.3 Water

4.3.1 Inleiding

De waterparagraaf is vast onderdeel van het bestemmingsplan en is in samenspraak met de waterbeheerder tot stand gekomen. De waterparagraaf omvat het advies van de waterbeheerder en een gemotiveerd besluit ten aanzien van de wateraspecten.

Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en –kwaliteit van de watergangen in het polderland binnen het plangebied als ook voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het boezemwater. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is tevens de beheerder van de waterkeringen. De Provincie Zuid-Holland is vaarwegbeheerder van de Vliet en beheert de oeverbeschoeiing, maar de verantwoordelijkheid voor het water (kwantiteit, kwaliteit, waterkeringen) ligt bij het Hoogheemraadschapvoor Rijnland. De gemeentelijke taken zijn o.a. het riool- en oeverbeheer.

Op 5 maart 2010 is de water(kwaliteit)beheerder geïnformeerd over het initiatief tot het maken van een postzegelbestemmingsplan Westeinderweg 6 en 8 in Leidschendam. Het bestemmingsplan heeft betrekking op het ruimtelijk initiatief van de verzoekers voor de herinrichting van hun percelen. Het betreft de herontwikkeling van het kleine agrarisch loonwerkbedrijf aan Westeinderweg 6 en de hersituering van de bedrijfswoning van het agrarisch bedrijf aan de Westeinderweg 8. Met het Hoogheemraadschap van Rijnland is afgesproken dat in samenwerking met de waterbeheerders een waterparagraaf zal worden opgesteld, waarmee de watertoets vorm krijgt.

4.3.2 Beleid

In het beleidsdocumenten wordt aandacht besteed aan het belang van "water". In bijlage 1 is een lijst met relevant waterbeleid opgenomen. Een belangrijke conclusie van de genoemde beleidsdocumenten is om water meer ruimte te geven en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden daarvoor twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:

Ten aanzien van waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;

Ten aanzien van waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.

Daarnaast zijn aspecten als beperken van bodemdaling en het vergroten van de ecologische potenties van het water inclusief de oeverzones van belang.

Het initiatief

Het initiatief bestaat uit het herinrichten van de percelen Westeinderweg 6 en 8 waar twee nieuwe woningen worden gebouwd met bijgbehorende bijgebouwen. Het netto verhard oppervlak zal door realisatie van het initiatief wijzigen van ca. 6700 m² naar ca. 8640 m².

4.3.3 Functies

Het plangebied is gelegen in het landelijke gebied. Het oppervlaktewater in het plangebied heeft een belangrijke functie in de ontwatering en afwatering. Binnen het plangebied zijn hoofdzakelijk polderwatergangen aanwezig. Langs het plangebied ligt de Nieuwe Vaart. Deze boezemwatergang is een hoofdwatergang en heeft een aan- en afvoerfunctie van water.

Het water heeft tevens een waterrecreatieve functie.

4.3.4 Het watersysteem

De planlocatie is gelegen langs het boezemwater van de Nieuwe Vaart, waar het zomerpeil is vastgesteld op NAP (2005) min 0,61 m en het winterpeil op NAP (2005) min 0,64 m. Deze locatie maakt voor een groot gedeelte deel uit van de kern- en beschermingszone van de boezemwaterkering van de Meeslouwerpolder. In peilvak WW-12A is het zomerpeil vastgesteld op NAP (2005) min 4,77 en het winterpeil op NAP (2005) min 4,97 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bpww-0010_0007.jpg" Afbeelding 8: peilen tekening zonder NAP-correctie van 2 cm.

Blijkens de watersysteemkaart ligt nabij het plangebied een inlaat vanuit de boezem naar de polder. Deze inlaat heeft geen invloed op de herontwikkeling van de beide percelen.

Het peilgebied kent een historisch waterbergingstekort (NBW-opgave) dat via het waterbeheersplan Meeslouwerpolder zal worden opgelost. Op het plangebied zelf is bij de huidige hoogteligging geen sprake van (toekomstige) inundatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bpww-0010_0008.jpg"

Afbeelding 9: figuur uit waterhuishoudingsplan Meeslouwerpolder

Op grond van het waterhuishoudingsplan dienen dempingen volledig gecompenseerd te worden en moet rekening worden gehouden met een toekomstige peilstijging van 2 cm in peilvak WW-12a.

Het is op grond van de Keur van Rijnland verboden om zonder vergunning verhardingen aan te brengen of uit te breiden die een groter oppervlak beslaan dan 500 m². In het algemeen wordt vergunning verleend indien het aan te brengen verhard oppervlak wordt gecompenseerd door 15% van dat oppervlak aan open water te graven. Ook voor aanpassingen van het watersysteem is een vergunning op grond van de Keur nodig.

4.3.5 Grondwater

Op basis van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014 dient voor nieuw te bouwen woningen een drooglegging van minimaal 70 cm ten opzichte van de gemiddeld hoogste grondwaterstand gerealiseerd te worden bij aanwezigheid van een kruipruimte. Indien er geen kruipruimte is kan volstaan worden met een drooglegging van minimaal 70 cm (GHG) ten opzichte van de onderzijde van de vloer. Door de beoogde peilwijziging moet rekening worden gehouden met een iets hogere structurele grondwaterstand waardoor 5 cm extra drooglegging ten opzichte van het huidige peil noodzakelijk is.

4.3.6 Waterkwaliteit

Het plan heeft op zichzelf geen invloed op de waterkwaliteit mits rekening wordt gehouden met de beleidslijn van Rijnland:

Rijnland stimuleert het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit draagt bij aan de doelstellingen zoals die zijn gesteld in het Waterbeheer 21ste eeuw (vasthouden – bergen – afvoeren). Voor het afkoppelen van wegen en overig verhard oppervlak geldt de ´Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken´ van de Werkgroep Riolering West-Nederland als beleidsuitgangspunt. Bij het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)-bouwactiviteiten willen wij u wijzen op de uitgangspunten in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Volgens deze uitgangspunten dient de toepassing van uitloogbare bouwmetalen – zoals koper, zink en lood – voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat deze verontreinigende stoffen niet in het watersysteem terechtkomen. Indien gebruik gemaakt wordt van uitloogbare materialen is het niet toegestaan de oppervlakken waarop deze materialen zijn gebruikt af te koppelen van het rioleringssysteem.

4.3.7 Veiligheid

De locatie maakt voor een groot gedeelte deel uit van de kern- en beschermingszone van de boezemwaterkering van de Meeslouwerpolder.

Het belang van de waterkering wordt beschermd door de verbodsbepalingen in de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland die van toepassing zijn op de kern- en beschermingszone van de waterkering. Deze zone wordt gevormd door een strook langs het boezemwater van 33,00 meter breed, gerekend vanuit de waterlijn. De Keur bepaalt onder meer dat het verboden is om zonder vergunning in deze strook werkzaamheden te verrichten of werken aan te brengen of te hebben.

Vergunningaanvragen op grond van de Keur worden getoetst aan de Beleids- en algemene regels. Nadere informatie hierover is te vinden op de website www.rijnland.net/beleid.

In het bestemmingsplan is ter bescherming van de waterkerende functies de dubbelbestemming "Waterstaat- Waterkering" opgenomen. Hiermee wordt het belang van de waterkering in voldoende mate veilig gesteld.

4.3.8 Natuurvriendelijke oevers

De inrichting en het onderhoud van watergangen hebben grote invloed op de biologische waterkwaliteit, dat wil zeggen de aanwezigheid van vissen, macrofauna en waterplanten. Rijnland streeft naar biologisch gezond water dat voldoet aan de eisen die er vanuit de toegekende functie aan gesteld worden. Aantasting van het aquatisch ecosysteem moet worden vermeden. Een natuurvriendelijke inrichting van de oevers en het benadrukken van de netwerkfunctie van het water dragen bij aan de ecologische en landschappelijke infrastructuur. Rijnland streeft daarom ook naar de realisatie van een natuurvriendelijke oeverinrichting langs waterlopen, met als doel de algemene kwaliteit van het watersysteem te verbeteren. Als basis hiervoor dient de "Handreiking natuurvriendelijke oevers".

4.3.9 Riool- en baggerbeheer

Het rioolbeheer en het baggerbeheer hebben, naast invloeden vanuit het huidige grondgebruik, een belangrijke invloed op het waterkwaliteit binnen het plangebied. Het baggerplan is sinds 2003 operationeel en wordt jaarlijks op uitvoeringniveau uitgewerkt, waardoor voorzien is in regelmatig baggeren. De watergangen in de Meeslouwerpolder zijn in beheer van particulieren en het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014 is een verbreed GRP. Het hemelwater dient te worden afgekoppeld van het poldersysteem. Het droogweerafvoer (DWA) van de woningen zijn/worden aangesloten op een persleidingenstelsel met drukrioleringsunits, voorzover die aanwezig zijn in het gebied.

4.3.10 Ontwikkelingen

In het Waterhuishoudingsplan Meeslouwerpolder staat een herinrichting van het watersysteem genoemd. Dit heeft te maken met de aanleg van een rondweg en herstructurering van het nabijgelegen glastuinbouwgebied.