direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid
Plan: Bestemmingsplan Westeinderweg 6 en 8 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.bpww-0010

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 2 juli 2010 de definitieve ontwerpen van de provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld. In de Structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe integrale Structuurvisie voor de ruimtelijke ordening komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke peilers. Gestreefd wordt naar een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Kenmerkende kwaliteiten zijn een goede bereikbaarheid en een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur.

Voor een goede ruimtelijke ordening is een integrale benadering nodig om een afweging tussen functies en belangen te maken. In de Structuurvisie wordt aangegeven welke zaken de provincie Zuid-Holland van provinciaal belang vindt. De basis daarvoor ligt in de integrale hoofdopgaven en de bijbehorende provinciale belangen betreffen:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Voor het landelijk gebied is de visie erop gericht de kaders te scheppen waarbinnen de vitalisering van het platteland en realisatie van nieuwe groene gebieden mogelijk worden gemaakt en waarmee de beoogde landschappelijke kwaliteit, zal worden bereikt. Voor het waarborgen van de kwaliteit van het Zuid-Hollandse landschap worden/zijn de kwaliteitswaarden en bedreigingen in beeld gebracht. Binnen dat kader zal het effectief voorkomen van verrommeling van het landschap op gemeentelijk niveau moeten worden vastgelegd. Dit houdt in dat beperkingen worden gesteld aan nieuwe ontwikkelingen die geen relatie hebben met de ontwikkeling van de hoofdfuncties van het gebied.

Mogelijkheden worden geboden aan het verder verbreden van de agrarische sector, zoals het verruimen van de mogelijkheden waar het gaat om de schaalvergroting van en het ontwikkelen van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven. Nieuwe economische dragers zijn mogelijk als ze bijdragen aan de vitalisering van het landelijk gebied. Daarom worden voorwaarden gesteld aan nieuwbouw ten behoeve van de vestiging van deze nieuwe dragers.

De herinrichting van de planlocaties past binnen het centrale uitgangspunt van deze visie. Het aanpassen van het agrarisch bedrijfsvlak op Westeinderweg 8, past binnen de doelstellingen van de provincie om de agrarische sector de gelegenheid te bieden haar economisch draagvlak te verbreden en tot schaalvergroting te komen. Grondgebonden agrarische bedrijven, zoals hier het geval is, beheren en onderhouden immers het karakteristieke open landschap. Met de herinrichting van het agrarisch aanverwante bedrijf, Westeinderweg 6, is er niet alleen sprake van vermindering en concentratie van de bebouwing, maar wordt ook de verrommeling van het landschap tegen gegaan en wordt de belevingswaarde verbeterd. Hiermee wordt invulling gegeven aan een van de provinciale belangen om verrommeling tegen te gaan.

2.3.2 Verordening Ruimte

In de bovengenoemde structuurvisie wordt aangegeven welke zaken de provincie van provinciaal belang vindt. Om het eigen ruimtelijk belang te kunnen uitvoeren is een scala aan mogelijkheden voorhanden. De provincie heeft daarin eigen wettelijke bevoegdheden. Voor een aantal belangen kan de doorwerking en borging het beste via het instrument van de provinciale verordening. In de provinciale Verordening Ruimte (hierna: de Verordening) zijn regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen.

Uit artikel 2 van de Verordening blijkt dat agrarisch aanverwante bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud, of 30% indien verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is en maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Artikel 15 van de Verordening biedt de mogelijkheid om af te wijken van de bovengenoemde percentages ten behoeve van de uitbreiding van een bedrijf mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een groot maatschappelijk, sociaal en/of (bedrijfs)economisch belang;
  • b. de provinciale belangen zoals verwoord in de provinciale structuurvisie worden niet in onevenredige mate aangetast;
  • c. er zijn geen reële andere mogelijkheden en
  • d. de negatieve effecten worden zoveel mogelijk beperkt.

Bij brief van 24 augustus 2010 is een officieel verzoek om ontheffing aan de Provincie verzocht ten behoeve van de herinrichting van de percelen Westeinderweg 6 en 8. Hierin zijn de redenen weergegeven waarom in het onderhavige geval sprake is van een situatie waarvoor een ontheffing gerechtvaardigd is. Hieronder wordt kort ingegaan op de bovengenoemde voorwaarden.

a) Bedrijfseconomisch belang

Binnen de systematiek van het geldend bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2001' is een onderscheid gemaakt tussen “landelijke bedrijven” en andere bedrijven. Landelijke bedrijven zijn qua aard gericht op de agrarische functies in het landelijk gebied of passen qua aard binnen het landelijk gebied. Deze typen bedrijven, waaronder de agrarisch aanverwante bedrijven, kunnen zelfs een bijdrage leveren aan het optimaal functioneren van het landelijk gebied.

Het bedrijf aan de Westeinderweg 6, sinds 1987 legaal in het gebied gevestigd, is qua aard gericht op de agrarische functies in het landelijk gebied. De aanwezigheid van dit agrarisch loonwerkbedrijf ter plaatse is noodzakelijk nu het bedrijf als hoofddoel heeft om diensten te verlenen en machines te verhuren aan agrarische bedrijven in het gebied. Vanwege de beperkte omvang aan bedrijfsopstallen (389 m²) en relatief klein bedrijfsperceel heeft het bedrijf vele jaren gebruik gemaakt van grond danwel naburige opstallen in de omgeving. Het goed functioneren van het bedrijf is in feite alleen mogelijk geweest, door de huur of het medegebruik van grond en opstallen elders. De noodzakelijke omvang van de bedrijfsvoering voor dit type bedrijven is vaak veel groter. Het bedrijfseconomisch belang van dit bedrijf om het huidige perceel her in te richten en de activiteiten op één locatie te bundelen is zeer groot. Het bedrijf heeft al in 2005 een principeverzoek ingediend met het verzoek om uit te breiden en de verspreide opslag op eigen erf te concentreren. Met de herinrichting van het perceel van het loonwerkbedrijf wordt beoogd in deze noodzaak te voorzien en om aan agrarisch loonbedrijf bedrijfsmatig perspectief te bieden. Dat er sprake is van bedrijfseconomische danwel sociale belangen blijkt verder uit het feit dat het agrarisch loonbedrijf in werkgelegenheid voorziet voor 15 werknemers die voornamelijk in dit buitengebied woonachtig zijn.

Ad b en d) Geen onevenredig aantasting van provinciaal belang en beperking van negatieve effecten

Of een bepaald belang een provinciaal belang is, hangt onder meer af van politieke, sociaal-economische en maatschappelijke opvattingen. De belangen moeten in eerste instantie op het meest decentrale niveau worden behartigd, totdat is vastgesteld dat de belangen het lokale (gemeentelijke) niveau overstijgen en een effectieve en evenwichtige afweging van de belangen alleen op een hoger bestuurlijk schaalniveau kan plaatsvinden.

Opgemerkt wordt dat met de bedrijfsuitbreiding van het agrarisch aanverwante bedrijf aan de Westeinderweg 6 geen provinciale belangen in onevenredige mate worden aangetast. De planlocaties grenzen niet aan de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en in het gebied is verder geen sprake van specifieke natuurlijke waarden. Dit is ook de reden waarom de gronden in de directe omgeving de bestemming “agrarisch met landschappelijke waarden” hebben en niet “Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurlijke waarden” of “Natuur (met agrarisch medegebruik)”.

Van belang is op te merken dat per saldo geen uitbreiding is van de bedrijvenbestemmingen in het buitengebied, maar juist een vermindering en concentratie van de bebouwing. De bedrijfsuitbreiding van het agrarisch loonwerkbedrijf aan Westeinderweg 6 dient in samenhang te worden bezien met het saneren van het potgrondbedrijf aan de Westeinderweg 4. In dit kader wordt verwezen naar paragraaf 3.4. Uit het ruimtelijk oogpunt is het zeer wenselijk dat thans een bedrijfsperceel van ca. 2987 m² met een bebouwingsmogelijkheid van 695 m² gesaneerd wordt, terwijl in verhouding een veel beperktere oppervlakte aan bedrijfsperceel en bebouwing wordt toegevoegd.

Gelet op het bovenstaande wordt dan ook opgemerkt dat in het onderhavige geval geen sprake is van aantasting van het provinciaal belang, maar juist een vermindering en concentratie van de bebouwing. Met de herinrichting van het bedrijf wordt de verrommeling van het landschap tegen gegaan en wordt de belevingswaarde verbeterd. Hiermee wordt zelfs invulling gegeven aan één van de provinciale belangen om verrommeling tegen te gaan.

c) Geen reële andere mogelijkheden

Het betreffende agrarisch loonwerkbedrijf is zoal reeds vermeld sinds jaren in het buitengebied legaal gevestigd. Het gaat hier dus om inpassing van een reeds aanwezig bedrijf en niet om een nieuwvestiging. Landelijke bedrijven, zoals hier het geval is, zijn qua aard gericht op de agrarische functies en passen goed binnen het landelijk gebied. Deze bedrijven leveren zelfs een bijdrage aan het optimaal functioneren van het buitengebied. Verplaatsing van het agrarisch loonbedrijf naar een bedrijventerrein, daarengelaten of deze bedrijfsterreinen beschikbaar zijn, is ongewenst. De huidige locatie heeft immers de bestemming Loonwerkbedrijf met de reeds aanwezige bedrijfsbebouwing. Bij een vrijwillige uitplaatsing is er geen dwangmaatregel tot sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen. Na de verhuizing zijn de risico´s van ongewenste bedrijfsvestigingen, verpaupering en verrommeling vrij groot.

Verder wordt opgemerkt dat het voor de betrokkenen financieel niet haalbaar is om naar een andere locatie te verhuizen. Beide locaties, zowel Westeinderweg 6 als Westeinderweg 8 zijn eigendom van één eigenaar. Voortzetting van de bedrijfsactiviteiten vanuit de huidige locaties met de bedrijfswoningen is voor de betrokkenen het meest voor de hand liggend. De huidige locatie wordt als het meest geschikt geacht, omdat deze in de toekomst aan de nieuwe Verbindingsweg Stompwijk komt te liggen die naar het glastuinbouwconcentratiegebied gaat. De nieuwe ontsluiting zorgt voor betere toegankelijkheid en verkeersdoorstroming. Het bedrijf ligt daarnaast aan de rand van het verzorgingsgebied gunstig gelegen. Bovendien wordt opgemerkt dat binnen de gemeente geen bedrijfsterreinen aanwezig zijn. Het meest dichtbijzijnde bedrijventerrein is op enige afstand gelegen van het buitengebied met als consequentie ongewenste verkeersbeweging van machines, van en naar het gebied toe.

Gelet op het bovenstaande is de gemeente van mening dat gezien de ruimtelijke, bedrijfseconomische en plaatselijke/individuele belangen van het agrarisch loonbedrijf, afwijken van de betreffende percentages, zoals genoemd in de Verordening, hier van toepassing danwel reëel is.