1.1 Plan
Het bestemmingsplan Verplaatsing Pluimveebedrijf Het Kippenhok v.o.f. van de gemeente Hollands Kroon.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1911.BPLG2009hz0001oud-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Een in bijlage I genoemd dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.4 Aanbouw
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Achtererfgebied
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.8 Afhankelijke woonruimte
Woonruimte die een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 Agrarisch bedrijf
Een volwaardig bedrijf in de vorm van een akkerbouwbedrijf, tuinbouwbedrijf of dierhouderijbedrijf, dan wel in de vorm van een combinatie daarvan;
1.10 Agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf
Een bedrijf waarbinnen overwegend arbeid wordt verricht of materialen ter beschikking worden gesteld voor de productie van goederen en diensten ten behoeve van agrarische bedrijven. Hieronder wordt mede verstaan het be- en verwerken van agrarisch gelieerde producten alsmede tijdelijke op- en overslag hiervan.
1.11 Ambachtelijke bedrijven
Bedrijfsactiviteiten waarbij bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd.
1.12 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bed & breakfast
Een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ook aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.14 Bedrijf
Een onderneming waarin doorgaand met economisch oogmerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt, verhandeld en opgeslagen, danwel diensten worden verleend.
1.15 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.16 Bestaand
Het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning / omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel een vrijstelling op grond van de WRO, een ontheffing op basis van de Wro, of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo.
1.17 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 Bijbehorend bouwwerk
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
1.20 Bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.21 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond.
1.24 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. In voorliggend bestemmingsplan valt het bouwperceel samen met het bouwvlak.
1.25 Bouwperceelsgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.26 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst:
- dakkapellen mogen uitsluitend worden uitgevoerd met gesloten zijwanden;
- dakkapellen hebben een maximale hoogte van 1,75 m;
- de afstand tussen de onderkant van de dakkapel en de dakvoet ligt tussen de 0,5 en 1 m;
- de afstand tussen de bovenkant van de dakkapel en de daknok is 0,5 m of meer;
- de afstand tussen de zijkanten van de dakkapel en de zijranden van het dak is 0,5 m of meer;
- de breedte van de dakkapel beslaat ten hoogste 2/3 van de breedte van het dakvlak.
1.29 Dakoverstek
Een dak over een ruimte bij een gebouw, welke ruimte niet zodanig door wanden is omgeven, dat deze ruimte als deel uitmakend van het gebouw is aan te merken.
1.30 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 Dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.32 Druiplijn
De horizontale snijlijn van het oplopende dakvlak met het daaronder gelegen buitenwerkse gevelvlak.
1.33 Erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.34 Extensieve dagrecreatie
Vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag leg op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.35 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 Grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt.
1.37 Hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.38 Horeca
Activiteiten, zoals bedoeld in bijlage II bij deze regels, die in zijn algemeenheid zijn gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken.
1.39 Horecabedrijf
Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie.
1.40 Intensieve veehouderij
De teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel.
1.41 Kampeerboerderij
(Deel van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen.
1.42 Kas
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groente, bloemen of planten.
1.43 Landschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.44 Longeercirkel
Ruimte in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training kan worden gegeven.
1.45 Manege
Een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony’s houdt, zulks in combinatie met één of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony’s, functiegebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodaties en het houden van wedstrijden en andere evenementen.
1.46 Mantelzorg
Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychologische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.47 Mestopslagplaats
Een constructie van beton, hout of staal, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest. Onder een mestopslagplaats wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw.
1.48 Nutsvoorziening
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.49 Ondergeschikte detailhandel
Detailhandelsactiviteiten die aan te merken zijn als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van een niet-detailhandelsbedrijf en daaraan in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn.
1.50 Overkapping
Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.51 Paardenbak
Een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
1.52 Paardenfokkerij
Een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden en/of pony’s, de verkoop van gefokte paarden en/of pony’s, en/of het houden van paarden en/of pony’s ten behoeve van de fokkerij.
1.53 Paardenhouderij
Een bedrijf dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony’s, alsmede de handel in paarden en/of pony’s, niet zijnde een paardenfokkerij.
1.54 Paardenpension
Het houden van paarden en pony’s ten behoeve van pensionstallen, niet zijnde een manege.
1.55 Peil
a.
Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
b.
Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij aanvang van de bouw.
c.
Indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.56 Permanente bewoning
Bewoning van een woning als hoofdverblijf.
1.57 Plattelandswoning
Een voormalige agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.
1.58 Poldertours
Extensieve dagrecreatie in de vorm van gemotoriseerde toertochten met functiegebonden (ondergeschikte) horeca.
1.59 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.60 Teeltondersteunend glas
Glasopstand dienstbaar aan een vollegronds landbouwbedrijf en bestemd voor het broeien of opkweken van plantmateriaal.
1.61 Toename van stikstofdepositie
- Er is sprake van een toename van stikstofdepositie van gronden en bouwwerken wanneer de depositie in mol/ha/jaar meer bedraagt dan de depositie in mol/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.
Er is sprake van een toename van stikstofdepositie van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting
- wanneer de depositie in mol/ha/jaar meer bedraagt dan de depositie in mol/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting .
- Als uitzondering op lid a en lid b van deze bepaling geldt het volgende: Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
- het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld onder a en b veroorzaakt een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt, niet de van toepassing zijnde waarde(n) als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 en 2 Besluit natuurbescherming overschrijdt; en voorzover er sprake is van een toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied gelegen tussen de 0,05 en 1 mol N/ha/jaar , beschikt wordt over een geregistreerde melding als bedoeld in artikel 2.7 Regeling natuurbescherming;
- de depositie in mol/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de depositie in mol/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of b conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.
- de depositie in mol/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de depositie in mol/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of b conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, die na vaststelling van dit bestemmingsplan onherroepelijk wordt en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend, en die na vaststelling van dit bestemmingsplan onherroepelijk wordt en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.
- het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen.
- Onder 'programma aanpak stikstof' als bedoeld in lid e onder 1 van deze bepaling wordt verstaan het programma als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel titel 2.1 van het Besluit natuurbescherming.
1.62 Trainingsmolen
Ruimte in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen, draven of galopperen door aansturing via een computergestuurde bedieningskast.
1.63 Uitbouw
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.64 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.65 Voorgevellijn
De gevel van een woning of hoofdgebouw, alsmede het verlengde daarvan, langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
1.66 Wonen
Bewonen van een woning door één afzonderlijke huishouding.
1.67 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, al dan niet noodzakelijk is.
1.68 Zorgboerderij
(Voormalig) agrarisch bedrijf waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen als zorginstelling, wordt geïnitieerd en begeleid.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.
2.1 Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen; daar waar aangekapt wordt aan het bestaande dakvlak wordt de goot niet als goothoogte gerekend.
2.5 Hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
grondgebonden agrarisch bedrijf en daarbij behorende bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met:
aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
- niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
- alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
- geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
- geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
- er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
- degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
- er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
- er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
- buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
- er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
- permanente bewoning niet is toegestaan;
- geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
- geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
- teeltondersteunend glas;
- infrastructurele voorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- ten hoogste 1 paardenbak per bouwvlak;
- aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven;
- aan de functie als bedoeld onder a gebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke);
- het oprichten en ingebruiknemen van een biomassainrichting voor eigen gebruik;
met de daarbij behorende:
- gebouwen;
- bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
- bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- groenvoorzieningen;
- erfontsluitingspaden;
- bruggen;
- waterlopen en waterbergingen.
met daaraan ondergeschikt:
- detailhandel ten behoeve van lokaal vervaardigde agrarische producten;
- extensieve dagrecreatie.
3.1.2 Intensieve veehouderij
Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' zijn de in
artikel 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een intensieve veehouderij.
3.2.1 Algemeen
Ten aanzien van de in
artikel 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
- gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- de gebouwen en overkappingen mogen niet voor de bestaande voorgevellijn worden gebouwd;
- kassen dienen op ten minste 10 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
- de oppervlakte van teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 2.000 m².
- in het bouwvlak, als bedoeld onder a, mag de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan 30 m;
- de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 8 m bedragen;
- de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen;
- bedrijfsgebouwen dienen voorzien te worden van een kap met een minimale dakhelling van 18º;
- de bouwhoogte van kassen mag ten hoogste 10 m bedragen;
- ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’ mag de oppervlakte aan dierruimte ten behoeve van intensieve veehouderij niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Ten aanzien van de in artikel 3.1 bedoelde bedrijfswoning gelden de volgende bouwregels:
- per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
- in geval van herbouw van een woning, dient de woning op dezelfde plaats te worden teruggebouwd;
- de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 175 m²;
- de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder c toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub h, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
- de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
- de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
- de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 18º en niet meer dan 60º bedragen;
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
- de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub c toegelaten maximale oppervlakte van de bedrijfswoning, vermeerderd met:
- 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
- 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
- 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
- 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
- de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
- het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
- de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
- ondergronds bouwen is niet toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bouwregels:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak, waarbij:
- de hoogte van antenne-inrichtingen ten hoogste 23 m mag bedragen;
- de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 7 m mag bedragen;
- het aantal vlaggenmasten per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1;
- de bouwhoogte van zwembaden ten hoogste 3 m mag bedragen;
- de hoogte van erfafscheidingen, binnen het bouwvlak, voor de voorgevellijn ten hoogste 1 m mag bedragen;
- de hoogte van erfafscheidingen, binnen het bouwvlak, achter de voorgevel ten hoogste 2 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak, ten hoogste 5 m mag bedragen.
- buiten het bouwvlak mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde sleufsilo's, of erfafscheiding worden opgericht waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen;
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:
- de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen als bedoeld in artikel 3.2;
- de plaats van de gebouwen binnen het bouwvlak;
- de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- artikel 3.2.1 sub a, ten behoeve van de oprichting van één schuilhut of melkstal per agrarisch bedrijf buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat:
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m, mits er gebouwd wordt in één bouwlaag met kap;
- het gebouw op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
- artikel 3.2.1 sub d ten behoeve van een vergroting van de oppervlakte van teeltondersteunende kassen tot 4.000 m² onder de voorwaarde dat:
- de uitbreiding noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
- geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
- de uitbreiding van de teeltondersteunende kassen landschappelijk wordt ingepast;
- vooraf een ontheffing is verkregen van Gedeputeerde Staten;
- artikel 3.2.1 sub h ten behoeve van een afwijkende dakhelling, mits dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering en landschappelijk aanvaardbaar is;
- artikel 3.2.2 sub a en toestaan dat één extra bedrijfswoning wordt gebouwd, mits dit noodzakelijk is voor het toezicht;
- artikel 3.2.2 sub b en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
- herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënische aard;
- herbouw landschappelijk aanvaardbaar is;
- artikel 3.2.2 sub h onder 7, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
- de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
- de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
- er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend;
- artikel 3.2.3 sub a, ten behoeve van de hoogtemaat van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van zendmasten, tot een hoogte van maximaal 60 m;
- artikel 3.2.3 sub a, ten behoeve van een bouwhoogte van torensilo's binnen het bouwvlak tot een bouwhoogte van ten hoogste 25 m, onder de voorwaarde dat:
- de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
- geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
- artikel 3.2.3 sub b, ten behoeve van de bouw van mestopslagplaatsen, voor zover als bouwwerk aangemerkt, buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat:
- de inhoud niet meer bedraagt dan 3.000 m³;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m exclusief afdekking;
- situering op het bouwvlak om milieutechnische of bedrijfsvoeringstechnische redenen niet mogelijk is;
- de gronden niet binnen een afstand van 100 m van woningen en bedrijfswoningen, verblijfsrecreatieterreinen groter dan 2,5 ha en bestemmingen ‘natuur’ en ‘bos’ groter dan 5 ha liggen;
- voor zover noodzakelijk ecologisch onderzoek wordt verricht;
- vooraf een beeldkwaliteitplan wordt opgesteld ten behoeve van de landschappelijke inpassing, waarbij uitgangspunt is dat een mestopslag wordt ingepast door middel van een groen aangeklede grondwal.
De omgevingsvergunningen, zoals genoemd onder d en f, kunnen uitsluitend worden verleend mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Aantal intensieve veehouderijen per bouwvlak
Per bouwvlak mag ten hoogste één agrarisch bedrijf worden gevestigd met een maximale dierruimte van 7.500 m² ten behoeve van intensieve veehouderij.
3.5.2 Bouwlaag
Ten hoogste één bouwlaak van een gebouw mag worden gebruikt voor het houden van dieren.
3.5.3 Seizoensarbeiders
Binnen de bestemming is geen huisvesting van seizoenarbeiders toegestaan.
3.5.4 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.
3.5.5 Ontgronden
Binnen deze bestemming is het verboden terreinen te ontgronden.
3.5.6 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
- het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
- het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
- het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen;
- het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofdepositie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken is niet toegestaan;
- het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofdepositie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting is niet toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.1.1 ten behoeve van het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bijgebouwen, naast de agrarische bedrijfsfunctie waarbij de functies zijn toegestaan als genoemd in de in bijlage III opgenomen tabel ‘vernieuwend ondernemen’, met dien verstande dat:
- de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 1 tot en met 9 en 12 niet meer mag bedragen dan 500 m² per bouwvlak;
- de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 12 tot en met 20, niet meer mag bedragen dan 100 m² per bouwvlak;
- de gezamenlijke oppervlakte van de onder a en b bedoelde activiteiten mag niet meer bedragen dan 500 m²;
- de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot, tenzij wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing vanwege bouwtechnische, milieutechnische of andere redenen niet geschikt meer is voor de beoogde agrarische functie;
- de functiewijziging geen beperkingen veroorzaakt voor de omliggende (agrarische) bedrijven en het woon- en leefgenot van omliggende woningen;
- in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
- het parkeren op eigen terrein binnen het bouwvlak plaatsvindt;
- geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
- het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
- de waterhuishoudkundige belangen niet worden geschaad;
- detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten is toegestaan.
3.6.2 Huisvesting seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.5.3 ten behoeve van de permanente huisvesting van seizoensarbeiders onder de voorwaarde dat:
- de huisvesting plaatsvindt in bestaande dan wel nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak;
- maximaal 20 personen gehuisvest mogen worden;
- parkeren op eigen terrein plaats vindt;
- een bedrijfswoning aanwezig is waar de eigenaar of een gedelegeerde bedrijfsleider woont;
- de permanente huisvesting van tijdelijke werknemers niet gecombineerd mag worden met tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;
- positief advies is uitgebracht door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord onderscheidenlijk het Veiligheidsbureau Wieringen-Wieringermeer;
- de huisvesting geen afbreuk mag doen aan de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen, dan wel de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven;
- het perceel in de provinciale verordening structuurvisie is opgenomen in bestaand bebouwd gebied, dan wel Gedeputeerde Staten ontheffing hebben verleend voor het bouwen buiten bestaand bebouwd gebied.
3.6.3 Ontgronden
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.5.5 onder de voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
3.6.4 Afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.5.6, sub c, en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
- dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
- de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
- het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
- binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt
.
3.6.5 Tijdelijke mantelzorgwoning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.5.6 sub c, en toestaan dat naast de in
artikel 3.2.2 sub h onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
- dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
- de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
- het in artikel 3.2.2 sub h onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
- het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
- binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
3.6.6 Bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.5.6 sub d, en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
- er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
- permanente bewoning niet is toegestaan;
- geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
- geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
3.6.7 Plattelandswoning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.1.1 sub a, en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning als plattelandswoning gebruikt wordt, met dien verstande dat bij het agrarisch bedrijf, waarvan de bedrijfswoning deel uit maakte, geen nieuwe bedrijfswoning mag worden gerealiseerd.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod
Het is verboden buiten het bouwvlak de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:
- het aanleggen van waterbassins en mestbassins;
- het vellen of rooien van houtopstanden met een minimale breedte van 10 m;
- het dempen, graven en vergraven van watergangen, hieronder het aanleggen van dammen en bruggen mede begrepen;
- de aanleg van verharde wandel-, fiets-, en kavelpaden;
- het bebossen of inplanten op gronden die op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van het plan niet bebost of ingeplant waren.
3.7.2 Uitzondering verbod
Het in
artikel 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.
3.7.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke waarde dan wel de waterstaatkundige belangen van de gronden.
3.7.4 Advies waterbeheerder
Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in
artikel 3.7.3 voor zover het gaat om werkzaamheden zoals bedoeld in
artikel 3.7.1 sub c advies in bij de waterbeheerder.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Mestopslagplaatsen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van mestopslagplaatsen tot een inhoud van ten hoogste 5.000 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m exclusief afdekking, met dien verstande dat:
- de gronden niet binnen een afstand van 100 m van woningen en bedrijfswoningen, verblijfsrecreatieterreinen groter dan 2,5 ha en de bestemmingen ‘natuur’ en ‘bos’ groter dan 5 ha liggen;
- de breedte van de ter plaatse aanwezige wegverharding ten minste 4 m bedraagt ten behoeve van verantwoord transport;
- de wijziging plaatsvindt ten behoeve van een mestopslag voor 2 of meer (agrarische) bedrijven;
- de bedrijfseconomische, landschappelijke, natuurlijke en/of milieukundige situatie in de afweging moet worden betrokken, waarbij voor zover nodig onderzoek wordt verricht naar bijvoorbeeld natuur of cultuurhistorische waarden;
- vooraf een beeldkwaliteitplan wordt opgesteld ten behoeve van de landschappelijke inpassing, waarbij uitgangspunt is dat een mestopslag wordt ingepast door middel van een groen aangeklede grondwal.
3.8.2 Bedrijfsbeëindiging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven de bestemming van de gronden gelegen binnen het bouwvlak te wijzigen conform de in bijlage III opgenomen tabel ‘vernieuwend ondernemen’, waarbij de oppervlakte van het bouwvlak wordt teruggebracht tot de gewenste/noodzakelijke bedrijfsomvang, met dien verstande dat:
- de functiewijziging geen beperkingen veroorzaakt voor de omliggende (agrarische) bedrijven en het woon- en leefgenot van omliggende woningen;
- de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
- de nieuwe functie mag alleen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing van het (voormalig) bouwvlak, met uitzondering van kassen;
- er tussen de gemeente en de aanvrager een planschade overeenkomst wordt gesloten;
- indien bestaande bebouwing wordt afgebroken, mag nieuwbouw plaatsvinden, waarbij de oppervlakte van de nieuwbouw maximaal 50 % mag zijn;
- de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
- het parkeren behorende bij het ander gebruik dient op eigen terrein binnen het bouwvlak plaats te vinden;
- er geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvindt;
- het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
- de waterhuishoudkundige belangen niet worden geschaad;
- detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of geteelde producten is toegestaan;
- per bouwvlak maximaal drie verschillende functies zijn toegestaan, waarbij de woonfunctie niet wordt meegerekend;
- er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen bezwaren zijn tegen de wijzing;
- de veiligheidssituatie acceptabel wordt bevonden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de toegankelijkheid voor de brandweer;
in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met n kan de bestemming ‘Agrarisch’ worden gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’, met dien verstande dat:
- alleen de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning mag worden gebruikt;
- er kan worden voldaan aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder en de relevante Amvb's.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Parkeren
Een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte op het eigen terrein wordt gerealiseerd.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Parkeren
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken zonder te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
6.2 Gebruik aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Het is verboden (vrijstaande) bijgebouwen, aan- en uitbouwen of een gedeelte van een hoofdgebouw te gebruiken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
7.1 Vrijwaringszone-radar
7.1.1 Aanduidingsomschrijving
- Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone – radar’ geldt, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 89 m boven NAP, in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van een radarinstallatie voor vliegbewegingen.
- Het verbod zoals bedoeld onder a. geldt niet voor bouwwerken welke op het moment van inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds een hoogte hebben van meer dan 89 m boven NAP en welke niet worden verhoogd.
7.1.2 Afwijken
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1.1 onder de voorwaarde dat de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.
- Voorafgaand aan de beslissing omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van het Ministerie van Defensie en Luchtverkeersleiding Nederland.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsdoeleinden of andere naar doelstelling daarmede vergelijkbare instellingen, zoals gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, onder de voorwaarde dat:
- de inhoud van de gebouwtjes niet meer bedraagt dan 75 m³;
- de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- afwijkingen van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen en voorgeschreven maten met ten hoogste 10 % maar niet meer dan 2 m, en voor kassen niet meer dan 5 m, voor zover dit om technische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk is en uit het oogpunt van welstand en beeldkwaliteit niet bezwaarlijk is.
8.2.1 Afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6.2 en toestaan dat een aan- of uitbouw of een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
- er geen onevenredige aantasting plaats vindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte qua maatvoering binnen de vigerende regeling inzake aan-en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen wordt ingepast.
8.2.2 Tijdelijke bebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.2.2 en toestaan dat een grotere oppervlakte aan aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen wordt gebouwd ten behoeve van een tijdelijke mantelzorgwoning of een tijdelijke aanbouweenheid, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen is een indicering van onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
- er sprake is van gemeenschappelijke nutsvoorzieningen;
- er geen onevenredige aantasting plaats vindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;
- de woonunit op maximaal 15 m afstand van het hoofdgebouw is gelegen;
- het te bebouwen erf niet meer dan 50 % wordt bebouwd;
- de maximale oppervlakte van het gebouw niet meer dan 75 m² bedraagt;
- de tijdelijke woonruimte achter de voorgevellijn wordt geplaatst;
- als de noodzaak voor mantelzorg komt te vervallen, wordt de omgevingsvergunning ingetrokkenen en dient de mantelzorg woning verwijderd te worden;
- aan het afwijken bij een omgevingsvergunning de voorwaarde wordt verbonden dat beëindiging van het gebruik van de tijdelijke (semi-permanent) woonruimte binnen één maand daarna schriftelijk moet worden gemeld aan burgemeester en wethouders. Bij beëindiging van het gebruik van de tijdelijke (semi-permanent) woonruimte trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in en dient het gebruik van de van de tijdelijke (semi-permanent) woonruimte weer plaats te vinden conform de regels van het bestemmingsplan.
8.3 Bed & Breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de vestiging van bed & breakfast onder de voorwaarde dat:
- maximaal 20 personen mogen worden gehuisvest;
- gebruik dient te worden gemaakt van de binnen de bestemming toegestane bouwmogelijkheden voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning;
- de afstand tot naastgelegen erven dient minimaal 10 m te bedragen;
- permanente bewoning is uitgesloten;
- parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
- de bed & breakfast functie ondergeschikt is aan de woonfunctie;
- tussen de gemeente en initiatiefnemer dient een planschade overeenkomst te worden gesloten;
- er is geen eigen kookgelegenheid toegestaan;
- er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvinden;
- afstandsnormen ten opzichte van milieuhinderlijke activiteiten dienen in acht te worden genomen.
8.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde t.b.v. hobbymatig houden van paarden
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het realiseren van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden bij de bestemming Agrarisch onder de voorwaarde dat:
- de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden zoals een paardenbak, trainingsmolen en longeercirkel, niet meer dan 1.250 m² mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
- de hoogte van een omheining niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
- ten hoogste 4 lichtmasten ten behoeve van het verlichten van een paardenbak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen en dat het verlichtingsniveau geen hinder of overlast voor de omgeving met zich mee mag brengen.
Een omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen van derden;
- de verkeersveiligheid.
8.4.2 Paardenbakken professionele exploitatie
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.1.1 ten behoeve van de aanleg van één paardenbak en één longeercirkel per bouwvlak voor professionele exploitatie, mits:
- de paardenbak ten dienste staat van een agrarisch bedrijf, een stoeterij of paardenhouderij;
- de paardenbak achter de voorgevellijn is gesitueerd;
- de oppervlakte van de paardenbak niet meer bedraagt dan 800 m²;
- de hoogte van de afscheiding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- de kortste afstand van de paardenbak tot de dichtstbijzijnde grens van het bebouwingsvlak van de woning van derden of een ander stank- of stofgevoelig object minimaal 50 m bedraagt;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 5 m bedraagt, met dien verstande dat de lichtmasten zo worden geplaatst dat geen lichthinder optreedt buiten de paardenbak;
- de doorsnee van de longeercirkel mag niet meer bedraagt dan 12 m;
- de hoogte van tred- en trainingsmolens niet meer bedraagt dan 4 m, met dien verstande dat deze niet worden overdekt;
- de doorsnede van tred- en trainingsmolens bedraagt maximaal 20 m.
Artikel 9 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit om bij een omgevingsvergunning af te wijken, zoals opgenomen in dit plan, is de in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Artikel 10 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van
artikel 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 11.1 met maximaal 10 %.
11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
artikel 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Artikel 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Verplaatsing Pluimveebedrijf Het Kippenhok v.o.f.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Hollands Kroon in de vergadering van 2 mei 2017.