Plan: | 't Veld - Raaksmaatsweg 4 2020 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1911.BPBG2010hz14-va01 |
Aan de Raaksmaatsweg 4 in 't Veld ligt een agrarisch bedrijf met akkerbouw, bloembollenteelt en bolbloemenbroeierij. Dit bedrijf is voornemens om uit te breiden met bedrijfsopstanden. Deze zijn buiten het bouwvlak, zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan, geprojecteerd. Daarnaast heeft het bedrijf in de bestaande situatie 12 slaapplaatsen ten behoeve van huisvesting van tijdelijk personeel. Het bedrijf is voornemens om 28 extra slaapplaatsen achterop het perceel te realiseren. In de gewenste situatie worden 40 slaapplaatsen in het plangebied voorgesteld.
De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te regelen is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt in het landelijk gebied, ten noorden van 't Veld. Het betreft het toekomstig bouwvlak van het bedrijf op het perceel Raaksmaatsweg 4. In figuur 1 is de locatie van het huidige bedrijf en de geplande uitbreiding (planlocatie) aangeduid.
Figuur 1 Bestaande bedrijfslocatie en uitbreiding (aangeduid met planlocatie).
Het plangebied is geregeld in twee verschillende bestemmingsplannen namelijk:
Hieronder wordt per bestemmingsplan de planologische regeling beschreven.
Bestemmingsplan Buitengebied voormalige gemeente Niedorp
Het plangebied is juridisch-planologisch voor een deel geregeld in het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied voormalige gemeente Niedorp, vastgesteld op 1 oktober 2013. Op basis van dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Op de gronden ligt een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen gebouwd moet worden. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 7 meter en 12 meter. Figuur 2 geeft een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weer.
De gronden van de beoogde uitbreiding is niet voorzien van een bouwvlak. De beoogde uitbreiding is daarmee in strijd met het geldende bestemmingsplan.
Binnen de bestemming is het gebruik van bouwwerken voor de huisvesting van tijdelijke werknemers niet toegestaan en daarmee in strijd met het geldende bestemmingsplan.
Figuur 2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Bestemmingsplan 't Veld - Raaksmaatsweg 4
Op 26 maart 2015 is het bestemmingsplan 't Veld - Raaksmaatsweg 4 vastgesteld. Dit bestemmingsplan is vastgesteld om de schuurkas, die in 2016 gebouwd is, planologisch mogelijk te maken. In figuur 2 is goed te zien dat deze kas buiten het voormalige bouwvlak is gelegen. Daarom is het bouwvlak ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied voormalige gemeente Niedorp vergroot tot ongeveer 1,5 hectare. In dit bestemmingsplan is de bestemming verder ongewijzigd gebleven. Een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 't Veld - Raaksmaatsweg 4 is weergeven in figuur 3.
Figuur 3 Uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Bestemmingsplan Parkeren en Wonen
Op 4 oktober 2018 is het bestemmingsplan Parkeren en Wonen vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn regels op het gebied van parkeren en de omschrijving 'Wonen' voor alle gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen.
Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld. Paragraaf 4.3 gaat hier nader op in.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling. Hoofdstuk 3 behandelt het relevante beleid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de relevante omgevingsaspecten, zoals archeologie en ecologie. Gevolgd door een toelichting op het juridische systeem in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 komen zowel de maatschappelijke uitvoerbaarheid als de economische aan de orde, evenals het aspect grondexploitatie.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een agrarisch bedrijf met akkerbouw, bloembollenteelt en bolbloemenbroeierij, dat in het landelijk gebied van de gemeente Hollands Kroon ligt. Dit betreft een bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
Het ligt aan de zuidzijde van de Raaksmaatsweg. Dit betreft een smalle weg die uitsluitend dient ter ontsluiting van de aangelegen agrarische bedrijven en enkele woningen. Het bedrijf maakt deel uit van een cluster van drie bedrijven, één ten westen van het onderhavig bedrijf en één aan de overzijde van weg. Rondom deze bedrijven liggen grootschalige landbouwgronden.
De bedrijfsbebouwing van het bedrijf is op de oostzijde van het perceel geconcentreerd. Voorop het perceel staat een kleine loods en een schuurkas. Hierachter is een grote loods aangebouwd met daar tegenaan gebouwd een kassencomplex. Op het westelijk deel van het perceel staat een bedrijfswoning. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 4. Een vooraanzicht van de huidige situatie is weergeven in figuur 5.
Figuur 4 Luchtfoto plangebied
Figuur 5 Vooraanzicht plangebied
Het initiatief omvat de gefaseerde uitbreiding van het bedrijf met bedrijfsopstanden. De uitbreiding bestaat uit de bouw van een nieuwe schuurkas. Hiervoor is een vergroting van het bouwvlak tot 2 hectare nodig. De gewenste uitbreiding is schematisch weergegeven in figuur 6.
Naast de gewenste vergroting van het bouwblok is de wens ook om meer tijdelijke medewerkers te huisvesten. Hiervoor is het voornemen om achterop het perceel logiesgebouwen ten behoeve van huisvesting van tijdelijke werknemers te realiseren.
De behoefte voor extra huisvesting
De aanvrager kent huidig slechts de gelegenheid tot huisvesten van 12 slaapplaatsen boven het kantoor. De kwekerij heeft gezien het totale personeelsbestand van het bedrijf een veel grotere behoefte dan de huidige 12 slaapplaatsen. Door de huisvesting op korte afstand van het bedrijf te realiseren is direct sprake van een goede toezicht op de huisvesting. Toezicht zal gebeuren door de bewoner(s) van de woning bij het bedrijf.
De Agrarische beoordelingscommissie (ABC) hebben voor de bouwplannen een advies verstrekt. Het advies is als bijlage 1 toegevoegd. De ABC heeft een positief advies afgegeven. Het advies van de commissie luidt als volgt:
Op het bedrijf Mts. Kruijer Bloembollen zijn jaarrond arbeidsmigranten op het bedrijf werkzaam, waarvoor thans onvoldoende ruimte voor huisvesting aanwezig is. De aangevraagde logiesaccommodatie voor in totaal 40 arbeidsmigranten in de situatie na de nieuwbouw van de schuurkas is afgestemd op de dan bestaande (tijdelijke) arbeidsbehoefte. Om de bouw van de nieuwe schuurkas mogelijk te maken acht onze commissie de uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering. Gezien het voorafgaande adviseert onze commissie positief ten aanzien van de aangevraagde uitbreiding van logiesaccommodatie voor in totaal 28 tijdelijke werknemers alsmede de uitbreiding van het bouwvlak.
Figuur 6 Gewenst bouwvlak
Het plan stelt de nieuwbouw van bedrijfsgebouwen in het open landelijk gebied voor. Van belang is dat de bebouwing op een verantwoorde wijze wordt ingepast in het landschap.
De nieuwbouw vind plaats achter de bestaande bebouwing; aan de zuid- en westzijde van de bestaande loodsen. De bebouwing zal qua vormgeving, goot- en nokhoogten en materiaalgebruik aansluiten op de bestaande bebouwing. Aan de zuidzijde komen een aantal logiesgebouwen voor tijdelijke huisvesting van personeel. Deze worden met een bomenrij ingepast. Achterop het perceel zal, in aansluiting op de bestaande watergang, een natte zone worden ontwikkeld. Deze zone is voor wateropvang, maar kan ook voor natuurontwikkeling benut worden.
In deze paragraaf wordt de landschappelijke inpassing kort beschreven volgens de ruimtelijke kwaliteitssystematiek van de provincie. Dit houdt in dat aandacht wordt gegeven aan de mate waarin rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsgeschiedenis en de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken ter plaatse, de inpassing van de ontwikkeling in de wijdere omgeving en de kernkwaliteiten van het gebied.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (Provincie Noord-Holland, 2018)
In de Leidraad is het Noord-Hollandse landschap onderverdeeld in deelgebieden: Het plangebied ligt in het deelgebied West-Friesland West, het oude zeekleilandschap met diverse droogmakerijen. Het wordt gekenmerkt door hoger gelegen kreekruggen en laaggelegen kommen, grootschalige ruilverkavelingen en schaalvergroting. Het gebied rond t Veld is een open gebied, met langere zichtlijnen tussen lange gebogen linten. Ruimtelijke dragers als kanalen, dijken, bebouwingslinten en windparken liggen allen op vrij grote afstand.
De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij het behouden en het zichtbaar/ beleefbaar blijven van de huidige verkavelingsstrucuur. Verder acht de provincie het wenselijk waar mogelijk de landschappelijke structuren in dit gebied te versterken door natuurontwikkeling en het toevoegen van recreatieve (vaar)routes en recreatieve functies hieraan.
Respecteren landschappelijke waarden
De ontwikkeling vindt plaats in een grootschalig landbouwgebied. De verkavelingsstructuur bestaat hier uit lange, vrij smalle noord zuid gericht kavels. Het gebied is open. Het perceel wordt aan de zuidzijde begrensd door een watergang. De nieuwbouw vindt plaats in aansluiting op de bestaande bebouwing, aan de west- en zuidzijde. De bebouwing blijft binnen de bestaande verkaveling. Voor het gebied gelden verder geen specifieke landschappelijke of aardkundige waarden. Ook met de uitbreiding blijft er voldoende ruimte tussen de bebouwing aan de Raaksmaatsweg. De openheid van het gebied blijft ook met deze uitbreiding gewaarborgd. De aanwezige zichtlijnen blijven grotendeels bestaan. Gezien het karakter van de omgeving en de situering van de gebouwen kan worden gesteld dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de aanwezige landschappelijke waarden.
Ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap
Het plangebied ligt in het oude Zeekleigebied. De aanwezigheid van lineaire nederzettingen is zeer kenmerkend voor de bewoningsgeschiedenis van West-Friesland. Vanuit de linten is het landschap in cultuur gebracht. De Raaksmaatsweg ligt in een zone die tot de jaren ’70 van de vorige eeuw nog een overgangsgebied vormde tussen een regelmatige grootschalige verkaveling en een kleinschalig, grilligere landschapsstructuur. De scheiding tussen deze gebieden werd gevormd door een beekloop, die direct ten noorden van de huidige Raaksmaatsweg liep. Sinds de jaren ’80 is ook het gebied ten noorden van deze weg door ruilverkavelingen grootschaliger en regelmatiger verkaveld.
Het nu aanwezige landschap is het gevolg van jarenlange ruilverkavelingen, die in de versnelling zijn gekomen sinds de twee helft van de vorige eeuw. Geconcludeerd wordt dat het ontwikkelen van een agrarisch bedrijf in dit gebied goed aansluit bij de ingezette ontwikkelingsrichting. Vanuit de ontwikkelingsgeschiedenis bestaan kansen voor het uitbreiden van het bedrijf.
locatie rond 1900 locatie rond 1950
De ordeningsprincipes van het landschap
Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke kernkwaliteiten zoals genoemd in de lijst kernkwaliteiten van het landschap en van de dorpsstructuur. Wel is het open karakter van het gebied kenmerkend. Aangezien de nieuwe bebouwing aansluit op de bestaande bebouwing en wordt ingepast in de bestaande verkaveling, wordt geen afbreuk gedaan aan deze openheid. De nieuwbouw sluit qua situering en richting ook aan op de bestaande bebouwing. Dit sluit ook goed aan op het huidige ordeningspatroon.
Bebouwingskarakteristieken
De bebouwingskarakteristiek in de omgeving sluit aan bij de grootschaligheid van de bedrijven. Het gaat vooral om grote bedrijfsloodsen en verspreid enkele glastuinbouwcomplexen. Het gewenste bedrijfsgebouw zal qua vormgeving en materiaalgebruik aansluiting vinden bij de huidige bedrijfsgebouwen waardoor een eenduidig beeld zal ontstaan. De omvang van het bedrijfsperceel sluit in de nieuwe situatie aan op de bestaande bedrijfsloodsen. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de bebouwingskarakteristiek.
Inpassing in wijdere omgeving
In de omgeving is sprake van een weide, grootschalig en open landschap met langs de linten enige laan- en erfbeplanting. De achterzijden van de bedrijfspercelen liggen open in het agrarisch landschap. Het huidige bedrijfsperceel sluit goed aan op deze karakteristiek. Gelet hierop is het voorstelbaar het bedrijf open in het landschap te plaatsen en niet nadrukkelijk in te passen in beplanting. Aan de zuidzijde wordt een bomenrij geplaatst als afscheiding.
Door de natte zone achterop het perceel te benutten voor natuurontwikkeling, kan voldaan worden aan de provinciale wens om daar waar mogelijk de landschappelijke structuren in dit gebied te versterken door natuurontwikkeling.
Bestaande kernkwaliteiten van het gebied
Uit het voorgaande blijkt dat er binnen het plangebied geen specifieke kernkwaliteiten aanwezig zijn. De ontwikkeling is perceelsgebonden en doet geen afbreuk aan de kenmerken en structuren van de omgeving.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van bovenstaande Rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Voor het provinciaal beleid zijn twee beleidsdocumenten van belang, de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).
Omgevingsvisie Noord-Holland 2050
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (vastgesteld op 19 november 2018). In de visie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering.
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
Het perceel valt in gebied vijf 'Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving'. In Noord-Holland is er voor een natuurlijke en vitaal landelijke omgeving een goede balans nodig tussen de agrifoodsector en de natuur- en watersystemen. De landelijke omgeving in Noord-Holland is van oudsher bepaald door het watersysteem, het landbouwkundig gebruik en de natuurgebieden. De provincie zoekt continu naar de juiste balans tussen een gezonde leefomgeving, een sterke economische ontwikkeling en robuuste natuurlijke systemen. De agrifoodsector geeft steeds vaker invulling aan de gewenste balans. Dit gebeurt door het vergroten en benutten van biodiversiteit (onder andere in de bodem), technologische ontwikkelingen, door natuur onderdeel te laten zijn van de bedrijfsvoering, efficiëntieverbetering en verbetering en vernieuwing van gewassen. Uit oogpunt van het bieden van voedselzekerheid en voedselveiligheid is een verantwoorde voedselproductie een gezamenlijke ambitie van de provincie en de sector. Verantwoord wil zeggen: onder gezonde en gecontroleerde omstandigheden. De regels voor dit gebied zijn uitgewerkt in de provinciale ruimtelijke verordening. Het voorliggende plan past binnen de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050.
Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)
Bij de omgevingsvisie hoort een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). In de PRV staan de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast.
Voor onderhavig bedrijf is artikel 26 'Agrarische bedrijven in landelijk gebied' van toepassing.
Met dit bestemmingsplan wordt een grond gebondenbedrijf met teelondersteunend glas van 2 hectare mogelijk gemaakt. De bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd te worden. De ontwikkeling betreft verder de huisvesting van tijdelijke werknemers. Deze is gesitueerd binnen het agrarisch bouwperceel. De huisvesting vindt plaats ten behoeve van het gevestigde bedrijf aan de Raaksmaatsweg 4 en betreft een ondergeschikte functie ten opzichte van het bedrijf.
Een toetsing aan de ruimtelijke kwaliteitseis (artikel 15 PRV) is nodig, wanneer meegewerkt wordt aan de wijziging. Dit houdt in dat de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen, aardkundige waarden en (dorps)structuur worden gerespecteerd. Verder wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de mate waarin rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsgeschiedenis en de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken ter plaatse, de inpassing van de ontwikkeling in de wijdere omgeving en de eerder genoemde kernkwaliteiten van het gebied. De toetsing aan de ruimtelijke kwaliteitseis staat in paragraaf 2.3. Daarnaast geldt dat nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk rekening dienen te houden met de oorspronkelijke verkavelingsstructuren. De beoogde uitbreiding past binnen de oorspronkelijke verkavelingsstructuur.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie opgesteld. Deze leidraad wordt met name toegepast indien op grond van de PRV een aanvullende ruimtelijke kwaliteitseis wordt gevraagd.
Het plangebied ligt volgens de leidraad in het Oude zeekleilandschap. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten van het landschaps-DNA benoemd, waaronder het kleine reliëf van het voormalig getijdengebied, historische structuurlijnen, cultuurhistorische objecten en de mate van openheid (halfopen karakter).
Voor dit plan is vooral de mate van openheid en de ligging aan een historische structuurlijn van belang. Het ligt niet in een aardkundig waardevol gebied of monument. Ook zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle objecten in het geding. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 wordt geen afbreuk gedaan aan de kernkwaliteiten van het oude zeekleilandschap.
Ontwerp Omgevingsverordening NH2020
De provincie is bezig met een nieuwe omgevingsverordening genaamd Omgevingsverordening NH2020. Ook in deze verordening is een regeling opgenomen ten behoeve van agrarische bedrijven. Deze staan in artikel 6.28 opgenomen. Hieronder is het artikel opgenomen. Het plangebied maakt overigens deel uit van het werkingsgebied zoals is benoemd in onderstaand artikel. Daarnaast is ook in de nieuwe verordening de ruimtelijke kwaliteitseis opgenomen, waarbij de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie als handvat gebruikt moet worden. Het voorliggende plan past binnen het Ontwerp Omgevingsverordening NH2020
Artikel 6.28 Agrarische bedrijven
Omgevingsvisie Hollands Kroon
Voor de gemeente Hollands Kroon is een omgevingsvisie opgesteld. De omgevingsvisie is een integrale visie van het beleid van de gemeente Hollands kroon en de uitvoering ervan voor de periode tot 2030. Het betreft naast ruimtelijke ordening ook onderwerpen als veiligheid, economische en technologische ontwikkelingen, natuur, milieu en bereikbaarheid.
Voor de agrarische sector gelden de volgende uitgangspunten:
De agrarische sector is de primaire functie in het buitengebied en deze is aan vele ontwikkelingen onderhevig. Aan de ene kant neemt door schaalvergroting de bedrijfsomvang toe, aan de andere kant richt een deel van de bedrijven zich op specialisatie of verbreding. Daarnaast zoeken bedrijven meer aansluiting bij maatschappelijke ontwikkelingen zoals biologische landbouw, zorg, recreatie et cetera. Voor deze ontwikkelingen is een economisch duurzaam bedrijf van belang. Ruimte om te ondernemen is cruciaal en een bouwperceel van voldoende omvang is daarbij noodzakelijk.
In de visie is aangegeven dat iedereen dezelfde bouwrechten heeft, tenzij er sprake is van een specifiek gebied. Hierbij gaat de gemeente uit van bouwblokken van twee hectare voor bestaande agrarische bouwblokken in nieuwe ruimtelijke plannen. Bij grotere bouwblokken is maatwerk noodzakelijk.
Toetsing
De verdere ontwikkeling van het agrarisch bedrijf tot twee hectare sluit aan op deze ambitie van de gemeente Hollands Kroon.
Toetsing
In het plan wordt aangegeven op welke wijze ingezet wordt op ruimtelijke kwaliteit.
Toetsing
Het aspect duurzaamheid wordt uitgewerkt bij de ontwikkeling van de uitwerking van de architectuur van de gebouwen.
Toetsing
De maatvoering van de te ontwikkelen opslagloods voldoet aan de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid.
Beleidsregels logiesfuncties tijdelijke medewerkers Hollands Kroon
Het gemeentelijk beleid voor logiesfuncties voor tijdelijk medewerkers in de gemeente Hollands Kroon staat beschreven in het document 'Beleidsregels logiesfuncties tijdelijke medewerkers Hollands Kroon'. Hieronder staan de voor dit plan belangrijkste regels waaraan voldaan moet worden.
Hieronder wordt een toetsing aan de beleidsregels voor dit specifieke project gegeven.
Ten eerste wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan functies in de omgeving. Ook voorziet de logiesfunctis zelf in een goed leefklimaat. Paragraaf 4.4 gaat hier nader op in.
Ook voorziet de logiesfunctis zelf in een goed leefklimaat. Paragraaf 4.4 gaat hier nader op in.
De units krijgen een opervlakte van circa 27 meter per unit.
De gemeente maakt hierover afspraken emt de initiatiefnemer.
Er is geen sprake van een grootschalige logiesfuncties.
Voor de huisvestiging van tijdelijke werknemers wordt aangesloten bij de normen die gelden voor de categorie 'Kamerverhuur, zelfstandig (niet studenten)'. Hiervoor geldt een norm van 0,7 per kamer. Met onderhavige huisvestingsgebouw worden 40 bedden voorgesteld. Derhalve zijn 28 parkeerplaatsen benodigd. Op het perceel is voldoende ruimte om aan de parkeerbehoefte te voldoen.
Aan de voorwaarde zal worden voldaan. Hiervoor wordt een voorwaarde in de vergunning opgenomen.
Aan de voorwaarde zal worden voldaan. Hiervoor wordt een voorwaarde in de vergunning opgenomen. voldaan. Hiervoor wordt een voorwaarde in de vergunning opgenomen.
Aan de voorwaarde zal worden voldaan. Hiervoor wordt een voorwaarde in de vergunning opgenomen.
Aan de voorwaarde wordt voldaan. De functie blijft ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf. De functie is bedoeld voor werknemers die bij het bedrijf werken.
Het bedrijf heeft behoefte aan de beoogde aantal personen.
Aan de voorwaarden zal worden voldaan. Ter zijner tijd van de vergunningsaanvraag zal hier een definitieve toetsing aan gedaan worden.
Regionale Kadernota Huisvesting Arbeidsmigranten
Het is de bedoeling dat het aanbod van fatsoenlijke en adequate huisvesting voor arbeidsmigranten steeds meer in de pas loopt met de vraag. De locaties waar huisvesting voor arbeidsmigranten mogelijk is, moeten een goed woon- en leefklimaat voor de arbeidsmigranten bieden. Vanzelfsprekend mag de huisvesting van arbeidsmigranten ook geen negatieve gevolgen hebben voor de omgeving. Zo mag het woon- en leefklimaat van de omwonenden niet verslechteren en mag er geen (extra) belemmering zijn voor omliggende bedrijven.
Bij de agrarische bedrijven in het buitengebied is huisvesting van arbeidsmigranten in nieuwbouw toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Aan bovengenoemde voorwaarden zal voldaan worden. Het project is in lijn met de Regionale Kadernota Huisvesting Arbeidsmigranten.
Voor de ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en op andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld voor archeologie en cultuurhistorie, ecologie).
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.
Met betrekking tot het toekomstig gebruik is voor kassen geen bodemonderzoek noodzakelijk omdat er geen mensen langer dan 2 uur per dag aanwezig zijn. De ontwikkeling vindt plaats op gronden waar op basis van het geldende bestemmingsplan een agrarische bedrijfsvoering is toegestaan. Hier is geen sprake van een verdachte situatie. Voor de ontwikkeling van de reeds gerealiseerde kas in 2016 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek bestaan er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, geen belemmeringen ten aanzien van het gebruik van de locatie en voor de voorgenomen bouwactiviteiten.
Daarnaast heeft de omgevingsdienst in zijn advies aangegeven dat op basis van de beschikbare gegevens kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit naar verwachting geschikt is voor het voorgenomen gebruik, behoudens de uitbreiding aan de oostzijde met een bloemencel. Hier is sprake van een puinlaag. Voorafgaand aan de bouw van de kas wordt geïnventariseerd of de puinhoudende bodem asbest bevat.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Digitale watertoets
Het project is kenbaar gemaakt bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Uit de digitale watertoets blijkt dat de invloed van het plan op de waterhuishouding mogelijk is, zodanig dat de normale procedure voor de watertoets wordt doorlopen. De watertoets is als bijlage 2 toegevoegd. Tevens heeft er op 10 maart 2020 een overleg plaatsgevonden tussen de firma Kruijer en het hoogheemraadschap.
Uit de digitale watertoets bleek dat voor het plan een zogenaamde 'normale' procedure moest worden gevoerd. Naar aanleiding van de digitale watertoets en het gesprek van 10 maart jl en aangeleverde tekening, is onderstaand wateradvies versterkt.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Algemeen
Het plangebied is gelegen in het peilgebied 03785-02 van de Moerbekerpolder, met een dynamisch peil van NAP -2,60 meter.
Waterkwantiteit
Uit de ingediende gegevens blijkt dat de realisatie van het plan een substantiële toename van verharding en bebouwing tot gevolg heeft. Uitgaande van de aangeleverde gegevens vindt binnen het plangebied een verhardingstoename plaats van circa 5.000 m2. Echter, tijdens het gesprek met de firma Kruijer is gebleken dat het om ongeveer 7.000 m2 aan toename gaat. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen kan dit leiden tot ongewenste peilstijgingen en zal de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren.
Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied uitgebreid te worden met 13% van de verhardingstoename, ofwel 910 m2. Hierbij is uitgegaan van een peilstijging van 0,27 meter die statistisch eens in de 25 jaar kan voorkomen, een bemalingscapaciteit van 14,4 mm/dag, een gescheiden rioolstelsel, een drooglegging van 1,2 meter en grondsoort klei. De initiatiefnemer van het ruimtelijke plan is verantwoordelijk voor de regeling, de financiering en de realisatie van compenserende maatregelen. Voor de exacte uitvoering ten behoeve van de benodigde watercompensatie gaat de ontwikkelaar nog in overleg met het waterschap. Uitgangspunt is dat er op een juiste wijze wordt gecompenseerd om de versnelde afstroming als gevolg van het toegenomen verhard oppervlak op te kunnen vangen.
Waterkwaliteit
Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Uitgangspunt is dat huishoudelijk afvalwater en hemelwater van schone oppervlakken gescheiden worden. Op het erf worden drie logiesverblijven achter op het erf gebouwd. Deze dienen aangesloten te worden op een doelmatige IBA voorziening. Hierbij dient gehouden te worden aan de algemene voorwaarden van het Activiteitenbesluit.
Het uitbreiden van bedrijfsbebouwing duidt er op dat de agrarische bedrijfsactiviteiten op deze locatie worden geïntensiveerd. Het waterschap wijst erop dat deze bedrijfsactiviteiten gebonden zijn aan de bepalingen van het Activiteitenbesluit. Ervaring van het waterschap is dat door een goede inrichting van het erf veel waterkwaliteitsproblemen kunnen worden voorkomen.
Het hoogheemraadschap heeft als bevoegd gezag ook een toezicht en handhavende taak voor agrarische activiteiten op het erf. Om het belang van een schoon erf te onderstrepen treedt het HHNK met de initiatiefnemer in overleg over de inrichting van het erf. Een toetsing van de inrichting kan desinvesteringen, problemen met de waterkwaliteit en daaruit volgende boetes voor de toekomst wellicht voorkomen.
Het hemelwater kan direct afgekoppeld worden naar de bestaande en nieuw te graven watergangen binnen het plangebied. Nieuwe watergangen of verbreden van watergangen zijn omgevingsvergunningsplichtig en mogen geen schade toebrengen aan het cultuurhistorische verkavelingspatroon. Bij de verdere uitwerking van de plannen wordt hier rekening meegehouden en tevens wordt de benodigde vergunningen hiervoor aangevraagd, waarbij rekening wordt gehouden met de voorwaarden die hiervoor gelden.
Voor een lozing op het oppervlaktewater moet op grond van de Waterwet een vergunning worden aangevraagd of moet een melding worden gedaan. Met betrekking tot het afstromend hemelwater raadt HHNK aan om terughoudend om te gaan met uitlogende materialen zoals koper, lood en zink. Indien uit architectonische overwegingen gekozen wordt voor toepassing van dergelijke materialen kan een zuiverende voorziening noodzakelijk zijn. Van het gebruik van deze materialen is geen sprake.
Vergunningen en ontheffingen
Voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan oppervlaktewater, waterkeringen en wegen in het beheer van het hoogheemraadschap en het aanleggen van meer dan 800 m² verharding is een watervergunning of ontheffing van het hoogheemraadschap nodig. Afhankelijk van de complexiteit van de aanvraag en/of werken is het belangrijk om hierover in een vroeg stadium overleg te starten, zodat onderzoeken tijdig kunnen worden gestart en wordt voorkomen dat onnodige onderzoeken worden gedaan.
Het perceel wordt ontsloten op de Raaksmaatsweg. De infrastructuur wordt ruimschoots toereikend geacht voor de activiteiten die bij het bedrijf plaats vinden. Er worden geen aanvullende aansluitingen op de aanliggende wegen aangebracht. De uitbreiding leidt ook niet tot een significante toename van de verkeersgeneratie. De uitbreiding van het bedrijf zal geen stijging van het aantal verkeersbewegingen (noch vrachtverkeer, noch personenwagens) met zich meebrengen. De huidige ontsluiting is voldoende en bij uitbreiding zal dit nog steeds voldoende blijven.
Op 9 maart 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders de ‘Parkeerregels Hollands Kroon 2018’ gepubliceerd. De parkeerregels gaan uit van de gemiddelde parkeercijfers van het kenniscentrum CROW. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van deze regeling en de normen die daarin zijn opgenomen. Uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost. Alle benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd. Hiervoor is voldoende ruimte.
Voor de huisvestiging van tijdelijke werknemers wordt aangesloten bij de normen die gelden voor de categorie 'Kamerverhuur, zelfstandig (niet studenten)'. Hiervoor geldt een norm van 0,7 per kamer. Met onderhavige huisvestingsgebouw worden 40 bedden voorgesteld. Derhalve zijn 28 parkeerplaatsen primair voor de huisvesting benodigd. Op het perceel is voldoende ruimte om aan de parkeerbehoefte te voldoen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden.
Een akker- of tuinbouwbedrijf valt onder milieucategorie 2, waarbij een richtafstand van 30 meter vanaf de gebouwen geldt. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functies betreffen bedrijfswoningen naast en tegenover het plangebied. De dichtstbijzijnde bedrijfswoning betreft die op het perceel Raaksmaatsweg 2, die op circa 15 meter vanaf het plangebied staat. Binnen een afstand van 30 meter vanaf deze bedrijfswoning staat alleen de bedrijfswoning van het onderhavige bedrijf. Het bedrijf breidt zich ook niet in de richting van woningen van derden uit. Er is op dit punt dus sprake van een bestaande situatie die niet verslechtert. Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Het uitgangspunt is dat op de gevels van geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Deze hogere waarde is te verlenen tot 53 dB in het buitengebied.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies voorgesteld. Ook is er geen sprake van een zodanige toename aan verkeersbewegingen dat er significante gevolgen voor woningen in de omgeving zijn. Het is daarom niet noodzakelijk om het plan te toetsen aan geluidszones rondom wegen.
De huisvesting van arbeidsmigranten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt wordt aangezien als tijdelijke huisvesting (logies). Dergelijke inrichtingen zijn op grond van de Wgh geen geluidsgevoelige objecten. Het is dus niet nodig om de ontwikkeling te toetsen aan de geluidszone van de Raaksmaatsweg. Wel moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden beoordeeld of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
Een plan dat slechts in zeer beperkte mate bijdraagt aan luchtverontreiniging is op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. De uitbreiding zal een beperkte stijging van het aantal verkeersbewegingen met zich meebrengen. Als gevolg hiervan is geen sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
Voor het aspect archeologie is de Erfgoedwet van toepassing. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Op basis van de archeologische beleidskaart van de voormalige gemeente Niedorp is in het geldende bestemmingsplan een beschermde regeling ten aanzien van archeologische resten opgenomen. Voor het plangebied geldt geen beschermende regeling. Op basis van de beleidskaart geldt dat bij ingrepen in de bodem groter dan één hectare en dieper dan 40 cm een archeologisch onderzoek nodig is. Het beoogde bouwplan heeft een totale oppervlakte kleiner dan 10.000 m2. Een archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het aspect archeologie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Als bij de ingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op basis van de Monumentenwet een meldingsplicht bij het bevoegd gezag.
Figuur 10 Uitsnede archeologische verwachtingskaart
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Wel kunnen de structuren van het landschap als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt. Daar de verkavelingsstructuur ongewijzigd blijven, worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming (Wnb) regelt zowel de bescherming van natuurgebieden als de bescherming van soorten en hun verblijfsplaatsen. De provinciale verordening wijst beschermde gebieden aan die van belang zijn voor het Natuur Netwerk Nederland (NNN)) en Weidevogelleefgebieden.
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 11 kilometer afstand, namelijk de Schoorlse Duinen en Abtskolk & De putten. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op ruim 2 kilometer. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied, treden geen nadelige effecten op voor dit NNN gebied. Het plangebied is door de Provincie niet aangewezen als weidevogelleefgebied. Verstoring van weidevogels is niet aan de orde.
Met betrekking tot de uitvoering van het ruimtelijk plan is het van belang om na te gaan of stikstofdepositie een knelpunt kan vormen voor het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura-2000 gebied. Om te kunnen bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt is met AERIUS Calculator een berekening gemaakt van de stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkelingen. Deze berekening is als bijlage 3 toegevoegd. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is.
Soortenbescherming
Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Het voorkomen van verstoring van beschermde planten- en diersoorten vormt een te onderzoeken aspect, omdat met de plannen effecten kunnen gaan ontstaan op soorten die beschermd zijn via de Wet natuurbescherming. Mogelijk moet rekening gehouden worden met deze soorten, bij de ruimtelijke procedure, als zijn voorkomen.
Voor de ontwikkeling is een ecologisch onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten uitgevoerd. Deze is als bijlage 2 toegevoegd. De aanwezigheid van beschermde vaatplanten, vogels, amfibieën, vissen, reptielen en zoogdieren wordt uitgesloten.
Met betrekking tot de ecologie is er geen bezwaar om de beoogde plannen uit te voeren. Er dient wel rekening met de broedperiode van vogels gehouden te worden. Er kan namelijk gebroed gaan worden vanaf het vroege voorjaar in het grasveld en langs de slootkant. De broedperiode loopt globaal van maart t/m juli. Let op! Dit is globaal. Er zijn soorten die het gehele jaar door broeden. Voor aanvang van de werkzaamheden zal er een check naar broedgevallen plaats moeten vinden.
Voor planologisch relevante kabels en leidingen geldt in het algemeen een belemmeringenzone waarmee in de ontwikkeling van een plangebied rekening moet worden gehouden.
In het plangebied en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen hogedruk aardgasleidingen, rioolowatertransportleidingen, drinkwatertransportleidingen, of hoogspanningsleidingtracé. Planologische relevante kabels en leidingen vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Noord-Holland geraadpleegd. Uit deze kaart blijkt dat het plangebied zich niet binnen het invloedgebied van risicovolle inrichtingen of vervoersroutes van gevaarlijke stoffen bevindt. Er worden ook geen risicovolle activiteiten of kwetsbare objecten voorgesteld. Vanuit de externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het plan.
Duurzaamheid van een gebied of in relatie tot een ruimtelijke ontwikkeling kan tot uitdrukking komen in de thema’s: kwaliteit van de leefomgeving, water, energie, mobiliteit, natuur/ecologie en milieu. Onder milieu kan onder meer het volgende worden verstaan: gezondheid, externe veiligheid, materiaalkeuze en hergebruik van materialen, duurzaam slopen, geluid, lucht en beheer/onderhoud van een gebied of gebouw. Er bestaat geen wettelijke verplichting om het thema duurzaamheid in bestemmingsplannen vast te leggen. Wel vormt het een belangrijk onderwerp in het sociaal-maatschappelijke debat en daarmee een belangrijk aandachtspunt in het overheidsbeleid. Gemeenten streven in dat kader naar een duurzame (gebouwde) omgeving. Realisatie van nieuwbouw, zo ook voorliggend planvoornemen, biedt kansen voor duurzaamheid.
Alle inwoners uit Noord-Holland Noord kunnen voor vragen en onafhankelijk advies over duurzaam (ver)bouwen, energiebesparing of energie opwekken, maar ook over het nieuwe energielabel van woningen, terecht bij het Duurzaam Bouwloket.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestaande bestemmingsplan 'Buitengebied voormalige gemeente Niedorp'. De juridische toelichting kan daarom beknopt zijn.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven. De wijze van bestemmen is zoveel mogelijk afgestemd op het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied voormalige gemeente Niedorp'.
Enkelbestemming Agrarisch met waarden
De bestemming 'Agrarisch met waarden' blijft van overeenkomstige toepassing. Alle gebouwen moeten binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gerealiseerd worden. De begrenzing van het bouwvlak is afgestemd op de gewenste situatie. De omgang van het bouwvlak bedraagt 2 hectare.
Wettelijk bestaat de verplichting inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid.
De initiatiefnemer heeft het plan voorgelegd aan de directe omwonenden en zijn derhalve op de hoogte van de beoogde ontwikkelingen. De omwonenden hebben aangegeven te kunnen instemmen met de beoogde situatie, zolang er geen overlast gecreëerd wordt.
Het ontwerp bestemmingsplan is bekend gemaakt en gedurende een periode van zes weken ter visie gelegd. Binnen deze periode bestond de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
In het plan zitten enkele juridische onvolkomenheden waardoor het gewenst is om bij de vaststelling wijzigingen door te voeren. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar bijlage 4.
De gemeenteraad besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Voor de uitvoerbaarheid van dit plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van de plannen (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt dan een overeenkomst over planschade gesloten met de initiatiefnemer.
Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en uitvoerbaar geacht.
Bij bestemmingsplannen die bouwplannen mogelijk maken, is de grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. De vaststelling van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan is in principe verplicht. Via dit bestemmingsplan wordt geen bouwplan, zoals genoemd in het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk gemaakt. Bij dit bestemmingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig.