Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Balgweg 81 Breezand’ met identificatienummer NL.IMRO.1911.BPBG2006hz019-va01 van de gemeente Hollands Kroon;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 Aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke
ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waaraan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien
het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden beroep:
een in Bijlage 1 genoemd
dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt
uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie
behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 afhankelijke woonruimte:
woonruimte die een ruimtelijke
eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de
huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest
is;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
een in de voorschriften aangegeven
percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft
dat maximaal mag worden bebouwd;
1.10 bed & breakfast:
een voorziening gericht op het
bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van
ontbijt, als aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch
recreatieve activiteit. Onder bed & breakfast wordt niet
verstaan overnachting in verband met het verrichten van
tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of
arbeid;
1.11 beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de
ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q.
een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling,
inclusief opslag- en administratieruimten en
dergelijke;
1.12 bestaand:
het legale gebruik dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is
en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is,
krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen
dan wel een vrijstelling op grond van de WRO, een ontheffing op
basis van de Wro, of een afwijkingsprocedure op basis van de
Wabo;
1.13 bestemmingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven
lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een op de
verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijbehorend bouwwerk:
aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
1.16 Bijgebouw:
een op
zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
1.17 bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens:
een op de
verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een
bouwvlak;
1.19 bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
een grens
van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een op de
verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid
waarop gebouwen zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de
grond;
1.23 Dak:
iedere
bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
1.25 gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 hogere grenswaarde:
een
maximale waarde voor de geluidsbelasting die hoger is dan de
voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden
vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit
geluidhinder;
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw
dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op
een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.28 horeca:
een
bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren
voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
1.29 Hotel:
een
horecabedrijf waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en waar
gerelateerd aan de hotelfunctie dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse worden verstrekt;
1.30 kampeermiddel:
een
tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan;
enig
andere onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig
of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerken
zijnde;
één en
ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen
voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht
dan wel of kunnen worden gebruikt voor recreatief
nachtverblijf;
1.31 koffie-/theehuis:
een
horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het
verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide
etenswaren;
1.32 kwelder:
buitendijks gelegen,
aangeslibd, al of niet begroeid land dat bij gemiddeld hoogwater
niet meer onderloopt;
1.33 Kwetsbaar object:
een object
waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen
een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een
risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet
worden;
1.34 Mantelzorg:
het bieden
van zorg aan een ieder die geïndiceerd is op het fysieke,
psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
1.35 onderkomens:
voor
verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke
bestemming onttrokken – voertuigen, vaartuigen, arken,
toercaravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te
merken, alsook tenten;
1.36 peil:
voor een bouwwerk, waarvan de
hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg
ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de
hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van
het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij aanvang van
de bouw;
indien in of op het water wordt
gebouwd het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk
aan te houden waterpeil;
1.37 recreatieve bewoning:
bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;
1.38 Risicovolle inrichting:
een inrichting, waarbij ingevolge
het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden
aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare
of beperkt kwetsbare objecten;
1.39 seizoenshuisvesting:
bewoning die plaatsvindt in het
kader van seizoengebonden agrarische bedrijfsactiviteiten,
waarbij het hoofdverblijf elders wordt gehouden;
1.40 Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke,
besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder
een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een
prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische
massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.41 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van
een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één
naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de
situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als
voorgevel moet worden aangemerkt;
1.42 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de
geluidsbelasting zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit
de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.43 woning:
een complex van ruimten,
uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van het bepaalde
ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels,
erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten,
mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet
meer dan 1 meter bedraagt.
2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
2.2 goothoogte van een bouwwerk:
van de horizontale snijlijn van elk
dakvlak met elk daaronder gelegen buitenwerks gevelvlak of
scheidsmuur tot aan het gemiddelde peil van het aansluitende
afgewerkte bouwperceel;
2.3 dakhelling van een bouwwerk:
langs het dakvlak ten opzichte van
het horizontale vlak;
2.4 Oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken
en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
2.5 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Lid 3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
wonen, al dan niet in
combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen
en/of hobbymatige agrarische activiteiten;
groenvoorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen en
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
verkeers- en
verblijfsvoorzieningen;
water.
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van woningen gelden
de volgende regels:
het aantal woningen per
bestemmingsvlak mag ten hoogste 1 woning bedragen;
woningen mogen uitsluitend
binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte mogen
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum
goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is
aangegeven;
de dakhelling dient ten minste
30° te bedragen, dan wel de bestaande dakhelling, indien deze
minder is;
de oppervlakte van
hoofdgebouwen mag nooit meer dan 175 m2 bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte,
indien deze meer is;
de afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens dient ten minste 5 m te bedragen, dan wel ten
minste de bestaande afstand indien deze minder is;
de voorgevel van een
hoofdgebouw dient:
voor zover de
desbetreffende weg in navolgende tabel is genoemd: op ten
minste de aangegeven minimale afstand vanuit de wegas en
op ten hoogste de aangeven maximale afstand vanuit de
wegas te worden gebouwd, dan wel op de bestaande afstand,
indien deze minder, dan wel meer is:
Weg |
Minimale afstand voorgevel(s)
vanuit wegas | Maximale afstand voorgevel(s) vanuit wegas
|
N 9 |
260 m |
272,5 m |
N 99 |
215 m |
227,5 m |
N 249 |
115 m |
127,5 m |
Burg. Lovinkstraat
|
90 m |
102,5 m |
Balgweg (snelheid max. 80
km/uur) |
35 m |
47,5 m |
Middenweg |
22 m |
34,5 m |
Kerkweg (snelheid max. 50
km/uur) |
40 m |
52,5 m |
Kerkweg (snelheid max. 80
km/uur) |
100 m |
112,5 m |
Molenvaart (snelheid max. 50
km/uur) |
54 m |
56,5 m |
Molenvaart (snelheid max. 80
km/uur) |
125 m |
137,5 m |
Grasweg |
22 m |
34,5 m |
Slikkerdijk/Poolland
|
48 m |
60,5 m |
Walingsweg |
22 m |
34,5 m |
Sluizerweg/Waardpolder-hoofdweg
|
80 m |
92,5 m |
2. voor zover de desbetreffende weg
in voorgaande tabel niet is genoemd: op ten minste 17,5 m en op
ten hoogste 30 m vanuit de wegas van de aangrenzende weg te
worden gebouwd, dan wel op de bestaande afstand, indien deze
minder, dan wel meer is.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende
bouwwerken gelden de volgende regels:
bijbehorende bouwwerken dienen
op ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van
het hoofdgebouw te worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde
onder a mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw
worden gebouwd, met inachtneming van de volgende
regels:
de diepte van de uitbouw
mag ten hoogste 1,5 m bedragen;
de breedte van de uitbouw
mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van
het hoofdgebouw bedragen;
de bouwhoogte bedraagt niet
meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte
vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw
waaraan wordt aangebouwd;
de gezamenlijke oppervlakte van
bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer
bedragen dan de binnen het bestemmingsplan toegelaten
maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd
met:
70 m2 bij vrijstaande en halfvrijstaande
woningen op bouwpercelen kleiner dan 500
m2;
100 m2 bij vrijstaande en halfvrijstaande
woningen op bouwpercelen groter dan 500
m2;
125 m2 bij vrijstaande en halfvrijstaande
woningen op bouwpercelen groter dan 750
m2;
150 m2 bij vrijstaande en halfvrijstaande
woningen op bouwpercelen groter dan 1000
m2;
de bestaande oppervlakte indien
deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m c is
toegestaan;
de goothoogte van aan- en
uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde
overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen, dan wel niet meer
dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van
de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan-
en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande
goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen indien deze meer is;
de goothoogte van vrijstaande
bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 m
bedragen;
de bouwhoogte van bijbehorende
bouwwerken mag ten hoogste 6 m bedragen, waarbij de
bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van
het hoofdgebouw;
een dakoverstek mag ten hoogste
0,5 m bedragen;
ondergronds bouwen is niet
toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen gelden de volgende
regels:
de bouwhoogte van terrein- en
erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevels van
gebouwen mag niet meer dan 1 m bedragen;
de bouwhoogte van overige
terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m
bedragen;
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6
meter.
Lid 3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen
stellen aan de plaats van de bebouwing met het oog op het
voorkomen van een onevenredige aantasting van:
de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden;
de milieusituatie;
het uitzicht van woningen van
derden;
de
verkeersveiligheid;
het landschaps- en
bebouwingsbeeld.
Lid 3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemeen
Een omgevingsvergunning kan
uitsluitend worden verleend indien geen sprake is van
onevenredige aantasting van:
de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden;
de milieusituatie;
het uitzicht van
woningen;
de
verkeersveiligheid.
3.4.2 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan, met
inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.1, bij
omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 3.2.2, sub
g en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken
ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder
geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw,
mits:
de verhoging van de
bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering
van de bezonningssituatie van omliggende
percelen;
de verhoging van de
bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de
privacy bij omliggende percelen;
er vooraf een
planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
het bepaalde in lid 3.2.1, sub
g, onder 1 voor het bouwen op een afstand van minder dan de
voorgeschreven afstand vanuit de wegas van de aangrenzende
weg, met dien verstande dat de vrijstelling uitsluitend wordt
verleend, indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de
geluidsbelasting minder dan de voorkeurswaarde bedraagt, dan
wel in overeenstemming is met een verkregen hogere
grenswaarde;
het bepaalde in lid 3.2.1, sub
c voor een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat
de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 7 m en
11 m mogen bedragen;
het bepaalde in lid 3.2.1, sub
d voor het plat afdekken van hoofdgebouwen, met dien
verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 7 m mag
bedragen;
het bepaalde in lid 3.2.1, sub
f voor het bouwen van hoofdgebouwen tot op de zijdelingse
perceelgrens;
Lid 3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de
bestemmingsomschrijving als bedoeld in lid 3.1 wordt in ieder
geval aangemerkt:
het gebruik van gronden en
gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
het gebruik van gronden als
standplaats voor kampeermiddelen;
het gebruik van gronden en
bebouwing ten behoeve van
windenergie-installaties;
het gebruik van vrijstaande of
aangebouwde bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als
afhankelijke woonruimte;
het gebruik van woningen ten
behoeve van recreatieve bewoning, met uitzondering van de
gronden die op de plankaart zijn aangeduid met
‘zomerhuis’;
het gebruik van gronden en
bouwwerken voor de uitoefening van aan-huis-verbonden
beroepen zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte
meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de woning, met
een maximum van 120 m2.
3.5.1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Aan-huis verbonden beroepen en
bedrijven zijn in overeenstemming met de woonfunctie,
mits:
niet meer dan 1/3 deel van het
totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120
m2, voor de uitoefening van het
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt
gebruikt;
alleen activiteiten mogen
worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader
van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage
bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee
gelijk te stellen zijn;
geen onevenredige hinder wordt
of kan worden toegebracht aan het woon- en
leefmilieu;
geen onevenredige hinder wordt
of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden;
het niet zodanige
verkeersaantrekkende activiteiten betreft die
verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen
noodzakelijk maken;
het parkeren op het eigen erf
plaatsvindt;
er geen reclame-uitingen groter
dan 0,5 m2 bij of aan de woning worden geplaatst met
een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet
verlicht mogen zijn;
degene die het
aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent,
tevens de bewoner van de woning is;
er geen activiteiten ten
aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden
uitgeoefend;
er geen detailhandel
plaatsvindt, anders dan ondergeschikte
detailhandel;
buitenopslag ten behoeve van de
activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van
het achtererfgebied.
3.5.2 Bed & breakfast
Tot een gebruik in overeenstemming
met de woonfunctie wordt mede gerekend het hobbymatig gebruik van
bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4
personen, met dien verstande dat:
er geen eigen kookgelegenheid
is toegestaan;
permanente bewoning niet is
toegestaan;
geen onevenredige hinder wordt
of kan worden toegebracht aan het woon- en
leefmilieu;
geen onevenredige hinder wordt
of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden;
het niet zodanige
verkeersaantrekkende activiteiten betreft die
verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen
noodzakelijk maken;
het parkeren op het eigen erf
plaatsvindt.
Lid 3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Algemeen
Een omgevingsvergunning kan
uitsluitend worden verleend indien geen sprake is van
onevenredige aantasting van:
de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden;
de milieusituatie;
het uitzicht van
woningen;
de
verkeersveiligheid.
3.6.2 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan met in
achtneming van het bepaalde in lid 3.6.1, bij omgevingsvergunning
afwijken van:
het bepaalde in artikel
3.5 lid d en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk
tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt,
mits:
dergelijke bewoning
noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om
deze aan te tonen, is een indicering van een
onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
de oppervlakte van de
afhankelijke woonruimte maximaal 70 m2 bedraagt;
het parkeren op het eigen
erf plaatsvindt;
binnen 6 maanden na
beëindiging van de mantelzorg het gebruik als
afhankelijke woonruimte ongedaan wordt
gemaakt.
het bepaalde in artikel
3.5 lid d en toestaan dat naast de in artikel 3.1
genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een
tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt
gerealiseerd, mits:
dergelijke bewoning
noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om
deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een
onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
de oppervlakte van de
tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning
maximaal 70 m2 bedraagt;
het in artikel 3.1 genoemde
bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
het parkeren op eigen erf
plaatsvindt;
binnen 6 maanden na
beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet
aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
het bepaalde in artikel
3.5.2 en toestaan dat een bed & breakfast
bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met
dien verstande dat:
er geen eigen
kookgelegenheid is toegestaan;
permanente bewoning niet is
toegestaan;
geen onevenredige hinder
wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en
leefmilieu;
geen onevenredige hinder
wordt of kan worden toegebracht aan de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende
gronden;
het niet zodanige
verkeersaantrekkende activiteiten betreft die
verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen
noodzakelijk maken;
het parkeren op het eigen
erf plaatsvindt.
Artikel 4 Waterstaat – Waterkering
Lid 4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterbeheersing
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
4.2.1 Algemeen
In of op
deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de
andere voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd.
Deze regeling is niet van toepassing op bestaande
gebouwen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen gelden de volgende
regels:
in of op deze gronden mogen,
ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende
bestemmingen, geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders
dan ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Deze
regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
de bouwhoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming, mag
niet meer bedragen dan 6 meter.
Lid 4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing.
een samenhangend straat- en
bebouwingsbeeld;
een goede
woonsituatie;
de
verkeersveiligheid;
de sociale
veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden.
Lid 4.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan
worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 en/of lid
4.2.2 voor het bouwen van de in de basisbestemming
genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
mits:
er geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan de waterkerende functie van de
dijk;
vooraf positief advies is
ontvangen van het Hoogheemraadschap.
Lid 4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verboden uitvoering van werken en werkzaamheden
Het is verboden om zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de in artikel
4.1 bedoelde gronden de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen en afgraven van
gronden;
het aanbrengen van hoogopgaande
en/of diepwortelende beplantingen.
4.5.2 Weigeringsgrond
Deze
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en
aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de
waterkering.
4.5.3 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in lid
4.5.1 is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden die:
het normale onderhoud, gebruik
en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het
bestemmingsplan;
noodzakelijk zijn in verband
met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de
grond.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Parkeren
Een omgevingsvergunning voor
het bouwen en/of gebruiken, waarvan een behoefte aan
parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden verleend
wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in
voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt
gehouden.
Voorafgaand aan de verlening
van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de
parkeerkencijfers zoals opgenomen in de CROW-brochure bepaald
of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en deze
parkeergelegenheid in stand wordt gehouden.
Bij een omgevingsvergunning kan
worden afgeweken van het bepaalde in sub a en sub b en worden
toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid
wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mits dit geen
onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter
plaatse.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Algemeen
Een omgevingsvergunning kan
uitsluitend worden verleend indien geen sprake is van
onevenredige aantasting van:
de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden;
de milieusituatie;
het uitzicht van
woningen;
de
verkeersveiligheid.
7.2 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in lid 7.1 bij omgevingsvergunning afwijken van:
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen
het plan in die zin wijzigen dat:
transformatorstation,
gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard
daarmee gelijk te stellen en bouwwerken van openbaar nut
mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400
m3
en een maximum bouwhoogte van 4
m.
de in het bestemmingsplan
opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires,
publicaties, instanties en dergelijke wordt geactualiseerd.
De wijziging wordt uitsluitend toegepast, indien het
handhaven van de in de voorschriften opgenomen redactie tot
onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt. Een eventueel bij
de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste
wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties
wordt alleen opgenomen, indien deze aanpassingen geen
inhoudelijke beleidswijziging betreffen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- lid 9.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
indien het gebruik, bedoeld in lid 9.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- lid 9.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kan bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald
als: