direct naar inhoud van 4.2 Bodem
Plan: Kerkplein 5a, Kockengen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPKerkplein5aKKG-VG01

4.2 Bodem

In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 9 Bro dient onder andere de
bodemgesteldheid in het plangebied in beeld te worden gebracht. Onderzocht moet worden
of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag doorgaans pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Aangezien in voorliggend bestemmingsplan de gronden worden gewijzigd naar de woonbestemming is een bodemonderzoek noodzakelijk. Door Milieudienst Noord-West Utrecht is, namens de gemeente Stichtse Vecht, aan Grondslag BV opdracht verleend voor het uitvoeren van een aanvullend bodemonderzoek (zie Bijlage 2) op het perceel Kerkplein 5a te Kockengen. Dit aanvullende onderzoek is een vervolg op de resultaten van het verkennend bodemonderzoek opgesteld door NIPA Milieutechniek BV op15 februari 2011. De gegevens van het verkennende bodemonderzoek zijn, indien relevant, in het aanvullende bodemonderzoek verwerkt.

Op basis van de uitkomsten van het aanvullende bodemonderzoek en de uitkomsten van het verkennend onderzoek dat uitgevoerd door NIPA Milieutechniek BV kan worden geconcludeerd dat er op het perceel maximaal matige verhogingen aan lood en/of zink zijn aangetoond. De interventiewaarden worden niet overschreden. In het grondwater zijn maximaal lichte verhogingen gemeten. Op het perceel is visueel geen asbestverdacht materiaal in of op de bodem aangetroffen.

Opmerkelijk is dat diverse boringen, zowel tijdens het verkennend als het aanvullend onderzoek, zijn gestuit op ondoordringbare lagen. Het is niet bekend hoe deze lagen in de bodem terecht zijn gekomen.

Geconcludeerd kan worden dat er op het perceel maximaal matige verhogingen aanwezig zijn en dat er derhalve geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Wel blijkt dat in monsters van de bovengrond de gehalten hoger zijn dan voor de functieklassen 'wonen' is toegestaan. Het betreft in veel gevallen klasse 'industrie'.

De bodemkwaliteit voldoet dan ook niet aan de norm die hoort bij een woonbestemming. Voordat daadwerkelijk begonnen wordt met de bouwwerkzaamheden dient de bodem (in ieder geval de bovenste 0,5 meter) geschikt te zijn voor de woonfunctie. Voor het geschikt maken van de verontreinigde bovenste laag van 0,5 meter dient een plan van aanpak opgesteld te worden. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden bodemvoorwaarden gesteld verwijzend naar dit benodigde plan van aanpak.