Plan: | Verblijfsrecreatieterrein Gageldijk 71 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1904.BPGageldijk71MVP-VG01 |
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse van de beoogde ontwikkeling te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
Ten behoeve van het bestemmingsplan is op het perceel Gageldijk 71 een verkennend bodemonderzoek2 uitgevoerd conform NEN 5740 (zie Bijlage 3). Op basis van het vooronderzoek is de onderzoeksstrategie onverdacht aangehouden waarbij extra aandacht is besteed aan het voorkomen van bodemverontreiniging ter hoogte van de aangetroffen stookolievaten en ter hoogte van een mogelijk gedempte watergang aan de oostzijde van het plangebied. Op het perceel zou een ondergrondse brandstoftank aanwezig zijn, de locatie daarvan is echter onbekend.
Uit de analyse van de monsters komt naar voren dat de toplaag van de bodem aan de zuidwestzijde van het plangebied plaatselijk sterk verontreinigd is met zink en matig verontreinigd met lood. De omvang van deze verontreinigingen, in het horizontale vlak, is niet bekend. In het verticale vlak beperkt de verontreiniging zich tot een diepte van 0,5 m. De verontreinigingen met zink en lood zijn te relateren aan de bijmengingen met puin. Het grondwater is ter plaatse van de onderzoekslocatie licht verontreinigd met xylenen en er is een overschrijding van de somparameter voor ethyleenoxide geconstateerd. Het blijkt dat er geen gechloreerde koolwaterstoffen in verhoogde concentraties zijn aangetroffen.
Vanwege de vastgestelde sterke verontreiniging met zink en de matige verontreiniging met lood aan de zuidwestzijde van het plangebied is mogelijk sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Er is daarom nader onderzoek verricht dat specifiek is gericht op het vaststellen van de omvang van de bodemverontreiniging met lood en zink (zie Bijlage 4)3. Uit het nader onderzoek vloeit voort dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met lood en zink aan de zuidwestzijde van het plangebied. De noodzaak tot het nemen van sanerende maatregelen is voor de huidige situatie niet spoedeisend. Aangezien de verontreiniging onderdeel uitmaakt van een nieuwbouwlocatie zal het bevoegd gezag in het kader van de bouwvergunning een sanerende maatregel eisen. Een dergelijke maatregel kan zijn het geheel verwijderen van de verontreiniging of het isoleren van de verontreiniging middels een fundament of wegverharding. De uiteindelijk te nemen saneringsmaatregel dient aan het bevoegd gezag kenbaar te worden gemaakt middels een saneringsplan. De Milieudienst Noord-West Utrecht heeft het verkennend en nader bodemonderzoek (in opdracht van de gemeente Maarssen) beoordeeld (zie Bijlage 5)4. Zij geven per brief aan dat mogelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met lood en zink aan de zuidwestzijde van het plangebied. Een bouwvergunning kan pas worden verleend nadat de provincie Utrecht in een beschikking heeft uitgedrukt dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging of dat de provincie Utrecht een saneringsplan of BUS melding heeft goedgekeurd.
Conclusie
Het nadere bodemonderzoek en het saneringsplan worden voorgelegd aan het bevoegde gezag. In de economische haalbaarheid van het plan is rekening gehouden met deze bodemsanering. Het aspect bodemkwaliteit vormt na de goedkeuring van het saneringsplan en de uitvoering van de bodemsanering geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen in dit bestemmingsplan.