Plan: | Winkelcentrum Breust-Eijsden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1903.BPLKOM10002WIN-VG01 |
Ruimtelijke ordening en milieu zijn twee beleidsvelden die met elkaar verweven zijn. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt is het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor het bestemmingsplan dat toetsing dient plaats te vinden aan specifieke ruimtelijke milieunormen, zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem, hinder van bedrijven en externe veiligheid. Deze milieuaspecten komen in het vervolg van deze paragraaf aan bod.
Bodemonderzoeken Centrum Eijsden
Op de onderzoekslocatie zijn een viertal bodemonderzoeken uitgevoerd, namelijk:
Uit het meest recent uitgevoerde bodemonderzoek (11/01187/V/E/HW, april 2011) blijkt dat ter plaatse in de bovengrond sterke verontreinigingen met zink zijn aangetoond die al dan niet als gebiedseigen kunnen worden beschouwd. Dit is geen afwijkend beeld van de al reeds bekende gegevens.
In juli 2011 is een busmelding gedaan en de gronden zijn momenteel grotendeels gesaneerd tot achtergrond grenswaarde.
Verkennend bodemonderzoek Breusterstraat 50 te Eijsden
Door ARCADIS is d.d. 16 maart 2012 met kenmerk 076318251.0.4 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie Breusterstraat 50 te Eijsden (bijlage 4). De locatie waar de uitbreiding van de bestaande supermakt plaatsvindt. Het onderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740 (Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek, Nederlands Normalisatie-instituut, 2009).
De kadastrale aanduiding van het perceel is gemeente Eijsden, sectie D nummer 3961. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 480 m². Een gedeelte daarvan is bebouwd met een woonhuis met garage. Het onbebouwde gedeelte is gedeeltelijk verhard met klinkers/tegels en in gebruik als siertuin.
Conclusie
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
Uit deze indicatieve toetsing kan vooralsnog worden geconcludeerd dat eventueel vrijkomende grond niet toegepast en/of hergebruikt mag worden op locaties die zich buiten de kwaliteitszone ('zone 5') van de bodemkwaliteitskaart van Eijsden bevinden. Op hergebruik van grond en baggerspecie is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing en gelden er bovendien andere onderzoeksvoorwaarden.
Akoestisch onderzoek 2005
Door Cauberg-Huygen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan “De Bron” te Eijsden (d.d. 31 oktober 2005, met kenmerk 2005.2434-2, bijlage 5).
Onderzocht is de geluidsbelasting ten gevolge van de Emmastraat (wegverkeerslawaai) en de spoorlijn Eijsden-Maastricht Randwyck, traject 870 (railverkeerslawaai). Op de overige nabijgelegen wegen bedraagt de maximale snelheid van 30km/uur, waardoor deze wegen niet zoneplichtig zijn.
Berekeningen zijn uitgevoerd conform de Standaard Rekenmethode II conform het “Reken- en Meetvoorschrift Wegverkeerslawaai 2002”. Ten behoeve van de berekeningen is gebruik gemaakt van de implementatie van deze rekenmethode in het rekenprogramma Geonoise van DGMR.
Uit dit onderzoek bleek dat ter plaatse van het thans voorliggende plangebied (meetpunt 11) de voorkeursgrenswaarde van 57 dB(A) en 50 dB(A) ten gevolge van respectievelijk railverkeer en wegverkeer niet overschreden wordt. Uit akoestisch oogpunt bestaat er dan ook geen beletsel voor de realisering van het beoogde plan.
Overigens wordt tevens opgemerkt dat het deel van de Emmastraat, gelegen tussen Breusterstraat en St. Martinusstraat, thans geen zone meer kent omdat aldaar inmiddels een 30 km-snelheid is ingevoerd.
Akoestisch onderzoek 2013
Door Cauberg-Huygen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan "Winkelcentrum Breust-Eijsden" (d.d. 15 maart 2013, met kenmerk 20130414-03, bijlage 6.
Onderstaand zijn de uitgangspunten, onderzoeksstrategie en de conclusie van het geactualiseerde onderzoek op een rij gezet. Voor de uitgangspunten en resultaten van de akoestische berekeningen wordt verwezen naar het rapport, dat ook als bijlage 6 is bijgevoegd.
Uitgangspunten
De actualisatie heeft betrekking op:
In relatie tot de uitgangspunten die in 2005 en 2008 zijn aangehouden voor de akoestische onderzoeken bevat voorliggende plan:
De geluidsituatie vanwege inrichtingsgebonden activiteiten is geëvalueerd overeenkomstig het gestelde in de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.
In het ontwerpbestemmingsplan is geen ondergrondse parkeergarage meer voorzien. Via zienswijzen is de zorg uitgesproken dat het (alleen) bovengronds parkeren tot meer hinder leidt. Om die reden is de geluidsituatie van het parkeren en het gebruik van winkelwagens geëvalueerd overeenkomstig de bepalingen van de circulaire “Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer.”
Ten aanzien van het verkeerslawaai, dat ook in de vorige onderzoeken is beschouwd, wordt opgemerkt dat in 2008 is vastgesteld dat de geluidbelasting vanwege wegverkeer ruim minder bedraagt dan de wettelijke grenswaarden. De invulling van het gebied volgens het ontwerpbestemmingsplan niet leidt tot andere conclusies.
Onderzoeksstrategie
De milieuhygiënische (i.c akoestische) afweging van genoemde functies heeft plaatsgevonden overeenkomstig de systematiek van:
Conclusie
Uit het geactualiseerde onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Inzake de inrichtingsgebonden activiteiten:
Inzake de activiteiten op openbaar terrein:
Op basis van deze conclusies kan gesteld worden dat het bestemmingsplan “Winkelcentrum Breust-Eijsden” akoestisch is te verantwoorden.
Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden, hierbij is de definitie nibm (“niet in betekende mate”) 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 . In het Besluit nibm is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die nibm bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen dus zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
En geldt dat:
Projectlocatie
Onderhavig voornemen voorziet in 37 appartementen incl. bergingen, 2 supermarkten (1.350 m2 bvo + 1.700 m2 bvo) en 2.725m2 bvo winkeloppervlak. Op een locatie, waar voorheen twee basisscholen, de Rabobank en 6 aanleunwoningen waren gevestigd.
Het voornemen maakt derhalve een ontwikkeling mogelijk, die gelet op bovenstaande als "niet in betekenende mate" kan worden beoordeeld. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Hetgeen reeds ook is gebleken uit het in november 2009 door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek (kenmerk 20081479-06, bijlage 7), waaruit blijkt dat de realisatie van het plan "Breust" niet leidt tot overschrijding van grenswaarden en dat de 'Wet luchtkwaliteit' -zelfs bij een worstcase invulling van diverse relevante uitgangspunten- geen belemmering vormt voor de realisatie van het onderhavige bestemmingsplan.
De centrumontwikkeling Breust is gelegen in de nabijheid van de spoorlijn Maastricht –Vise (België) waar gevaarlijke stoffen over vervoerd worden en een hogedruk aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie NV. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over dit spoortraject en de aardgasleiding kunnen externe veiligheidsrisico’s opleveren voor de omgeving en dus ook voor de mensen die werkzaam / woonachtig in het plangebied zullen zijn.
Deze risico's zijn in kaart gebracht in een onderzoek externe veiligheid (kenmerk 076319976:0.1 - Definitief, d.d. 16 februari 2012, bijlage 8).
Wetgeving
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in de richtlijnen voor stationaire bronnen en transportassen. De richtlijnen voor transport zijn vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs) en het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb) en de Regeling Externe Veiligheid Buisleidingen (Revb).
Risicobronnen
Aan de oostzijde van het plangebied liggen zowel het spoortraject Maastricht – Vise en de hogedruk aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie NV.
Hogedruk aardgasleiding
Parallel, aan de oostzijde, van het spoortraject ligt de hogedruk aardgasleiding Z-500-18 van de Nederlandse Gasunie NV. Het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen schrijft voor dat bij een bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van een buisleiding, het groepsrisico moet worden verantwoord. De reikwijdte van het invloedsgebied is afhankelijk van de leidingkenmerken (diameter en werkdruk). Volgens de Provinciale Risicokaart van de provincie Limburg heeft de aardgasleiding de volgende kenmerken: een diameter van 4 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Conform het document Eisen Omgevingsdata in het kader van groepsrisicoberekeningen bij ruimtelijke ontwikkeling, revisie 4 geldt op basis van deze kenmerken een invloedsgebied van 45 meter. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de aardgasleiding. De aardgasleiding levert daarom geen risico’s op die beperkingen kunnen leveren aan de geplande ontwikkeling en hoeft daarom ook niet verder berekend te worden.
Spoortraject Maastricht – Vise (België)
Het Centrumplan Eijsden ligt op circa 190 meter afstand van het spoortraject Maastricht – Vise (België). Over dit spoortraject vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats die externe veiligheidsrisico’s opleveren voor de mensen in de omgeving. De hoogte van deze risico’s worden onder andere beïnvloed door de aard en intensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen. De transportintensiteiten heeft Prorail beschikbaar gesteld in het document Spoortransport gevaarlijke stoffen 2010, opgesteld door Prorail Vervoer en Dienstregeling, 22 april 2011. Bij het in kaart brengen van de risico’s dient rekening te worden gehouden met het toekomstig vervoer van het jaar 2020,
Risico's
Van belang zijn de externe veiligheidsrisico’s (plaatsgebonden risico en groepsrisico) voor wat betreft het spoortraject Maastricht - Vise in de onderstaande situaties:
Plaatsgebonden risico
De hoogte van het plaatsgebonden risico wordt beïnvloed door de aard en intensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen en de kenmerken van de spoorlijn. Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoortraject levert geen PR 10-6 contour op die beperkingen kan opleveren voor de ontwikkeling van het Centrumplan Eijsden.
Groepsrisico
De hoogte van het groepsrisico wordt beïnvloed door zowel de aard en intensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de kenmerken van de spoorlijn als het aantal aanwezigen in het invloedsgebied van de spoorlijn. Het groepsrisico neemt toe als gevolg van de toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico verandert niet als gevolg van de ontwikkeling van het Centrumplan Eijsden.
Conclusie
Het vervoer van gevaarlijke stoffen levert geen PR 10-6 contour op. Het plaatsgebonden risico levert daarom geen beperkingen op aan de ontwikkeling van het Centrumplan. Het groepsrisico verandert niet als gevolg van de ontwikkeling van het Centrumplan Eijsden en blijft 0,132. De locatie van het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de nabij gelegen aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie NV. De aardgasgasleiding levert daarom geen beperkingen op aan de geplande ontwikkeling.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Omdat het groepsrisico niet verandert als gevolg van de ontwikkeling van het Centrumplan Eijsden hoeft de gemeente de Verantwoordingsplicht groepsrisico in principe niet te doorlopen. Vanwege de aanwezigheid van verzorgingstehuizen en scholen in de omgeving is het toch aan te raden aandacht te besteden aan de mogelijkheden tot hulpverlening en zelfredzaamheid in het gebied.
Hulpverlening
Bij het hulpverleningsaspect gaat het om het bepalen van de mogelijkheden tot voorbereiding van de bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Hierbij gaat het om de bereikbaarheid van het gebied, de aanwezigheid van opstelplaatsen en of er voldoende bluswater is in de buurt van het plangebied. Hiervoor dient een overleg met de regionale brandweer plaats te vinden.
Zelfredzaamheid
Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden tot het ontvluchten van het gebied dat binnen het invloedsgebied ligt van het spoortraject. Indien zich op het spoortraject een ramp of zwaar ongeval voordoet moeten mensen meerdere mogelijkheden hebben om te vluchten, liefst in tegenstelde richting van de aanrijdroute van de hulpdiensten. Voor het centrumgebied van Eijsden geldt dat mensen het gebied op verschillende manieren kunnen ontvluchten. Nabij het centrumgebied ligt een verzorgingstehuis aan de Emmastraat. Hier verblijven naar alle waarschijnlijkheid mensen die beperkt zelfredzaam zijn. Bij een eventuele evacuatie van het gebied dient hier rekening mee gehouden te worden. De aanrijdroutes en ontvluchtingsmogelijkheden dienen besproken te worden met de regionale brandweer.