direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Oude Wetering 122
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BPW0005-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie Oude Wetering 122 te Mastenbroek was tot voor kort een fouragehandel gevestigd. Het gehele perceel, inclusief bedrijfsgebouwen van het agrarisch bedrijf staan te koop. Het voornemen is om het bestratingsbedrijf Hoekman Bekendam, Syb design en Auxilio te vestigen op het adres.

Aanleiding vormt de uitbreiding van de tapijtindustrie op de huidige locatie waar de drie bedrijven thans zijn gevestigd. De uitbreidingsmogelijkheden van de tapijtindustrie zijn beperkt en op deze manier snijdt het mes aan twee kanten. De tapijtindustrie kan gehandhaafd blijven op de huidige locatie gehuisvest en De drie bedrijven krijgen een nieuw onderkomen in de directe omgeving van Genemuiden.

Op basis van het geldende bestemmingsplan is de vestiging niet bij recht mogelijk, In het bestemmingsplan is voor dit deel wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar 'Bedrijf' waarmee de vestiging van met name het bestratingsbedrijf kan plaatsvinden (Bijlage 2). De andere twee bedrijven kenmerken zich meer als kantoorfuncties dan wel dienstverlenende bedrijven.

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden om de bestemming te wijzigen naar 'Bedrijf' waardoor de vestiging in juridisch-planologisch zin mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

De locatie Oude Wetering 122 is gesitueerd in de polder Mastenbroek. De locatie ligt aan de oostzijde van de Oude Wetering. Op de volgende afbeelding is het deel waar de drie bedrijven zich willen vestigen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BPW0005-VS01_0001.png"

Afbeelding: Luchtfoto ligging plangebied (bron Google Maps)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor de locatie geldt 'Bestemmingsplan buitengebied Zwartewaterland', dat op 10 oktober 2013 is vastgesteld. Op de volgende afbeelding is een uitsnede opgenomen van de verbeelding die bij het bestemmingsplan hoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BPW0005-VS01_0002.png"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BPW0005-VS01_0003.png"

Afbeelding: Uittreksel gedeeltelijke legenda bestemmingsplan

Het wijzigingsgebied heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap', zoals weergegeven in artikel 4 van het bestemmingsplan Buitengebied (Bijlage 3).

Op basis de wijzigingsbevoegdheid, zoals weergegeven in artikel 4.8.4 kunnen burgemeester en wethouders met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' tot en met milieucategorie 2, mits wordt voldaan aan de gestelde randvoorwaarden.

Het gaat hierbij om de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijven zijn tot en met de milieucategorie 2 als bedoeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering';
  • b. de karakteristiek van de bebouwing en de complexiteit van het voormalige boerenerf niet worden aangetast;
  • c. waar mogelijk overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij echter de helft van bestaande landschapsontsierende gebouwen mag worden vervangen door nieuwe bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte van 250 m²;
  • d. de verkeersaantrekking in vergelijking met de oorspronkelijke activiteit niet of nauwelijks toeneemt;
  • e. de infrastructuur niet verzwaard wordt;
  • f. een bedrijfswoning gehandhaafd blijft;
  • g. het aantal woningen niet toeneemt;
  • h. de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • i. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • 1. de woonsituatie;
  • 2. de verkeersveiligheid;
  • 3. de parkeergelegenheid;
  • 4. de sociale veiligheid;
  • 5. de milieusituatie;
  • 6. de groenstructuur;
  • 7. het landschappelijk beeld;
  • 8. het behoud en/of herstel van de karakteristieke kenmerken van erven ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

1.4 De bij dit plan behorende stukken

Het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Oude Wetering 122' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.1896.BPW0005-VS01);
  • regels;
  • toelichting.

Een wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het plan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige en toekomstige situatie

Huidige situatie

De locatie ligt iets ten zuiden van de kern Mastenbroek aan de doorgaande weg Oude Wetering. Op het perceel was jaren geleden een agrarisch bedrijf gevestigd. De laatste jaren was er een fouragehandel en agrarisch loonbedrijf gevestigd. Het bedrijf is in 2017 beëindigd. Ten behoeve van het agrarisch bedrijf zijn destijds een dienstwoning en een aantal bedrijfshallen gerealiseerd. Een groot deel van het perceel is verhard. Globaal ten noorden en ten zuiden van het perceel wordt het perceel begrensd door een bomensingel.

De locatie ligt in de polder Mastenbroek. Deze polder is één van de oudste polders van Nederland. In de 14e eeuw werd dit veengebied ingepolderd en van dijken voorzien, waarna het in 1364 onder de verschillende belanghebbenden werd verdeeld. Omstreeks 1369 werd de eerste kerk gesticht. De boerderijen in deze polder werden op terpen of huispollen langs de weteringen gebouwd, ter bescherming tegen overstromingen.

Toekomstige situatie

Het bedrijf Hoekman-Bekendam is sinds 2006 gevestigd aan de Puttenstraat 5 in Genemuiden. Daarvoor zat het bedrijf van 1999 tot 2006 aan de Klaas Fuitestraat. Het bedrijf richt zich op de aanleg en onderhoud van verharding, rioleringswerkzaamheden (reparatie, aanleg en reiniging) en het repareren van aanrijdbeveiligingen.

De opdrachtgevers van Hoekman-Bekendam zijn ondernemers en particulieren in de vierhoek Genemuiden, Hasselt, Kampen en Zwolle. Alle werkzaamheden worden dus op locatie uitgevoerd.

Door het verzoek van aankoop van het bedrijf door de plaatselijk tapijtindustrie is Hoekman - Bekendam op zoek gegaan naar een vervangende locatie. In de zoektocht kwam het perceel Oude Wetering meer in beeld als potentieel voor de vestiging van het bestratingsbedrijf.

Het gaat hier om de vestiging van meerdere bedrijven op het perceel Oude Wetering 122. In feite zijn het drie bedrijven. Naast het bestratingsbedrijf gaat het om SYB Design. De beide broers runnen beide bedrijven en worden ondersteund door hun ouders, die het bedrijf Auxilio Dienstverlening hebben opgericht.

SYB design is een eenmansbedrijf gespecialiseerd in de grafische afwerking en ontwerpt met name voor de tapijtindustrie. Auxilio dienstverlening, een bedrijf dat zich primair richt op de (ondersteunende (administratieve) taken voor het aannemersbedrijf en de productiewerkzaamheden voor SYB Design.

De bedoeling is om alle drie bedrijven te vestigen op het adres, waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande bebouwing. De werkzaamheden van het bestratingsbedrijf worden hoofdzakelijk op locatie elders uitgevoerd. Voor vestiging zal ook een groot deel van het gestort beton (erfverharding) worden verwijderd. In onderstaande afbeelding is het te verwijderen beton groen gemarkeerd.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BPW0005-VS01_0004.png"

Afbeelding: te verwijderen erfverharding (groen gemarkeerd)

De bedrijfswoning zal in de nieuwe situatie zijn functie behouden. De voormalige woning is gebruikt als kantoor en deze functie zal worden voortgezet.

De ligboxstal wordt gebruikt door het bestratingsbedrijf voor opslag machines en materialen.

De voormalige opslagloods zal worden verbouwd en geschikt worden gemaakt voor het huisvesten van Auxilio dienstverlening.

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt de vestiging van de drie bedrijven mogelijk gemaakt.

De genoemde activiteiten zullen volledige binnen de bebouwing plaatsvinden. Buitenopslag is niet toegestaan. Voor de bedrijfsvestiging is een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit plan is als Bijlage 1 bij dit plan gevoegd.

2.2 Relevant ruimtelijk beleid

Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld op 13 maart 2012, is het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het Rijk opgenomen.

Het Rijk heeft in de SVIR drie doelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing:

  • Nationaal belang 4 'Efficiënt gebruik van de ondergrond': Bij de voorgenomen ontwikkeling vinden geen bodemingrepen plaats. In paragraaf 2.4 is aangegeven hoe met dit belang rekening is gehouden.
  • Nationaal belang 8 'Verbeteren van de milieukwaliteit': In paragraaf 2.4 is ook aandacht geschonken aan de verschillende milieuaspecten.
  • Nationaal belang 13 'Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen': Bij het opstellen van het wijzigingsplan worden alle belangen zorgvuldig afgewogen. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden hebben de mogelijkheid om in het kader van de wijzigingsplanprocedure te reageren op de afweging.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd voor stedelijke ontwikkelingen (zoals woningbouwlocaties). Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

De ladder werkt met de volgende opeenvolgende stappen:

  • 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien.
  • 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  • 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

Stap 1

In de voorliggende situatie zijn de bedrijfsactiviteiten bij recht niet toegestaan op basis van het bestemmingsplan. De voorgenomen vestiging van de drie bedrijven heeft slechts een beperkte omvang en kan in de huidige bebouwing worden gehuisvest. Binnen het bestemmingsplan is een wijzigingsmogelijkheid opgenomen om bedrijven tot en met milieucategorie 2 toe te staan onder voorwaarden. De bedrijven vallen onder deze categorie of zelfs lager. De bedrijven hebben concrete behoefte aan de nieuwe huisvesting, gelet op de plannen van de tapijtindustrie in Genemuiden. De opdrachtgevers van het bestratingsbedrijf zijn ondernemers en particulieren in de vierhoek Genemuiden, Hasselt, Kampen en Zwolle. SYB Design heeft vooral contacten in Genemuiden. Vastgesteld kan worden dat de locatie centraal in deze vierhoek is gesitueerd. In paragraaf 2.1 is het plan in hoofdlijnen beschreven. Met een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende wijzigingsplan is de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling geborgd.

Stap 2

Bij de voorgenomen vestiging is sprake van activiteiten die nauw verweven zijn met de regio. Het bedrijf is thans gevestigd op het bedrijventerrein in Genemuiden. De plaatselijke tapijtindustrie wil op deze locatie uitbreiden. Gezocht dient te worden naar een vervangende locatie. Deze locatie is qua grootte binnen Genemuiden zelf niet meer voorhanden/beschikbaar. Er is gezocht naar een nieuwe locatie in de eerder genoemde vierhoek. De eerder aanwezige fouragehandel is in 2017 beëindigd. Met het voorliggende plan wordt van wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt. De landschappelijke inpassing van het plan is geborgd.

 

Stap 3

De locatie is ontsloten op de weg Oude Wetering. De bedrijfsmatige activiteiten zijn vergelijkbaar met de fouragehandel, die in 2017 is gestopt. De verkeersbewegingen zijn ook vergelijkbaar, zo niet lager dan de eerder op locatie gevestigde fouragehandel. Het bestratingsbedrijf werkt vrijwel uitsluitend op locatie elders. Van een verkeersaantrekkende werking is derhalve geen sprake. Multimodale ontsluiting is voor de bedrijven is niet noodzakelijk.

Conclusie

De structuurvisie levert geen beperkingen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

Provinciaal beleid

Op 12 april 2017 zijn de nieuwe Provinciale Omgevingsvisie en de daarbij behorende Provinciale Omgevingsverordening vastgesteld door Provinciale Staten. Hierin is het beleid voor de fysieke leefomgeving van Overijssel weergegeven.

Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
  • versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur door multifunctioneel en complementair ruimtegebruik (zowel- boven als ondergronds), hergebruik en herbestemming en het concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie Overijssel. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie Overijssel te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

Uitvoeringsmodel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. Generieke beleidskeuzes.
  • 2. Ontwikkelingsperspectieven.
  • 3. Gebiedskenmerken.

Aan de hand van de drie niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het kan worden uitgevoerd.

  • 1. Generieke beleidskeuzes.

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt de 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut (inbreiding), voordat uitbreiding kan plaatsvinden. Bij het nationaal beleid is reeds nader ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking.

Hierna wordt ingegaan op andere generieke beleidskeuzes die relevant zijn voor het plangebied.

Weidevogel- en ganzengebied: De provincie besteedt speciale aandacht aan de instandhouding en bescherming van weidevogel- en ganzengebieden. Via het benoemen van specifieke gebiedskenmerken wordt de waarde geborgd voor weidevogels en ganzen. Verbetering van inrichting en beheer vindt plaats op vrijwillige basis via weidevogelgebiedsplannen. Het plangebied ligt in een ganzengebied. In de huidige situatie betreft dit bestaande bedrijfsbebouwing. In de nieuwe situatie zal dit gelijk blijven. In feite gaat het om een functiewijziging op het perceel Oude Wetering 122, waardoor geen knelpunten worden verwacht.

Beekdal- en veenweidegebieden: Het herkennen, koesteren en verder uitbouwen van de dragende structuren van het agrarisch cultuurlandschap is een leidraad van de provincie. Door het voortborduren op die dragende structuren wordt samenhang en karakter versterkt. Door nieuwe initiatieven zorgvuldig en royaal in te passen en aan te sluiten op de dragende structuren kan dit worden vermeden en kunnen nieuwe kwaliteiten ontstaan. Herontdekken van de landschappelijke dragers en daarop voortbouwen kan ook het contrast tussen de verschillende landschappelijke ensembles groter maken. Het plangebied ligt in een veenweidegebied. De voorgenomen ontwikkeling betreft enkel een functiewijziging, waarbij de landschappelijke kwaliteiten worden behouden.

Nationale Landschappen: De provincie zet hier in op het koesteren, conserveren, consolideren van -bestaande kwaliteiten en het versterken van deze kwaliteiten door ze ontwikkelingsgericht in te zetten in ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied ligt in een gebied dat wordt aangemerkt als een Nationaal Landschap. De voorgenomen ontwikkeling betreft een functiewijziging, waarbij de landschappelijke kwaliteiten in stand blijven. Bij de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met de kenmerken van het landschap.

Windenergie: De provincie heeft voor de ontwikkeling van duurzame energie een kaart met zoekgebieden voor windenergie opgezet. Het plangebied valt in een gebied wat aangemerkt is als 'uitsluitingsgebied nationale landschappen'. Dit heeft geen gevolgen voor het voorliggende plan.

  • 2. Ontwikkelingsperspectieven.

Het plangebied ligt op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart in het gebied 'schoonheid van de moderne landbouw'. Dit zijn open gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw royaal de ruimte krijgt. Bij de voorgenomen ontwikkeling/functiewijziging worden agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

  • 3. Gebiedskenmerken.

Natuurlijke laag: Binnen deze laag ligt het plan gebied binnen 'laagveengebieden (in cultuur gebracht)'. Ambitie is de Wieden en Weerribben als grootste laagveenmoeras van Europa, aan elkaar verbinden via een brede overgangszone en ontwikkelen als een groot aaneengesloten (half) natuurlijk vaar- en recreatielandschap, met hoge biodiversiteit, met aanliggende kernen als poorten naar de natuur. Ook in de overige veenweidelandschappen is een hoog waterpeil van belang om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk waardevol, als voor weidevogels en ganzen. Op de locatie wordt de al aanwezige bebouwing gebruikt en wordt een deel van het verharde terrein weggehaald. De voorgenomen ontwikkeling/functiewijziging heeft geen invloed op het waterpeil. De landschappelijke inpassing blijft in stand.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap: De locatie ligt binnen 'laagveenontginning'. De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap en in polder Mastenbroek op terpen) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/ werkmilieus. In feite gaat het hier om vestiging van een drietal bedrijven in een voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Vastgesteld kan worden dat met deze ontwikkeling de cultuurhistorische kwaliteiten van het landschap niet worden aangetast.

Stedelijke laag: Voor het plangebied is de stedelijke laag niet van toepassing.

Lust- en leisurelaag: Voor de locatie en wijde omgeving is 'donkerte' van belang. Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige ‘donkere’ gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen en dergelijke en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Ingezet wordt op bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden. Op de locatie zijn bedrijfsactiviteiten reeds toegestaan. De situatie wijzigt niet door het toestaan van de functiewijziging. Er vindt derhalve geen significante toename plaats van lichthinder.

Vanuit de Omgevingsverordening ligt de locatie binnen de volgende gebieden:

  • Nationale landschappen: Bij de voorgenomen ontwikkeling blijven de landschappelijke kwaliteiten in stand.
  • Waterveiligheid: Gebieden met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden): In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is hierna een overstromingsrisicoparagraaf opgenomen.
  • Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving: In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is basisinspanning nodig om de voorgenomen ontwikkeling ruimtelijk in te passen. Bij de voorgenomen ontwikkeling is hier rekening mee gehouden. De landschappelijke inpassing is weergegeven in -verwijzing landschapsplan - De inpassing is geborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende wijzigingsplan.
  • Glastuinbouw: Verbod nieuwvestiging glastuinbouwbedrijven: Dit heeft geen gevolgen voor het voorliggende plan.
  • Verblijfsrecreatie: Verbod op nieuwe recreatiewoningen: Dit heeft geen gevolgen voor het voorliggende plan.
  • Windenergie: Uitsluitingsgebieden windturbines: Dit heeft geen gevolgen voor het voorliggende plan.

Overstromingsrisicoparagraaf

Op de Risicokaart van de provincie is aangegeven dat het plangebied in een overstromingsgebied ligt. De locatie ligt binnen dijkringgebied 10 Mastenbroek. De locatie ligt in een gebied met een kleine kans op een overstroming.

Het plangebied valt in een gebied waar de overstromingsdiepte 2,0 - 5,0 meter kan zijn. De wettelijke norm voor de dijkring is een overschrijdingskans van < 1:10.000 jaar.

Het overstromingswater zal doorgaans de weg van de minste weerstand volgen en derhalve zullen eerst de laaggelegen gebieden onder water lopen. Afhankelijk van hoe snel het water kan worden afgevoerd kan in het plangebied overstroming plaatsvinden.

Voor het plangebied is het van belang dat nagedacht wordt over voorzieningen die de risico's kunnen beperken. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

Voor nieuwe ontwikkelingen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg, zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatie plan;
  • belangrijke functies dan wel belangrijke apparatuur (bijvoorbeeld generator en dergelijke) verhoogd of op eerste verdieping situeren.

De voorgenomen ontwikkeling kan gezien worden als een nieuwe ontwikkeling. Echter er is geen sprake van uitbreiding met bouwwerken. De drie bedrijven worden ondergebracht in de huidige bebouwing. De bebouwing is voor een belangrijk deel verhoogd aangelegd ten opzichte van de omliggende percelen. Het plan heeft dan ook geen gevolgen voor de waterveiligheid.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid, zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel, die is verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

Gemeentelijk beleid

Structuurvisie tevens woonvisie Zwartewaterland 2013

Op 25 april 2013 heeft de gemeenteraad de ‘Structuurvisie, tevens woonvisie Zwartewaterland 2013’ vastgesteld. Met de structuurvisie spreekt het gemeentebestuur zich uit over het beoogde beleid voor de komende jaren. De structuurvisie biedt het ruimtelijke kader voor de uitwerking van concrete plannen en projecten. De uitwerking van de structuurvisie vindt plaats door middel van het vaststellen van bestemmingsplannen voor de diverse ontwikkelingslocaties.

Werken

De unieke bedrijvigheidstructuur in Zwartewaterland met veel maakindustrie en hiervan afhankelijke sectoren is typerend en bepalend voor de sociaal-economische structuur van de gemeente. De gemeente vindt het daarom cruciaal dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor bedrijven om dit in stand te kunnen houden. De aanleg van nieuwe bedrijventerreinen is echter nauwelijks mogelijk, omdat er nauwelijks ruimte beschikbaar is vanwege landschappelijke en ecologische waarden. De gemeente wil daarom zo efficiënt mogelijk omgaan met de nog beschikbare bedrijfsgronden.

De gemeente zet, conform rijks- en provinciaal beleid en vanuit landschappelijk oogpunt, in op de toepassing van de SER-ladder bij de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Daarbij wordt eerst nagegaan of er nog ruimte beschikbaar is op de bestaande bedrijventerreinen of dat er door herstructurering ruimte kan worden gecreëerd. Daarbij worden tevens de mogelijkheden onderzocht om de bestaande ruimte intensiever te benutten. Pas wanneer blijkt dat er geen mogelijkheden zijn gaat de gemeente over tot aanleg van nieuw terrein. Parallel hieraan richt de gemeente zich, bij het uitvoeren van de herstructureringsopgave, op kansen voor intensiever ruimtegebruik.

Op de kaart behorend bij de structuurvisie ligt de locatie en de wijde omgeving in een gebied dat is aangemerkt als 'landschap, landbouw en natuur'.

In dit gebied zijn de grote openheid en de oude verkavelingsstructuren gebaat bij zo min mogelijk nieuwe verdichting en verstening in het buitengebied. Het reliëf van huisterpen, kreekruggen en dijken moet optimaal herkenbaar worden/blijven en vraagt om zoveel mogelijk geconcentreerde aansluiting bij die structuren. Nieuwe ontwikkelingen moeten daarom altijd zoveel mogelijk bijdragen aan behoud of versterking van deze kernkwaliteiten. Dit betekent dat het nieuwe ruimtegebruik zorgvuldig vorm dient te krijgen. Bij de afweging van het nieuwe initiatief moeten alternatieven worden meegewogen, de kansen worden opgespoord om bestaande bebouwde locaties te benutten, zodat er zuinig met de openheid en eigenheid wordt omgegaan, en tenslotte moeten ook de (individuele) belangen van het nieuwe initiatief afgewogen worden tegen de bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit (functioneel, duurzaam en belevingswaarde).

Door verplaatsing van de drie bedrijven naar het perceel Oude Wetering 122 blijft enerzijds deze bedrijvigheid behouden voor de gemeente. Anderzijds wordt op de huidige locatie uitbreidingsruimte gemaakt voor de bestaande tapijtindustrie. Bovendien krijgt de leegstaande agrarische bebouwing een nieuwe invulling. Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt in ruimste zin voldaan aan de basisinspanning in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. De kernkwaliteiten van het landschap blijven behouden en dit is geborgd in het voorliggende plan.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de gemeentelijke structuurvisie van Zwartewaterland.

Landschapsontwikkelingsplan Zwolle-Zwartewaterland-Kampen

Het landschapsontwikkelingsplan heeft als doel om de bijzondere landschappelijke kwaliteiten van de regio Zwolle-Zwartewaterland-Kampen te verbeteren. Hierbij is het uitgangspunt dat nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn als die voldoende rekening houden met of bijdragen aan de bijzondere landschappelijke kwaliteiten en kenmerken.

Voor de polder Mastenbroek, waar het plangebied in is gelegen, zijn de volgende gewenste ontwikkelingen opgesteld:

  • Versterken van de weidsheid, behouden van bijzondere verkaveling.
  • Behouden van terpen en kreken.
  • Versterken van de landbouw en inzetten op recreatief medegebruik (over water en wegen).
  • Versterken van erfbeplanting.
  • Behouden van de bruggen.
  • Ontwikkelen van natuur lang weteringen en sloten en langs de randen van de polder.
  • Ontwikkelen van halfnatuurlijke graslandvegetaties en weidevogelgebied.

De voorgenomen ontwikkeling/functiewijziging voorziet in een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsactiviteiten, waarbij rekening is gehouden met de landschappelijke kenmerken. De kenmerken van het landschap worden behouden en geborgd in het voorliggende wijzigingsplan.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past in het Landschapsontwikkelingsplan Zwolle-Zwartewaterland-Kampen.

Beleidsregel Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)

De gemeentelijke beleidsregel Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) biedt duidelijkheid over de manier waarop in de gemeente Zwartewaterland de KGO wordt toegepast. De beleidsregel heeft tot doel om een transparante en consistente beoordeling van ruimtelijke ontwikkelingen te garanderen. De beleidsregel is van toepassing bij alle ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied die niet passen in het bestemmingsplan Buitengebied. De beleidsregel is na inspraak en na afstemming met de provincie Overijssel vastgesteld op 26 mei 2015.

Toepassing Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)

De beleidsregel is uitgewerkt in een rekenmodel waarbinnen eenduidige criteria zijn benoemd aan de hand waarvan de vereiste investering in kwaliteit kan worden bepaald. De methodiek is geïnspireerd op het werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie. Het kwaliteitsgericht denken, waarbij enkel de impact en schaal van de ontwikkeling bepalend is voor de hoogte van de ruimtelijke investering, is uitgewerkt naar een concreet toepasbaar rekenmodel.

In de berekeningsmethodiek wordt een vergelijking gemaakt tussen de bestaande en de gewenste situatie. Aan de hand van een aantal parameters wordt bepaald wat de ruimtelijke impact van de ontwikkeling is. Hierbij is onderscheid gemaakt in wijzigingen in bebouwingsoppervlakte en wijzigingen in functie en grootte van het erf. De impact wordt uitgedrukt in een percentage, dat kan variëren van 0% tot 100%. Wanneer het percentage hoger is dan 20% is er sprake van een grootschalige ontwikkeling en moet er een aanvullende kwaliteitsprestatie worden geleverd.

Bij het invullen van het rekenmodel voor deze locatie is de bestaande bebouwing (schuren en bedrijfswoning) als gebiedsneutraal beoordeeld. Hoewel de initiatiefnemer van plan is het aanzien van de gebouwen een meer gebiedspassend uiterlijk te geven, zijn de gebouwen ook voor de toekomstige situatie als gebiedsneutraal beoordeeld. Hiervoor is gekozen omdat de voorgenomen veranderingen aan het uiterlijk van de gebouwen geen onderdeel uitmaken van de voorwaardelijke verplichting.

De huidige functie van het erf is als gebiedsneutraal beoordeeld. Hiervoor is gekozen omdat op dit erf naast de grondgebonden agrarische bedrijvigheid ook bij recht afwijkend gebruik is toegestaan in de vorm van een fouragehandel en een loonwerkbedrijf. De nieuwe bedrijfsfunctie is als gebiedsvreemd beoordeeld, en bedraagt maximaal milieucategorie 2.

Binnen het bestaande bouwvlak is 1.100 m2 aan buitenopslag toegestaan op twee aangeduidde locaties. In de nieuwe situatie is geen buitenopslag meer toegestaan. In het rekenmodel staat deze parameter daarom op nul. Het verbod op buitenopslag is specifiek verwoord in de regels over het strijdig gebruik.

In de huidige situatie heeft het bouwvlak een oppervlakte van 14.400 m2. Met de wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming van dit bouwvlak worden gewijzigd in 'Bedrijf' en 'agrarisch onbebouwd gebied'. Circa 12.200 m2 krijgt de bestemming 'Bedrijf'. Het overige deel van het bouwvlak krijgt de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschap'. De ontwikkeling leidt dus tot een compacter erf. In het rekenmodel KGO is voor de nieuwe omvang van het erf 12.200 m2 opgenomen. Echter, door de voorwaardelijkheid van het erfinrichtingsplan wordt de daadwerkelijk voor de bedrijfsactiviteit beschikbare oppervlakte beperkt tot circa 8.000 m2. Voor de berekening van de impact van deze ontwikkeling is echter niet gerekend met 8.000 m2, maar met 12.200 m2. Hiervoor is gekozen omdat de voorwaardelijk gestelde groene inpassing van het erf deel uitmaakt van de gronden met de bestemming 'Bedrijf'. De impact van de ontwikkeling komt uit op afgerond 4%.

Een weergave van het ingevulde rekenmodel KGO is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BPW0005-VS01_0005.png"

Afbeelding: ingevuld rekenmodel KGO

Erfinpassingsplan Het Oversticht

Uit het rekenmodel KGO blijkt dat deze ontwikkeling niet als grootschalig wordt aangemerkt, en dat geen aanvullende kwaliteitsprestatie is vereist. De KGO wordt daarom uitwerkt via de basisinspanning. Inzet van de basisinspanning is de ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit van de perceel en de gebouwen in relatie tot de ruimtelijke kwaliteit van het omliggende landschap. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling heeft Het Oversticht een erfinrichtingsplan opgesteld voor het erf om vorm te geven aan de basisinspanning. In Bijlage 1 is dit erfinrichtingsplan toegevoegd. Het erfinrichtingsplan is eveneens in de planregels verankerd.

2.3 Milieuaspecten

Bodem

Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Ruimtelijke-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet individueel getoetst aan die grenswaarden. De voorgenomen ontwikkeling is in feite een nieuwe gebruiker binnen bestaande bebouwing. De bedrijfsmatige activiteiten vinden hoofdzakelijk plaats in de bestaande bebouwing. Uitbreiding van gebouwen is niet aan de orde. De voorgenomen ontwikkeling heeft daarom geen verkeersaantrekkende werking. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' zal verslechteren. Op het aspect luchtkwaliteit hoeft verder niet op ingegaan te worden.

Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. In de VNG-publicatie wordt het bestratingsbedrijf gezien als een bedrijf behorend tot milieucategorie 2. De maximale richtafstand die hiervoor geldt is een afstand van 30 meter.

Van plangebied naar omgeving:

In deze situatie is geluid de bepalende factor. De maximale afstand is gesteld op 30 meter. In de directe omgeving zijn een aantal agrarische bedrijven gehuisvest. De minimale afstand tot de dichtstbijzijnde woning is tenminste 70 meter. Het bedrijf vormt in die zin geen probleem wat betreft het aspect geluid. Nu vaststaat dat er zich binnen een straal van 30 meter om het bedrijf geen milieugevoelige objecten bevinden, vormen de onderdelen geur en stof ook geen probleem.

Van omgeving naar plangebied:

De nieuw te vestigen bedrijven maken gebruik van de aanwezige bebouwing. De bedrijfswoning zal wederom bewoond worden. Door de voorgenomen ontwikkeling/functiewijziging worden geen nieuwe milieugevoelige objecten mogelijk gemaakt.

Wet geurhinder en veehouderij

Ook is gekeken naar bedrijven in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Onderzocht is of vanwege agrarische bedrijven in de directe omgeving van het plangebied een goed woon- en verblijfklimaat gegarandeerd is en of het bouwblok van eventueel omliggende veehouderijbedrijven optimaal blijft benut.

Op circa 85 meter ten westen van het plangebied is een grondgebonden bedrijf gesitueerd. In het plangebied worden geen nieuwe geurgevoelige objecten gerealiseerd. Het woon- en verblijfklimaat wordt hiermee niet aangetast en ook blijft het bouwblok van het bedrijf optimaal benut.

Externe veiligheid:

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot inrichtingen, vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen en vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Het plangebied ligt niet in de invloedszone van risicovolle inrichtingen en hoofdgasleidingen. Ook vindt er in de directe nabijheid geen transport van gevaarlijke stoffen plaats.

Water:

Op 19 juni 2018 is de digitale watertoets ingevuld. Op basis van deze toets wordt aangegeven dat met het plan geen waterschapsbelang wordt geraakt. Het waterschap gaat akkoord met het plan. Verzocht is om onderstaande tekst in de toelichting op te nemen.

Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan Oude Wetering 122 Mastenbroek.

Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond) wateroverlast in de omgeving van het plan. Er is geen waterschapsbelang.

Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed

doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.

Wat betreft de opvang en afvoer van het hemelwater zal een verbetering optreden. Een deel van de betonnen erfverharding zal worden verwijderd, waardoor er minder hemelwater vanaf verharding afkomstig is en ergo er een groter oppervlak ontstaat voor opvang en afvoer van hemelwater.

2.4 Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid

In het geldende 'Bestemmingsplan buitengebied Zwartewaterland' is in artikel 4, onder paragraaf 4.8.4 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt. De wijzigingsbevoegdheid luidt als volgt:

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in die zin dat bouwvlakken worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' en de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak, indien tot opheffing van het agrarisch bedrijf is overgegaan, mits:

  • a. het bedrijven zijn tot en met de milieucategorie 2 als bedoeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering';
  • b. de karakteristiek van de bebouwing en de complexiteit van het voormalige boerenerf niet worden aangetast;
  • c. waar mogelijk overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij echter de helft van bestaande landschapsontsierende gebouwen mag worden vervangen door nieuwe bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte van 250 m²;
  • d. de verkeersaantrekking in vergelijking met de oorspronkelijke activiteit niet of nauwelijks toeneemt;
  • e. de infrastructuur niet verzwaard wordt;
  • f. een bedrijfswoning gehandhaafd blijft;
  • g. het aantal woningen niet toeneemt;
  • h. de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • i. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • 1. de woonsituatie;
  • 2. de verkeersveiligheid;
  • 3. de parkeergelegenheid;
  • 4. de sociale veiligheid;
  • 5. de milieusituatie;
  • 6. de groenstructuur;
  • 7. het landschappelijk beeld;
  • 8. het behoud en/of herstel van de karakteristieke kenmerken van erven ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hieronder is nader op de randvoorwaarden ingegaan.

ad a. Vanuit het geldende bestemmingsplan is aangegeven dat een maximaal categorie 2 bedrijf kan worden toegestaan. Volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (uit 2009) is de richtafstand voor een categorie 2 bedrijf 30 meter. Bedrijven die passen binnen deze categorie voldoen aan de voorkeurswaarde. In deze situatie is het naastgelegen woonperceel op meer dan 70 meter afstand gelegen, waarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en derhalve geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is.

ad b De karakteristiek van de bebouwing en de complexiteit van het voormalig boerenerf blijft door de functiewijziging in stand. Door het weghalen van een gedeelte van de verharding wordt aan de karakteristiek een belangrijke bijdrage geleverd.

In verband met de bedrijfsvestiging zal een erfinpassingsplan worden gemaakt en uitgevoerd. Het plan is aan voorliggend wijzigingsplan toegevoegd als Bijlage 1 van deze toelichting.

De uitvoering van het inpassingsplan is gegarandeerd door middel van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende wijzigingsplan. Het inpassingsplan is daarom ook als Bijlage 1 bij de regels toegevoegd. Het Oversticht heeft een beschrijving bij het inpassingsplan gemaakt. Deze beschrijving maakt onderdeel uit van Bijlage 1.

ad c. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing. Al wel zullen de asbestplaten op het dak van de ligboxstal en de opslagloods worden verwijderd en vervangen door een geïsoleerd dak. Ook zal de gevelbeplating - waarvan een groot deel is beschadigd - worden vervangen. Wat betreft de kleurstelling zal professioneel advies worden ingewonnen, zodat deze passend is in het gebied.

ad d. en e. De vestiging van de drie bedrijven zal verkeersbewegingen van en naar de locatie Oude Wetering 122 tot gevolg hebben. Echter de verkeersbewegingen zullen vergelijkbaar, zo niet minder zijn, dan de verkeersbewegingen van de fouragehandel, die eerder op het adres gevestigd was. In vergelijk met een agrarische bestemming zullen de verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn. Verzwaring van de infrastructuur is hier niet aan de orde.

ad f. en g. De bedrijfswoning wordt in de nieuwe situatie ook gebruikt als bedrijfswoning. Het aantal woningen blijft gelijk.


ad h. Zoals onder a. al is aangegeven is de richtafstand van het bestratingsbedrijf 30 meter. Er bevinden zich binnen een straal van 30 meter geen geluidsgevoelige objecten. Aan de geluidnormen wordt voldaan.

ad i. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  • 1. de woonsituatie;

Verwezen wordt naar de opmerkingen onder a. en h. . Hier is ingegaan op het effect op de omgeving voor wat betreft de milieusituatie. De uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van de woonsituatie in de direct omgeving;

  • 2. de verkeersveiligheid;

Verwezen wordt naar de opmerkingen onder d. en e. De bedrijfsmatige activiteiten geven een aantal verkeersbewegingen, die vergelijkbaar zijn met de omliggende agrarische bedrijven. Een verkeersaantrekkende werking heeft de vestiging van de drie bedrijven derhalve niet.

  • 3. de parkeergelegenheid;

Er is op het erf van Oude Wetering 122 voldoende ruimte om parkeren op eigen terrein te realiseren.

  • 4. de sociale veiligheid;

De voorgenomen ontwikkeling staat een functiewijziging toe. De bedrijfsmatige activiteiten zullen enkel in de bestaande bebouwing plaatsvinden. Buitenopslag is niet toegestaan. Onevenredige aantasting van de sociale veiligheid is daarom niet te verwachten.

  • 5. de milieusituatie;

Er wordt hierbij verwezen naar de punten a. en h.

  • 6. de groenstructuur;

Voor de landschappelijk inpassing is een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit plan is ook een verplichting voor medewerking aan dit wijzigingsplan.

  • 7. het landschappelijk beeld;

Op het inpassingsplan Bijlage 1 is de nieuwe groenstructuur weergegeven. De uitvoering van het inpassingsplan is gegarandeerd door middel van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende wijzigingsplan. Het inpassingsplan is daarom ook als inrichtingsplan bij de regels toegevoegd. Hiermee is geen sprake van onevenredige aantasting van de groenstructuur.

  • 8. het behoud en/of herstel van de karakteristieke kenmerken van erven ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

Deze aanduiding is niet van toepassing op het perceel Oude Wetering 122.

  • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Er heeft een afweging plaatsgevonden op de diverse milieuaspecten. Op basis hiervan en op basis van de ruimtelijke afweging (hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing) en het feit dat de bedrijven hoofdzakelijk in de bestaande bebouwing worden gehuisvest kan worden aangegeven dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden beperkt of belemmerd.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 6.12. lid 1 Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan gerealiseerd wordt. Volgens artikel 6.2.1. van het Bro wordt hier in ieder geval de bouw van één of meerdere hoofdgebouwen onder verstaan. Voor het plan zal derhalve in principe een exploitatieplan vastgesteld dienen te worden. Conform artikel 6.12. lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluiten begrepen gronden anderszins verzekerd is.

De economische uitvoerbaarheid komt volledig voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke kosten worden volledig gedekt voor de in rekening gebrachte leges. Voor de gemeente Zwartewaterland zijn er geen financieel-economische gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling op het perceel. Hierdoor is het in dit geval niet nodig om een exploitatieplan op- en vast te stellen.

3.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Oude Wetering 122' is conform artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat er gelegenheid is gegeven voor het indienen van zienswijzen.

Het ontwerp wijzigingsplan heeft gedurende zes weken van 1 augustus tot en met 12 september 2018 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

De Provincie Overijssel heeft gereageerd dat het plan geen reden biedt om GS te adviseren een zienswijze in te dienen.

De Veiligheidsregio IJsselland heeft gereageerd dat bij deze ontwikkeling geen zaken spelen die relevant zijn voor de (externe) veiligheid. Voor deze locatie geldt alleen een overstromingsrisico. Dit is voldoende benoemd in het wijzigingsplan. De reactie is afgestemd met de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR).

september 2018.