direct naar inhoud van 6.6 Archeologie
Plan: Nijverheidscentrum 2013
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01

6.6 Archeologie

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Wamz behelzen o.a. het integreren van archeologie in de RO-procedures (zoals vergunningen en Projectbesluiten) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (art. 38 en 41 Wamz).

De Wamz verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevings- en aanlegvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

De gemeente Zuidplas heeft per 23 november 2010 vastgesteld beleid. Aan de hand van de hiervan onderdeel uitmakende archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is.

6.6.1 Onderzoek

Volgens de verwachtingenkaart en de beleidsadvieskaart gelden er voor het conserverend bestemmingsplan Nijverheidscentrum de volgende vijf zones met een archeologische verwachting (zie figuur 6.6):

  • Zeer hoge archeologische verwachting: deze verwachtingswaarde betreft de locaties van een drietal voormalige historische boerderijen en een voormalige molenlocatie op of langs de westgrens van het plangebied. De boerderij- en molenlocatie maakten deel uit van een oud bewoningslint. De kans is groot dat in de directe omgeving ervan sporen zijn te vinden van voorgangers van deze boerderijen en molen waarvan de resten terug kunnen gaan tot de 16e eeuw of ouder. In een straal van 50 m rondom de voormalige boerderijen en molen wordt de kans dan ook zeer groot geacht op de aanwezigheid van sporen en resten die mogelijk terug gaan tot de Middeleeuwen. Archeologische waarden vanaf de Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd kunnen vanaf het maaiveld aangetroffen worden.
  • Hoge archeologische verwachting: deze verwachtingswaarde betreft een zone langs de westgrens en de noordwestelijke hoek van het plangebied. De westgrens valt samen met de ligging van een oud bewoningslint waarin resten verwacht worden die teruggaan tot de vroegste ontginning in de Middeleeuwen. Archeologische waarden kunnen vanaf het maaiveld aangetroffen worden. Daarnaast bevinden zich in de noordwestelijke hoek van het plangebied de zandige afzettingen van de Gouderak stroomgordel. Deze afzettingen bevinden zich in de diepere ondergrond (dieper dan 2,5 m onder maaiveld) en hierop kunnen vindplaatsen uit de prehistorie aanwezig zijn.
  • Middelhoge archeologische verwachting: deze verwachtingswaarde geldt hoofdzakelijk voor een zone in het oostelijke deel van het plangebied. Deze verwachting is gebaseerd op het voorkomen van zandige afzettingen (crevassewaaiers) in de diepere ondergrond (dieper dan 2,5 m onder maaiveld) waarop resten uit de vroege prehistorie verwacht worden.
  • Lage archeologische verwachting: deze verwachtingswaarde geldt voor het centrale deel van het plangebied. De bodem is opgebouwd uit wadafzettingen (zand en klei) die onder water zijn afgezet. De kans op het aantreffen van archeologische (bewonings)resten in deze afzettingen wordt gering geacht. Eventueel aanwezige archeologische resten uit de prehistorie tot en met de Nieuwe tijd worden aan vanaf het maaiveld verwacht. In het centrale deel van het plangebied bestaat de bodem tot grote diepte uit wadafzetti ngen, in de overige delen dekken deze afzettingen de dieper gelegen stroomgordel- en crevasseafzettingen af.
  • Combinatie lage en hoge archeologische verwachting: In het centrale deel van het plangebied is een zone aanwezig waarin in de zeer diepe ondergrond (dieper dan 7 m beneden maaiveld) een zogenaamde terrasrand aanwezig is. Het gaat hier om een markant hoogteverschil in het oude en diepgelegen landschap en de kans is groot dat hier resten uit de zeer vroege prehistorie aanwezig zijn. Eventueel aanwezige vindplaatsen uit de vroege prehistorie zijn echter zeer moeilijk op te sporen vanwege de geringe omvang ervan. De terrasrand wordt geheel afdekt met wadafzettingen met een lage archeologische verwachting.

Volgens het Archeologisch Informatie Systeem zijn binnen het plangebied geen archeologische waarden bekend. In de directe omgeving zijn wel waarden bekend: het gaat hier om verschillende vondstlocaties binnen de oude kern van Zevenhuizen waar de vondsten teruggaan tot de 14e eeuw.

Het plangebied is voor een groot deel bebouwd. Voor de westgrens geldt een zeer hoge en hoge verwachting op het voorkomen van sporen vanaf de Middeleeuwen direct onder het maaiveld. De bebouwing is hier relatief extensief en de hoge verwachting kan hier gehandhaafd blijven. Voor het overige deel van het plangebied is de bebouwing meer intensief en grootschaliger. De verwachting is dat bij de bouw de bovengrond dusdanig geroerd/verstoord is, dan de kans zeer gering is op de aanwezigheid van intacte archeologische waarden vanaf het maaiveld. De dieper gelegen afzettingen van de stroomgordel, de crevasse en de diepgelegen terrasrand zijn zeer waarschijnlijk wel intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0013.jpg"

Figuur 6.6: Uitsnede archeologische beleidskaart

6.6.2 Conclusie ten aanzien van plan

De gebieden met een zeer hoge, hoge en middelhoge verwachtingswaarde zijn middels dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1' (middelhoog), 'Waarde - Archeologie - 2' (hoog) en 'Waarde - Archeologie - 3' (zeer hoog) op de verbeelding weergegeven. Daarbij geldt dat de grotendeels geroerde gronden op het centrale deel van het bedrijventerrein en de begraafplaats geen dubbelbestemming hebben gekregen, aangezien de kans gering is op aanwezigheid van intacte archeologische waarden vanaf het maaiveld.

Voor eventuele ontwikkelingen binnen het plangebied gelden er op voorhand geen belemmeringen van archeologische aard. Indien er bij een project archeologisch onderzoek noodzakelijk is (op grond van de dubbelbestemmingen), dient men rekening te houden dat een dergelijk onderzoek uit verschillende fasen kan bestaan.

Indien bij de uitvoering van werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht. In de praktijk kunnen meldingen van vondsten ook bij de bevoegde overheid, de gemeente, gedaan worden.