direct naar inhoud van 6.2 Luchtkwaliteit
Plan: Nijverheidscentrum 2013
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01

6.2 Luchtkwaliteit

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel 6.2. Sinds 2011 moest reeds aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Tot deze grenswaarden gelden zijn minder strenge grenswaarden van kracht.

stof   jaargem.   uurgem.   24-uursgem.   opmerkingen  
NO2   40 µg/m3   200 µg/m3   n.v.t.   Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden  
PM10   40 µg/m3   n.v.t.   50 µg/m3   24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden  

Tabel 6.2: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat een ruimtelijke plan of project doorgang kan vinden indien:

  • een project niet tot het overschrijden van een grenswaarde leidt;
  • de luchtkwaliteit tengevolge van het project (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht (De NIBM bijdrage is gedefinieerd als een toename van de concentraties van zowel fijn stof (PM10) als stikstofdioxide (NO2) met minder dan 3% van de grenswaarde of wel 1,2 µg/m3 PM10 of NO2 jaargemiddeld.);
  • een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). Het programma bevat een pakket maatregelen dat erop gericht is om grote ruimtelijke projecten of projecten in betekenende mate'' (IBM-projecten) tijdig aan de grenswaarden te laten voldoen.

6.2.1 Onderzoek

Onderhavig bestemmingsplan is deels conserverend en deels wordt agrarisch gebied omgezet in een bedrijfsbestemming. Het conserverende gedeelte betreft het bestaande bedrijventerrein Nijverheidscentrum, wat niet leidt tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Volgends artikel 5.16, eerste lid onder b van de Wet milieubeheer is het vaststellen van dit deel van het bestemmingsplan zondermeer mogelijk.

Voor het uitbreidingsgedeelte inclusief nieuwe ontsluitingsweg direct grenzend aan het zuidoostelijk deel van het bedrijventerrein is nader onderzoek naar de bijdrage aan de luchtverontreiniging ten gevolge van dit deel van het plan uitgevoerd. Volgens opgave van de gemeente Zuidplas gaat het om een bedrijventerrein van 2,5 ha met een werkdaggemiddelde verkeersintensiteit van 535 motorvoertuigen. Deze motorvoertuigen zijn voor de jaren 2015 en 2020 opgeteld bij de verkeersgegevens uit de RVMH. Voor de jaren 2015 en 2020 is gerekend met de cijfers uit het toekomstige jaar 2022 en kan dus als worst case beschouwd worden. In het milieukundig advies zijn de berekeningsresultaten voor de autonome situatie 2011 en de situaties in 2015 en 2020 ter plaatse van een drietal woningen aan de Zuidplasweg weergegeven. Uit deze berekeningsresultaten blijkt dat ruimschoots aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 wordt voldaan.

6.2.2 Conclusie ten aanzien van plan

In de verkeersgegevens van de Monitoringstool is geen rekening gehouden met de realisatie van een bedrijventerrein op deze locatie. Daarom is een berekening uitgevoerd naar de bijdrage aan de luchtverontreiniging ten gevolge van de planontwikkeling. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat ruimschoots aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 wordt voldaan. Het conserverende gedeelte van de plan leidt niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit en kan volgends artikel 5.16, eerste lid onder b van de Wet milieubeheer zondermeer vastgesteld worden.

Volgens Titel 5.2 van de Wet milieubeheer kan dit bestemmingsplan vast worden gesteld.