direct naar inhoud van 5.3 Geluid
Plan: Bedrijventerrein Kortenoord 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpKortenoord2013-Va01

5.3 Geluid

5.3.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat er akoestisch onderzoek verricht dient te worden gedurende de bestemmingsplanprocedure, indien het bestemmingsplan het volgende mogelijk maakt:

  • 1. nieuwe infrastructuur;
  • 2. nieuwe geluidsgevoelige functies.

De Wgh geeft aan dat wegen, met een rijsnelheid van 50 km/uur of hoger, wettelijke onderzoekszones heeft. Indien er binnen deze zones een nieuwe geluidsgevoelige functie juridisch-planologisch wordt mogelijk gemaakt, dient er een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt overschreden, zal er een hogere grenswaarde vastgesteld moeten gaan worden (uitgaande dat er geen maatregelen te treffen zijn, waardoor de gevelbelasting wel aan de voorkeursgrenswaarde voldoet). Dit is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Het ontwerpbesluit van de hogere grenswaarde dient gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd te worden.

Consequentie plangebied

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Kortenoord 2013 heeft een conserverend karakter. Dat houdt in dat bestaande functies in het gebied worden bestemd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In het kader van de Wet geluidshinder hoeft daarom geen onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerlawaai. Op basis van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidsbelasting van de relevante wegen in en in de directe omgeving van het plangebied in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat met name de geluidsbelasting langs de N219 - Schielandweg, Francoisviaduct en de Kortenoord hoog is. Dit resultaat leidt niet tot belemmeringen om het bestemmingsplan vast te stellen.

5.3.2 Industrielawaai

Op grond van artikel 40 van de Wgh kunnen industrieterreinen een zone hebben. Binnen de zone van een industrieterrein, dus bij een geluidsbelasting hoger dan de voorkeurswaarde van 55 dB(A), mogen in principe geen geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd. Indien bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, kan worden geconcludeerd dat de locatie niet zonder meer geschikt is voor de beoogde ontwikkeling. Indien toch wordt beoogd de ontwikkeling doorgang te laten vinden dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de haalbaarheid van maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren. Dit kunnen maatregelen aan de bron (bv, de bedrijfsvoering van bedrijven op het industrieterrein) of maatregelen in overdrachtssfeer (bv. geluidswal) zijn. Indien deze maatregelen kunnen worden uitgevoerd en de geluidsbelasting daarmee tot (onder) de voorkeursgrenswaarde wordt teruggebracht kunnen de gevoelige bestemmingen alsnog worden gerealiseerd. Indien maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn ofwel overwegende bezwaren ontmoeten kan in sommige gevallen een hogere waarde worden vastgesteld. De situaties waarin aan een hogere waarde voldaan kan worden zijn in de beleidsregel 'Hogere Waarden regio Midden-Holland' opgenomen.

Consequentie plangebied

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Kortenoord 2013 heeft een conserverend karakter, waarbij slechts eventuele ondergeschikte ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. In het kader van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen onderzoek plaats te vinden naar geluidsbelasting als gevolg van het industrielawaai. De geluidzone dient echter wel in beeld te worden gebracht.

Het bedrijf "AWZI Kortenoord" aan de Van Gennepweg heeft een geluidzone. Deze zone is over een groot deel van het plangebied Kortenoord gelegen. Evenals op de plankaart van het vigerende bestemmingsplan uit 1996 wordt deze geluidzone ook op de verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.

5.3.3 Railverkeer

Op grond van artikel 1 Wgh hebben spoorwegen een zone. Deze zone is weergegeven op een krachtens artikel 1.3 en 1.4 van het Besluit geluidhinder (Bgh) vastgestelde kaart. Tevens stelt de Wet geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen. Voor deze bestemmingen is een voorkeursgrenswaarde opgesteld. Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting maximaal de voorkeursgrenswaarde te bedragen. Indien bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, kan worden geconcludeerd dat de locatie niet zonder meer geschikt is voor de beoogde ontwikkeling. Blijkt dat de voorkeursgrenswaarde op de gevel van een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt overschreden dan heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om een hogere grenswaarde toe te staan. Het ontwerpbesluit van de hogere grenswaarde dient gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd te worden.

Consequentie plangebied

In het kader van een conserverend bestemmingsplan hoeft niet te worden getoetst aan voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde uit de Wet geluidhinder. Er dient echter wel inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat binnen het plangebied. Dat kan door de geluidsbelasting vanwege de spoorwegenstructuur in het plangebied in beeld te brengen. In het overgrote deel van het plangebied bedraagt de geluidsbelasting tussen 60-68 dB. In een klein gedeelte van het plangebied ligt de geluidsbelasting boven de maximale grenswaarde van 68 dB. Er zijn echter geen belemmeringen om het bestemmingsplan te kunnen vaststellen.