direct naar inhoud van Artikel 12 Leiding
Plan: Gouweknoop Zuidplas
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpGouweknoop-Va01

Artikel 12 Leiding

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Hoofdbestemming

De voor "Leiding" aangewezen gronden zijn primair bestemd voor:

  • a. binnen de bestemming waaraan tevens de aanduiding "hartlijn leiding brandstof": is gegeven: een (ondergrondse) brandstofleiding (12") voor het vervoer van K1, K2 of K3 vloeistoffen;
  • b. binnen de bestemming waaraan tevens de aanduiding "hartlijn leiding gas": is gegeven: een (ondergrondse) hogedruk aardgastransportleiding (12", 40 bar);
  • c. binnen de bestemming waaraan tevens de aanduiding "hartlijn leiding riool": is gegeven: een (ondergrondse) rioolpersleiding;
  • d. binnen de bestemming waaraan tevens de aanduiding "hartlijn leiding water": is gegeven: een (ondergrondse) drink- en/of rivierwaterleiding.

met de daarbij behorende bouwwerken.

12.1.2 Medebestemming

Voor zover ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 12.1.1 tevens de bestemming "Waarde-Archeologie" is gegeven, zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden en is het bepaalde in artikel 13 van toepassing (zie ook lid 17.1 van artikel 17 Algemene bouwregels).

Secundair zijn de in lid 12.1.1 bedoelde gronden bestemd voor de overig aangewezen bestemmingen.

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 12.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd.

12.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 12.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de in lid 12.1.2 bedoelde (secundaire) bestemmingen, waarbij het bepaalde in de bouwregels van de onderscheiden bestemmingen van overeenkomstige toepassing is.

Deze bouwwerken mogen slechts worden opgericht voor zover de leidingbelangen zulks gedogen. Een ontheffing kan slechts worden verleend indien binnen de in lid 12.1.1 onder a, b en c bedoelde bestemmingen geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

Alvorens een ontheffing te verlenen zullen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de leidingbeheerder.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 18(Algemene gebruiksregels) van toepassing.

12.5 Aanlegvergunning
12.5.1 Verbodsregels

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende andere werken en/ of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  • c. het aanleggen van boomgaarden;
  • d. het bebossen van gronden;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;
  • h. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

12.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 12.5.1 is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden aan de gronden waarbij geen schade kan worden toegebracht aan de leidingen en geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid.

12.5.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 12.5.1 is slechts toelaatbaar indien door die andere werken en/ of werkzaamheden geen schade kan worden toegebracht aan de leidingen en een afweging van de in het geding zijnde belangen, tot uitkomst heeft, dat een aanlegvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

Bij de het verlenen van de vergunning zullen de afwegingsaspecten als bedoeld in lid 22.2van artikel 22 (Toetsingskader ontwikkelingen) in de belangenafweging worden betrokken.

12.5.4 Adviezen


Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 12.5.1 wordt door burgemeester en wethouders over de veiligheidsaspecten schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de in lid 12.1.1 bedoelde bestemmingsvlakken aan te passen, toe te voegen of te verwijderen met inachtneming van het onderstaande:

De wijziging kan alleen worden toegepast:

  • a. voor verwijdering: als de leiding definitief buiten gebruik is gesteld en/ of verwijderd;
  • b. voor aanpassing: als de leiding niet is verwijderd en indien aanpassing in verband met de herinrichting van het gebied gewenst of noodzakelijk is, mits:
      • geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
      • de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico binnen de belemmeringenstrook van de desbetreffende leiding ligt;
  • c. voor het toevoegen van nieuwe leidingen:
      • de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico binnen de belemmeringenstrook van de desbetreffende leiding ligt;
      • de veiligheid van de andere aanwezige leidingen niet wordt geschaad;
      • het groepsrisico is verantwoord;

Alvorens toepassing te geven aan deze regels dienen burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies in te winnen bij de leidingbeheerder. Indien burgemeester en wethouders toepassing wensen te geven aan deze bepaling dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.