Plan: | 3e herz. Aansluiting A20 Moordrecht |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1892.Bp3eherzA20-Va01 |
Voor de nieuwe aansluiting van Moordrecht op de rijksweg A20 is het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' opgesteld. Hierin is de verplaatsing van afslag 18 van de A20 mogelijk gemaakt. Bij de nadere uitwerking van deze plannen is ter bevordering van een goede verkeersdoorstroming de wenselijkheid gebleken de nieuwe aansluiting op de Middelweg aan te passen, waardoor deze aansluiting minder haaks wordt uitgevoerd dan in het vigerende bestemmingsplan voorzien. Ten gevolge hiervan dient echter het bestemmingsplan aangepast te worden.
Het plangebied is gelegen ter hoogte van afslag 18 langs de A20 en heeft betrekking op de gronden ten westen van de huidige aansluiting. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
figuur 1.1 Ligging plangebied
Ter plaatse van het bestemmingsplangebied van de 3e herziening vigeert momenteel het bestemmings Restveen en Groene Waterparel. Dit bestemmingsplan is op 16 december 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. Dit bestemmingsplan is gericht op het consoliderend bestemmen van het buitengebied van de gemeente Zuidplas. De gronden hebben ter plaatse de bestemming Agrarisch, de sloten ter plaatse zijn bestemd als Water. De realisatie van de aansluiting is ter plaatse niet mogelijk in het bestemmingsplan Restveen en Groene Waterparel, daarom wordt deze herziening opgesteld.
Aangrenzend aan het bestemmingsplan vigeert momenteel het bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht. Dit bestemmingsplan is op 16 december 2008 vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische regeling voor de nieuwe aansluiting van de rijksweg A20 bij Moordrecht.
Na deze inleiding bevat hoofdstuk 2 de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling. Vervolgens beschrijft hoofdstuk 3 een samenvatting van het relevante beleidskader. Hoofdstuk 4 gaat in op de sectorale onderzoeken. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de juridische regeling. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Aan de orde komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied maakt deel uit van het gebied rondom afslag 18 Moordrecht van de rijksweg A20. Vanwege een slechte doorstroming op de A20 wordt deze afrit naar het noorden verplaatst en wordt een deel van de N456 hiervoor verlegd. De verlegde N456 kruist dan door middel van viaducten de A20 en het spoor. De N456 kruist de A20 tussen de huidige aansluiting Moordrecht en het viaduct in de A20 over de spoorlijn.
De bestaande onderdoorgang onder de A20 wordt gehandhaafd, met dien verstande dat de doorgaande verkeersverbinding van de Middelweg ter plaatse wordt verbroken. De verlegging van de afrit en de aanpassingen aan de N456 zijn mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht', het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht, reparatie' en het bestemmingsplan 2e herziening A20 Moordrecht.
Momenteel is de nieuwe aansluiting in voorbereiding en is de bestaande aansluiting nog open.
In de toekomstige situatie wordt de afslag van de A20 bij de Middelweg afgesloten en wordt de doorgaande route van de N456 over de Middelweg omgelegd.
Bij de nadere uitwerking van het ontwerp daartoe is het ten behoeve van een goede verkeersdoorstroming wenselijk gebleken de bochtstraal van de nieuwe aansluiting op de Middelweg zodanig aan te leggen, dat deze wegen in elkaars verlengde komen te liggen. Hierdoor ontstaat voor het verkeer van en naar de Rijksweg A20 een doorgaande rijroute zonder kruispuntoponthoud. Voor het in aantal veel geringere verkeer, dat op de Middelweg wil blijven (van en naar de nabij de spoorlijn gevestigde horecabedrijven en de tussenliggende woningen en bedrijven), betekent dit dat zij een afslaande verkeersbeweging zullen moeten maken.
Deze aanpassingen zijn niet enkel in het belang van de verkeersdoorstroming op de doorgaande route maar zullen ook, door de snelheid remmende effecten vanwege de afslaande verkeersbewegingen, de verkeersveiligheid op het gedeelte van de Middelweg tussen de nieuwe aansluiting en de horecavestingen bevorderen.
In figuur 2.1 is het nieuwe ontwerp weergegeven.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking de aanpassing van het knooppunt van N456 en de A20. In dit hoofdstuk worden deze ontwikkelingen getoetst aan het geldende beleid.
Het realiseren van een nieuwe aansluiting en de daarmee gepaard gaande aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg is mede een uitvloeisel van het rijksbeleid dat is vastgelegd in de Nota Mobiliteit (2004) en het ZSM II Programma. Dit rijksbeleid is opgenomen in de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruime die is vastgesteld in 2012 en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening uit 2011.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In het Besluit geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Voor de ontwikkelingen in deze herziening zijn geen regels opgenomen in het Barro.
Nota Mobiliteit (2004)
De Nota Mobiliteit is op 21 februari 2006 in werking getreden. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem binnen maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving.
ZSM II Programma
ZSM staat voor: Zichtbaar, Slim, Meetbaar. Dit programma van Rijkswaterstaat moet op korte termijn zorgen voor uitbreiding van de capaciteit van een aantal snelwegen, waaronder de A20.
Conclusie
Het beleid van het Rijk zet in op een beter bereikbaar Nederland. De aanpassing van de aansluiting van de A20 maakt hier deel van uit. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt zijn een nadere uitwerking van deze aansluiting.
De voorgenomen realisering van de nieuwe aansluiting van de N456 op de A20 is op provinciaal en regionaal niveau verankerd en vastgelegd in het Streekplan Zuid-Holland Oost (2e partiële herziening Zuidplas d.d. 24 mei 2006) en het Intergemeentelijke Structuurplan Zuidplas (ISP, 2006).
Inmiddels zijn de provinciale Structuurvisie en Provinciale Verordening Ruimte in werking getreden.
Structuurvisie Zuid-Holland (2010)
In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
Provinciale Verordening Ruimte (2010, herziening 2013)
In samenhang met de Structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. In de provinciale verordening worden geen specifieke regels gesteld aan de locatie van het bestemmingsplan of de soort ontwikkeling.
De voormalige gemeente Moordrecht (nu opgegaan in de gemeente Zuidplas) is nauw betrokken geweest bij de voorbereiding van de besluitvorming over het realiseren van een nieuwe aansluiting van de N456 op de A20. Hiervan is verslag gedaan in de toelichting van het bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht, dat is vastgesteld op 27 januari 2009. Op basis van een zorgvuldige belangenafweging heeft de gemeente Moordrecht vervolgens het bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht vastgesteld.
De aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg in de richting van de nieuwe op- en afrit van de A20 is een nadere uitwerking van de aansluiting en past daarmee ook binnen het beleid van de gemeente.
De voorgenomen aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg past binnen het huidige en voorgestelde beleid op de verschillende bestuursniveaus. Bij het ontwerp van deze aansluiting is rekening gehouden met de randvoorwaarden die voortvloeien uit het bovengenoemde beleid.
In het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is uitgebreid onderzoek gedaan naar de noodzaak van het verplaatsen en vernieuwen van de aansluiting van de N456 op de A20 en de gevolgen hiervan voor de verkeersafwikkeling. Tevens zijn voor de relevante milieuaspecten onderzoeken uitgevoerd. De wijzigingen die het voorliggende bestemmingsplan mogelijk maakt ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan zijn marginaal. In dit hoofdstuk wordt om die reden alleen ingegaan op de wijzigingen ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan.
De route van de N456 over de Middelweg in de richting van de nieuwe op- en afrit van de A20 vormt de doorgaande route voor het gemotoriseerd verkeer. In het ontwerp komt dit tot uiting doordat de aansluiting op de bestaande Middelweg naar het viaduct een duidelijke afslag op de doorgaande rijrichting krijgt.
Doordat het verkeer van en naar de op- en afrit van de A20 ongehinderd kan doorstromen leidt het nieuwe ontwerp tot een betere verkeersafwikkeling van de hoofdstroom. Aangezien het aandeel verkeer van en naar de bestaande Middelweg onder het viaduct door gering zal zijn zullen ook hier geen problemen in de verkeersafwikkeling optreden.
Ten opzichte van het eerdere ontwerp zal de doorgaande weg ook meer in de richting van de nieuwe op- en afrit komen te liggen. Hierdoor krijgt de weg een flauwer verloop wat leidt tot een hogere verkeersveiligheid. De nieuw aan te leggen verkeersstructuur zal volgens de principes van Duurzaam Veilig worden uitgevoerd.
Al met al kan geconcludeerd worden dat het aanpassen van het ontwerp niet leidt tot grote wijzigingen in de verkeerstructuur. Wel zullen door de aanpassing de doorstroming en de verkeersveiligheid verbeteren.
De aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg past niet in het vigerende bestemmingsplan. Er vindt een functiewijziging plaats van agrarische grond naar verkeer. Er dient dan ook inzicht te worden gegeven in de bodemkwaliteit ter plaatse.
In het kader van het bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht is een milieukundig vooronderzoek uitgevoerd (Milieukundig vooronderzoek project locatie A20 te Moordrecht, IDDS, 07058806/CB/rap1, d.d. 31 oktober 2007). Daarbij is onderzocht of het voormalige, dan wel huidige, gebruik van de locatie mogelijk heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat het grootste deel van het gebied kan worden beschouwd als 'onverdacht'. Daarnaast blijkt uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) dat ter plaatse van het plangebied geen historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging ter plaatse. Op basis van deze aanwezige gegevens levert de bodemkwaliteit ter plaatse geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling. Wanneer de grond wordt geroerd is echter wel nader onderzoek noodzakelijk.
Gedurende het proces van planvorming van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is op een aantal momenten overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Vervolgens is watertoetsoverleg gevoerd tussen de provincie Zuid-Holland, de voormalige gemeente Moordrecht en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De randvoorwaarden vanuit het waterbeheer voor de aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg zijn hierbij afgestemd. Met deze randvoorwaarden wordt ook bij de uitvoering van dit bestemmingsplan rekening gehouden. Door de aanpassing van de aansluiting zal er geen toename in verharding plaatsvinden ten opzichte van het vorige ontwerp.
Door het verschuiven van de nieuwe doorgaande weg zal deze verder van de bestaande woningen af komen te liggen. Dit leidt dan ook niet tot een geluidstoename ten opzichte van de eerdere berekeningen die in het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' zijn uitgevoerd.
Wel zal de weg dichter bij woning 18b komen te liggen. Gezien de grote afstand van de weg tot deze woning zal de geluidsbelasting dan ook niet significant toenemen.
In het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is onderzoek gedaan naar de concentraties stikstofdioxide en fijn stof op een aantal maatgevende punten langs de omliggende wegvakken. Uit dit onderzoek blijkt dat de Wet luchtkwaliteit de uitvoering van de aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg niet in de weg staat. De aanpassing van het ontwerp zorgt niet voor een toename in de concentratie luchtverontreinigende stoffen.
Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan zijn geen inrichtingen gelegen die uit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn. In het plangebied ligt een deel van de A20 en het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Tevens is er een aardgasleiding gelegen in het plangebied.
Uit de beleidsvisie Externe Veiligheid Zuidplas (maart 2011) blijkt dat de PR-10-6-contour van de A20, het spoor en de aardgasleiding niet buiten de as van de transportas is gelegen. Ook bedraagt het groepsrisico van de verschillende transportassen minder dan 0,1 maal de oriënterende waarden. De aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg heeft geen gevolgen voor het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. De aanwezige transportassen leveren dan ook geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.
Op 12 februari 2013 is het bestemmingsplan Gasleiding A20 Moordrecht vastgesteld. Hierin wordt de verlegging van de aanwezige gasleiding mogelijk gemaakt. Door de verlegging komt de gasleiding verder van het plangebied af te liggen. Ook na de verlegging vormt de gasleiding dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat ook in de toekomstige situatie voldaan wordt aan de grenswaarden van het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde van het groepsrisico.
Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande verplaatsing van de aansluiting A20 Moordrecht (Archeologisch bureauonderzoek Becker & Van de Graaf, projectnummer 04920507, d.d. 9 oktober 2007). Daarbij is geconstateerd dat het onderzochte gebied waarschijnlijk op de Gouderak-stroomgordel ligt. Op deze stroomgordel zijn in de omgeving van het plangebied op verschillende plaatsen concentraties van houtskool aangetroffen. Deze houtskoolconcentraties liggen op een diepte van ongeveer 3 tot 3,5 m -mv en zijn mogelijk een aanwijzing voor antropogene activiteiten uit het mesolithicum.
Het plangebied ligt voor een deel binnen deze stroomgordel. In het bestemmingsplan is voor de gebieden waar een middelhoge archeologische verwachtingswaarde geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.
Uit het onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' blijkt dat de Natuurbeschermingswet 1998 de voorgenomen realisering van de nieuwe aansluiting niet in de weg staat. Ook de EHS en de nabijgelegen beoogde verbindingszones worden niet door de ingreep beïnvloed.
Ten behoeve van de aansluiting van het nieuwe knooppunt op de Middelweg is demping van een stuk sloot noodzakelijk. Uit onderzoek voor het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' blijkt dat in de watergangen de kleine modderkruiper voorkomt. Voor het totale project is reeds een ontheffing aangevraagd of wordt gewerkt met een door het Ministerie goedgekeurde gedragscode. Voor de Flora- en faunawet (Ffw) geldt verder dat de aanlegwerkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) opgestart dienen te worden. Met het totale project is overigens reeds gestart.
De Ffw zal de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg staan.
In de omgeving van het plangebied zijn twee planologisch relevante leidingen gelegen. Ten zuidwesten van het plangebied is een gasleiding gelegen. De relatie tussen deze leiding en het bestemmingsplan is besproken in paragraaf 4.3.5. Langs de spoorlijn Rotterdam-Gouda is een afvalwatertransportleiding van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard gelegen. Beide leidingen liggen buiten het plangebied en vormen dan ook geen belemmering.
In de omgeving van het plangebied liggen verder geen planologisch relevante hoogspanningsleidingen, straalpaden of telecomverbindingen. Geconcludeerd wordt dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
In hoofdstuk 2 zijn de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het relevante beleid. In hoofdstuk 4 is ingegaan op het onderzoek. In dit hoofdstuk wordt de uiteindelijke juridische regeling (regels en verbeelding) nader toegelicht.
De regels zijn als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 van de regels komen de inleidende regels aan bod. Het betreft hier de begrippen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de regels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen (artikel 3 en 4). Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene regels die van toepassing zijn (artikel 5 tot en met 9). Tot slot zijn de overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4 (artikel 10 en 11).
Hierna wordt allereerst ingegaan op de verschillende bestemmingen. Vervolgens wordt ingegaan op een aantal van de overige regels. Bij het opstellen van de regels en de verbeelding is aansluiting gezocht bij de vigerende bestemmingsplannen, rekening houdend met actuele vereisten van de SVBP en de WABO.
In dit artikel (hoofdstuk 1, artikel 1) zijn de in de regels gehanteerde begrippen verklaard.
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Per (hoofd)functie is een bestemmingsregeling opgenomen, bestaande uit (voor zover relevant):
Aan de gronden waarop de aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg wordt gerealiseerd is, conform de regeling in het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht', de bestemming Verkeer toegekend. Binnen deze bestemming wordt ook ruimte geboden voor groenvoorzieningen en water. Binnen deze bestemming is uitwisselbaarheid van verschillende functies in het openbare gebied toegestaan.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Conform de regeling in het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' en 'Restveen en Groene Waterparel', hebben de gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. De eventueel in het plangebied aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden hiermee beschermd.
Het doel van de antidubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens het bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Bestaande afstanden en andere maten
In de planregels zijn diverse regelingen opgenomen die aangeven wat maximaal of minimaal toelaatbaar is. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op hoogten, breedten, diepten, oppervlakten, afstanden of aantallen. Ruimtelijke overwegingen hebben bepaald welke maat als maximum of minimum is aangegeven. Lang niet alle bestaande situaties voldoen echter aan de betrokken maten.
Met betrekking tot de bestaande maten is als peildatum gekozen voor het moment waarop het bestemmingsplan in werking is getreden. Qua gebruik is dit het eerste moment waarop de gebruiksregels van het bestemmingsplan van toepassing zijn. Wat bouwen betreft, is dit het eerste moment waarop nog uitsluitend conform het geldende bestemmingsplan, in casu de daarin vastgelegde maxima en minima, kan worden gebouwd.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre bij omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan voor geringe afwijkingen van de bouwregels, voor zover al niet elders in de regels in afwijkingen is voorzien. Hiermee kan in specifieke situaties maatwerk worden geboden. Het is zeker niet de bedoeling dat dit artikel algemeen wordt toegepast om de maten te vergroten. Het is uitsluitend bedoeld om aan praktische problemen het hoofd te kunnen bieden.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor geringe overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. Daarnaast zijn in de wijzigingsregels regels opgenomen ten behoeve van de verlegging en verwijdering van de dubbelbestemmingen Leiding - Gas - 1, Leiding - Riool en Waarde - Archeologie.
Artikel 9 Werking wettelijke regelingen
In de regels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan.
Sinds jaar en dag mag van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABvRS) een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd en heeft de Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van-toepassingverklaring van een wettelijke regeling in de regels is opgenomen.
Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Wordt dit nagelaten, dan bestaat het risico dat de ABvRS een eventueel vaststellingsbesluit van de raad alsnog vernietigt.
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderhavige bestemmingsplan.
Ter realisering van de in dit bestemmingsplan opgenomen infrastructuur, is op 9 juni 2005 een convenant gesloten tussen de minister van Verkeer en Waterstaat, de provincie Zuid-Holland, Railinfrabeheer B.V. (ProRail) en de gemeente Moordrecht. Daarbij is overeengekomen dat de gelden, verbonden aan de realisering van de plannen, in een overeengekomen verdeelsleutel ten laste komen van respectievelijk het Rijk, de provincie en ProRail. Op 26 januari 2009 is door partijen een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.
In het bestemmingsplan is geen sprake van aangewezen bouwplannen. Daarom is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen of een anterieure overeenkomst te sluiten met de grondeigenaren.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft overleg met de overlegpartners plaatsgevonden. Gezien de beperkte ruimtelijke consequenties is ervoor gekozen geen inspraakprocedure op basis van de gemeentelijke inspraakverordening te laten plaatsvinden.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 19 september 2013 tot 30 oktober 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn twee overlegreacties ontvangen van overlegpartners en één zienswijze. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in de nota Zienswijzen, deze is opgenomen in Bijlage 1. De binnengekomen reacties gaven geen aanleiding tot wijzigingen in het bestemmingsplan.