Plan: | Zuidelijke Dwarslaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1892.BPZuidelijkedwarsl-Va01 |
Provincie Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft de uitgangspunten van haar beleid weergegeven in de handreiking betreffende de opstelling van en advisering over ruimtelijke plannen op grond van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland. Deze nota is vastgesteld door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 13 februari 2007. Een belangrijk gevolg van deze nota is dat er op AMK-terreinen en terreinen met een zeer hoge archeologische verwachting geen enkele bodemverstoring dieper dan 30 cm onder maaiveld wordt toegestaan (vrijstellingsnorm 0 m2). Iedere bodemverstoring op die terreinen dieper dan 30 cm is daarmee onderzoeksplichtig in het kader van de AMZ-cyclus. Voor terreinen met een middelmatige tot hoge verwachting geldt een vrijstellingsnorm van 100 m2, hetgeen wil zeggen dat op deze terreinen ontwikkelingen groter dan 100 m2 onderzoeksplichtig zijn.
Gemeentelijke beleidsnota archeologie
De gemeente Zuidplas heeft recent (23 november 2010) een eigen archeologisch beleid ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad, waaronder een archeologische beleidskaart en een erfgoedverordening.
Aanleiding is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Deze wet, die op 1 september 2007 van kracht is geworden, geeft aan dat de gemeente inzicht dient te hebben in de (te verwachten) archeologische waarden binnen haar grondgebied. Tevens is het voor de gemeente gewenst om bij geplande bodemingrepen en wijzigingen in bestemmingsplannen de archeologie al in een vroeg stadium bij de planvorming te kunnen betrekken. Hiertoe is het formuleren van een gemeentelijk archeologiebeleid essentieel.
Voor het gehele grondgebied van de gemeente is een archeologische inventarisatie uitgevoerd en vervolgens een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. Op de verwachtingskaart staan naast de reeds bekende archeologische waarden ook de te verwachte archeologische waarden in de vorm van zones met een bepaalde trefkans. Hiermee wordt een beeld verkregen waar archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig kunnen zijn. Voor de verschillende archeologische verwachtingswaarden is een archeologiebeleid opgesteld. De archeologische beleidsadvieskaart is afgeleid uit de archeologische verwachtingswaardekaart.
De beleidsadvieskaart bestaat uit de volgende kaartlagen:
Het beleidsadvies is opgesplitst in twee diepteniveaus, namelijk voor ingrepen tot 3 m beneden maaiveld en ingrepen dieper dan 3 m. Het dieptebereik van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart bedraagt circa 15 m beneden maaiveld.
Aangezien veelal onduidelijk is tot hoe diep de bodemverstoringen hebben plaatsgevonden, is niet bekend of hierdoor de eventueel aanwezige archeologische laag verstoord is. Derhalve zijn de zones met bodemverstoringen met een arcering over de verwachtingszones aangegeven. Indien in deze gebieden archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd dient getoetst te worden of de mogelijk aanwezige archeologische niveaus al dan niet reeds verstoord zijn. Aan de hand daarvan kan bepaald worden of archeologisch onderzoek al dan niet noodzakelijk is.
Voor zones die reeds archeologisch zijn onderzocht, wordt geadviseerd om te beoordelen wat de diepte, omvang en steekproefgrootte (boordichtheid) van het archeologisch onderzoek is geweest. Op basis daarvan kan bepaald worden of archeologisch onderzoek al dan niet noodzakelijk is.
Op deze kaart ligt het plangebied in deels in een zone met een lage verwachting en deels in een zone met een middelhoge verwachting. De gemeente hanteert voor een lage verwachting het beleid dat onderzoek uitgevoerd dient te worden bij oppervlakten groter dan 0,5 hectare en verstoringen vanaf 30 cm beneden maaiveld. Voor een middelhoge verwachting geldt dat onderzoek uitgevoerd dient te worden bij oppervlakten groter dan 250 m2 en verstoringen vanaf 30 cm beneden maaiveld.
De noordelijke kant van de onderdoorgang ligt in een zone waar een hoge trefkans voor resten van de IJzertijd tot en met de NieuweTijd voor geld. Het beleid dat de gemeente koppelt aan deze verwachting is dat archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij geplande bodemverstoringen gelijk aan of groter dan 100 m2 en dieper dan 30 centimeter onder maaiveld.
De spoorzone is gearceerd, wat een mogelijke verstoring betekent. Het beleid is dat de aard en diepte van de verstoring in kaart moet worden gebracht.
Erfgoedverordening
De erfgoedverordening biedt de nodige bescherming aan archeologische waarden totdat een daartoe ingericht bestemmingsplan kan worden vastgesteld. De archeologische waarden zijn als volgt beschermd:
Het is verboden om in en archeologisch monument of verwachtingsgebied de bodem dieper dan 30 cm beneden maaiveld te verstoren. Dit geldt niet wanneer het te verstoren gebied kleiner is dan:
Als basis hiervoor is genomen de archeologische beleidsadvieskaart.
Wanneer in een geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent de archeologische monumentenzorg, dan gelden regels van dat bestemmingsplan.
Wanneer binnen het grondgebied van de gemeente Zuidplas archeologisch onderzoek wordt verricht gelden de volgende regels;
Conclusie
Op de IKAW staat de locatie weergegeven in een zone met een zeer lage trefkans op archeologische resten. Enkele vondstmeldingen in de directe omgeving wijzen erop dat bewoning heeft plaatsgevonden in het Meso- en Neolithicum.
Op de Cultuur Historische kaart van Zuid-Holland staat voor de locatie geen archeologische waarde aangegeven, met uitzondering van het meest zuidelijke deel, waarvoor een redelijke tot grote kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten.
Op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart ligt de locatie van de overweg in een gebied met zowel een lage als een hoge en middelhoge archeologische verwachting. Voor de spoorlijn zelf is aangegeven dat de bodemopbouw mogelijk verstoord is.
Op basis van het provinciaal en gemeentelijk archeologisch beleid is voor de onderdoorgang archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Vervolgonderzoek archeologie
Archeologisch vervolgonderzoek is in november 2011 uitgevoerd door BAAC. Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 4 van deze toelichting. Hierna zijn kort de conclusies en aanbevelingen beschreven.
Bodemopbouw
Globaal bestaat de bodemopbouw (van boven naar beneden) uit: twee antropogene ophogingslagen (ophogingslagen laatmiddeleeuwse veenwinningslandschap) op restanten van het afgegraven veen. Daaronder oude, slappe, blauwe kleirijke getijafzettingen van de Formatie van Walcheren en Wormer. De kleilagen worden naar onderen toe grijzer en humeuzer. De zeeklei-afzettingen worden afgewisseld door dunne veenlagen (Formatie van Nieuwkoop). Het grootste deel van het plangebied heeft een geheel intacte bodem (tochteerdbodem). Ter plekke van de spoordijk is de bodem bij boring 24 tot 1,50 m –mv verstoord. Dit kan door graafwerkzaamheden voor de spoordijk of een opgevulde krater uit WO-II zijn.
Archeologische resten
Alleen in de bovenste, 30 tot 75 cm dikke, antropogene zand en kleilagen (bolster) zijn wat archeologische indicatoren aangetroffen. Deze indicatoren bestaat uit fragmentjes rood puin, twee fragmentjes van industrieel badkamerkeramiek uit de 20ste eeuw, en een steelfragment (pottenbakkersafval uit de 17de eeuw). Al deze indicatoren stammen uit de perioden nieuwe tijd B tot C (1600 na Chr - tot heden) en zijn bemestingsof afvalvondsten. Deze duiden niet op een plaatselijke archeologische vindplaats. In de diepere klei- en veenlagen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Archeologische interpretatie
Ondanks de plaatselijk lage, middelhoge en hoge archeologische verwachting zijn in de 12 verkennende en 17 karterende boringen geen archeologische relevante indicatoren of lagen aangetroffen (bijlage 2, 3 en 4). De noordelijke hoge verwachting was gebaseerd op de mogelijke aanwezigheid van een brede, zandige kreekgeul. Deze eertijds hoogliggende zandbedding is tot 3 meter – mv niet aangetroffen, wel is een kleiner, 35 meter breed veengeultje aangetroffen. De nagezakte vulling bestond mogelijk alleen uit humeuse klei. Dit duidt op een rustig stromend water milieu in een veenlandschap.
Uit de verkennende en merendeels karterende boringen zijn geen relevante archeologische indicatoren in al deze lagen aangetroffen. De geplande werkzaamheden zullen dus geen archeologie verstoren.
Conclusie en aanbeveling
De conclusie is dat er geen vervolgonderzoek voor het gehele plangebied nodig is.
Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister van OCW (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.