direct naar inhoud van 6.4 Externe veiligheid
Plan: Zuidelijke Dwarslaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BPZuidelijkedwarsl-Va01

6.4 Externe veiligheid

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe inrichtingen mogelijk in het kader van het Besluit externe veiligheid. Het bestemmingsplan maakt tevens geen risicovolle activiteiten mogelijk. Het realiseren van de spoorwegonderdoorgang kan niet worden aangemerkt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

Een nadere motivering van het aspect externe veiligheid is derhalve niet aan de orde.

Besluit externe veiligheid Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

Het Bevb bevat regels voor de exploitant, regels voor gemeenten over het opnemen van buisleidingen in bestemmingsplannen en regels voor het melden van ongewone voorvallen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft op deze manier een grondslag in de Wet milieubeheer (Wm) en in de Wro. Daarnaast vervangt het Bevb de circulaires Zonering langs hogedrukaardgasleidingen (1984) en Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991).

In het Bevb is geen sprake meer van veiligheids-/bebouwings- en toetsingsafstanden zoals deze werden voorgeschreven in de circulaires. Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR). De regeling voor buisleidingen is hiermee vergelijkbaar met de regeling voor inrichtingen zoals vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Waar relevant wordt in dit Handboek aangegeven op welke punten het Bevb afwijkt van de systematiek van het Bevi.

Bij de buisleidingen gaat het om de gebieden van de veiligheidscontouren (PR-contour en invloedsgebied GR). Het gaat hierbij dus niet om de gronden waar de buisleidingen zelf liggen met de belemmeringenstrook, maar om de zones aan beide zijden van de belemmeringenstrook waar het om veiligheidsredenen gewenst is bepaalde functies en gebouwen wel of niet toe te staan en nadere eisen te stellen. Uitgangspunt in het Bevb is dat het PR voor (beperkt) kwetsbare objecten binnen de belemmeringenstrook ligt.

In het plangebied is een gasleiding gelegen die valt onder de Bevb. Deze leiding wordt echter niet aangepast ten opzichte van de huidige situatie. Nader onderzoek is dan ook niet nodig. De belemmeringenstrook is op de verbeelding aangegeven.

In het plangebied ligt een brandstofleiding, het betreft een DPO-leiding, welke verlegd wordt. De belemmeringenstrook voor deze brandstofleiding is op de verbeelding aangegeven.

Onderstaand wordt ten aanzien van deze leiding ingegaan op het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico

De buisleiding is geen K1 leiding, maar een K2 of K3 leiding. De verlegging van de buisleiding heeft niet tot gevolg dat kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de belemmeringenstrook vallen. De contour voor het plaatsgebonden risico (risicocontour van 10-6) ligt binnen de belemmeringenstrook, omdat er vloeistoffen door getransporteerd worden met een kleine risicocontour. Ook na de verlegging verandert de PR10-6 contour van de leiding niet. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de verlegging van de buisleiding. Na verplaatsing van de leiding liggen er eveneens geen kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de belemmeringenstrook van 5 meter.


Het plaatsgebonden risico vormt hierdoor geen belemmering voor de verlegging van de buisleiding.

Groepsrisico

De buisleiding ligt na verlegging minder dicht bij kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. In de huidige situatie ligt de DPO-leiding parallel aan de sloot van de Zuidelijke Dwarsweg en de spoorbaan.  Na verlegging komt de DPO-leiding verder weg te liggen van de woningen ten westen van de Zuidelijke Dwarsweg maar dichter bij de woning aan de Middenweg. Het groepsrisico zal als gevolg van de verlegging niet toenemen.