Plan: | Langs de Veestraat, Obbicht |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1883.langsdeVeestraat-ON01 |
Op 22 september 2006 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL 2006) vastgesteld. POL 2006 treedt in de plaats van het POL dat op 29 juni 2001 is vastgesteld. Net als de eerste POL is POL 2006 een integraal plan dat bestaande, verschillende plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft voor onderwerpen waar de Provincie een rol heeft de ambities, de context (ontwikkelingen, Europees en nationaal beleid en regelgeving) en de hoofdlijnen van de aanpak. POL 2006 is in 2008 en vervolgens in 2010 geactualiseerd.
POL is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkeling van Limburg tot een kwaliteitsregio.
Onder de kwaliteitsregio Limburg verstaat de provincie een regio waar het goed en gezond leven, wonen, leren, werken en recreëren is. Een regio die zich bewust is van de unieke kwaliteit van de leefomgeving en de eigen identiteit. En een regio die stevig is ingebed in inter-nationaal verband. Ten behoeve van de kwaliteitsregio Limburg wordt ingezet op duurzame ontwikkeling. Dat is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen om ook in hún behoeften te voorzien.
POL-kaart 'Perspectieven' (actualisatie 2010)
Ter beoordeling van deze toekomstige ontwikkelingen is de zogenaamde POL-kaart 'Perspectieven' vervaardigd welke onderscheid maakt in negen ruimtelijke perspectieven.
Binnen het plangebied is het perspectief ' P6 Plattelandskern' van toepassing.
P6 Plattelandskern
Plattelandskernen zijn overwegend kleinschalig van karakter. De vitaliteit van deze dorpen en stadjes moet behouden blijven. Met het oog daarop wordt ruimte geboden voor de opvang van de woningbehoefte van de eigen bevolking en voor de groei van lokaal en, in een enkel geval, ook regionaal georiënteerde bedrijvigheid. Het in stand houden van winkels en publieksvoorzieningen in plattelandskernen vraagt de nodige aandacht, net als de bereikbaarheid per openbaar vervoer, zodat sociaal-culturele voorzieningen(ook in de stadsregio's) goed bereikbaar zijn.
Grootschalige economische activiteiten en voorzieningen met een stedelijk karakter horen in principe niet thuis in plattelandskernen. Voor plattelandskernen wordt een terughoudend groeibeleid gevoerd, enerzijds gebaseerd op het bundelingsbeleid voor wonen, werken en mobiliteit, anderzijds gebaseerd op het contourenbeleid voor plattelandskernen.
Op basis van de POL-aanvulling contourenbeleid is rondom elke plattelandskern een (verbale) contour vastgelegd. Initiatieven voor rode ontwikkelingen buiten deze contour dienen gepaard te gaan met de realisatie van extra natuur en landschap in de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG), in combinatie met een goede landschappelijke inpassing ter plaatse van het initiatief.
Langs de Veestraat
De kern Obbicht wordt op de POL kaart ' Perspectieven' aangeduid als een 'Plattelandskern'. Kenmerkend voor een plattelandskern is de kleinschaligheid en vitaliteit die behouden moet worden door middel van een terughoudend groeibeleid, welke gebaseerd wordt op bundelingsbeleid voor wonen, werken en mobiliteit en het contourenbeleid voor plattelandskernen.
Het project betreft de bouw van drie woningen aansluitend aan de bestaande bebouwing van de kern Obbicht. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling die ruimte biedt aan de woonbehoefte van de eigen bevolking. De woningen worden gerealiseerd in een bestaande woonwijk zodat aangesloten wordt op het bundelingbeleid. Eveneens valt het project binnen de rode contouren van de plattelandskern Obbicht en wordt een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd.
Zonder een complete samenvatting te geven van de Provinciale Woonvisie worden hier in kort bestek de belangrijkste beleidskeuzen genoemd die in dit document zijn aangegeven. In de Provinciale Woonvisie wordt een aantal trends geconstateerd met betrekking tot de toekomstige woningmarktontwikkelingen. Voor heel Limburg geldt dat de bevolking ouder wordt. Dat vraagt op het vlak van wonen, welzijn en zorg grote inspanningen. Voor het stedelijk gebied Westelijke Mijnstreek geldt tevens als uitdaging dat de woonwensen zich deels richten op identiteit en op een 'begrijpelijke' schaal worden geconcretiseerd. De volgende beleidskeuzen zijn in de Provinciale Woonvisie gemaakt:
Beleidskeuze uitbreidingsbehoefte (kwantitatieve opgave):
Stap 1: een in kwantitatief opzicht ontspannen woningmarkt.
Het tekort aan woningen wordt in de periode tot 2010 teruggedrongen met 75%, en is in 2020 volledig weggewerkt. Met name voor de stedelijke gebieden wordt wat extra ruimte gecreëerd, omdat herstructurering nu eenmaal schuifruimte nodig heeft om vaart te kunnen krijgen. Daarbij wordt aangesloten op de reeds gemaakte afspraken tussen rijk, gemeenten en provincie.
Stap 2: werken binnen bandbreedten.
De ondergrens geldt als absoluut nastreefbaar, als terughoudend antwoord op het tekort, de migratie en de huishoudensverdunning. De bovengrens geldt als bijzondere ambitie, waarbij het antwoord op genoemde ontwikkelingen ruim voldoende wordt geacht. Daarbij wordt met dit programma op de woningmarkt ruimte geschapen voor verhuisbewegingen, die - althans in kwantitatief opzicht - huishoudens in staat stellen hun woonwens te optimaliseren en die het mogelijk maakt herstructureringsprocessen op gang te houden. Deze marges worden naar rato doorvertaald naar de regio's.
Voor de regio Westelijke Mijnstreek geldt voor de periode 2004-2010 een bandbreedte tussen 1.000 en 2.000 woningen en voor de periode 2010-2020 een zelfde bandbreedte tussen 1.000 en 2.000 woningen. Ieder woningbouwplan zal door de gemeente worden getoetst aan de uitgangspunten van de regionale agenda uit de provinciale woonvisie.
Stap 3: huishoudensontwikkeling, migratie en markt volgen, wanneer nodig koers bijstellen.
Op basis van goede argumenten en aan de hand van monitoring kunnen de bandbreedten in de loop van de tijd worden gewijzigd of verruimd. Die argumenten moeten zijn gerelateerd aan de woningmarkt, de woningbehoefte en aan kwalitatieve doelstellingen. Er wordt bij aanpassing van bandbreedten vanzelfsprekend wel gelet op de samenhang tussen regio's.
Beleidskeuze kwalitatieve opgave:
Stap 1: ontspannen woningmarkt, ook in kwalitatief opzicht.
Brede keuzemogelijkheden voor de woonconsument, minder 'gemiddeld' aanbod en meer 'bijzonder' aanbod, innovatief en consumentgestuurd. Aandacht voor woonmilieus en voor te waarborgen of nieuw te scheppen kwaliteiten. Goede mogelijkheden voor starters, door doorstroming en door bijzondere initiatieven. Een gevarieerd aanbod voor ouderen.
Stap 2: meer variatie bij grondgebonden woningen in koop- en huursector.
In de grote stedelijke gebieden gelden de volgende uitgangspunten:
Stap 3: aandacht voor groter wordende groep ouderen, gevarieerd aanbod creëren.
Woonwensen van ouderen zijn net zo gevarieerd als die van twintigers of veertigers. Koop of huur, landelijk of stedelijk, groot of klein, grondgebonden of gestapeld. Er moet veel breder worden meegedacht, in plaats van 'waarnemend' te denken en de vraag van ouderen onmiddellijk door te vertalen in appartementen met lift van 70 m². De essentie is: zijn de bij voorkeur zeer gevarieerde woningen intern en extern goed toegankelijk, met alle woonfuncties zonder hindering op één niveau bereikbaar, en met voorzieningen en diensten om de hoek of juist aan huis.
Langs de Veestraat
Het project voorziet met de realisatie van drie woningen niet zozeer een substantiële bijdrage ten aanzien van de beleidskeuze uitbreidingsbehoefte, echter zijn de uitgangspunten van de beleidskeuze kwalitatieve opgave ruimschoots terug te vinden door; een meer 'bijzonder' aanbod van woningen; aandacht voor woonmilieus en te waarborgen kwaliteiten door 'echt groen wonen' te faciliteren.