Plan: | Langs de Veestraat, Obbicht |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1883.langsdeVeestraat-ON01 |
De Nota Ruimte is een nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030, zijn vastgelegd. De nota is op 27 februari 2006 van kracht geworden. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen). De vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd. Het accent verschuift van 'toelatingsplanologie' naar 'ontwikkelingsplanologie'. 'Ruimte voor ontwikkeling' betekent ook dat het Rijk ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgt en mogelijkheden creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en dit niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Iedere overheidslaag moet in staat worden gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken.
Voor heel Nederland wordt een beperkt aantal generieke regels gehanteerd ter handhaving van de basiskwaliteit. Dat wil zeggen een heldere ondergrens op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu, verstedelijking, groen en water. Het is de verantwoordelijkheid van provincies en (samenwerkende) gemeenten om dit generieke ruimtelijke beleid integraal en concreet gestalte te geven en integraal op elkaar af te stemmen zowel bij planvorming als uitvoering en daarmee te zorgen voor basiskwaliteit. Uitzondering hierop vormen vastgelegde Rijksverantwoordelijkheden, zoals die voor de hoofdinfrastructuur. Een aantal ruimtelijke structuren en netwerken dat in belangrijke mate ruimtelijk structurerend is voor Nederland als geheel, vormt samen de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Opgebouwd vanuit deze twee invalshoeken, bevat deze nota de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land.
2.2.2 Nota "Mensen, wensen en wonen"
De Nota "Mensen, wensen, wonen" (mei 2000) is opgezet onder het motto "de burger centraal". Daarbij wordt veel aandacht besteed aan de individualisering van de samenleving. In de nota wordt uitgegaan van drie uitgangspunten:
Aan de hand van deze drie uitgangspunten zijn vijf kernthema's benoemd:
Deze nota geeft richting aan veranderingen in het woningbouwbeleid. Van de kwantitatieve woningbouwinspanningen vanuit de VINEX wordt nu de weg ingeslagen van de kwalitatieve woningbouw. Daarbij speelt de overheid een andere, meer betrokken rol. In de interactieve samenleving, zo wordt gesteld, zal deze overheid het in toenemende mate van wilsovereenstemming moeten hebben. Het gaat om het principe van prestatie en tegenprestatie die als basis dient voor transacties tussen de partijen.
Langs de Veestraat
In het onderhavige plan is expliciet aandacht besteed aan de kwalitatieve woningbouw door het faciliciteren van 'groene' woonwensen.
De Beleidsregels Grote Rivieren geldt voor alle grote rivieren en is bedoeld om plannen en projecten in het rivierbed te kunnen beoordelen. Onder voorwaarden worden zo mogelijkheden geboden voor wonen, werken en recreëren in het rivierbed. Deze voorwaarden hebben betrekking op de afvoercapaciteit van de rivier ter plaatse: nieuwe activiteiten mogen de waterafvoer niet hinderen en geen belemmering vormen voor toekomstige verruiming van het rivierbed. De beleidsregels Grote Rivieren maakt een onderscheid in twee afwegingsregimes:
Voor zowel de riviergebonden als de niet riviergebonden activiteiten is een watervergunning noodzakelijk op grond van de op 22 december 2009 in werking getreden waterwet. de randvoorwaarden waaronder de toestemming kan worden verleend staan in de Beleidsregels Grote Rivieren.
De gebieden waarvoor artikel 2a van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) van toepassing is - kortweg de artikel 2a gebieden zijn gedeelten van het rivierbed waar op basis van rivierkundige gronden en via een algemene maatregel van bestuur het vergunningenregime van de Wbr niet van toepassing is. De overwegingen die hebben geleid tot het aanwijzen van de artikel 2a-gebieden maken duidelijk dat deze gebieden voor het realiseren van de doelstellingen van deze beleidslijn feitelijk geen rol spelen. Daarom vallen de gebieden waar artikel 2a van toepassing is - ondanks de ligging in het rivierbed - niet onder het toepassingsgebied van de Beleidslijn Grote Rivieren. De artikel 2a-gebieden blijven wel onderdeel van het rivierbed. Dit betekent dat sommige van deze gebieden bij hoogwatersituaties onder water kunnen staan. Bouwen in deze, in het rivierbed gelegen artikel 2a-gebieden, geschiedt net als elders in het rivierbed op eigen risico. Ook hier is het Rijk niet aansprakelijk voor eventuele schade.
Langs de Veestraat
Op onderstaande detailkaart van de Beleidsregels Grote Rivieren is te zien dat het plangebied in het "witte gebied" ligt en dus buiten het stroomvoerend regime valt en het eveneens geen artikel 2a gebied betreft. Geconcludeerd kan worden dat het plangebied buiten het bergend rivierbed van de Maas ligt en de Beleidsregels Grote Rivieren dus niet van toepassing op dit bestemmingsplan.
Onder duurzaam bouwen, ook milieubewust of ecologisch bouwen genoemd, wordt verstaan: 'het op zodanige wijze bouwen en beheren van gebouwen dat de schade voor het milieu in alle stadia, van ontwerp tot sloop, zoveel mogelijk beperkt blijft'. Essentieel hierbij is de onderlinge verwevenheid van ruimtelijke schaalniveaus en bouwsectoren. Bouwen zal in alle fasen van het bouwproces moeten gebeuren met een verantwoordelijkheid voor het milieu.
Tegen deze achtergrond is door het ministerie van VROM een aanpak geformuleerd die er op gericht is duurzaamheidaspecten een sterke en op termijn vaste positie te geven in de besluitvorming over de inrichting van de gebouwde omgeving. Met dit plan, het zogenaamde 'Plan van aanpak Duurzaam Bouwen" wordt een schaalsprong gemaakt van experimenteren op het gebied van duurzaam en energiezuinig bouwen naar een meer stelselmatige toepassing van deze principes in den brede bouwstroom. Duurzaam en energiezuinig bouwen dient vanzelfsprekend te worden zowel in de woning- als utiliteitsbouw.
Met meer recente publicaties zoals het Pakket Duurzaam Bouwen en Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw worden verdere stappen in deze richting gezet. Daarnaast worden in de Derde Energienota plannen uiteengezet om de komende jaren het energieverbruik in Nederland fors terug te dringen en het gebruik van duurzame energie te vergroten. Ook de bouw zal daar een aandeel in moeten leveren door bijvoorbeeld een geleidelijke aanscherping van de energie prestatienorm.
Reeds in de stedenbouwkundige planfase moet rekening gehouden worden met principes van duurzaam bouwen. Bebouwing kan op de zon worden gericht en belemmeringen door gebouwen onderling kunnen worden beperkt om zoveel mogelijk gebruik te maken van zonne-energie voor ruimte en tapwaterverwarmingen. Ook wind- en geluidshinder kunnen hierdoor aanzienlijk worden beperkt. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met materialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat. Door te kiezen voor duurzame, milieuvriendelijke materialen (bijvoorbeeld geen hardhout, geen pvc) kan in een latere fase bij onderhoud, renovatie of sloop de hoeveelheid (niet te hergebruiken) afval zo klein mogelijk worden gehouden. Op buurtniveau kan worden bijgedragen aan het milieu door de aanplant van groen (zuurstofproductie), een goede openbaar vervoer- en langzaam verkeersstructuur en de ontmoediging van het autoverkeer.
Langs de Veestraat
Veel gemeenten in Nederland hebben op regionaal niveau (onder andere) een convenant Duurzaam Bouwen ondertekend, waarin afspraken zijn vastgelegd over de wijze waarop met duurzaam bouwen wordt omgegaan. Verwezen wordt naar 2.4.1
Duurzaam bouwen
Het bieden van bescherming en veiligheid wordt beschouwd als een van de kerntaken van de overheid. Door toename van de criminaliteit is het algemene gevoel van veiligheid onder druk komen te staan. Het is noodzakelijk gebleken om de uitvoering van die kerntaak te intensiveren en te vernieuwen. Het Kabinet heeft daartoe o.m. in juli 1995 de nota "Veiligheidsbeleid" aan de Tweede Kamer aangeboden. In deze nota wordt de noodzaak van intensivering en vernieuwing van zowel de inhoud als de organisatie van het veiligheidsbeleid onderschreven.
Het Kabinet benadrukt dat de kansen en mogelijkheden van preventie meer gestimuleerd en benut moeten worden. Een goede en veilige uitvoering van de woonomgeving maakt daar van deel uit. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in sociale- en verkeersveiligheid.
In het kader van de sociale veiligheid wordt gestreefd naar een overzichtelijke en goed verlichte woonomgeving met een hoge sociale controle waarbij bijzondere aandacht besteed dient te worden aan voet- en fietsroutes, openbare voorzieningen zoals bushaltes, telefooncellen en brievenbussen en openbaar groen.
Bij verkeersveiligheid ligt het accent op het verminderen van het autoverkeer en het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets. In het eerste geval kan sturend worden gewerkt door een aangepaste vormgeving van de wegenstructuur en locatie van parkeervoorzieningen. In het tweede geval ligt het accent op de verbetering van het openbare vervoerssysteem en verbetering van het langzaam verkeersroute stelsel.
Langs de Veestraat
De ligging van de woningen ten opzichte van het park maakt de woonomgeving overzichtelijk doordat zij geïntegreerd worden in de bestaande woonbuurt en vallen binnen de bebouwingscontour. De aansluiting van woningen en park binnen de bestaande bebouwingscontour draagt ook bij aan de veiligheid door hoge sociale controle van de buurtbewoners.