direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Westelijke Randweg Middenweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het planvoornemen is nabij de kruising Westelijke Randweg - Middenweg te Sittard een vestiging van Kentucky Fried Chicken (KFC) te realiseren. Bij de KFC-vestiging worden tevens een drive-thru en een parkeerterrein met circa 68 parkeerplaatsen gerealiseerd.

Op grond van het vigerende bestemmingsplan is de realisatie van de KFC-vestiging op deze locatie niet mogelijk. Hiermee wordt afgeweken van zowel de bouwregels als de gebruiksregels die ter plaatse gelden. Om deze ontwikkeling toch mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. In onderhavige toelichting wordt aangetoond dat de beoogde locatie geschikt is voor de realisatie van de KFC-vestiging.

1.2 Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0001.png"

ligging plangebied op topografische ondergrond

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen aan de zuidwestelijke rand van de kern Sittard, nabij de kruising Westelijke Randweg - Middenweg (N276). Beide wegen behoren tot de gemeentelijke hoofdontsluitingsstructuur. Het plangebied ligt naast bioscoop Foroxity, een tankstation en tegenover het ORBIS Ziekenhuis.

Het plangebied is thans kadastraal bekend als gemeente Geleen, sectie E, nummers 11605 en 11622.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied van onderhavig bestemmingsplan geldt momenteel het bestemmingsplan 'Sanderbout', vastgesteld d.d. 12 februari 2009. Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn in hoofdzaak een park, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten toegestaan. Verder mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden opgericht. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is zowel het bouwen als het gebruiken van de KFC-vestiging met bijbehorende voorzieningen niet mogelijk.

Met het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan komt het bestemmingsplan 'Sanderbout' ter plaatse te vervallen.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Voor het realiseren van de KFC-vestiging in afwijking van het vigerende bestemmingsplan is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Hierdoor wordt deze ontwikkeling ter plaatse mogelijk gemaakt.

In deze toelichting wordt ingegaan op de ruimtelijke inpasbaarheid en zal uiteengezet worden, dat de voorgestane ontwikkeling geen afbreuk doet aan de aanwezige waarden ter plaatse van het plangebied maar leidt tot een kwaliteitsverbetering van het gebied en de directe omgeving. Tevens wordt onderbouwd dat het plan niet strijdig is met andere beleidsvelden.

In de hierna volgende hoofdstukken van deze bestemmingsplanherziening komen onder meer de volgende elementen aan de orde:

  • toetsing aan het geldend beleid;
  • de relatie met het vigerende bestemmingsplan;
  • project- en gebiedsomschrijving;
  • onderbouwing van het project;
  • toetsing aan milieuwetgeving en andere ruimtelijke wetgeving met betrekking tot bestaande of potentiële belemmeringen in de omgeving van het plangebied;
  • haalbaarheid;
  • procedurele voortgang.

Hoofdstuk 2 Gebieds- en projectbeschrijving

2.1 Beschrijving plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0002.png"

luchtfoto plangebied en directe omgeving

Het plangebied ligt in het zuidwesten aan de rand van de kern Sittard, bij de grens met de kern Geleen. Sittard ligt in het oosten van de gemeente en maakt onderdeel uit van een vrij verstedelijkt gebied binnen de provincie Limburg. In het oosten ligt Sittard tegen de rijksgrens met Duitsland aan. In het noorden en oosten, nabij het plangebied, grenst de bebouwde kom aan een meer open landschap. In het zuiden, tevens nabij het plangebied, grenst de kern Sittard aan de kern Geleen. Geleen en Sittard zijn met elkaar verbonden door de Rijksweg, die ten oosten van het plangebied loopt. Door de kern lopen de spoorlijnen Eindhoven-Maastricht en Eindhoven-Heerlen en verschillende structuurbepalende beken.

In het noorden wordt het plangebied begrensd door de Westelijke Randweg. De Westelijke Randweg vervult een belangrijke functie in de ontsluiting van het centrum van Geleen. Ten noordoosten van het plangebied, aan de andere kant van de Westelijke Randweg, ligt de wijk Sanderbout. Hier zijn aaneengebouwde woningen gesitueerd.

Ten zuidwesten van het plangebied liggen een tankstation en de bioscoop Foroxity. Bij de bioscoop zijn tevens een brasserie en een groot parkeerterrein voor de bezoekers van de bioscoop aanwezig. Dit parkeerterrein is niet relevant voor de KFC, aangezien bij de KFC parkeren op eigen terrein het uitgangspunt is (zie paragraaf 2.3.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0003.png"

bioscoop nabij plangebied

Iets verder naar het oosten ligt een bedrijventerrein waarop onder andere een bouwmarkt, fietsenwinkel en timmerfabriek gevestigd zijn.

In het zuiden wordt het plangebied begrensd door de Middenweg (N276), die in het westen naar de rijksweg A2 leidt. Aan de andere zijde van deze weg ligt het Orbis Medisch Centrum in de kern Geleen.

Het plangebied heeft een oppervlakte van 3.170 m2 en is volledig onbebouwd en onverhard. Het terrein is volledig begroeid met diverse beplanting. Tussen de Middenweg en het plangebied ligt een sloot waarmee overtollig water wordt afgevoerd naar een wadi ten noorden van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0007.png"

bestaande situatie plangebied

Het terrein kent in de bestaande situatie relatief grote hoogteverschillen. Aan de zuidoostzijde is het terrein het laagst op een hoogte van ongeveer +56.5 NAP. In het noordwesten, richting de Westelijke Randweg, neemt de terreinhoogte toe tot ongeveer +58.0 NAP. Tussen het plangebied en de Middenweg ligt een talud waar de hoogte afneemt tot +54.0 NAP (niveau Middenweg).

2.2 Het planvoornemen

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0009.png"

hoogteplan (concept)

In verband met het hoogteverschil zal het terrein eerst worden afgegraven tot een gelijke hoogte en bouwrijp worden gemaakt. Het uitgangspunt van het hoogteplan is geen gebruik te maken van keerwanden. Om deze nieuwe hoogtes mogelijk te maken en aan te laten sluiten op de bestaande hoogtes dienen wel enkele aanpassingen gemaakt te worden aan aansluitende percelen. Zo zal het talud richting Middenweg gedeeltelijk ontgraven worden en gedeeltelijk aangevuld worden. Een gedeelte van het terrein dient dieper dan 0,40 m te worden ontgraven (omtreklijn in rood op bovenstaande afbeelding).

Het op te richten gebouw bestaat uit twee bouwlagen en heeft de herkenbare architectuur en verschijningsvorm van een KFC-vestiging. Om de locatie van de KFC-vestiging ook vanaf een grotere afstand herkenbaar te maken, wordt op de noordwestelijke punt van het perceel een "highpole" van 20 meter hoog geplaatst.

Het gebouw heeft een brutovloeroppervlakte (bvo) van 554 m2, bestaande uit 311 m2 op de begane grond en 243 m2 op de verdieping. Op de begane grond zijn het restaurantgedeelte, de keuken met bijbehorende voorzieningen, de loketten voor de drive-thru en een invalidentoilet geprojecteerd.

Via een transparant trappenhuis is de eerste verdieping bereikbaar. Hier bevinden zich een tweede restaurantgedeelte, afzonderlijke toiletruimten voor dames en heren en een speelruimte. Verder zijn op de verdieping de personeelsruimtes gesitueerd.

Buiten wordt aan de entreezijde een terras van circa 95 m2 aangelegd. Rondom het gebouw wordt de drive-thru gerealiseerd en een parkeerterrein (zie paragraaf 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0010.jpg"

3D visualisatie toekomstige situatie vanuit het oosten (geen in-/uitrit aan noordzijde)

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0011.jpg"

3D visualisatie toekomstige situatie vanuit het zuiden (geen in-/uitrit aan noordzijde)

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0012.jpg"

3D visualisatie toekomstige situatie vanuit het westen (geen in-/uitrit aan noordzijde)

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0013.jpg"

3D visualisatie toekomstige situatie vanuit het noorden (geen in-/uitrit aan noordzijde)

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0014.jpg"

3D visualisatie toekomstige situatie vanuit het zuidoosten (geen in-/uitrit aan noordzijde)

2.3 Ontsluiting en parkeren

2.3.1 Ontsluiting

Het terrein van de KFC-vestiging wordt aan de zuidoostzijde ontsloten via de rotonde op de Westelijke Randweg. De ontsluiting is erop ingericht dat de locatie alleen bereikbaar is via gemotoriseerd verkeer. Daarmee is feitelijk sprake van strijdigheid met het mobiliteits- en fietsbeleid van de gemeente, dat erop is gericht de interne automobiliteit terug te dringen (Mobiliteitsbeeld Sittard-Geleen 16-07-2012, Mobiliteitsplan Sittard-Geleen Kadernota raad november 2013, Fietsbeleidsplan 2009-2015). Aangezien de aard van de KFC-vestiging is gericht op autogebruikers (drive-thru) en niet op fietsverkeer, is deze strijdigheid echter niet te voorkomen.

Aan de zuidwestzijde van het perceel is een 6 meter brede in-/uitrit gesitueerd om het perceel zowel te kunnen betreden als verlaten. Momenteel is alleen éénrichtingsverkeer mogelijk vanuit het tankstation ter hoogte van de beoogde in/uitrit. Deze weg zal ten behoeve van een goede ontsluiting en doorstroom van het KFC-terrein gedeeltelijk, tot en met de in-/uitrit, worden opengesteld voor twee richtingen. Hiervoor wordt een verkeersbesluit genomen.

De in-/uitrit is zodanig gesitueerd dat men op een veilige en overzichtelijke manier het perceel kan verlaten en betreden en een goede doorstroming van het gemotoriseerd verkeer op zowel het perceel (van KFC) als het gehele terrein (met bioscoop en tankstation) kan plaatsvinden.

Bij de KFC-vestiging wordt aan de noord- en westzijde van het gebouw een drive-thru gerealiseerd. Via de in-/uitrit aan de zuidwestzijde worden auto's naar de ingang van de drive-thru aan de noordzijde van het gebouw geleid en kunnen de auto's het perceel ook weer gemakkelijk verlaten, dan wel eventueel parkeren op het parkeerterrein. Op het parkeerterrein worden voldoende afvalbakken geplaatst, zodat de kans op zwerfafval zoveel mogelijk wordt beperkt.

Aan de noordoostzijde van het gebouw is ruimte gereserveerd voor laden en lossen. Op het terrein is voldoende ruimte aanwezig voor manoeuvrebewegingen ten behoeve van het laden en lossen door vrachtwagens.

2.3.2 Parkeren

In de gemeentelijke Nota Parkeernormensystematiek, vastgesteld d.d. 15 maart 2012, worden geen parkeernormen voor fastfood-restaurants gegeven. Wel is een parkeernorm opgenomen voor restaurants van 12 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Een fastfood-restaurant kan worden gezien als een restaurant, omdat mensen hier, net als bij een restaurant, op locatie komen eten.

Het totale bvo is 554 m2. Dit betekent dat minimaal 66 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn.

Op het parkeerterrein bij de KFC-vestiging worden in totaal 66 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee is voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein aanwezig.

2.4 Duurzaamheid

2.4.1 Algemeen

Bij de realisatie van de KFC-vestiging wordt aandacht besteed aan het aspect duurzaamheid. Daar waar sprake is van wettelijke duurzaamheidseisen uit het Bouwbesluit 2012 zullen deze, indien aan de orde, worden toegepast bij de ontwikkeling.

In het kader van duurzaam waterbeheer dient er gebruik te worden gemaakt van niet uitlogende bouwmaterialen en niet-chemische onkruid- en gladheidsbestrijding.

Straatvuil dient regelmatig verwijderd te worden om een goede hemelwaterafvoer te kunnen garanderen.

De locatie is verder goed bereikbaar voor het gemotoriseerd verkeer en gelegen in bestaand bebouwd gebied. Deze aspecten zijn ook van belang in het kader van duurzaamheid.

2.4.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro (ingevoegd in het Bro bij besluit van 28 augustus 2012, in werking getreden per 1 oktober 2012) ziet op 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' en bevat vereisten voor de bestemmingsplantoelichting (en dus voor de motivering van de ontwikkeling die het bestemmingsplan toelaat). Als sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, dan moet worden ingegaan op de actuele regionale behoefte. Daarbij wordt ook aangegeven in hoeverre in die behoefte kan worden voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie e.d. Als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, moet worden aangegeven in hoeverre in die behoefte wordt voorzien op locaties die passend ontsloten zijn of worden (door verschillende middelen van vervoer). Doel van deze motiveringsplicht is het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik.

De motivering moet geschieden via verschillende stappen.

De verschillende tredes

Het doorlopen van de in artikel 3.1.6 lid 2 Bro c.q. de Nota van Toelichting behorend bij dit artikel genoemde stappen/tredes leidt tot de volgende conclusies:

  • Trede 1 bestaat uit het afstemmen van nieuwe stedelijke ontwikkelingen op de geconstateerde actuele behoefte. De wijze waarop wordt voorzien in de behoefte moet regionaal worden afgestemd, een en ander ter voorkoming van over- en ondercapaciteit.
  • Trede 2 bestaat uit de beoordeling of de beoogde ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
  • Trede 3 bestaat uit de beoordeling in hoeverre, als inpassing niet mogelijk is binnen het bestaande stedelijke gebied, de ontwikkeling mogelijk is op een multimodaal ontsloten locatie.

Wanneer de ladder wordt doorlopen voor het onderhavige planvoornemen kan het volgende worden geconcludeerd.

  • I. Voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte?:
    De verwachting is dat de behoefte aan horecavoorzieningen, specifiek fastfoodrestaurants, nabij de bezoekers aantrekkende functies en langs drukke doorgaande wegen de komende jaren blijft bestaan. In de directe omgeving van de planlocatie bevinden zich een aantal functies die veel bezoekers trekken; ook in de avonduren. Te denken valt aan de bioscoop, de bezoekers van het ziekenhuis en het tankstation. De locatie ligt daarnaast zeer strategisch gelegen tussen de kernen Sittard en Geleen, aan een knooppunt van verkeersintensieve wegen en is goed zichtbaar en bereikbaar. Ook hier vanuit zal (op korte termijn) een vraag zijn naar voorzieningen als de onderhavige. De locatie past binnen het strategische spreidingsplan van KFC-vestigingen binnen Nederland. Hierbij is sterk rekening gehouden met mogelijke concurrentie van bestaande KFC-vestigingen in de omgeving. In de regio Sittard-Geleen betreft het bovendien de eerste vestiging. Met de realisatie van het restaurant wordt bijgedragen aan het op peil houden van het voorzieningenniveau in de regio.
  • II. Kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins?:
    Er is verder geen sprake van enige leegstand als het gaat om een dergelijke fastfood drive-thru horecavoorziening in de omgeving. Het gaat op de betreffende locatie om een stedenbouwkundige intensivering en transformatie van een groen terrein naar een horeca-invulling. Het betreft in casu geen grootschalige (her)ontwikkeling, zoals de aanleg van een industrieterrein of woonwijk maar een op zichzelf staand, kleinschalig project. De locatie nabij hoofdwegen leent zich uitermate goed voor een dergelijke ontwikkeling met nieuwbouw.
  • III. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).
    De stedelijke ontwikkeling kan binnen het stedelijk gebied plaatsvinden. Hiermee is de vraag volledig opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Er bestaat een match tussen ruimtevraag en -aanbod.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Planologische kaders

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het Rijksbeleid ten aanzien van ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit. Met deze structuurvisie wordt de onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' reeds ingezette decentralisatie verder doorgezet. Dit houdt in dat verantwoordelijkheden worden overgedragen aan provincies en gemeenten. Deze overheden kunnen met hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden opgaven zelf integraal, doeltreffend en met kwaliteit aan pakken.

In de Structuurvisie is een drietal doelen voor Nederland in 2040 geformuleerd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Op basis van deze drie rijksdoelen zijn vervolgens dertien nationale belangen benoemd.

Voor onderhavig planvoornemen zijn met name van belang:

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van een vestiging van een fast-foodrestaurant aan doorgaande hoofdwegen in stedelijk gebied. Het planvoornemen is dermate kleinschalig dat er geen rijksbelangen in het geding zijn. De afwegingen en keuzes met betrekking tot de milieukwaliteit (Hoofdstuk 4) en betrokken belangen (Hoofdstuk 7) komen in dit bestemmingsplan uitdrukkelijk aan de orde.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte genoemd, bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en worden met het Barro en het Bro juridisch verankerd.

In het kader van deregulering en decentralisatie is er voor gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Enkele bepalingen hebben echter betrekking op provinciaal medebewind en ontheffingsmogelijkheden.

De onderwerpen in het Barro betreffen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
  • Kustfundamenten.
  • Grote rivieren.
  • Waddenzee en waddengebied.
  • Defensie (met uitzondering van radar).

Per 1 oktober 2012 is de gewijzigde Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) inzake aanwijzing radarverstoringsgebieden, reserveringsgebieden hoofdwegen en landelijke spoorwegen en militaire terreinen en de eerste aanvulling van het Barro inzake hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond Rijksvaarwegen en hoofd-buisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied) inwerking getreden.

Het Barro heeft voor wat betreft de genoemde onderwerpen en gezien de kleinschaligheid van het project binnen bestaand stedelijk gebied, geen gevolgen voor onderhavig plan.

3.3 Beleid provincie Limburg

3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan 2006 (POL2006)

Het POL2006 (actualisatie 2011) is een integraal plan. Het heeft wat weg van een streekplan, maar is tevens een provinciaal waterhuishoudingsplan, een provinciaal milieubeleidsplan en het bevat ook de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Daarnaast komen er hoofdlijnen in naar voren omtrent fysieke elementen van economisch beleid en fysieke elementen van beleid voor zorg, cultuur en sociale ontwikkeling.

Het POL2006, inclusief aanvullingen, heeft de status van een structuurvisie en is hierdoor niet direct bindend. Het is echter wel de bedoeling dat het POL2006 zijn doorwerking zal krijgen in beleidsnota's, programma's, verordeningen en bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0015.png"

uitsnede POL-kaart perspectieven

Het plangebied ligt binnen het perspectief Stedelijke ontwikkelingszone (P8). Deze gebieden zijn momenteel veelal in gebruik als landbouwgrond of als gebieden met een recreatieve functie. Op termijn kunnen deze gebieden echter ook ruimte bieden voor stadsuitbreidingen in de vorm van nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en winkelgebieden.

Het plangebied ligt tevens binnen de Grens stedelijke dynamiek. Zeven stadsregio's, waaronder Sittard, hebben de ruimte gekregen voor opvang van de stedelijke dynamiek in de provincie. Daar is ruimte voor stedelijke milieus, waarbinnen het accent ligt op het bieden van een gevarieerd cultuuraanbod en hoogwaardige voorzieningen. Belangrijke economische functies horen bij uitstek hier thuis. Leefbare stadsregio's bieden aan de andere kant ook ruimte aan parken, groenstructuren en recreatiemogelijkheden. Natuur is hier vooral gebruiksnatuur. Veel aandacht verdient ook de sociale kwaliteit van de leefomgeving, zodat bewoners zich prettig, veilig en geborgen voelen.


Het is niet wenselijk om een fast-foodrestaurant met drive-thru, gezien de verkeersaantrekkende werking, direct binnen een woongebied of centrumgebied te situeren. De ligging nabij twee belangrijke ontsluitingwegen, tussen twee grote kernen, is dan ook optimaal te noemen. Ook de ligging nabij de bioscoop en het tankstation werkt versterkend ten opzichte van elkaar. Het planvoornemen draagt bij aan de kwaliteit van het gebied. Daarnaast zorgt de komst van de KFC-vestiging voor werkgelegenheid in de regio. Geconcludeerd kan worden dat het planvoornemen binnen het provinciale beleid past, zoals verwoord in het POL2006.

3.3.2 Omgevingsverordening Limburg

De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden en betreft een samenvoeging van de Provinciale Milieuverordening, Wegenverordening, Waterverordening en Ontgrondingenverordening. Met de inwerkingtreding van de Omgevingsverordening zijn deze dan ook ingetrokken. Daarnaast zijn diverse normstellingen geactualiseerd, administratieve verplichtingen vereenvoudigd en waar mogelijk regels vervallen.


De Omgevingsverordening Limburg bevat regels met betrekking tot de volgende aspecten:

  • Milieubeschermingsgebieden (hoofdstuk 2):
    In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen inzake de aanwijzing van waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, de boringsvrije zones Roerdalslenk en Venloschol, bodemschermingsgebied Mergelland en stiltegebieden. Per type gebied zijn regels opgenomen om op een dusdanige wijze met deze gebieden om te gaan dat het belang van het betreffende gebied niet geschaad wordt. Dit zijn onder andere verbodsregels op bepaalde handelingen of inrichtingen, maar ook verbodsregels waarvan een ontheffing kan worden aangevraagd.
  • Water (hoofdstuk 3):
    Hoofdstuk 3 bevat regels met betrekking tot regionale wateren en richt zich vooral tot waterschappen. Hierbij gaat het onder meer om normen voor wateroverlast, regels voor het door waterschappen te voeren waterbeheer (bijv. beheerplan) en veiligheidsnormen voor regionale waterkeringen.
  • Ontgrondingen (hoofdstuk 4):
    Dit hoofdstuk bevat een aanvullende regeling op de Ontgrondingenwet. Hierin wordt bepaald voor welke handelingen een vrijstelling geldt van bepaalde verboden uit de Ontgrondingenwet.
  • Overige onderwerpen (hoofdstuk 5):
    Hoofdstuk 5 bevat regels over respectievelijk wegen, rioolplichtontheffing, gesloten stortplaatsen en industrieterreinen van regionaal belang. Voor wat betreft wegen gaat het om regels met betrekking tot het gebruik van wegen die in het beheer van de provincie zijn. Het artikel inzake rioolplichtontheffing heeft betrekking op de aanvraag van ontheffing van de gemeentelijke rioleringsplicht. De regels ten aanzien van gesloten stortplaatsen hebben met name betrekking op de nazorg van gesloten vuilstortplaatsen. In het artikel omtrent industrieterreinen van regionaal belang worden industrieterreinen aangewezen die van een dergelijk belang zijn.
  • Nadeelcompensatie (hoofdstuk 7):
    Dit hoofdstuk bevat een artikel met betrekking tot schadevergoeding ten gevolge van de Omgevingsverordening.

Volgens de kaart behorende bij de Omgevingsverordening is het plangebied niet gelegen in een industrieterrein van regionaal belang, grondwaterbeschermingsgebied, waterwingebied, boringsvrije zone, stiltegebied, bodembeschermingsgebied Mergelland of een overig kwetsbaar gebied. Vanuit de omgevingsverordening gelden dan ook geen aanvullende regels voor dit bestemmingsplan.

3.3.3 Interim belangenstaat 2012-2013

De provincie Limburg heeft in het kader van artikel 3.1.1, lid 1 van het Bro de Provinciale belangenstaat opgesteld. Dit is een lijst met diverse provinciale belangen die in het geding kunnen komen bij ruimtelijke plannen. Op basis van deze staat kan bepaald worden of het noodzakelijk is de provincie Limburg bij het vooroverleg te betrekken. De betrokkenheid van de provincie bij het vooroverleg is noodzakelijk wanneer er inderdaad provinciale belangen aan de orde zijn bij het ruimtelijke plan.


Na het doorlopen van de stappen zoals opgenomen in de Interim belangenstaat 2012-2013 kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan van dien aard is dat hiervoor geen vooroverleg met de provincie Limburg noodzakelijk is. Echter gezien de ligging van het plangebied in de directe nabijheid van een provinciale weg (N276) zal het plan wel worden voorgelegd aan de provincie. In het ontwerp van de Omgevingsverordening 2014, die gelijktijdig in werking zal treden met het POL 2014, wordt een reserveringszone aan weerszijden aangehouden van 15 meter vanaf de buitenste kantstreep van deze provinciale weg. Het plangebied ligt buiten deze zone. De uitkomsten van het vooroverleg met de provincie komen terug in het hoofdstuk 'Procedure'.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Sittard-Geleen

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0016.png"

uitsnede structuurkaart, structuurvisie 2010

Op 10 juni 2010 heeft de raad van Sittard-Geleen de 'Structuurvisie 2010' vastgesteld. De structuurvisie schetst het ruimtelijk beeld van Sittard-Geleen en geeft een helder beeld van de lange termijn ambities en doelen voor de gemeente. In de structuurvisie is geen nieuw beleid opgenomen, de visie is gebaseerd op vigerend beleid. De structuurvisie onderscheidt een aantal thema's, ingedeeld conform de lagenbenadering en is voorzien van een uitvoeringshoofdstuk.

Het plangebied ligt binnen het gebied 'stedelijk wonen'. Voor de stedelijke woongebieden is het beleid om te gaan verdunnen, vergroenen en meer ruimte te bieden binnen de bestaande wijken. Dit betekent herstructurering van woongebieden waarbij extra ruimte komt voor kwaliteit en waarbij rekening wordt gehouden met de toekomstige krimpopgave. Dit beleid is gebaseerd op de ‘Regionale Woonmilieuvisie’, waarbij als uitgangspunt voor de woningaantallen “één er bij is één er af” geformuleerd is.

Met het planvoornemen worden geen woningen gerealiseerd. Met betrekking tot horeca in de stedelijke woongebieden is geen specifiek beleid opgenomen in de structuurvisie. Wel wordt aangegeven dat er een Integrale Horecanota wordt opgesteld.

3.4.2 Integrale Horecanota Sittard-Geleen

Op 15 december 2010 heeft de gemeenteraad de integrale horecanota vastgesteld. De horecanota bestaat uit 2 delen, te weten een ruimtelijk-economische visie en een richtinggevend beleidskader.

Voor het bestemmingsplan is vooral de visie van belang. In dit deel wordt aangegeven op welke manier het horeca-aanbod (locatie, kwaliteit, kwantiteit, type en mengfuncties) zich dient te ontwikkelen als reactie op ontwikkelingen en bewegingen in de markt, maar ook als mogelijke voortrekker op de weg naar een bruisende stad. Het vormt het toetsingskader voor toekomstige horeca-initiatieven en tevens het kader van waaruit de meer operationele werkzaamheden zullen plaats vinden.

De visie richt zich met name op de beide stadscentra Sittard en Geleen en in mindere mate op de buitenwijken, overige kernen en het buitengebied. Dit vanwege de clustering van horeca in de twee centra en de met name lokaal sociale functie van de horeca in het buitengebied.

Kort samengevat constateert de horecanota in zijn algemeenheid dat er meer kwaliteit en diversiteit in het horeca-aanbod moet komen. Via een aantal actielijnen dient het aanbod in de beide stadscentra en de overige (dorps)kernen / buitengebied verbeterd te worden. Op basis van een overall-strategie wordt aan de hand van de termen “ontwikkelen”, “consolideren” en “terugdringen” per horeca-categorie aangegeven hoe het aanbod in de gehele gemeente ontwikkeld dient te worden.

Voor de fastservicesector worden de volgende ontwikkelingsmogelijkheden gegeven:

  • Het aanbod heeft zich de afgelopen jaren bovengemiddeld ontwikkeld;
  • Het aantal m² per 10.000 inwoners is nog steeds aan de lage kant;
  • Uitgangspunt is een maximale uitbreidingsruimte van circa 1.325m² (+25%), waardoor de totale capaciteit op circa 6.500m² komt. Hiermee is het aantal m² nog relatief laag ten opzichte van de benchmarkgemeenten;
  • Hierbij is onder andere uitgegaan van de realisatie van een grootschalig fastfoodrestaurant. Let wel: de hiervoor gestelde benodigde capaciteit kan afhankelijk van de wensen en eisen van een fastfoodketen variëren. Er is hier een aanname gedaan.

Voor het winkelgebied van Sittard is aangegeven dat er ruimte is om een uitbreiding van 1.000m² – 1.250m² te ontwikkelen binnen de fastservicesector. Voor het centrum van Geleen is dit 75m² – 125m². Het plangebied zelf is niet gelegen binnen het winkelgebied van Sittard of binnen het centrum van Geleen. Maar zorgt wel voor een uitbreiding van 554 m2 binnen de fastservicesector. Omdat bij de KFC-vestiging ook een drive-thru wordt gerealiseerd heeft de vestiging een grote verkeersaantrekkende werking. Hierdoor is het niet wenselijk dit binnen een centrumgebied te realiseren. Daarnaast werkt de ligging bij de bioscoop en het tankstation versterkend ten opzichte van elkaar. De ligging aan hoofdontsluitingwegen zorgt voor een optimale bereikbaarheid. De komst van de KFC-vestiging zorgt tevens voor werkgelegenheid binnen de gemeente Sittard-Geleen. In dat kader bestaat er vanuit het gemeentelijk beleid geen bezwaar tegen het planvoornemen.

3.4.3 Welstand

In mei 2004 heeft de gemeente Sittard-Geleen de huidige welstandsnota vastgesteld. Middels de welstandsnota wil de gemeenteraad waar nodig de stedenbouwkundige kwaliteit behouden en bij nieuwe ingrepen recht doen aan de schoonheid van de gemeente Sittard-Geleen.’ Voor elk gebied in de gemeente Sittard-Geleen is een welstandsniveau bepaald. Dit is gedaan op basis van de stedenbouwkundige waardebepaling van het gebied, de geplande ontwikkeling van het gebied en het beleid en de ambities van de gemeente.

Op verschillende gebieden zijn verschillende welstandsniveaus van toepassing. Voor gebieden met sterk beeldbepalende waarden is het welstandsniveau hoger dan voor een gebied zonder beeldbepalende waarden. Met andere woorden: om te kunnen voldoen aan redelijke eisen van welstand zal een bouwplan in een beeldbepalend gebied moeten voldoen aan een omvangrijker en gedetailleerder pakket van beoordelingsaspecten dan een plan in een gebied zonder beeldbepalende waarden.

Afhankelijk van de waarde en gevoeligheid van het gebied en de betekenis voor het aanzien van de openbare ruimte en de kern als geheel kan voor dat gebied een hoog (niveau 1), normaal (niveau 2), laag (niveau 3) of welstandsvrij (niveau 4) welstandsniveau vastgesteld worden.

Het plangebied is op de kaart behorende bij de welstandsnota gelegen binnen het 'Buitengebied', nader aangeduid als G2 'boeren hoeven - agrarische buitengebied'.

Naast het bestemmingsplan biedt de welstandsnota het kader waarbinnen bouwplannen ontworpen en beoordeeld moeten worden. Het bouwplan zal ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie en dient te voldoen aan de redelijke eisen van welstand.

3.4.4 Nota Parkeernormen Sittard-Geleen

Aangezien behoefte is aan een eenduidige en eenvoudige systematiek voor parkeervoorzieningen bij ruimtelijke ontwikkelingen en bouwplannen, heeft de gemeente Sittard-Geleen haar parkeernormenbeleid in 2012 geactualiseerd in de ‘Nota Parkeernormen Sittard-Geleen – Parkeernormensystematiek’.

Het doel van de nota is het vaststellen van gemeentelijke parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en (herstructurerings)projecten in Sittard-Geleen om in de toekomst de parkeerbehoefte te kunnen faciliteren en de bereikbaarheid en leefbaarheid van Sittard-Geleen te waarborgen.

In de nota wordt overeenkomstig de CROW-publicatie “Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering”, onderscheid gemaakt naar een drietal stedelijke zones, te weten ‘centrum’, ‘schil / overloopgebied’ en ‘rest bebouwde kom’. Daarnaast wordt voor wat betreft de toe te passen parkeernormering rekening gehouden met de stedelijkheidsgraad van een gebied.

Samengevat is de parkeereis als volgt opgebouwd:

  • 1. de parkeerbehoefte, voor de afzonderlijke nieuwe functies berekend aan de hand van de parkeernormen en gesommeerd;
  • 2. verrekening van eventueel dubbelgebruik bij meerdere functies aan de hand van aanwezigheidspercentages; dit resulteert in de voorlopige parkeereis;
  • 3. bij functiewijziging: Verrekening van eventueel parkeeroverschot aan de hand van de parkeerbalans; dit resulteert in de definitieve parkeereis.

De bovenstaande uitgangspunten zijn ook voor het plangebied van toepassing (zie paragraaf 2.3.2).

 

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Milieueffectrapportage

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.

Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.

In het plangebied worden geen activiteiten uitgevoerd en komen geen gevallen voor die in lijst C of D zijn genoemd. Hiermee kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.

4.2 Wegverkeerslawaai

Een restaurant is conform het Besluit geluidhinder (artikel 1.2 onder 1) geen geluidsgevoelig object. Het beoordelen van de geluidsbelasting ten gevolge van (gezoneerde) wegen, spoorlijnen en industrieterreinen is dus niet aan de orde. Wel dient de toename van het verkeer door de beoogde ontwikkeling overwogen te worden.

In de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' zijn wel kengetallen van verkeersgeneratie voor fastfoodrestuarants aangegeven, echter als voetnoot wordt aangegeven, dat hiervoor een ruime marge gehouden dient te worden.

Voor een vergelijkend KFC-restaurant in Vlaardingen, blijkt dat er gemiddeld op een werkdag 300 auto's komen en er op een weekenddag gemiddeld 400 auto's komen. Uit de vergelijking van de beide restaurants gaat KFC er vanuit, dat de te verwachten verkeersintensiteit 10% lager zal liggen dan in Vlaardingen, daar de locatie Vlaardingen een heel stuk drukker is, qua verkeer en bevolkingsdichtheid. Afgerond komt dit op respectievelijk 500 en 700 verkeersbewegingen. Ook wordt wel gebruikgemaakt van een turnover (het gemiddeld aantal keer per dag dat een parkeerplaats bezet is). Het onderhavige restaurant in Sittard zal 68 parkeerplaatsen krijgen. Indien er uitgegaan wordt van een turnover van 5, zal het aantal verkeersbewegingen 68 x 5 x 2 = 680 bedragen (afgerond zijn dat 700 verkeersbewegingen). Dit is vergelijkbaar met de locatie in Vlaardingen.

Het verkeer komt na de uitrit op de rotonde met de Westelijke Randweg en kan zich zo richting Sittard (zuid-oost) of richting Geleen (west) of andere locaties (noord) bewegen. De verkeerstoename wordt op dit punt al direct verdeeld.

De dichtstbijzijnde geluidsgevoelige objecten (woningen en woonwagenstandplaats) liggen op circa 100 meter afstand van de rotonde, ten noorden van het plangebied. Om enige invloed op het geluid op de omliggende geluidsgevoelige objecten te hebben, dient de verkeersintensiteit met 40% (personenauto's) op een wegvak toe te nemen. Dit houdt in dat de verkeersintensiteit op het wegvak minder dan 1750 motorvoertuigen per etmaal dient te bedragen. Op alle wegvakken die aansluiten op de rotonde bedraagt de verkeersintensiteit meer dan 1750 motorvoertuigen per etmaal.

In de volgende afbeeldingen zijn eerst de verkeersintensiteiten weergegeven (bepaald door verkeerstellingen door de gemeente), de te verwachten verkeersgeneratie van het restaurant (vetgedrukt cursief) en vervolgens de verkeersgegevens conform het verkeersmodel (2030).

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0018.png"

Uit voorgaande afbeeldingen kan geconcludeerd worden, dat de verkeersintensiteit op de wegen al dusdanig hoog is, dat de toename van het verkeer niet zal leiden tot een geluidstoename. De toename is dan ook ruim minder dan 40% per wegvak. Geconcludeerd kan worden, dat voor het aspect geluid geen belemmeringen zijn.

4.3 Bodemkwaliteit

Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.

In het kader van het planvoornemen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd aan de Middenweg ong. te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie, alsmede de benodigde bestemmingsplanwijziging.

Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.

De bodem bestaat geheel uit zwak tot sterk zandige leem. Plaatselijk is deze bodem zwak tot matig steenhoudend (diameter groter dan grind en kleiner dan keien). In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.

De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met PAK. Dit gehalte is echter kleiner dan de achtergrondgrenswaarde.

In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

Daar het grondwater zich dieper dan 5,0 m -mv bevindt, heeft er conform de NEN 5740 geen grondwateronderzoek plaatsgevonden.

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging van en nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

Het rapport 'Verkennend bodemonderzoek Middenweg ong. te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen', nr. 14011020, d.d. 28 maart 2014, van Econsultancy is als aparte Bijlage beschikbaar.

4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waarvan de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die sinds 2010 van kracht zijn. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig, dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (Nibm) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden, aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit, dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling Nibm.

Uit de berekeningen van de verkeersgeneratie in paragraaf 4.2 blijkt, dat de verkeersgeneratie gemiddeld 700 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Met behulp van de Nibm-tool (website Infomil) is beoordeeld of deze verkeerstoename een relevante bijdrage zal zijn van de luchtkwaliteit.

In de volgende weergave is een uitsnede van deze berekening weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0019.png"

Uit de berekeningen blijkt dat de Nibm-grens van 1,2 µgram/m3 voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) niet zal worden overschreden. Geconcludeerd kan worden, dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering'.

Voor restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. geldt een minimale afstand van 10 meter (in verband met geur) tot woningen. Het plangebied ligt op circa 60 meter van de dichtstbijgelegen woning. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de minimale afstand.

Met het planvoornemen worden geen woningen mogelijk gemaakt. Eventuele milieuzonering van bedrijven uit de omgeving zijn dan ook niet van toepassing op het planvoornemen.

4.6 Externe veiligheid

Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het uitgangspunt van wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van externe veiligheid is scheiding van kwetsbare functies en risicobronnen, waarmee men het volgende wil bereiken:

  • bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid van een risicobron tegen de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen of ten gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven;
  • bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijk ongeval met een groot aantal slachtoffers.

Voor de eerste doelstelling is het begrip 'plaatsgebonden risico' (PR) van belang. De norm voor het plaatsgebonden risico is 10-6, die als een contour om een risicovolle inrichting en aan weerszijden langs een transportroute of buisleiding ligt. Binnen die contour zijn ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Voor beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het BEVI geldt die norm als richtwaarde. Een soortgelijke normstelling en systematiek geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.

Bij de realisatie van de tweede doelstelling staat het begrip 'groepsrisico' (GR) centraal. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, transportas waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en van een buisleiding waardoor die stoffen worden vervoerd, is op dat punt onderzoek nodig. Daaruit volgt een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar wel een oriënterende waarde, die als ijkpunt geldt bij het zoeken naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. Op grond van artikel 13 BEVI dient bij nieuwe ruimtelijke plannen die nieuwe (kwetsbare) objecten mogelijk maken een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden door het bevoegd gezag. Een soortgelijke regeling geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.

In het kader van het planvoornemen is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd. De uitkomsten van het onderzoek voor de verschillende risicobronnen zijn hierna opgenomen. Het rapport 'KFC Middenweg te Sittard Onderzoek externe veiligheid ', nr. 20140463-02, d.d. 20 mei 2014, van DPA Cauberg-Huygen B.V. is als aparte Bijlage beschikbaar.

4.6.1 Transport van gevaarlijke stoffen over de weg

Het plangebied grenst aan de N276 en op circa 1 km noordelijk van het plangebied is de N294 gelegen. Conform de vastgestelde routering voor transport van gevaarlijke stoffen vindt over de N276 en N294 in de nabijheid van het plan formeel geen transport gevaarlijke stoffen plaats. Enkel bestemmingsverkeer voor de bevoorrading van het aanwezige LPG-tankastation aan de Middenweg. Omdat er maar beperkt sprake is van transport van gevaarlijke stoffen over deze weg, wordt er van uitgegaan dat er geen sprake zal zijn van een relevant groepsrisico. Voor beide wegen is geen PR 10-6-contour aanwezig.

Daarnaast is op een afstand van circa 4,2 km is de A2 gelegen. De afstand tot aan de A2 is voor het plangebied dusdanig groot dat, hoewel formeel gezien binnen het invloedsgebied, er geen sprake zal zijn van een relevante bijdrage aan het groepsrisico.

4.6.2 Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor

Het plangebied is op circa 600 m van het traject ‘Heerlen-Sittard aansluiting’ gelegen. Op grond van de circulaire betekent dit dat er geen beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen worden gesteld. Echter, het plangebied is wel binnen het invloedsgebied van deze risicobron gelegen. Ter hoogte van het plangebied bedraagt, conform het definitief Basisnet spoor, het groepsrisico 0,3 maal de oriëntatiewaarde.

Het plangebied is op 180 m van het traject ‘Maastricht - Eindhoven’ gesitueerd. Op basis van de gepubliceerde tabel Basisnet spoor blijkt voor het traject Maastricht - Eindhoven dat conform deze tabel geen veiligheidszone geldt. Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen belemmeringen voor het plangebied. Voor dit traject geldt verder dat het groepsrisico groter is dan 0,3 maal de oriëntatiewaarde (echter </= OW).

Gezien de afstand van 180 m tot de spoorlijn, alsmede het aantal personen binnen het plangebied, kan een toename van het groepsrisico niet worden uitgesloten. Een overschrijding wordt in de toekomstige situatie echter niet verwacht. Wel dient nader invulling gegeven te worden aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

Gezien bovenstaande is de Veiligheidsvisie Spoorzone van toepassing. Hiermee zal in de verdere planuitwerking alsook bij de invulling van de verantwoordingsplicht rekening gehouden worden.

4.6.3 Buisleidingen

Op ruim 300 m van het plangebied is een buisleidingenstrook gelegen. Binnen deze buisleidingenstrook zijn vijf hogedruk gasleidingen gelegen. Op basis van de risicokaart, alsmede navraag bij de Gasunie, blijkt dat geen van de leidingen een PR 10-6-contour heeft. Het plangebied ligt op basis van afstanden buiten de 100% letaliteitsgrens. Wel ligt het binnen het invloedsgebied van diverse leidingen.

Door het onderzoeksbureau zijn voor het project ‘Middengebied’ te Sittard-Geleen, kwantitatieve risicoberekeningen voor de buisleidingenstrook uitgevoerd. Het plangebied dat in dit onderzoek bekeken is, ligt op korte afstand van de onderhavige ontwikkeling.

Uit dit onderzoek komt naar voren dat binnen het project ‘Middengebied’ 700 woningen worden gerealiseerd.

Uit de risicoberekeningen voor de buisleidingenstrook blijkt dat de oriëntatiewaarde als gevolg deze realisatie toeneemt, echter ruim onder de oriëntatiewaarde blijft, te weten maximaal 0,19*OW.

Aangezien het plangebied van de KFC binnen het invloedsgebied is gelegen, kan een stijging van het groepsrisico niet uitgesloten worden. Echter gezien het feit dat de bijdrage aan de hoogte van het groepsrisico buiten de 100%-letaliteitsgrens beperkt is (personen die binnen verblijven, dragen in deze zone niet meer bij aan het groepsrisico), zal ook de bijdrage van het plangebied aan het groepsrisico beperkt zijn. Een overschrijding van het GR wordt derhalve uitgesloten. Wel dient nader invulling gegeven te worden aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

Op basis van afstand levert ook de Structuurvisie buisleidingen geen belemmeringen op voor het plan. Het plangebied is op ruim 300 meter van de in de Structuurvisie vastgestelde beschermingszone gelegen.

4.6.4 Risicovolle bedrijven
  • Emplacement Sittard
    In een onderzoek voor Bedrijvenstad Fortuna is het risico ten gevolge van het spoorwegemplacement onderzocht. Het voorliggende plangebied ligt op circa 2 km afstand van deze bron en daarmee binnen het invloedsgebied maar ruim buiten de 10-8 plaatsgebonden risicocontour van deze inrichting.
    Tevens is uit het onderzoek gebleken dat sprake is van een overschrijding van het groepsrisico. De ontwikkeling binnen het bedrijventerrein heeft echter geen rekenkundig zichtbare invloed op de hoogte van dit groepsrisico. Gezien dit plangebied op grotere afstand is gesitueerd dan het bedrijventerrein wordt geconcludeerd dat ook dit plangebied geen relevante bijdrage levert aan het groepsrisico van deze inrichting.
    Zoals reeds genoemd is het plangebied binnen het invloedsgebied van het emplacement gelegen. Hiermee is ook hier de Veiligheidsvisie Spoorzone van toepassing. In de verdere planuitwerking alsook in bij de invulling van verantwoordingsplicht van het groepsrisico zal hier nader aandacht aan geschonken worden.
  • Bedrijventerrein Chemelot
    Het plangebied ligt op circa 2 km van het bedrijventerrein. Hiermee ligt het binnen het invloedsgebied, echter buiten de 10-8 PR-contour van de inrichting. Tevens ligt het plangebied buiten het groepsrisico relevante gebied zoals weergegeven in de Beleidsvisie Chemelot. De bijdrage van de ontwikkeling aan het groepsrisico zal derhalve niet relevant zijn.
  • LPG-tankstation (BP Station de Middenweg)
    Naast het plangebied is een LPG tankstation gelegen. Het plangebied ligt binnen de PR 10-6-contour van het vulpunt. Het te realiseren gebouw ligt echter buiten deze contour. Derhalve levert het plaatsgebonden risico geen beperkingen op voor de ontwikkeling van het plan.
    Gezien de korte afstand tot het tankstation ligt het plan binnen het invloedsgebied van deze inrichting. Derhalve zijn kwantitatieve risicoberekeningen uitgevoerd ter bepaling van de hoogte van het groepsrisico. Bij de berekeningen zijn variantberekeningen gemaakt waarbij is gerekend met en zonder gecoate tankwagen en verbeterde vulslang. Ten aanzien van het groepsrisico blijkt uit de berekeningen dat de oriëntatiewaarde, zowel in de huidige als in de toekomstige situatie, overschreden wordt. Uitgangspunt hierbij is de vigerende milieuvergunning.
    Wordt de doorzet minder dan 500 m³/jaar en worden venstertijden toegepast (cf. ontwerpbesluit), zal het groepsrisico dalen tot onder de oriënterende waarde, indien gebruik wordt gemaakt van een gecoate tankwagen en verbeterde vulslang.

De PR 10-6-contour van het vulpunt is op de verbeelding en de regels opgenomen als 'veiligheidszone – lpg'.

4.6.5 Verantwoording groepsrisico

In de notitie 'KFC Middenweg te Sittard Verantwoording groepsrisico ', nr. 20140463-05, d.d. 13 augustus 2014, van DPA Cauberg-Huygen B.V. (die als Bijlage bij deze toelichting is opgenomen) is het groepsrisico verantwoord. Er is een zeer lage kans op incidenten. Ter beperking van het groepsrisico worden diverse maatregelen getroffen. Het restrisico wordt als acceptabel en voldoende verantwoord geacht.

4.7 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen boven- of ondergrondse hoofdtransportleidingen gelegen, die planologische bescherming dan wel zonering behoeven, om hun functioneren veilig te stellen.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

Op grond van de Monumentenwet 1988 worden gemeenten verantwoordelijk geacht voor de omgang met archeologische waarden in gemeentelijk grondgebied. Gemeenten moeten bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

In 2012 heeft de gemeente Sittard-Geleen de “beleidsnota Archeologie en Monumenten gemeente Sittard-Geleen” vastgesteld (Gemeente Sittard-Geleen, 2012. Beleidsnota Archeologie en Monumenten gemeente Sittard-Geleen). Onderdeel van deze beleidsnota is een archeologische beleidskaart, die gebaseerd is op een aantal archeologische verwachtingskaarten (Verhoeven, M.P.F. & G.R. Ellenkamp, 2010. Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Sittard-Geleen. RAAP-rapport 2144. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp). De archeologische verwachtingskaarten geven inzicht in de aanwezigheid en verwachte aanwezigheid van archeologische resten in de gemeente. De verwachtingskaarten zijn vervolgens omgezet naar één beleidskaart. Op de beleidskaart zijn gebieden waarvoor dezelfde beleidsuitgangspunten gelden samengevoegd. Zo zijn er 7 archeologische beleidscategorieën ontstaan (zie onderstaande tabel). De beleidskaart vormt een eerste praktisch handvat bij de inpassing van archeologie bij planvorming en uitvoering in de gemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0020.png"

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente behoort het plangebied tot beleidscategorie 4 (hoge verwachting). Voor deze gebieden geldt een archeologische onderzoeksplicht indien de bodemingrepen dieper reiken dan 30 cm -Mv én de omvang van het gebied groter is dan 500 m². Deze ondergrens is bij het toetsen van het schetsplan omwille van diverse redenen (zie archeologisch advies nr. MP13a13) omhoog gesteld naar 1000 m².

Aangezien de beoogde plannen de ondergrens van 1000 m² overschrijden heeft de initiatiefnemer een archeologisch onderzoek laten uitvoeren ('Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Middenweg (ong.) te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen', nr. 14011022, d.d. 4 juni 2014, van Econsultancy).

Uit het bureauonderzoek blijkt dat plangebied in een vruchtbaar gebied ligt, op een lösswand met radebrikgronden en bergbrikgronden in de buurt van water, terwijl tevens meerdere archeologische meldingen (uit alle archeologische perioden) in de directe omgeving liggen.

Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de randen van het plangebied tot op een behoorlijke diepte verstoord zijn (1,40-1,50 m –Mv), zodat daar geen archeologische resten (meer) verwacht worden. In het centrale gedeelte bevindt de ongeroerde grond zich vanaf circa 60 cm –Mv en kunnen archeologische resten aanwezig zijn. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt geadviseerd om in dit gebied alle werkzaamheden vanaf 60 cm –Mv archeologisch te laten begeleiden.

Bovenstaand rapport is inmiddels door de gemeente getoetst (Tichelman, G., 2014. Toetsing archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Middenweg (ong.) te Sittard (d.d. 12 mei 2014)). De gemeente stemt in met het advies om de werkzaamheden vanaf 60 cm -Mv in het centrale deel van het plangebied archeologisch te laten begeleiden (zie figuur voor het betreffende gebied). Deze archeologische begeleiding dient te worden uitgevoerd conform een vooraf opgesteld en goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).

Op de verbeelding is aan het centrale deel van het plangebied de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ toegekend.

Het rapport 'Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Middenweg (ong.) te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen', nr. 14011022, d.d. 4 juni 2014, van Econsultancy is als aparte Bijlage beschikbaar.

4.8.2 Cultuurhistorie

Op beschikbaar historisch kaartmateriaal is te zien dat het plangebied begin 19e eeuw in gebruik was als akkerland. In of direct om het plangebied lagen geen wegen. Tot eind 20e eeuw is deze situatie onveranderd gebleven. De Middenweg ten zuiden van het plangebied is in de jaren '80 van de 20e eeuw gerealiseerd en de Westelijke Randweg ten noorden, oosten en westen van het plangebied pas in 2007. Tot die tijd is het plangebied zelf als akkerland in gebruik gebleven.

Met de realisatie van de KFC-vestiging in het plangebied worden geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aangetast.

4.9 Flora en fauna

De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In bestemmingsplannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met gebiedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn-gebieden opgenomen als Natura 2000-gebieden.

4.9.1 Quickscan flora en fauna

In het kader van het planvoornemen is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoek heeft tot doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Het onderzoek heeft tevens tot doel te onderzoeken of het plan uitvoerbaar is in de zin van de Wro.

De initiatiefnemer is voornemens ter plaatse een vestiging van KFC te realiseren, met onder meer een restaurant, drive-thru en parkeergelegenheid. De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0021.png"

Conclusie

Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Flora- en faunawet wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.

Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen, hetgeen – zie tabel en bovenstaande – goed mogelijk is.

Het rapport 'Quickscan flora en fauna Middenweg (ong.) te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen', rapportnr. 14011021, d.d. 3 maart 2014, van Econsultancy is als aparte Bijlage beschikbaar.

4.10 Water

4.10.1 Watertoets

De watertoets is een verplicht onderdeel van elke planologische procedure. Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.

Het planvoornemen betreft de realisatie van een KFC-vestiging met bijbehorend parkeerterrein. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen binnen het werkgebied van Waterschap Roer en Overmaas. In het kader van de watertoets is onderhavige paragraaf dan ook om advies voorgelegd aan dit waterschap. De reactie van het waterschap wordt behandeld in paragraaf 7.2.

4.10.2 Locatiegegevens
4.10.2.1 Huidige en toekomstige situatie plangebied

De onderzoekslocatie (± 3.200 m2) ligt aan de Middenweg ong., ten zuiden van de kern van Sittard in de gemeente Sittard-Geleen. Het perceel, waar de onderzoekslocatie deel van uitmaakt, is kadastraal bekend Geleen, sectie E, nummers 11605 en 11622.

Volgens het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), bevindt het maaiveld zich op een hoogte van circa 57 m +NAP. De coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie zijn X = 187.030, Y = 333.000.

4.10.2.2 Bodemopbouw

Door de stichting voor bodemkartering (Stiboka) zijn sinds 1964 voor de bovenste 1,20 meter van de bodem bodemkaarten vervaardigd. Door Alterra worden deze kaarten ontsloten via bodemdata.nl. Uit gegevens van bodemdata.nl blijkt voor de onderzoekslocatie het volgende:

  • De bovengrond bestaat uit een Radebrikgrond (BLd6), die volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit siltige leem De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel schimmert.
4.10.2.3 Geohydrologie

Het eerste watervoerend pakket heeft een dikte van > 100 m en wordt gevormd door de zandige en grindrijke Formaties van respectievelijk Beegden en Breda. Op deze formaties liggen slecht doorlatend kleipakket behorende tot de Formatie van Boxtel Schimmert, met een dikte van ± 5 m. Het eerste watervoerend pakket wordt aan de onderzijde begrensd door afzettingen van de Ville Formatie. Deze complexe eenheid bestaat uit bruinkool.

4.10.2.4 Grondwater

TNO-NITG voert het databeheer van in de omgeving aanwezige grondwaterpeilputten, waarin de grondwaterstandstand in het eerste watervoerende pakket wordt gemonitoord. In het archief van TNO zijn nabij de onderzoeklocatie geen grondwaterstandgegevens beschikbaar. Op basis van archiefmetingen rondom de kern van Sittard kan worden vastgesteld dat de Gemiddelde Hoogste grondwaterstand (GHG) dieper is gelegen dan 5,0 m -mv. Het grondwater van het eerste watervoerende pakket stroomt in noordwestelijke richting.

Er liggen geen pompstations in de buurt van de onderzoekslocatie die van invloed zouden kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied.

4.10.2.5 Oppervlaktewater

Behoudens de bermsloten langs de N276 en een wadi ten noordwesten van de onderzoekslocatie (overzijde Westelijke randweg) is in de directe omgeving van de onderzoekslocatie geen oppervlaktewater gelegen.

4.10.2.6 Afvalwater

In de toekomstige situatie zal het hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer; HWA) worden afgekoppeld van het huishoudelijk afvalwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) en separaat worden verwerkt conform de uitgangspunten van de waterbeheerder. Voor de DWA geldt dat afvoer onder vrijverval niet mogelijk is en dat derhalve gepompt (mini-gemaal) dient te worden naar de DWA van de Rijksweg. Het benodigd debiet dient te zijner tijd door een installateur berekend te worden. Door de gemeente Sittard-Geleen wordt uitgegaan van een debiet van 10-20 m3/uur en een persleiding van 75-90 mm (raming).

4.10.3 Doorlatendheidsonderzoek
4.10.3.1 Algemeen

Ter plaatse van het plangebied is in maart 2014 een Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (rapportnummer 14011020 SIT.TON.NEN). Ten behoeve van dit onderzoek is de bodemopbouw beschreven. Van het opgeboorde materiaal is een boorbeschrijving gemaakt (NEN 5104). Ten aanzien van de achtergrondinformatie wordt verwezen naar de voornoemde rapportage, die als aparte bijlage beschikbaar is.

Om de mogelijkheden voor hemelwaterinfiltratie te kunnen bepalen heeft in navolging op het verkennend bodemonderzoek op 20 maart 2014 een doorlatendheidsonderzoek plaatsgevonden waarbij de waterdoorlatendheid (k- waarde) van de bodem is bepaald.

4.10.3.2 Bodemopbouw en textuur

In het kader van het verkennend bodemonderzoek zijn in totaal 13 boringen geplaatst. De boringen daarbij doorgezet tot maximaal 5,5 m -mv. De bodem bestaat uit zwak tot sterk zandige leem. Er zijn geen gleyverschijnselen waargenomen.

4.10.3.3 Actuele grondwaterstand

Tijdens de veldwerkzaamheden is tot de onderzochte diepte geen grondwater aangetroffen.

4.10.3.4 Waterdoorlatendheid

Op basis van de lokale bodemopbouw en de doelstelling van het onderzoek zijn op basis van de grondboringen uit het verkennend bodemonderzoek (meerdere) homogene bodemlagen geselecteerd die vervolgens zijn getest op de waterdoorlatendheid (K-waarde). De methode die is toegepast om de waterdoorlatendheid te bepalen is nader toegelicht in Bijlage 5 Watertoets. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de in-situ doorlatendheidsmetingen weergegeven, Bijlage 5 Watertoets bevat tevens de berekeningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0022.png"

Tabel: Overzicht k-waarde per onderzochte bodemlaag

4.10.4 Conclusies locatiespecifiek onderzoek
4.10.4.1 Waterdoorlatendheid

Op basis van de resultaten uit het waterdoorlatendheidsonderzoek wordt de bodem binnen de onderzoekslocatie, mede op basis van de textuur, niet geschikt geacht voor de infiltratie van hemelwater.

4.10.4.2 Ondergrens bergingsvoorziening

De maximale diepte van de onderzijde van een bergingsvoorziening geldt in het algemeen de GHG. Uit onderzoek is gebleken dat de GHG dieper is gelegen dan 5,0 m -mv.

4.10.5 Planuitwerking
4.10.5.1 Verhard oppervlak

In onderstaande tabel staan de oppervlakten van de huidige en toekomstige bebouwing en verhardingen weergegeven. De oppervlakten zijn bij benadering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0023.png"

Tabel: Gegevens huidig en toekomstig verhard oppervlak

Het totaal aan verhard oppervlak neemt toe met circa 3.200 m2.

4.10.5.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten

Het projectgebied is gelegen binnen het beheersgebied van waterschap Roer en Overmaas. Het waterschap heeft voor de watertoets enkele praktische vuistregels opgesteld. Gemeente Sittard-Geleen conformeert zich aan het beleid van het waterschap. De belangrijkste randvoorwaarden ten aanzien van de wateropgave zijn als volgt:

  • rekening houden met de waterbelangen uit de WaterATLAS;
  • circa 10% van het plangebied reserveren voor water;
  • streven naar 100% afkoppeling van het verharde oppervlak;
  • wateropgave oplossen binnen het plangebied (niet afwentelen);
  • toepassen voorkeursvolgorde waterkwantiteit (vasthouden, bergen en afvoeren);
  • toepassen voorkeursvolgorde waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren);
  • de wateropgave baseren op het definitief ontwerp. Voor de watertoets is vooralsnog uitgegaan van 0,32 ha verhard oppervlak;
  • infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op T= 25 jaar (35 mm in 45 minuten);
  • bodem niet geschikt voor infiltratie;
  • de maximale ledigingsduur van het systeem bij voorkeur gelijk of kleiner dan 24 uur;
  • leegloop en noodoverlaat op en via provinciale afwateringssloot en/of gemeentelijke riolering niet toegestaan;
  • doorkijk geven naar T= 100 jaar (45 mm in 30 minuten): gevolgen aangeven bij extreme situaties zo nodig maatregelen treffen (bijv. noodoverloop);
  • aanlegdiepte bergingsvoorzieningen boven de GHG;
  • geen gebruik maken van uitlogende materialen, bouwen volgens het duurzaam bouwen (DuBo) principe.
4.10.5.3 Waterbergingsopgave

Uitgaande van het verhardoppervlak en de bergingsplicht, is de waterbergingsopgave als volgt:

  • T= 25 jaar: 112 m³ (0,32 ha x 10 x 35 mm);
  • T= 100 jaar: 144 m³ (0,32 ha x 10 x 45 mm).
4.10.5.4 Hemelwaterafvoersysteem

Hemelwater wordt binnen het plangebied verantwoord en op duurzame wijze afgekoppeld. Daarbij wordt onder andere de WRO-brochure “regenwater schoon naar beek en bodem” toegepast.

Binnen de huidige planuitwerking is geen ruimte beschikbaar om hemelwater bovengronds te bergen. Hemelwater zal derhalve in de ondergrond geborgen worden door de aanleg van infiltratiekratten. Hemelwater zal daarbij op conventionele wijze worden ingezameld (bladscheiders, Save kolken, bezink-/zandvangput) en verbuisd worden getransporteerd richting een infiltratiekrattensysteem dat is gelegen onder de parkeervoorziening(en). Om de 24-uurs herbeschikbaarheid te kunnen garanderen wordt met grindpalen/infiltratieunits een verbinding gemaakt met de onder de slecht doorlatende leemlaag aanwezige zand- of grindlagen.

Bij het transport van hemelwater richting het bergingssysteem mag er geen afwatering, noch waterproblematiek voorkomen op gemeentelijke en provinciale wegen (afstroming over maaiveld of verharding en bermen).

4.10.5.5 Dimensionering

Bij het toepassen van infiltratiekratten zijn, om de waterbergingsopgave bij T= 100 jaar (144 m3) te kunnen bergen, in totaal ± 350 kratten benodigd. Bij de berekening is uitgegaan van de inspecteerbare Q-Bic infiltratiekrat van Wavin met de volgende kengetallen:

Holle ruimte   95%  
Lengte   1,2 m  
Breedte   0,6 m  
Hoogte   0,6 m  
Netto inhoud   410 liter (0,14 m3)  
Aansluitingen   160, 315, 400, 500 mm buis, speciaal verloop 160-125 mm  
Minimale gronddekking   0,8 m  
Maximale gronddekking   6,0 m  

Wanneer de kratten niet worden gestapeld, is een minimaal oppervlak benodigd van ± 252 m2 om 350 kratten te kunnen plaatsen (1,2 m x 0,6 m x 350). Van het totale planoppervlak, omvat ± 2.640 m2 ontsluiting (wegen) en parkeergelegenheid. Onder de verhardingsconstructie is dus voldoende ruimte beschikbaar om het benodigd aantal infiltratiekratten te plaatsen en zodoende de waterbergingsopgave te kunnen bergen.

4.10.5.6 Lediging

Vanwege de aanwezige bodemopbouw zal de voorziening niet door middel van infiltratie binnen 24 uur kunnen ledigen. Door de gemeente Sittard-Geleen is aangegeven dat een leegloop of noodoverlaat op en via de provinciale afwateringssloot en/of de gemeentelijke riolering niet is toegestaan. Om de voorziening binnen 24 uur te ledigen zal met grindpalen/infiltratie units een verbinding worden gemaakt met de onder de slecht doorlatende leemlaag aanwezige zand- of grindlagen. Op basis van de huidige onderzoeken en gegevens is echter niet inzichtelijk op welke diepte de zand- of grindlagen zijn gelegen. Momenteel is tot 5,0 m -mv zwak tot sterk zandige leem aangetroffen.

Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor diepinfiltratie en de werking van het systeem (24-uurs herbeschikbaarheid), zal tijdens de verdere planuitwerking onderzocht moeten worden op welke diepte de zand- of grondlagen gelegen zijn en hoe groot de doorlatendheid van deze lagen is.

4.10.5.7 Calamiteit

In een extreme situatie (situatie > T= 25 jaar) zal om problemen aan maaiveld te voorkomen, de voorziening moeten worden voorzien van een noodoverloop. Overtollig water kan via een overstortconstructie overstorten op de grindpaal/infiltratieunit richting de goed doorlatende zand- grindlagen. Indien de grindpaal/infiltratie unit de hoeveelheid water niet snel genoeg kan verwerken, kan hemelwater via een escape aan maaiveld (put) overstorten op de parkeerplaats. In deze situatie zal dan tijdelijk een water op straat situatie ontstaan. Het terrein dient daarbij dusdanig ingericht te worden dat bij een dergelijke situatie er geen waterproblematiek kan voorkomen op de gemeentelijke en provinciale wegen (afstroming over maaiveld of verharding en bermen).

4.10.5.8 Afvalwater

Doordat afvoer van huishoudelijk afvalwater onder vrijverval niet mogelijk is, zal het vuilwater door middel van een mini-gemaal gepompt worden richting de DWA van de Rijksweg. Het benodigd debiet zal nog door installateur berekend worden. Door de gemeente Sittard-Geleen is het debiet en de daarbij horende leiding diameter vooralsnog geraamd op respectievelijk; 10-20 m3/uur en 75-90 mm. Het vuilwatersysteem dient tevens voorzien te worden van de benodigde de vetafscheider(s) en overige voorzieningen.

Uit beheeroogpunt ligt zowel de aanleg als het beheer van het pompgemaal bij de initiatiefnemer. Het pompgemaal blijft tevens in eigendom van de initiatiefnemer. Daar waar de leiding het perceel verlaat wordt deze in beheer overgenomen door de gemeente Sittard-Geleen. De aansluitkosten hiervan zijn voor de initiatiefnemer.

4.10.5.9 Ecologie

In de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen: Woningbouw nieuwbouw, Woningbouw beheer en Utiliteitsbouw is een tweetal maatregelen (S/U237 en S/U444) opgenomen die onder meer betrekking hebben op het verminderen van de emissie van milieubelastende stoffen naar het van daken afgevoerde hemelwater. Bij nieuwbouw wordt geadviseerd gebruik te maken van niet-uitloogbare bouwmaterialen in verband met de waterkwaliteit. Dit houdt in dat toepassing van materialen voor daken, dakgoten en hemelafvoeren zoals zink, koper, lood etc. wordt afgeraden, tenzij de materialen zijn voorzien van een coating.

4.10.6 Conclusie

Op basis van bovenstaande randvoorwaarden en uitgangspunten is binnen het plan voldoende ruimte aanwezig om de waterbergingsopgave (T= 25 jaar) te kunnen bergen. De ontwikkeling is daarmee in zowel ruimte als tijd waterneutraal. Er worden dan ook vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen belemmering verwacht voor de bestemmingswijziging. In de verdere planvorming zal het hemelwaterafvoersysteem (HWA) alsmede het vuilwatersysteem (DWA) nader uitgewerkt moeten worden. Daarbij zal te zijner tijd een ontwerptekening(en) en een berekening(en) overlegd worden die de vergunningverlener kan toetsen ter verkrijging van goedkeuring en een aansluitvergunning riolering.

Het rapport 'Watertoets Middenweg ong. te Sittard gemeente Sittard-Geleen', rapportnr. 14011023, d.d. 19 mei 2014, van Econsultancy is als aparte Bijlage beschikbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening, bepalen de volgende zaken de opzet en inrichting van de planregels, te weten:

  • de digitale raadpleegbaarheid;
  • de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012);
  • de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2 Toelichting op de verbeelding

Op de verbeelding zijn aangegeven:

  • de grens van het plangebied;
  • de bestemming van de in het plangebied gelegen grond;
  • de aanduidingen bij de bestemmingen;
  • de verklaringen.

Het plangebied is ingevuld met de bestemming 'Horeca'. Binnen deze bestemming is het gebruik van de gronden ten behoeve van de KFC toegestaan. Met het opnemen van een bouwvlak is de locatie van de bebouwing geregeld.

5.3 Toelichting op de regels

De regels zijn conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1: inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2: bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3: algemene regels;
  • Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.
5.3.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in de SVBP2012 en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.

Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2012 regels gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.

5.3.2 Bestemmingsregels

Per bestemming die op de verbeelding wordt gebruikt worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • 1. Bestemmingsomschrijving
  • 2. Bouwregels
  • 3. Nadere eisen
  • 4. Afwijken van de bouwregels
  • 5. Specifieke gebruiksregels
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden “met daaraan ondergeschikt”. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

Nadere eisen

Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.

Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd doordat mogelijkheden worden geboden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze afwijkingen zijn niet bedoeld voor aanpassing van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan een afwijking wordt verleend, de maximale aanpassing die met de ontheffing kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

Specifieke gebruiksregels

In de Wet ruimtelijke ordening is het verboden gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. In specifieke gebruiksregels kunnen bepaalde functies nog concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik of toegelaten gebruik.

Afwijken van de gebruiksregels

Door met een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van gebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel bij omgevingsvergunning afgeweken kan worden ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via afwijking geen “nieuwe” functies kunnen worden toegestaan. De afwijking dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.

5.3.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen het bevoegd gezag, in deze meestal burgemeester en wethouders, gerechtigd is om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Algemene procedureregels

In deze bepaling wordt aangegeven welke procedures moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen van een plan of het verlenen van omgevingsvergunningen is al bij wet geregeld.

Overige regels

Onder de overige regels is bepaald dat indien in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen het de regelingen betreft zoals die gelden op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Daarnaast zijn voorrangsregels opgenomen. Indien een strijdigheid tussen een bestemming en dubbelbestemming aan de orde is, dan gaat het belang van de dubbelbestemming voor. Tevens is een prioriteitsstelling ten aanzien van de dubbelbestemmingen onderling opgenomen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Exploitatieplan

Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel 6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situatie een exploitatieplan gemaakt moet worden. In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buitentoepassingverklaring van een beheersverordening zijn.

Het planvoornemen betreft de realisatie van de vestiging van een fast-foodketen. Derhalve is het plan aan te merken als een bouwplan conform artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, waardoor de gemeenteraad in beginsel verplicht is een exploitatieplan vast te stellen. In onderhavig geval heeft de gemeente er echter voor gekozen om een grondexploitatieovereenkomst met de initiatiefnemer aan te gaan. Derhalve is kostenverhaal anderszins verzekerd. Voorts kan worden opgemerkt dat geen aanleiding bestaat te voorzien in een fasering van de bouwplannen en/of het stellen van eisen als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onder b, c en d Wro. Dit leidt tot de conclusie dat de raad kan besluiten om niet tot vaststelling van een exploitatieplan over te gaan bij vaststelling van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Westelijke Randweg Middenweg'.

6.2 Financiële haalbaarheid

Het planvoornemen betreft een particulier initiatief. Wel zal de gemeente de kosten voor het afgraven en bouwrijp maken van de gronden voor haar rekening nemen. De met de overige realisering gepaard gaande kosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Een en ander is in een exploitatieovereenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente vastgelegd. Tevens is een planschadeverhaal overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Eventuele planschade wordt hiermee afgewenteld op de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 7 Procedure

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPWestRandMiddenw-VA01_0024.jpg"

7.1 Te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:

  • a. Ontwerp:
      • I. Publicatie en terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en de Wro;
      • II. Gedurende deze terinzagelegging kan een ieder een zienswijze indienen bij de gemeenteraad;
  • b. Vaststelling:
      • I. Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad;
      • II. De provincie heeft de mogelijkheid om een reactieve aanwijzing te geven (dat gedeelte waarvoor een reactieve aanwijzing is gegeven treedt niet in werking);
      • III. Publicatie en terinzagelegging van het vaststellingsbesluit en vastgestelde bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn;
  • c. Beroep (indien aan de orde):
      • I. Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
  • d. Inwerkingtreding:
      • I. Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan).

In het kader van deze procedure is het voor een ieder mogelijk om gedurende de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan (fase a) zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.

7.2 Vooroverleg

Wettelijk vooroverleg

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten, provincie, waterschappen en met diensten van het Rijk (indien aan de orde). Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1 Bro.


Resultaten vooroverleg

In het kader van het vooroverleg zijn van de volgende instanties een reactie ontvangen. De reacties van deze instanties zijn als Bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

  • a. Rijkswaterstaat (RWS):
    Het bestemmingsplan geeft RWS als beheerder van de rijkswegen en rijkswateren geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
  • b. Waterschap Roer en Overmaas:
    Naar aanleiding van het prewateradvies heeft de gemeente contact gehad met het waterschap. Hierbij is overeengekomen dat de, zoals in paragraaf 4.10 en Bijlage 5 Watertoets beschreven, combinatie van infiltratiekrattensysteem gecombineerd met een drainagesysteem rondom inclusief infiltratiepalen ook door het waterschap wordt goedgekeurd. Het plaatsen van de infiltratiekratten is mogelijk op basis van de planregels. Deze zullen niet specifiek worden aangeduid op de verbeelding, omdat de exacte locatie van de infiltratiekratten nog niet bekend is. Als Bijlage 8 is het definitieve wateradvies opgenomen.
  • c. Brandweer Zuid-Limburg:
    In Bijlage 7 Verantwoording groepsrisico wordt uitgebreid ingegaan op de reactie van de brandweer. Verder is in de regels opgenomen dat nadere eisen kunnen worden gesteld ten aanzien van en/of in het belang van: de externe  veiligheid, bijvoorbeeld ten aanzien  van  de  indeling van gebouwen, oriëntatie  van gebouwen, toegang  en  vluchtwegen,  de  bereikbaarheid  van  het  perceel  en bouwkundige  maatregelen.
  • d. Provincie Limburg:
    Het plangebied ligt, conform de ontwerp Omgevingsverordening 2014, buiten de reserveringszone van 15 meter vanaf de buitenste kantstreep van de provinciale weg N276 en daarmee op voldoende afstand van deze weg. Uit dien hoofde heeft de provincie dan ook geen opmerkingen over het plan. De provincie hoeft verder niet bij het plan te worden betrokken.

7.3 Ontwerp

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 19 juni tot en met 30 juli 2014. Er zijn geen zienswijzen ingekomen. In de Nota van zienswijzen en wijzigingen, die als aparte bijlage beschikbaar is, zijn de ambtshalve wijzigingen opgenomen.

7.4 Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 25 september 2014 door de gemeenteraad vastgesteld.