direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijke beleid
Plan: Bedrijventerreinen Born: Holtum Noord I & II en Sluisweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02

2.4 Gemeentelijke beleid

2.4.1 Structuurvisie 2010

De gemeente Sittard-Geleen heeft in 2010 een structuurvisie opgesteld voor haar grondgebied. Deze structuurvisie is het eerste integraal ruimtelijk plan voor de totale gemeente sinds de herindeling in 2001. Het is een samenvoeging van alle bestaande ruimtelijke ambities en doelen van de gemeente Sittard-Geleen, op basis van vigerend beleid. De gemeenteraad heeft op 10 juni 2010 de structuurvisie van Sittard-Geleen vastgesteld.

Hieronder is een uitsnede van de structuurvisiekaart weergegeven voor het het noordelijk gelegen bedrijventerrein Holtum Noord. Het vormt een samenvattende kaart van het ruimtelijk beleid van Sittard-Geleen. De structuurvisiekaart is via de lagenbenadering opgebouwd uit de facetkaarten per beleidsgebied.

Het plangebied wordt in de structuurvisie aangeduid als "bestaand werkgebied" / "te ontwikkelen werkgebied" aangeduid.

De structuurvisie is gebaseerd op vigerend beleid. Naar de toekomst toe liggen er verschillende strategische opgaven die uitgewerkt moeten worden. De structuurvisie geeft als bestuurlijk document richting aan de inzet van gemeentelijke juridische bevoegdheden. Op gemeentelijk niveau wordt de structuurvisie vertaald naar juridisch bindende bestemmingsplannen

De economie in de gemeente Sittard-Geleen onderscheidt zich op twee niveaus: internationaal met de pijlers chemie, automotive en logistiek en regionaal met het midden en kleinbedrijf. Bedrijventerrein Holtum Noord is gelegen binnen het trimodale knooppunt aan de noordzijde van de gemeente. Hier ligt de nadruk op logistiek en automotive.

De gemeente heeft ook een aantal duurzaamheidsdoelstellingen die betrekking hebben op bedrijventerreinen. Van belang is dat bedrijventerreinen verduurzaamd moeten worden waarbij er extra aandacht is voor efficiënt ruimtegebruik, multifunctionaliteit en duurzame energie.

Het plangebied wordt in de structuurvisie aangeduid als "bestaand werkgebied" en "te ontwikkelen werkgebied". Voor dit laatste geldt dat dit reeds in ontwikkeld is als zodanig. Daarnaast is er in het havengebied een deel aangeduid als "herstructureringslocatie", dit is nog altijd van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02_0015.png"

2.4.2 Stadsvisie 2016

In de Stadsvisie 2016 is een aantal uitgangspunten geformuleerd:

  • In de beleidssfeer wordt ingezet op zonering om de externe veiligheid te verhogen, op landschappelijke inpassing van bedrijventerreinen en op het voorkomen van verdere ruimtelijke belasting en zonodig (landschappelijke) compensatie daarvan.
  • De Value Added Logistic activiteiten op bedrijventerrein Holtum Noord worden verder uitgebouwd.
  • In het cluster transport en logistiek wordt de toegevoegde waarde van de aanwezigheid van het vliegveld Maastricht-Aachen-Airport in de keten onderzocht. Intermodaal vervoer (rail, water en/of ondergronds) wordt gestimuleerd om een vermindering van transport over de weg te realiseren. Ook hier geldt dat de meerwaarde van samenwerking met Genk (logistiek centrum Hermes) onderzocht zal worden ten aanzien van marketing, promotie, acquisitie en ontwikkeling.
  • De railinfrastructuur vraagt zowel ter verbetering van de bereikbaarheid als ter verbetering van de externe veiligheid aanpassing. De aanleg van een nieuwe railterminal op DSM-terrein is daartoe een noodzakelijke stap.

2.4.3 Bedrijventerreinenbeleid

Het gemeentelijke bedrijventerreinenbeleid bestaat uit de beleidsregels van het (provinciale) Programma Werklocaties 2020. De gemeente heeft in haar bedrijventerreinenplanning rekening gehouden met realisatie van Holtum Noord III vóór 2015 (inmiddels in aparte bestemingsplanprocedure). De noodzaak hiervan is gelegen in het vervallen van ca. 40 ha. van bedrijventerrein van De Loop-Zuid bij knooppunt Het Vonderen in St. Joost. Herstructurering van bedrijventerreinen heeft plaatsgevonden bij de terreinen Sluisweg, Borrekuil en Kampstraat. Samen met de verdere ontwikkeling van Industrie Park Swentibold en Trade Port Beek is er voor de Westelijke Mijnstreek voldoende capaciteit aan bedrijventerreinen. Per jaar zal een monitoring plaatsvinden, op basis waarvan de planning desgewenst aangepast kan worden.

2.4.4 Parkeerbeleid

Op 15 maart 2012 is de 'Nota Parkeernormen Sittard-Geleen; parkeernormensystematiek' vastgesteld. Het doel van de nota is het vaststellen van gemeentelijke parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en (herstructurerings)projecten in de gemeente om in de toekomst de parkeerbehoefte te kunnen faciliteren en de bereikbaarheid en leefbaarheid van de gemeente te waarborgen. De nota is een actualisering en een vereenvoudiging van de nota 'Parkeernormensystematiek' uit 2005 en vormt de uitwerking van het onderdeel 'parkeerplaatsverplichting' uit het parkeerbeleidsplan. De normen voor woningen, bedrijven en voorzieningen zijn over het algemeen lager dan de voorheen gehanteerde normen. Daarnaast is het onderscheid in parkeernormen voor dure, middendure en goedkopen woningen vervallen. De nota is bedoeld als normenkader van de gemeente en is van toepassing op toekomstige ruimtelijke plannen en (herstructurerings)projecten. In het kader van het waarborgen van een duurzame parkeeroplossing bij nieuwe ontwikkeling (nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie) dient de parkeercapaciteit op eigen terrein te worden gerealiseerd om te voorkmen dat de parkeervraag wordt afgewenteld op de openbare ruimte. Hiervoor dienen bouwplannen getoetst te worden een de parkeernormen. De gemaakt afspraken worden vastgelegd in een parkeerovereenkomst. Om ontwikkelaars zo veel mogelijk te stimuleren tot het realiseren van parkeercapaciteit op eigen terrein of tot het benutten van bschikbare (over)capaciteit, wordt het parkeerfonds ingesteld. Als de initiatiefnemer niet kan voldoen aan de parkeereis dient hij ter compensatie een bijdrage in het parkeerfonds te storten. De nota kent een algemene strekking, in specifieke gevallen is maatwerk noodzakelijk.

In voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe (directe) ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De parkeerdruk op de openbare ruimte zal derhalve niet toenemen ten gevolge van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

2.4.5 Beleidsnota telecom zendinstallaties 2008

Voor het plaatsen van zendinstallaties vormen het bestemmingsplan en de welstandscriteria vaak de belangrijkste toetsingskaders bij het beoordelen van een aanvraag voor een bouwvergunning. Vigerende bestemmingsplannen laten in beginsel het oprichten van zendmasten niet toe.

Om tot een verantwoorde stedenbouwkundige, landschappelijke en maatschappelijke inpassing van zendinstallaties te komen, is beleid voor locatiekeuze en vormgeving noodzakelijk. De gemeente Sittard- Geleen heeft gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak waarbij onderscheid gemaakt wordt in vijf gebiedstypen:

  • Beschermd stadsgebied.
  • Stedelijk gebied.
  • Industriegebied.
  • Buitengebied.
  • Wegen/infrastructuur.

Vervolgens worden in elk gebied drie functies onderscheiden (woonfunctie, werkfunctie en recreatieve functie) en wordt binnen elk gebiedstype en functie aangegeven of een coöperatief dan wel restrictief beleid gevoerd zal worden als het gaat om locatiekeuze en plaatsing van zendinstallaties.

  Woonfuncties   Werkfuncties   Recreatieve functies  
Beschermd stadsgebied   restrictief   coöperatief   restrictief  
Stedelijk gebied   restrictief   coöperatief   coöperatief  
Industriegebied   restrictief   coöperatief   coöperatief  
Buitengebied   restrictief   restrictief   restrictief  
Infrastructuur   restrictief   coöperatief   restrictief  

Het onderhavige plangebied betreft het industriegebied van Sittard. Voor het gebied zal dan ook voornamelijk een coöperatief beleid worden gevoerd aangezien het om werkfuncties gaat.

2.4.6 Duurzaamheidsplan 2008-2016

Duurzame ontwikkeling is te kenschetsen als een ontwikkelingsproces waarbij gestreefd wordt naar het tot stand brengen van een duurzame samenleving. Dit dient te gebeuren door kansen en mogelijkheden te benutten voor het realiseren van een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een zo laag mogelijke milieubelasting.

De gemeente Sittard-Geleen heeft duurzaamheid in haar beleidsdoelstellingen opgenomen en wenst deze structureel in ontwikkelingsplannen op te nemen. Dit is onder meer vastgelegd in de volgende beleidsplannen: Duurzame Energie 2001, Convenant Duurzaam Bouwen SWM 2002 en Klimaat- en Dubobeleid 2002. In de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen is een planvormingsproces opgenomen dat de milieukwaliteitsaspecten integraal met de ruimtelijke kwaliteitsaspecten benadert. Deze integrale aanpak is - mede voortkomend uit de ondertekening van het Convenant Dubo SWM - de leidraad voor de ontwikkelingen van gemeentelijke stedenbouwkundige plannen.

Voor het onderhavige plangebied zijn geen nieuwbouwontwikkelingen geregeld. In dat kader zal duurzaamheid dus ook maar beperkt aan de orde komen. Op het gebied van water en het beheer van het watersysteem bestaan er mogelijkheden. Centrale thema's op het gebied van duurzaam waterbeheer zijn: vasthouden gebiedseigen water, zuinig omgaan met water, tegengaan van verdroging, voorkomen van wateroverlast en het verminderen van piekafvoeren.

2.4.7 Bodembeheerplan

Op 26 april 2011 hebben Burgemeester en Wethouders van Sittard-Geleen het Bodembeheerplan 2011 vastgesteld. Dat is vervolgens op 12 mei 2011 in werking getreden. Samen met de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctieklassenkaart geeft het Bodembeheerplan het toetsingskader voor het omgaan met diffuus verontreinigde grond binnen Sittard-Geleen.

Het Bodembeheerplan is niet van toepassing bij de aanpak van zgn. puntverontreinigingen en ook niet bij de aanpak van verontreinigd grondwater. Voor de aanpak van puntverontreinigingen gelden de Wet bodembescherming en het provinciale bodemsaneringsbeleid. (Diffuse) grondwaterverontreiniging kan worden aangepakt via het instrument van gebiedsgericht grondwaterbeheer, zodra de Wet bodembescherming daarin voorziet.


Algemeen geldt hierbij dat op een locatie alleen saneringsmaatregelen moeten worden getroffen, indien er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Voor wat betreft de saneringsdoelstelling bij saneringen van historische verontreinigingen (ontstaan vóór 1987) wordt onverkort aangesloten bij de functiewaarden uit het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit. Bij de sanering van niet-historische verontreinigingen (ontstaan vanaf 1987) geldt de verwijdering van de veroorzaakte verontreiniging c.q. de herstelplicht van de bodemkwaliteit.

Voor wat betreft de mogelijkheden voor het hergebruik van grond sluit de gemeente aan bij het generieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit.

Gebruik van de bodemkwaliteitskaart is ook mogelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen een voldoende betrouwbare voorspelling te kunnen doen over de te verwachten bodemkwaliteit.

Algemeen geldt hierbij dat bij locaties die geen puntbron zijn c.q. naar verwachting niet beïnvloed zijn door een puntbron, de bodemkwaliteitskaart gebruikt kan worden om die voorspelling te doen.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen op locaties waar mogelijk sprake is van ernstige bodemverontreiniging, op locaties die zijn uitgezonderd van de bodemkwaliteitskaart en bij gronden met de bestemming moestuin/volkstuin, dient altijd een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

2.4.8 Water
2.4.8.1 Algemeen

In artikel 3.6.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat in de toelichting op een bestemmingsplan wordt beschreven hoe in een plan wordt omgegaan met de waterhuishouding. In het bestemmingsplan moet een verantwoording komen te staan hoe het onderwerp water is verwerkt in het bestemmingsplan. Het is verplicht om in het bestemmingsplan de watertoets op te nemen.

2.4.8.2 Beleidsuitgangspunten

In onderstaande paragraaf wordt het huidige provinciaal, waterschaps en gemeentelijk waterbeleid, dat van toepassing is beschreven.


Watertoets

De watertoets is een procesinstrument dat inhoudt dat de waterbeheerders van begin af aan betrokken zijn bij het ruimtelijk proces. Ingrepen moeten conform de eisen van de waterbeheerders ontworpen worden. Afwijkingen hierop dienen te worden beargumenteerd en mitigerende maatregelen kunnen noodzakelijk zijn.

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is deze waterparagraaf voorgelegd aan Waterschap Roer en Overmaas. De resultaten van dit vooroverleg zijn verwerkt in dit bestemmingsplan en de reactie is als bijlage opgenomen (zie bijlage PM en paragraaf 5.2.1 Vooroverleg).


Integrated Pollution Prevention and Control richtlijn van de EU

De Europese Richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, oftewel de IPPC-richtlijn (afkorting van Integrated Pollution Prevention and Control, 96/61/EG en 2008/1/EG) verplicht de Europese lidstaten grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren met een integrale vergunning voor alle mogelijke soorten van vervuiling, op basis van Best Beschikbare Technieken (BBT's) zoals verwoord is in de hiervoor opgestelde referentiedocumenten (BREF's).

In Nederland is de richtlijn op 1 december 2005 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). Na de inwerkingtreding van de Waterwet is de implementatiewetgeving veranderd: de IPPC-Wvo-vergunningen zijn vrijwel allemaal onder het WM-bevoegd gezag komen de vallen. In het plangebied zijn geen IPPC-inrichtingen gelegen.


(Nationaal) Bestuursakkoord Water

Op basis van het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water' hebben het rijk, de provincies, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekent. Het NBW is doorgevoerd in de provinciale en regionale beleidsplannen:

Relevante aspecten uit het NBW zijn:

  • Toepassen van de watertoets als procesinstrument op alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen.
  • Toepassen van de trits schoon houden - zuiveren - schoon maken, met als eerste insteek het voorkomen van vermenging van schoon hemelwater van dakblakken en afvalwater en het gebruik van bijvoorbeeld een bodempassage voor hemelwater van druk beneden straatvlakken.
  • Wateropgave (de benodigde bergingscapaciteit voor het opvangen van pieken in neerslag) bepalen aan de hand van de NBW normen regionale wateroverlast. Voor stedelijk gebied geldt een norm van T=100 (neerslaggebeurtenis die statistisch berekend eens in de 100 jaar voorkomt).

In april 2011 is als vervolg het Bestuursakkoord Water vastgesteld met daarin de richtinggevende kaders voor decentralisatie.


Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL)

In het POL 2006 (inclusief actualisatie 2008 en 2009) is het omgevingsbeleid van de provincie Limburg beschreven. Naast beleid op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en water, geeft het POL 2006 de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Tevens vormt het POL 2006 een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft. Tenslotte is het POL ook een welzijnsplan, voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. Het POL heeft een aantal voorheen wettelijk voorgeschreven provinciale beleidsplannen vervangen, namelijk het streekplan, het milieubeleidsplan, het waterhuishoudingsplan.


Het provinciale waterbeleid bevat de volgende strategische doelen:

  • Herstel sponswerking: Het voorkomen van wateroverlast en watertekort in het regionale watersysteem, anticiperend op veranderde klimatologische omstandigheden.
  • Herstel van de natte natuur: Het bereiken van ecologisch gezonde watersystemen en grondwaterafhankelijke natuur.
  • Schoon water: Het bereiken van een goede chemische kwaliteit voor water en sediment.
  • Duurzame watervoorziening: Het beschermen van water voor menselijke comsumptie, zodanig dat voldoende water van de vereiste kwaliteit via eenvoudige zuiveringstechnieken beschikbaar is.
  • Een veilige Maas: Het streven naar een acceptabel risico voor overstromingen in het rivierbed van de Maas.


Regenwater schoon van beek naar bodem

In de brochure "Regenwater schoon naar beek en bodem" (december 2005) geven de waterbeheerders richtlijnen om afgekoppeld regenwater op een verantwoorde wijze af te voeren naar beek of bodem. Onderdeel van deze visie is een voorkeurtabel waarin wordt aangegeven hoe er voor een bepaald type ontwikkeling met afkoppelen dient te worden omgegaan.

Op hoofdlijnen wordt aangegeven dat:

  • Het hemelwater tot een neerslaggebeurtenis (regenbui) van eens per 25 jaar (T=25, 31 mm in 45 minuten), opgevangen dient te worden.
  • Een neerslaggebeurtenis van eens per 100 jaar (T=100, 35 mm in 30 minuten) mag niet leiden tot wateroverlast.
  • Een retentie-/infiltratievoorziening dient binnen 24 uur wederom beschikbaar te zijn voor een volgende neerslaggebeurtenis.


Waterbeheersplan 2010 -2015

Het algemeen bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas heeft op 29 september 2009 het waterbeheersplan 2010 - 2015 vastgesteld. Samenwerking, draagvlak, haalbaarheid en betaalbaarheid zijn de kernwoorden die het bestuur voor ogen stonden bij de discussies over het plan. Het waterbeheersplan met de bijbehorende bijlagen bevat concrete maatregelen die het waterschap de komende zes jaar gaat aanpakken. Denk daarbij aan investeringen voor bescherming tegen wateroverlast en verbetering van de waterkwaliteit, de visie van het waterschap op het waterbeheer in Zuid- en Midden-Limburg en beslissingen over de uitvoering van nieuwe projecten.


Notitie taakopvatting watersysteembeheer Waterschap Roer en Overmaas

Waterschap Roer en Overmaas heeft in december 2009 een notitie bestuurlijk vastgesteld, waarin staat onderbouwd hoe het waterschap haar taakinvulling voor het watersysteem ziet. Hierbij heeft het waterschap nieuwe normen voor de compensatie voor de toename van het verharde oppervlak benoemd. De compensatie voor de toename van het verharde oppervlak heeft als doel dat nieuwe ontwikkelingen geen (water)problemen veroorzaken in andere tijden of op andere plaatsen. Het hemelwater wordt opgevangen in buffers waar het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem of vertraagd wordt afgevoerd naar oppervlaktewater.


Bij nieuwe ontwikkelingen dient voldoende opvangcapaciteit aanwezig te zijn voor een neerslagebeurtenis van eens per 25 jaar (T=25). Dit is in het beheersgebied van waterschap Roer en Overmaas 35 mm in 45 minuten. Daarnaast wordt getoetst of een neerslaggebeurtenis van eens per 100 jaar (T=100) geen wateroverlast veroorzaakt. T=100 komt overeen met 45 mm in 30 minuten. Voor de leegloop van de buffers wordt de regel gehanteerd dat ze in principe binnen 24 uur geledigd zijn en weer beschikbaar zijn voor een volgende neerslaggebeurtenis. Wanneer de buffer voorzien is van een afvoer naar oppervlaktewater, dient de afvoercapaciteit te zijn afgestemd op de afvoercapaciteit van het ontvangende oppervlaktewater.


Structuurvisie gemeente Sittard-Geleen

Herstructurering en nieuwbouw dienen te worden aangegrepen om te anticiperen op de klimaatsverandering. Ruimte voor water is meer dan ooit nodig om een veilig woon en werkklimaat te kunnen bieden. Uitgangspunt bij herstructurering en nieuwbouw is hydrologisch neutraal bouwen, hetgeen betekent dat het regenwater ter plekke moet kunnen worden opgevangen. Daarnaast moet de openbare ruimte meer en meer geschikt gemaakt worden om regenwater bij extreme situaties af te kunnen voeren. Dit vergt een intensieve samenwerking van alle beheerders van de openbare ruimte. Voor alle nieuwbouwlocaties geldt dat het water in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke plannen moet worden meegenomen. Wettelijk is dit vastgelegd door middel van de waterparagraaf in het bestemmingsplan. De gemeente toetst de ruimtelijke plannen met betrekking tot de waterhuishoudkundige aspecten in samenspraak met het waterschap. Naast het hemelwater worden in de watertoets ook het afvalwater, het grondwater en het beleid omtrent de Kaderrichtlijn Water in de beschouwing meegenomen.


WABO-vergunningsaanvraag gemeente Sittard-Geleen

In de gemeentelijke bouwverordening is vastgelegd dat bij nieuwe vergunningsplichtige opstallen het hemelwater op eigen terrein dient te blijven. De voorgeschreven verplichting om het hemelwater niet op traditionele wijze af te voeren naar het gemeenteriool of naar oppervlaktewater, maar naar een op het eigen erf of terrein aan te leggen opvang- en bezinkingsvoorziening, berust op milieuhygiënische overwegingen ('duurzaam bouwen'). Hiermee wordt beoogd om het hemelwater aan de bodem toe te voegen om op deze wijze zo veel mogelijk bij te dragen aan de instandhouding van het grondwaterpeil en het tegengaan van verdroging van het milieu.


Beleidsplan Stedelijk Watermanagement gemeente Sittard-Geleen 2010-2013

Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2005 - 2008. Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) beschrijft de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan haar zorgplicht voor het 'inzamelen en transporteren van afvalwater'. De uitbreiding van de zorgplichten worden beleidsmatig uitgewerkt in het Gemeentelijk Rioleringsplan, dat dientengevolge het Verbreed GRP wordt genoemd. De titel is niet langer ladingdekkend. Het beleidsplan gaat immers verder dan alleen de riolering. Daarom heeft Sittard-Geleen er voor gekozen om het Verbreed GRP voortaan aan te duiden als het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement.


Watervisie

De watervisie is opgenomen in het Duurzaamheidsplan 2008-2016 van Sittard-Geleen.

  • De gemeente streeft naar duurzaam groen en water dat leidt tot een verhoging van de belevingswaarde en de recreatiemogelijkheden in de stad.
  • Het draagt bij aan een gezond leefklimaat in het stedelijk gebied en vangt de gevolgen op van de klimaatverandering.
  • Bij stedelijke ontwikkelingen en herinrichtingen wordt ingezet op een versterking van de groen- en waterstructuur als voorwaarde voor de stedelijke kwaliteit.

2.4.9 Beleidsnota archeologie en monumenten

De beleidsnota archeologie en monumenten geeft aan welk beleid de gemeente de komende jaren zal voeren ten aanzien van archeologie en monumenten. De beleidsnota is op 13 september 2012 in de gemeenteraad vastgesteld. Geregeld zijn de erkenning en bescherming, maar ook behoud door ontwikkeling, en de beleving van archeologie en monumenten.


De verordening voor het instellen van de ARK regelt het wettelijke kader rond de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit. Deze vervangt de huidige Welstandscommissie en de Monumentencommissie.

2.4.10 Visie spoorzone Sittard-Geleen

In 2005 stelde de gemeente Sittard-Geleen de spoorvisie 'Veiligheid, element van stedelijke planning in de Spoorzone Sittard-Geleen' op. Uitgangspunt van deze visie is dat op een verantwoorde manier wordt omgegaan met de toename van risico's als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe veiligheidsvisie spoorzone is op 13 september 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.


In deze visie is opgenomen dat bij nieuwe ontwikkelingen een zone van 50 meter vrijgehouden wordt van kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen. Als binnen 200 meter een nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemming gerealiseerd wordt, moeten tevens bouwkundige effect beperkende maatregelen worden toegepast.

2.4.11 Integrale gebiedsontwikkeling Nedcar/OLS en omgeving

Het college van burgemester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen heeft op 29 november 2011 een voorkeursbesluit genomen over een nieuwe spoorverbinding in combinatie met een wegverbinding tussen het logistieke knooppunt Born en de hoofdspoorbaan Sittard-Eindhoven.

Deze nieuwe verbinding, ook wel aangeduid als Ongehinderd Logistiek Systeem, dient ter vervanging van de bestaande spoorlijn Born-Sittard. Het college is tot dit besluit gekomen op basis van de overweging dat de toekomstige groei van het goederenvervoer over de huidige lijn niet mag leiden tot een aantasting van het leefklimaat voor de bewoners van de langs de lijn gelegen kernen Limbrichterveld, Hoogveld, Limbricht, Born, Buchten en Holtum. In het besluit om te komen tot een nieuwe spoorverbinding in combinatie met een wegverbinding heeft het college als uitgangspunt genomen de aantasting van het leefklimaat voor bijna 10.000 inwoners binnen deze wijken. De effecten op het leefklimaat vormen een optelsom van verschillende effecten, zoals geluid, trillingen, luchtkwaliteit, externe veiligheid, gezondheid, oversteekbaarheid en barrièrewerking.

De insteek is om dit o.a. middels het opstellen van een integrale gebiedsvisie in overleg met alle betrokken partijen gestalte te geven.