direct naar inhoud van Regels
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1842.BP18BG03-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:

het bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Maaslandse Dam met identificatienummer NL.IMRO.1842.BP18BG03-va01 van de gemeente Midden-Delfland.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanbouw/Uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aaneengebouwde woning:

Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen.

1.7 Agrarisch grondgebruik:

het gebruik van de gronden dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 Ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 Bebouwing:

één of meerdere gebouwen en/of andere bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Beeldkwaliteitplan:

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld plan.

1.11 Bestaand:
  • 1. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • 2. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.12 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bijgebouw:

een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat vanaf het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is.

1.15 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 Bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.19 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 Buitenopslag / open opslag:

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke.

1.22 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 Erfafscheiding:

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.

1.24 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 Historische druivenkas:

Westlandse ijzeren kniekas.

1.26 Hoofdgebouw:

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.27 Huishouden:

één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een zelfstandige woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt.

1.28 Internetverkoop:

een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd.

1.29 Kap:

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.30 Kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning door de bewoner op beroeps- of bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.31 Kleinschalige horecagelegenheid:

theetuin, koffieschenkerij of -proeverij van streekeigen producten dan wel producten (inclusief het schenken van licht alcoholische dranken), géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde.

1.32 Landschap:

een complex van relatiestelsels, tezamen een herkenbaar deel aardoppervlak vormend, dat gemaakt is en in stand gehouden wordt door de wederzijdse beïnvloeding van levende en niet-levende natuur alsmede de wisselwerking met de mens.

1.33 Landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat geheel.

1.34 Landschapsdeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van landschap.

1.35 (Referentie-)Maaiveld:
  • 1. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen: het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
  • 2. bij bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
  • 3. bij bestaande gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer.
1.36 Nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.37 Onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.38 Overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt, bestaande uit een dakconstructie en voorzien van ten hoogste één wand.

1.39 Peil:
  • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
  • 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.40 Twee- aaneen gebouwde woning:

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.41 Voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.42 Voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.43 Vrijstaande woning:

een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van beide zijgevels in de zijdelingse perceelgrens staan.

1.44 Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals deze geldt ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.45 Watergang / waterloop:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.46 Webwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel met uitstalling, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden.

1.47 Weg:

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.48 Wet ruimtelijke ordening:

Wet ruimtelijke ordening zoals deze geldt ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.49 Woning:

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De afstand tot de perceelgrens:

Vanaf de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens.

2.7 De lengte, de breedte en de diepte van een bouwwerk:

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidingsmuren).

2.8 De bruto-vloeroppervlakte:

Gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.9 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. de bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. een historische kas, ter plaatse van de aanduiding 'kas';
  • c. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is uitsluitend een parkeerterrein toegestaan ten dienste van de horeca en de woning aan de Maaslandse Dam 20;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • c. daarnaast geldt het volgende:
      Max. Inhoud   Max. opp.   Max. goothoogte   Max. bouwhoogte  
    erf- en terreinafscheidingen
    - voor de voorgevel
    - elders  
         

    1 m
    2 m  
    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde         3 m  
  • d. het oprichten van een bedrijfswoning is niet toegestaan.
3.2.2 Parkeren

Bij elke nieuwe ontwikkeling worden minimaal de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen Midden-Delfland 2012 toegepast.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen ) worden opgericht, nadere eisen stellen aan de situering, de oppervlakte en/of de inhoud van de gebouwen ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van de bebouwing ten opzichte van het perceel te verzekeren, waarbij in ieder geval geldt:

  • a. ten hoogste 65% van het erf mag bebouwd worden;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • c. de nokrichting van de bedrijfswoning dient overeen te komen met de nokrichting van omliggende gebouwen

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. in- en uitritten;

met de ten behoeve van het gebruik toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat op of in deze gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor de realisatie van balkons, erkers of gelijkwaardig, welke onderdeel zijn van het hoofdgebouw voor een maximum oppervlak van 5 m2.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. voor opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. voor het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. een brug, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, (ondergrondse) afvalcontainers, reclameborden, speelvoorzieningen, doeleinden van openbaar nut, water, bermen, oeverstroken en groenvoorzieningen;
  • d. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentie en waterberging;
  • f. overige kleinschalige infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. verhardingen;
  • h. bermen, bermsloten en greppels;
  • i. beplanting en overig groen;
  • j. dammen en/of duikers;
  • k. straatmeubilair;
  • l. kunstwerken;
  • m. werken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • n. bouwwerken, gemaalgebouw en infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de als 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in lid 5.1 genoemde doeleinden worden gebouwd. Hiervoor geldt dat de hoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. speelvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  • b. lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 10 meter mag bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en bouwpercelen alsmede de inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de verkeersafwikkeling;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de fysieke veiligheid (bestrijdbaarheid van rampen en zelfredzaamheid);
  • e. het straatbeeld.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding '-w' zijn woningen zijn uitgesloten;

met de daarbij behorende:

  • c. erven, tuinen en terreinen, in- en uitritten;
  • d. parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • e. verhardingen;
  • f. water en groenvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, werken en werkzaamheden en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een hoger aantal op de verbeelding is weergegeven, in welk geval dat aantal als maximum geldt;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • e. de maximale inhoud van een woning bedraagt 750 m3;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter;
  • b. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 meter of ten minste 1 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 meter tot een maximum van 4 meter;
  • d. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 meter;
  • g. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van de oppervlakte van de bij het hoofdgebouw behorende gronden met een maximum van 80 m², met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken niet meegerekend worden bij de bepaling van het gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • h. balkons en dakterrassen op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 1,80 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.
6.2.4 Parkeren

Bij elke nieuwe ontwikkeling worden minimaal de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen Midden-Delfland 2012 toegepast.

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Ruimtelijke kwaliteit

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied als geheel, nadere eisen stellen aan de gebouwen ten aanzien van:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmetingen van bebouwing.
6.3.2 Beeldkwaliteitplan

Meer specifieke kwaliteitseisen zijn vastgesteld in het afzonderlijk vastgestelde Beeldkwaliteitplan dat ook dit gebied omvat (zie Bijlage 1). Bij toetsing aan het aspect 'ruimtelijke kwaliteit' als bedoeld in lid 6.3.1 wordt het Beeldkwaliteitplan als leidraad gebruikt.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Inhoud van het hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied als geheel afwijken van artikel 6.2.1 onder e en de maximale inhoud van hoofdgebouwen vergroten waarbij:

  • a. bestaande hoofdgebouwen met een inhoud van 300 m3 kunnen worden vergroot naar maximaal 400 m3;
  • b. bestaande hoofdgebouwen met een inhoud groter dan 300 m3 kunnen worden vergroot naar maximaal 1.000 m3;
6.4.2 Beeldkwaliteitplan

Meer specifieke kwaliteitseisen zijn vastgesteld in het afzonderlijk vastgestelde Beeldkwaliteitplan dat ook dit gebied omvat (zie Bijlage 1). Bij toetsing aan de vergroting van het hoofdgebouw als bedoeld in lid 6.4.1 wordt het Beeldkwaliteitplan als leidraad gebruikt.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. sta-caravans en recreatiewoningen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het hierna onder lid 6.5.2 en 6.5.3 bepaalde;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens.
6.5.2 Beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In iedere woning is de uitoefening van aan huis gebonden kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. dit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. niet toegestaan is het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 551) dan wel onder de werking van een AMvB op grond van de Wet milieubeheer valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
    • 2. de woonfunctie op het desbetreffende perceel in overwegende mate gehandhaafd dient te blijven;
    • 3. het gebruik naar aard in overeenstemming moet zijn met het woonkarakter van de omgeving;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • b. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een evenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. het gebruik ten behoeve van internetverkoop geen webwinkel zijnde is toegestaan;
  • d. de activiteiten een kleinschalig karakter moeten hebben. Dit betekent dat de praktijk-/bedrijfsruimte waarin de aan-huis-gebonden beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, tot een maximum van 50 m2.
6.5.3 Bed & Breakfast

In iedere woning is de uitoefening van een bed & breakfast aan huis toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfast activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfast activiteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend met een maximum oppervlak van 65 m2;
  • c. de woonfunctie vindt in overwegende mate in het hoofdgebouw plaats.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met de daarbij behorende:

  • b. erven, tuinen en terreinen, in- en uitritten;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. verhardingen;
  • e. water en groenvoorzieningen;
  • f. bouwwerken, werken en werkzaamheden en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. woningen bestaan uit één bouwlaag met kap;
  • c. de woning is gemeten vanaf de aanduiding 'gevellijn' maximaal 25 meter diep;
  • d. de woning is georiënteerd op de gevellijn;
  • e. het maximum aantal woningen binnen de bestemming 'Wonen - 1' bedraagt 7;
  • f. in afwijking van lid e mag met het maximum aantal woningen in een bestemming worden vergroot mits het totaal aantal woningen van 42 zoals opgenomen in de bovenstaande tabel niet wordt overschreden. De bouwregels voor invulling van de kavels blijven onverkort van toepassing bij deze regel;
  • g. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • h. de maximale inhoud van een woning is in m3 gelijk aan het kaveloppervlak (in m2) met een maximum van 1.000 m³.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter;
  • b. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 meter of ten minste 1 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 meter tot een maximum van 4 meter;
  • d. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 meter;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt 100 m², met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken niet meegerekend worden bij de bepaling van het gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen;
  • h. balkons en dakterrassen op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 1,80 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.
7.2.4 Parkeren

In het Beeldkwaliteitplan zijn parkeernormen vastgelegd voor de woningen. Een bouwplan dient minimaal te voorzien in het aantal parkeerplaatsen dat volgt uit de parkeernormen van het Beeldkwaliteitplan.

7.3 Nadere eisen
7.3.1 Ruimtelijke kwaliteit

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied als geheel, nadere eisen stellen aan de gebouwen ten aanzien van:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmetingen van bebouwing.
7.3.2 Beeldkwaliteitplan

Meer specifieke kwaliteitseisen zijn vastgesteld in het afzonderlijk vastgestelde Beeldkwaliteitplan dat ook dit gebied omvat (zie Bijlage 1). Bij toetsing aan het aspect 'ruimtelijke kwaliteit' als bedoeld in lid 7.3.1 wordt het Beeldkwaliteitplan als leidraad gebruikt.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. sta-caravans en recreatiewoningen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het hierna onder lid 7.4.2 en 7.4.3 bepaalde;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens.
7.4.2 Beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In iedere woning is de uitoefening van aan huis gebonden kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. dit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. niet toegestaan is het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 551) dan wel onder de werking van een AMvB op grond van de Wet milieubeheer valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
    • 2. de woonfunctie op het desbetreffende perceel in overwegende mate gehandhaafd dient te blijven;
    • 3. het gebruik naar aard in overeenstemming moet zijn met het woonkarakter van de omgeving;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • b. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een evenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. het gebruik ten behoeve van internetverkoop geen webwinkel zijnde is toegestaan;
  • d. de activiteiten een kleinschalig karakter moeten hebben. Dit betekent dat de praktijk-/bedrijfsruimte waarin de aan-huis-gebonden beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, tot een maximum van 50 m2.
7.4.3 Bed & Breakfast

In iedere woning is de uitoefening van een bed & breakfast aan huis toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfast activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfast activiteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend met een maximum oppervlak van 65 m2 ;
  • c. de woonfunctie vindt in overwegende mate in het hoofdgebouw plaats.
7.4.4 Voorwaarden oppervlakte

Het totale gebouwde oppervlak ten behoeve van nevenactiviteiten zoals opgenomen in artikel 7.4.2 en 7.4.3 bedraagt niet meer dan 150 m2.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, inclusief verkoop van deze producten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.1 en toestaan dat in iedere woning de ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, inclusief verkoop van deze producten is toegestaan, met dien verstande dat:

  • d. het maximum oppervlak aan bebouwing voor productie bedraagt 100 m2;
  • e. het maximum oppervlak aan bebouwing voor verkoop bedraagt 50 m2;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. het gebouwd oppervlak ten behoeve van nevenactiviteiten, inclusief een aan huis gebonden beroep en bed and breakfast bedraagt niet meer dan 150 m2.
7.5.2 Kleinschalige horecagelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.1 en toestaan dat in iedere woning een kleinschalige horecagelegenheid is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het maximum oppervlak aan bebouwing bedraagt 50 m2;
  • b. de maximale oppervlakte aan gronden bedraagt 200 m2;
  • c. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebouwd oppervlak ten behoeve van nevenactiviteiten, inclusief een aan huis gebonden beroep en bed and breakfast, bedraagt niet meer dan 150 m2.
7.5.3 Museum/ tentoonstellingsruimte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.1 en toestaan dat in iedere woning een museum/ tentoonstellingsruimte is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het maximum oppervlak aan bebouwing bedraagt 100 m2;
  • b. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. het gebouwd oppervlak ten behoeve van nevenactiviteiten, inclusief een aan huis gebonden beroep en bed and breakfast, bedraagt niet meer dan 150 m2.

Artikel 8 Wonen - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met de daarbij behorende:

  • b. erven, tuinen en terreinen, in- en uitritten;
  • c. minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein achter de de grens van het bouwvlak met de openbare weg waarbij een gebouwde garage niet meetelt;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. verhardingen;
  • f. water en groenvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, werken en werkzaamheden en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak mag één woning worden gebouwd;
  • b. woningen bestaan uit één bouwlaag met kap;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter indien de voorgevel van de woning ter hoogte van de grens van het bouwvlak met de openbare weg wordt opgericht;
  • d. in afwijking van 8.2.1 onder c. bedraagt de goothoogte maximaal 4 meter indien de voorgevel van de woning op een afstand van minimaal 4 meter vanaf de grens van het bouwvlak met de openbare weg wordt opgericht;
  • e. de maximale inhoud van een woning is in m3 gelijk aan het kaveloppervlak (in m2) met een maximum van 1.000 m³.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter;
  • b. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 meter of ten minste 1meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 meter tot een maximum van 4 meter;
  • d. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 meter;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt 100 m², met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken niet meegerekend worden bij de bepaling van het gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen;
  • h. balkons en dakterrassen op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 1,80 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.
8.2.4 Parkeren

In het Beeldkwaliteitplan zijn parkeernormen vastgelegd voor de woningen. Een bouwplan dient minimaal te voorzien in het aantal parkeerplaatsen dat volgt uit de parkeernormen van het Beeldkwaliteitplan .

8.3 Nadere eisen
8.3.1 Ruimtelijke kwaliteit

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied als geheel, nadere eisen stellen aan de gebouwen ten aanzien van:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmetingen van bebouwing.
8.3.2 Beeldkwaliteitplan

Meer specifieke kwaliteitseisen zijn vastgesteld in het afzonderlijk vastgestelde Beeldkwaliteitplan dat ook dit gebied omvat. Bij toetsing aan het aspect 'ruimtelijke kwaliteit' als bedoeld in lid 8.3.1 wordt het Beeldkwaliteitplan als leidraad gebruikt.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Goothoogte van de woning

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied als geheel afwijken van artikel 8.2.1 onder b in combinatie met artikel 8.2.1 onder e en de maximale goothoogte verhogen naar 4 meter indien de voorgevel van de woning op minimaal 6 meter uit de kavelgrens van de straatzijde wordt opgericht. Bij toetsing aan de verhoging van de goothoogte van het hoofdgebouw als bedoeld in dit lid wordt het Beeldkwaliteitplan (zie Bijlage 1) als leidraad gebruikt.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. sta-caravans en recreatiewoningen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het hierna onder lid 8.5.2 en 8.5.3 bepaalde;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens.
8.5.2 Beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In iedere woning is de uitoefening van aan huis gebonden kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. dit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. niet toegestaan is het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 551) dan wel onder de werking van een AMvB op grond van de Wet milieubeheer valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
    • 2. de woonfunctie op het desbetreffende perceel in overwegende mate gehandhaafd dient te blijven;
    • 3. het gebruik naar aard in overeenstemming moet zijn met het woonkarakter van de omgeving;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • b. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een evenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. het gebruik ten behoeve van internetverkoop geen webwinkel zijnde is toegestaan;
  • d. de activiteiten een kleinschalig karakter moeten hebben. Dit betekent dat de praktijk-/bedrijfsruimte waarin de aan-huis-gebonden beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, tot een maximum van 50 m2.
8.5.3 Bed & Breakfast

In iedere woning is de uitoefening van een bed & breakfast aan huis toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfast activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfast activiteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend met een maximum oppervlak van 65 m2;
  • c. de woonfunctie vindt in overwegende mate in het hoofdgebouw plaats.
8.5.4 Voorwaarden oppervlakte

Het totale gebouwde oppervlak ten behoeve van nevenactiviteiten zoals opgenomen in artikel 8.5.2 en 8.5.3 bedraagt niet meer dan 150 m2.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, inclusief verkoop van deze producten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.1 en toestaan dat in iedere woning de ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, inclusief verkoop van deze producten is toegestaan, met dien verstande dat:

  • het maximum oppervlak aan bebouwing voor productie bedraagt 100 m2;
  • het maximum oppervlak aan bebouwing voor verkoop bedraagt 50 m2;
  • er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • het gebouwd oppervlak ten behoeve van nevenactiviteiten, inclusief een aan huis gebonden beroep en bed and breakfast bedraagt niet meer dan 150 m2.
8.6.2 Kleinschalige horecagelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.1 en toestaan dat in iedere woning een kleinschalige horecagelegenheid is toegestaan, met dien verstande dat:

  • het maximum oppervlak aan bebouwing bedraagt 50 m2;
  • de maximale oppervlakte aan gronden bedraagt 200 m2;
  • er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • het gebouwd oppervlak ten behoeve van nevenactiviteiten, inclusief een aan huis gebonden beroep en bed and breakfast, bedraagt niet meer dan 150 m2.
8.6.3 Museum/ tentoonstellingsruimte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.1 en toestaan dat in iedere woning een museum/ tentoonstellingsruimte is toegestaan, met dien verstande dat:

  • het maximum oppervlak aan bebouwing bedraagt 100 m2;
  • er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • het gebouwd oppervlak ten behoeve van nevenactiviteiten, inclusief een aan huis gebonden beroep en bed and breakfast, bedraagt niet meer dan 150 m2.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. waterkering;
  • b. bermen en groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen
  • d. werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecologische voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de primaire bestemming worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter;
  • c. het bouwen ten dienste van de overige bestemmingen is slechts toegestaan indien vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of waterloop.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het bepaalde in lid 9.1 zodat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen;
  • b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of waterloop.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onderdeel c van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. voor woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.
9.4.2 Vergunning Hoogheemraadschap

Voor de uitvoering van werken binnen de voor 'Waterstaat - Waterkering' bestemde zone is, onverminderd de bepalingen van het bestemmingsplan, vergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland vereist.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 geluidzone - weg - 2
11.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg - 2' gelden bouwregels voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op de gevels van de te realiseren geluidgevoelige objecten vanaf 3 meter boven maaiveld.

11.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder worden gerealiseerd.

11.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 11.1.2 voor het bouwen van geluidgevoelige objecten, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit plan, uitsluitend indien uit nader akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting op de gevels van de geluidgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende wettelijke grenswaarde.

11.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'geluidzone - weg - 2' wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in verkeersintensiteiten, akoestische maatregelen aan de weg en/of overdrachtsgebied aanleiding toe bestaat.

11.2 luchtvaartverkeerzone
  • a. In aanvulling op of afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' dat ten behoeve van het toetsingsvlak van de communicatie-, navigatie- of surveillanceapparatuur van LVNL de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan de hoogtemaat van 20 meter.
  • b. Van de hoogtemaat in 11.2 onder a kan worden afgeweken indien advies wordt ingewonnen bij LVNL (of diens rechtsopvolger) over het effect hiervan op de goede werking van de betreffende apparatuur en uit dit advies blijkt dat er geen nadelige effecten zijn op de goede werking van de betreffende apparatuur.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  • a. voor afwijkingen ten aanzien van de aanduidingen en in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere (goot)hoogte dan 3,5 meter hebben en geen grotere inhoud hebben dan 80 m3;
  • c. voor straatmeubilair, zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties e.d. met een hoogte van maximaal 15 meter;
  • d. voor abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten e.d.;
  • e. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassingen aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst of noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • f. voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik en maximaal 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik.
12.2 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan bij de verlening van een omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en maatvoering van de in lid 12.1 onder d en f genoemde objecten teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze objecten ten opzichte van de omgeving te waarborgen;
  • b. de waarborging van de verkeersveiligheid, de brandveiligheid, een adequate brand- en rampenbestrijding en zelfredzaamheid;
  • c. de gewenste parkeer-, laad- en losruimte, van voldoende omvang, op eigen terrein.
12.3 Nadere eisen

De in lid 12.1 genoemde afwijkingen bij omgevingsvergunning mogen slechts worden verleend indien:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • c. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemene wijzigingsregels
13.1.1 Overschrijdingen en afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

  • a. ten behoeve van een overschrijding van de bestemmings- en bebouwingsgrenzen met niet meer dan 10 meter;
  • b. ten behoeve van afwijking in de begrenzing, het beloop of het profiel van een weg of een waterloop, de ligging of de vorm van een terrein met ten hoogste 25 meter.
13.1.2 Voorwaarden

De onder 13.1.1 genoemde wijzigingen zijn slechts toegestaan indien:

  • a. dit in verband met het doelmatig functioneren van een bedrijf of instelling of planonderdeel dringend gewenst is, dan wel uit ruimtelijk oogpunt gewenst is in verband met een variatie in het ruimtelijke beeld, of een andere verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke, c.q. de milieukwaliteiten van het gebied en de omgeving;
  • d. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Maaslandse Dam, van de gemeente Midden-Delfland.