Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Abtswoude 66, Schipluiden
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1842.BP15BG03-va01

Regels

1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan:
het bestemmingsplan "Abtswoude 66, Schipluiden" met identificatienummer NL.IMRO.1842.BP15BG03-va01 van de gemeente Midden-Delfland.
 
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels.
 
1.3 Verbeelding:
de digitale plankaart.
 
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
1.4 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 Aan-huis-gebonden-beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.8 Bed & breakfast:
een overnachtingsaccommodatie gericht op het tegen betaling bieden van de mogelijkheid tot een veelal kortdurend recreatief verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een hoofdgebouw of vrijstaand bijbehorend bouwwerk en gerund door de bewoner(s) van de betreffende woning.
 
1.9 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  
1.10 Bestaande gebouwen, bouwvlakken, situaties of functies:
gebouwen, bouwvlakken, situaties of functies die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.11 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.12 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
 
1.13 Bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.14 Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
1.15 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.16 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.17 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.18 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.19 Bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.20 Cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
  
1.21 Erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een  gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.
 
1.22 Extensief recreatief medegebruik:
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, kanovaren, zwemmen en natuurobservatie.
 
1.23 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.24 Hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.
 
1.25 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning en/of bijbehorende bouwwerken door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
 
1.26 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
 
1.27 Kleinschalige horecagelegenheid:
theetuin, koffieschenkerij of -proeverij van (streekeigen) producten (inclusief het schenken van licht alcoholische dranken), géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde.
 
1.28 Landschapsontwikkelingsplan:
het Landschapsontwikkelingsperspectief Midden-Delfland® 2025 zoals door de raad van de gemeente Midden-Delfland is vastgesteld op 8 december 2009.
 
1.29 Landschapswaarde:
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
 
1.30 Natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
  
1.31 Normaal beheer en onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
 
1.32 Nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gasreduceerstations, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling; apparatuur voor de telecommunicatie is hieronder niet begrepen.
 
1.33 Overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
 
1.34 Overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.35 Paardrijactiviteiten:
het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.
 
1.36 Pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.37 Peil:
a.
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
 
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
in andere gevallen:
 
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
1.38 Voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.39 Voorgevellijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
 
het houden van verblijf of het gehuisvest zijn van één huishouden in een woning.
 
1.41 Woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1
Meten
 
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
  
a.
de afstand:
 
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
b.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
 
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
c.
de breedte, lengte en diepte van een gebouw:
 
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
 
d.
de goothoogte van een bouwwerk:
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
e.
de inhoud van een bouwwerk:
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
f.
de oppervlakte van een bouwwerk:
 
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het grondgebonden uitoefenen van agrarische bedrijven;
b.
het behoud en herstel van landschaps- en cultuurhistorische waarden in de vorm van:
 
1.
open weidelandschap;
 
2.
karakteristiek slotenpatroon;
 
3.
verkavelingspatroon;
 
4.
zichtlijnen;
 
5.
de specifieke ruimtelijke kwaliteiten van de polder zoals omschreven in het Landschapsontwikkelingsplan;
  
 
met daaraan ondergeschikt:
c.
wandel- en fietspaden;
d.
extensief recreatief medegebruik;
e.
kleinschalige natuur- en landschapsontwikkeling waaronder natuurvriendelijke oevers;
f.
agrarisch natuurbeheer;
g.
groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, bruggen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water.
 
3.2
Bouwregels
 
Algemeen
 
Op deze gronden mag worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
a.
het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan;
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
c.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.  
 
3.3
Specifieke gebruiksregels
 
Teelt van ruwvoeder
 
De teelt van ruwvoeder anders dan gras is toegestaan, met dien verstande dat ten hoogste 20% van de bij het bedrijf behorende bedrijfsgronden mag worden gebruikt voor de teelt van ruwvoeder anders dan gras.
   
3.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1
Verbod
 
Het is verboden op of in gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a.
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b.
het beplanten van gronden met een houtgewas;
c.
het verwijderen van houtgewas, het slechten van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
d.
het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels;
e.
het aanbrengen, vervangen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f.
het aanleggen van verhardingen (waaronder niet begrepen kavelpaden, ontsluitingswegen en/of in- en uitritten met een breedte van ten hoogste 3,5 meter).
  
3.4.2
Uitzondering
 
Het verbod als bedoeld in 3.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
a.
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
b.
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
c.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan
d.
passend zijn binnen de ontwikkelingsrichting van de polder zoals aangegeven in het Landschapsontwikkelingsplan.
  
3.4.3
Voorwaarden
 
De in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien daardoor de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in 3.1 onder b, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
 
3.5
Wijzigingsbevoegdheid
 
Natuur
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’, met dien verstande dat:
a.
een besluit tot planwijziging niet eerder wordt genomen, dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheer wordt gerealiseerd, of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed, of als contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
b.
geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.
 
Artikel 4 Tuin
4.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b.
in- en uitritten;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
water
en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water.
  
4.2
Bouwregels
 
Algemeen
 
Op deze gronden mag worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
a.
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
b.
de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de evenwijdige of nagenoeg evenwijdig aan de weg geplaatste gevel mag niet meer dan 1 meter bedragen;
c.
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders mag niet meer dan 2 meter bedragen;
d.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
 
Artikel 5 Wonen
5.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  
 
met daaraan ondergeschikt:
b.
de in tabel 5.1 genoemde nevenfuncties met de daarbij behorende maximaal te bebouwen en te gebruiken oppervlaktes;
c.
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
  
 
Tabel 5.1: Toegestane nevenfuncties
 
Nevenfunctie
Max. m2 aan bebouwing
Max. m2 aan gronden
 
Verkoop van streekeigen producten
100
-
 
Veearts; hoefsmederij
200
100
 
Ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten
200
-
 
Kinderboerderij
200
200
 
Paardenstalling/paardrijactiviteiten tot 5 paarden
200
800
 
Kano-, roeiboot- of fietsenverhuur
200
-
 
Bed & breakfast
125
-
 
Kleinschalige horecagelegenheid
100
500
 
Museum / tentoonstellingsruimte
200
-
 
5.2
Bouwregels
5.2.1
Voorwaardelijke verplichting
 
Ter plaatse van de in 5.1 bedoelde gronden mogen deze gronden uitsluitend worden bebouwd, indien sprake is van een deugdelijke landschappelijke inpassing, zoals aangegeven in het advies van Vereniging Dorp, Stad & Land.
  
5.2.2
Algemeen
 
Op deze gronden mag worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
a.
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
b.
bouwvlakken die met een op de verbeelding aangegeven relatielijn met elkaar zijn verbonden, dienen als één bouwvlak beschouwd te worden;
c.
per bouwvlak is 1 woning toegestaan;
d.
de in tabel 5.2 opgenomen hoogte-, oppervlakte- en inhoudsmaten worden in acht genomen;
e.
indien bestaande hoogte-, oppervlakte en inhoudsmaten afwijken van het bepaalde in tabel 5.2, worden deze als maximaal toelaatbaar geacht,  met dien verstande dat bij sloop-/nieuwbouw de maten van toepassing zijn zoals opgenomen in tabel 5.2.
  
 
Tabel 5.2: Toegestane hoogte-, oppervlakte- en inhoudsmaten
 
Bouwwerk
Max. inhoud
Max. oppervlak
Max goot-/bouwhoogte
 
Woningen (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen)
zoals op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'maximum volume (m3)'
-
zoals op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
 
Vrijstaande bijgebouwen
-
50 m2
3 meter / 5 meter
 
Erf- en terreinafscheidingen:
  • voor de voorgevel;
  • buiten het bouwvlak;
  • elders;
   
- / 1 meter
- / 1 meter
- / 2 meter
 
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  
- / 3 meter
 
5.3
Specifieke gebruiksregels
5.3.1
Voorwaardelijke verplichting
 
Het gebruiken en/of het laten gebruiken van in 5.1 bedoelde gronden en opstallen is alleen toegestaan, indien de in 5.2.1 bedoelde landschappelijke inpassing uiterlijk 12 maanden nadat de bebouwing is gerealiseerd, volledig is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.
  
5.3.2
Overige gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende overige bepalingen:
a.
de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning bedragen, met een maximum van 40 m²;
b.
paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
c.
bed&breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning of een bijgebouw en dient gerund te worden door de bewoner of beheerder van het betreffende huis.
 
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van waterkeringen en bijbehorende beschermingszone(s).
 
6.2
Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
a.
op de gronden mogen ten behoeve van de in 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
b.
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
 
6.3
Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van 6.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
 
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene bouwregels
   
8.1
Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
a.
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
b.
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
c.
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
 
8.2
Parkeren
 
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien wordt voorzien in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen. Daarbij worden de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen Midden-Delfland 2012 toegepast. Indien deze nota gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging.
 
8.3
Afstand tot waterlopen
 
De afstand van gebouwen tot waterlopen mag niet minder bedragen dan:
a.
4 meter tot hoofdwatergangen;
b.
1,5 meter tot waterlopen, met dien verstande dat de afstand van kassen tot deze waterlopen tenminste 1 meter bedraagt.
 
8.4
Ondergronds bouwen
 
Ondergrondse bebouwing is uitsluitend ter plaatse van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat geen inbreuk mag worden gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van het perceel en eventuele dubbelbestemmingen het realiseren van de bebouwing niet in de weg staat.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1
Afwijken van maten en bouwgrenzen
9.1.1
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
  
9.1.2
De in artikel 9.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
9.2
Afstand tot waterlopen
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4 teneinde de afstand tot waterlopen te verkleinen, indien de initiatiefnemer een positief advies van het Hoogheemraadschap van Delfland heeft ontvangen.
 
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 11 Overige regels
 
11.1
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
 
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a.
de ruimte tussen bouwwerken;
b.
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
 
11.2
Wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden, zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1
Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  
12.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het bepaalde in 12.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  
12.1.3
Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
12.2
Overgangsrecht gebruik
12.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  
12.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  
12.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  
12.2.4
Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Abtswoude 66, Schipluiden”, gemeente Midden-Delfland.