direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Gouw fasen 1 en 3C
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door de onstane veranderende marktomstandigheden gedurende de crisis heeft het Ontwikkelingsbedrijf De Westlandse Zoom (OBWZ) alle plannen kritisch tegen het licht gehouden en daar waar nodig en mogelijk gewijzigd. Door het aanbod meer op de vraag aan te passen denkt het OBWZ de markt beter te kunnen bedienen, waardoor de financiële risico's worden beperkt. Tussen de gemeente en Bouwfonds is een samenwerkingsovereenkomst vastgesteld.


Het uitgangspunt dat de nieuw te ontwikkelen woonbuurten een aantrekkelijk vestigingsmilieu moeten bieden aan de internationale gemeenschap in Den Haag en omgeving wordt hier losgelaten. Bouwen voor de lokale markt wordt het nieuwe uitgangspunt. Een andere pijler onder de herziene plannen is dat de vraag uiteindelijk zal bepalen wat er gebouwd wordt. Zo zullen er bijvoorbeeld meer drie- en vier-onder-één-kapwoningen en rijwoningen in verschillende prijsklassen komen in plaats van overwegend vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen.


Bestemmingsplan De Gouw fasen 1 en 3C is, voor zover gronden nog niet zijn uitgegeven, een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Het biedt een juridisch-planologisch kader, waarbinnen de ontwikkeling van een nieuw woongebied tot stand kan komen. Bestaande woningen en functies zijn specifiek bestemd.


Om in te kunnen spelen op veranderende marktomstandigheden en een gefaseerde ontwikkeling van het gebied, is gekozen voor een globale planopzet. Hierbij heeft het nog niet ontwikkelde deel van het plangebied de globale eindbestemming 'Woongebied'. Deze bestemming biedt een grote mate van flexibiliteit. Tegelijkertijd zijn in de planregels meer gedetailleerde bepalingen opgenomen om enige rechtszekerheid te bieden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van 'De Westlandse Zoom' en is gelegen ten noorden van de woonkern Kwintsheul. Langs de westzijde van het plangebied is het duurzaam glastuinbouwgebied van Westland gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0001.png"

Ligging plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Binnen het plangebied was, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, het volgende planregime van kracht:


bestemmingsplan Holle Watering, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 30 augustus 2005 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 18 april 2006.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0002.png"

Uitsnede bestemmingsplan Holle Watering

Binnen het plangebied zijn twee/drie uitwerkingsplannen vastgesteld:

  • uitwerkingsplan Holle Watering fase 1a, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland op 4 december 2007.
  • uitwerkingsplan Holle Watering fase 1b, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland op 9 juni 2010.
  • uitwerkingsplan Slimpad 7a, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland op (nog in ontwerpfase).

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan De Gouw fasen 1 en 3C bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie

De gemeente heeft een structuurvisie met bijbehorende kaart opgesteld. In de visie worden de ruimtelijk gewenste ontwikkelingen tot 2025 aangegeven, met een doorkijk naar 2040. De structuurvisie is het nieuwe ruimtelijke afwegingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen in Westland. Daarmee vervangt het de ruimtelijke componenten uit de Visie Greenport Westland 2025. In de visie zijn de gronden van de 'Holle Watering' aangewezen als te ontwikkelen woongebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0003.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0004.jpg"

Uitsnede Structuurvisie Westland


De oorspronkelijk ontwikkeling van De Westlandse Zoom is niet haalbaar gebleken, waardoor tot aanpassing van het programma is besloten. Hierdoor heeft het programma van De Westlandse Zoom direct invloed op het reguliere woningbouwprogramma van Westland. Dat zal een intensiever bebouwing betekenen, waarbij de opgave is om deze aan te laten sluiten op de woningbouwbehoefte van Westland nu en in de toekomst.


Het woningbouwprogramma moet aansluiten op de regionale bouwprogramma's, passend bij het Westlandse, dorpse woonmilieu, waar ook grote behoefte aan is. Van belang is dat de intensievere bebouwing bij de herprogrammering Westlandse Zoom niet een te stedelijk woonmilieu creëert, omdat dat niet aansluit bij onze ambities en daar binnen Haaglanden reeds een overaanbod aan is. Voor 'De Gouw ' is opgenomen dat het aantal nog te realiseren woningen is afgerond op circa 390 woningen (incl. De Gouw fase 3B, die niet zal worden gerealiseerd). In deelgebied 2 en 3A worden maximaal 209 woningen gerealiseerd. In onderhavig gebied worden maximaal 67 woningen gebouwd waarvan maximaal 41 woningen in de bestemming Woongebied.


Westlandse Zoom

Het Gemeentelijke beleid, dat ten grondslag ligt aan het onderhavige plan is vastgelegd in de Gemeentelijke Structuurvisie 'Westland 2020' en in het Stedenbouwkundig ontwikkelingskader Westlandse Zoom.


Het project De Westlandse Zoom is een samenwerking tussen de gemeenten Westland en Den Haag, het Stadsgewest Haaglanden en de Provincie Zuid Holland.


Oorspronkelijk doel was het realiseren van een luxe woonmilieu ter ondersteuning van der Haagse ambities als Internationale Stad van Vrede en Recht. Volgens het principe 'rood voor groen' zou als integraal onderdeel van het project de regionale groen/blauwe verbinding tussen Midden Delfland en de Kust verbeterd worden en een aantal groene verbindingen met een meer lokale betekenis worden gerealiseerd.


Het beeld dat daarbij gebruikt is, is dat van een ladderstructuur:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0005.jpg"

Langs de 2 bomen van de ladder lopen de belangrijke regionale groen/blauwe en paarse langszaam verkeer verbindingen tussen Midden Delfland en Kust.


De Oostelijke ladderboom (1) is voor doorgaand verkeer, de westelijke ladderboom (2) voor recreatief -langzaam- verkeer. Parallel aan deze bomen lopen nog de Poeldijkse Boom (3) en de Monsterse Boom (4), beide van meer lokaal belang. Haaks op de bomen staan de sporten, waarvan er één van regionaal belang is. De Erasmussport (5) verbindt in Den Haag Laak en Erasmuszone, via groenzone Poeldijkseweg en de Gantel met de Poelzone. De andere sporten zijn meer ondersteunend en van lokaal belang. Om deze structuur bruikbaar en beleefbaar te maken zijn profielen vastgesteld en worden grondgebruik en benodigde kunstwerken opgenomen in uitvoeringsplannen.

Westlands Verkeers- en Vervoersplan

Met het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de, eind 2005 vastgestelde, Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven. Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen binnen de huidige begroting.

Handhavingsbeleid: Handhaven op maat

Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.

2.1.2 Regionaal beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld.


Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.


De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit, zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterend, stimulerende en attenderende rol.


In de RSP2020 is aangegeven dat nieuwe groene topwoonmilieus worden ontwikkeld in De Westlandse Zoom in de gemeenten Den Haag en Westland. Het plangebied is aangezen als ontwikkellocatie voor De Westlandse Zoom.

2.1.3 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland (1 augustus 2014)

Algemeen

De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld maar een perspectief voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.

In de visie zijn vier rode draden aangegeven welke richting geven aan de gewenste ontwikkelingen vanuit de provincie namelijk:

  • 1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Ruimtelijke hoofdstructuur

Het beleidsbeeld van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur combineert de huidige ruimtelijke situatie, de vier rode draden en de strategische doelstellingen. Het beeld toont de essentie en de samenhang van de verschillende kaartbeelden uit de Visie ruimte en mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0006.jpg"

De ruimtelijke hoofdstructuur

Programma ruimte

Het Programma ruimte is parallel aan de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma mobiliteit en de Verordening ruimte opgesteld. De Visie ruimte en mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma ruimte. Dit programma kent, net als de Visie ruimte en mobiliteit, de status van structuurvisie. Beiden worden vastgesteld door Provinciale Staten. Gezamenlijk beschrijven ze het integrale ruimtelijk beleid.

Zuid-Holland heeft een rijke voedingsbodem voor een groot aantal krachtige economische clusters en topsectoren. Een belangrijke sleutel voor een sterke en veerkrachtige economie is het innoverend vermogen van mensen en bedrijven. Wanneer talent, bedrijven en banen dicht bij elkaar verkeren, ontstaan (agglomeratie)voordelen. De Zuidelijke Randstad en de grote economische complexen in Zuid-Holland vormen in potentie één grote agglomeratie, die enorme schaal- en clustervoordelen met zich mee kan brengen. De Mainport en de Greenports zijn schoolvoorbeelden van goed werkende clusters. De provincie streeft naar het creëren en benutten van die schaal- en clustervoordelen.

2.1.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, welke op 22 november 2011 door de Tweede Kamer is aangenomen en begin 2012 in werking is getreden, geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0007.jpg"
De Nederlandse open economie raakt steeds meer verweven met die van sterke concurrenten als Duitsland, China en India. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de zogenoemde topsectoren: logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10 concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijk-economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een optimale internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's in 2040 en uitstekende (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.


De meeste topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. Vanwege deze concentratie en de nationale baten die daarmee gemoeid zijn, wil het Rijk in deze regio's extra inzetten op versterking van de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede zin worden gemaakt met de decentrale overheden.

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied is de volgende bepaling relevant:


Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.

2.1.5 Conclusie

Het plangebied is opgenomen in het Programma ruimte van Provincie Zuid-Holland en opgenomen als te ontwikkelen woningbouwgebied in de Structuurvisie Westland 2020; perspectief 2040. Het hoofdzakelijk ontwikkelen van woningbouw, water en groen is passend in het beleid. Het beleidskader staat het plan zodoende niet in de weg.

2.2 Ruimtelijk-functionele structuur

2.2.1 Inventarisatie van functies

Binnen het plangebied vielen tijdens de inventarisatie de volgende (groepen van) functies te onderkennen:


Woningen
Het gebied is overwegend in gebruik als woongebied. Alle bestaande woningen hadden en krijgen een bestemming 'Wonen'.


Water
In het plangebied bevindt zich de primaire watergang 'Holle Watering'. Daarnaast is in het plangebied opgenomen de primaire watergang 'De Gantel'


Verkeer

Het plangebied wordt aan de zuidzijde ontsloten door de Vinkesteynstraat (aantakkend op de Heulweg), overgaand in het Slimpad. Aan de noordzijde wordt het plangebied ontsloten via De Gouwlaan en de Van Buerenlaan. De Gouwlaan loopt middels een brug over de 'Gantel' van fase 1 naar fase 3c.

2.2.2 Inventarisatie van waarden

Waterkering en waterberging

Binnen het plangebied liggen een aantal watergangen. In onderstaand figuur zijn de watergangen binnen het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0008.png"


Binnen het plangebied ligt een waterkering bij de aansluiting op de Heulweg. In onderstaand figuur is de nabijgelegen waterkering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0009.png"

Het gaat om een regionale waterkering. Bij deze waterkering hoort onderstaand leggerprofiel.


 afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0010.png"

uitsnede van de Legger keringen, in rood de kernzone en in groen de beschermingszone van het waterstaatswerk nabij de N464


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0011.png"

Archeologische waarden

De regio rond het plangebied is gevormd in het Holoceen, het huidige geologische tijdperk dat na de laatste ijstijd is begonnen (ca. 11.700 jaar geleden). In deze periode steeg de zeespiegel door de temperatuurstijging, aanvankelijk snel maar later nam de snelheid af. Hierdoor vormde zich vanaf ongeveer 5000 jaar geleden een rij strandwallen langs de kust. Deze zandkopjes vormden een ideale vestigingsplek voor bewoning gedurende de IJzertijd en ook de Romeinse tijd. Ze zijn nu afgedekt door recentere sedimenten.


Door de bescherming van de strandwallen ontstond hierachter een rustig milieu waarin een dik veenpakket kon groeien. Na deze periode van veengroei was in het Westland tot driemaal sprake ge­weest van een verhoogde invloed van de zee, waarbij de veenvorming werd onderbroken. Tijdens deze zogenaamde transgressies zijn in het plangebied verschillende geolo­gische afzettingen gevormd (Laagpakket van Walcheren): de Gantel Laag (circa 300-50 v.Chr.) en de Laag van Poeldijk (circa 1100-1300 na Chr.).


Tijdens de Gantel-fase sneed de zee zich verder landinwaarts in via de Gantel, die rond 300 v.Chr. ten zuidwesten van Naaldwijk het land binnendrong. De hoofdgeul van de pre-Romeinse Gantel liep door het plangebied, waardoor op deze locatie oudere afzettingen zijn geërodeerd (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0012.png"

Het plangebied De Gouw op de geologische kaart


Uit de geologische kaart blijkt tevens dat de Gantel in het plangebied een zijtak in noordelijke richting heeft gehad. Deze zijgeul is eerder verland dan de hoofdstroom van de Gantel.


Op de oevers van deze getijdekreek vond intensieve bewoning plaats gedurende de IJzertijd en met name de Romeinse tijd. Ook liep de Romeinse weg langs de geul van Gantel. Tijdens de Poeldijk-fase overstroomde een groot deel van het huidige grondgebied van de gemeente Westland. De afzettingen zijn waarschijnlijk tot stand gekomen door stormvloeden in combinatie met dijkdoorbraken en kunnen zowel een conserverende als erosieve invloed hebben gehad op de reeds aanwezige bodem (en eventueel daarin aanwezige archeologische waarden).


Naast de Romeinse villa van Poeldijk, een van de twee rijksmonumenten binnen de gemeente Westland, is tijdens proefsleuvenonderzoek in het zuidelijk deel van het plangebied een kleine Romeinse nederzetting of erf aan het licht gekomen. Een ander proefsleuvenonderzoek heeft geen archeologische waarden aan het licht gebracht, evenals een booronderzoek in het oostelijk deel van het plangebied.

2.3 Gebiedsvisie

2.3.1 Algemeen

Het gebied van de “Westlandse Zoom” is met name herkenbaar aan een hoofdstructuur van wegen, groen en water waartussen een rationele verkaveling met glastuinbouwbedrijven ligt. Die hoofdstructuur of ladderstructuur wordt gehandhaafd en verbeterd.


De landschapsstructuren in De Westlandse Zoom zijn in de Noordwest – Zuidoost-richting de volgende:

  • Duinlandschap,
  • Bos- en landgoederenlandschap,
  • Boezem- en polderlandschap,
  • Droogmakerijenlandschap.


Buiten het plangebied wordt deze reeks beëindigd door het veenweidenlandschap van Midden-Delfland. De waterstructuur is gekoppeld aan de in het plangebied voorkomende landschapstypen met respectievelijk duinpoelen, hoofdwatergangen, boezemwater en bijbehorende afwateringssloten. Van de hoofdontsluiting structuur is met name de Lozerlaan/Wippolderlaan haaks op de kust. Parallel aan de kust zijn de wegen minder belangrijk en ook als zodanig vormgegeven. Het betreft hier de Haagweg, Madeweg, Nieuweweg, Poeldijkseweg, Heulweg en Veilingroute. In deze structuur ligt de bebouwingskern Kwintsheul. Kwintsheul is ontstaan aan een tak van de Gantel, rond 1100 één van de belangrijkste afvoerlijnen van water richting de zee. Het dorp was de vijfde (Quint) doorwaadbare plaats van deze waterloop.


Herprogrammering Westlandse Zoom

De ontstane economische situatie heeft tot een herprogrammering van de woningbouw geleid, echter zonder dat de belangrijke groen/blauwe/paarse dragers ingrijpend worden aangetast. Daarnaast is de gehele 2e fase geschrapt evenals het project Kwintsheul – Bovendijk, dat met zijn rationele opzet als tuinbouwgebied minder geschikt is voor woningbouw en zeer geschikt voor (duurzaam) glas en voor uitbreiding van het bedrijventerrein Bovendijk. De nieuwe verbinding met de Veilingroute ondersteunt de handhaving van de glas/bedrijvenbestemming.

In onderstaande opsomming zijn de woningaantallen na herprogrammering opgenomen:

  • De Duinen - Monster Noord en Westmade: ca. 1.600 woningen
  • De Kreken - Poeldijk Westhof: ca. 670 woningen
  • Het Dorp - Poeldijk Centrum: ca. 180 woningen
  • De Gouw - Kwintsheul Holle Watering: ca. 390 woningen

Gemeentelijk beleid ten aanzien van convenant De Westlandse Zoom

In 2014 is met de beeindigingsovereenkomst tussen de gemeente Den Haag, Westland, Haaglanden en de provincie Zuid-Holland vastgelegd welke verplichtingen de gemeente Den Haag en Westland hebben in het realiseren van de doelstellingen van het convenant.

Voor De Gouw fase 1 en 3c is van toepassing dat een groenzone met een gemiddelde breedte van 50 meter met een fietsverbinding wordt aangelegd. Het stedenbouwkundig plan is gebaseerd op het integreren van de groenzone langs of rondom de bouwvlakken, het fietspad is gecombineerd met de toegangsweg en sluit aan op de hoofdfietsroute onder de Wateringseweg/Poeldijkseweg door. De groenzone ligt langs de Holle Watering alsook in het noordelijk gedeelte langs de westzijde van het plangebied in aansluiting op het glastuinbouwgebied. In het bestemmingsplan is circa 4,4 hectare bestemd als ecologische zone exclusief de fietsverbinding zelf. In het bestemmingsplan De Gouw fase 2 en 3A (vastgesteld 2015) is het noordelijk deel opgenomen als groene zone. Hiermee wordt invulling gegeven aan de afspraken in het kader van het convenant De Westlandse Zoom.

In het bestemmingsplan is minimaal 24.905m² aan Groen bestemd en 24.358m² aan Water, in totaal 49.263m². De lengte van het gebied is 1.083 m1. De groenbestemming in fase 2/3a tussen de Hollewatering, Poeldijkseweg en dit bestemmingsplan is circa 5.542 m².

In totaal is er in het gebied dus 49.263m² + 5.542 = 54.805m² in het kader van het convenant bestemd. De doelstelling was 50 m1 per 1.083 m1= 54.150 m². Het plan voldoet hiermee aan het gestelde voor wat betreft water en groen uit het convenant.

2.3.2 Typering gebied

De locatie ligt tussen de Heulweg en de Poeldijkseweg. Het gebied heeft een sterke relatie met de Holle Watering en de Gantel en ligt op een overgang van verschillende landsschappen: boezemland, polders en droogmakerijen. De woningbouwlocatie ligt helemaal in het boezemland. Er liggen kansen voor het benutten van de bestaande kwaliteiten voor flora- fauna en recreatie. De onderliggende groen-blauwe dragers van de plangebieden binnen de Westlandse Zoom worden de ladder genoemd. Waarbij de bomen van de de een recreatieve verbinding van de kust naar Midden-Delfland vormen waarbij de westelijke voornamelijk op Westlands grondgebied ligt en de sporten van de ladder zorgen voor de ecologische, groene en recreatieve verbindingen tussen Westland en Monster. De Gantel, het verlengde hiervan de Poeldijkseweg is een van deze sporten en in het plangebied moet deze groene verbinding vorm krijgen.

De ligging aan de watergangen biedt kansen om het water ervaarbaar te maken, in het gebied ligt de druivenkwekerij Sonnehoeck, met monumentale kassen, tuinen en fruitbomen. Langs de Poeldijkseweg een oude druivenmuur. Ten westen van het plangebied ligt een belangrijke archeologische vindplaats. Er zijn hier Romeinse resten aangetroffen. Bijzonder aan het gebied is dat er drie torenspitsen te zien zijn van de kerken in Poeldijk, Honselersdijk en Kwintsheul.

Het zuidelijke gedeelte (Laan Hertenwijk, Gouwlaan, Slimpad) heeft een langgerekte verkaveling tussen Slimpad en Holle Watering. Fase 2 kent een zelfde langgerekte verkaveling, maar dan haaks op de Holle Watering en fase 3C ligt hier als een scharnier tussen, ten noorden van de plek waar Gantel en Holle Watering elkaar ontmoeten. De groen-blauwe dragers van het deelgebied De Gouw zijn gekoppeld aan de langzaamverkeersontsluitingen van de kust naar Midden-Delfland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0013.png"

De Gouw Fase 1

De locatie ligt tussen de Holle Watering en het Slimpad. Het gebied vormt een belangrijke verbindende schakel in recreatieve zin, vooral fietsen en varen en het gebied maakt onderdeel uit van de ecologische structuur tussen Kwintsheul, Wateringen en Poeldijk. Natuurontwikkeling wordt hiermee gekoppeld aan de recreatie. Het woonmilieu is vrij ontspannen woonmilieu waarin vrijstaande woningen, zowel projectmatig ontwikkeld als particulier opdrachtgeverschap.

De Holle Watering is verbreed en door middel van inhammen ontstaan er een soort schiereilanden wat de ecologische waarde ten goede komt. De Gouwlaan is de centrale ontsluiting waarbij het uitgangspunt is dat de auto te gast is. Op sommige plekken komen de inhammen tot aan de weg en is de Holle Watering ook daadwerkelijk zichtbaar.

De bebouwing is niet hoog vormgegeven, de uitstraling van de woningen is grotendeels eenlaags met een kap om het parkeren in de openbare ruimte zo veel mogelijk te beperken zijn er plekken beschikbaar op het eigen terrein, of in parkeerkoffers in het gebied.

De Gouw fase 3C

Dit is het gebied dat tussen (grotendeels) gerealiseerde deelplan De Gouw fase 1 en de Gouw fase 2 ligt. Deelfase 3C is de schakel tussen het ontspannen, vooral met vrijstaande woningen ingerichte fase 1, en fase 2 waar ingezet wordt op voornamelijk rijwoningen voor jonge gezinnen.

De Poeldijkseweg als verlengde van de Gantel is één van de sporten van de ladder. De bebouwing in deelfase 3C krijgt ruimtelijk een doorvertaling van fase 1 met de schiereilanden. Omdat het plangebied wat dieper is dan de langgerekte strook, zullen hier woningen in clusters (of hofjes) worden gebouwd om ook een informele sfeer na te streven. De Gouwlaan zal worden doorgetrokken en hier wordt het plangebied aan ontsloten. Hieraan grenzend hofjes met een voornamelijk open bebouwing (vrijstaand-2^1 kap en eventueel korte rijen). De bestaande woningen zullen eveneens grotendeels via de Gouwlaan worden ontsloten.

Aan de zijde van de Poeldijkseweg zal een groene inrichting komen waar als onderdeel van het hoofdconcept van de ladderstructuur van de Westlandse Zoom. Hier zal een recreatieve voorziening en parkeergelegenheid voor de Druivenkwekerij worden ingepast waarbij het historische karakter en de archeologie van belang zijn.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

3.1.1 Wettelijk kader

In deze paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, lid 2, van het Besluit ruimtelijke ordening en specifiek artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland.

De ladder kent de drie treden die achter elkaar worden doorlopen zoals in onderstaande figuur zijn weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0014.png"

De drie stappen van de ladder (bron: Handreiking Ladder voor duurzame ontwikkeling, ministerie van Infrastructuur en Milieu)

3.1.2 Trede 1 actuele regionale behoefte

Om de eerste trede van de ladder te doorlopen moet gekeken worden of er sprake is van een regionale behoefte naar nieuwe woningen. In deze fase wordt aangetoond dat de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd.

De gemeente Westland valt binnen de regio Haaglanden. Voor deze regio is de regionale woningbehoefte opgenomen in het regionaal structuurplan 2020 en de regionale woonvisie. Vanuit het regionaal structuurplan blijkt dat in de periode tot 2020 in totaal nog 75.000 tot 80.000 woningen gebouwd dienen te worden. In het Westland worden van dit totaal aantal woningen 7040 woningen gerealiseerd. Deze nieuwbouwwoningen zijn binnenstedelijk gesitueerd of betreffen een uitleglocatie. Voornoemd woningbouwprogramma en de locaties van de te realiseren woningen zijn vastgelegd in de structuurvisie Westland 2025.

Het projectgebied De Gouw fasen 1 en 3C is in de regionale structuurvisie en de structuurvisie van de gemeente Westland aangewezen als te ontwikkelen woningbouwgebied. Vanuit voornoemde blijkt dat het bestemmingsplan invulling geeft aan een regionale woningbehoefte.

3.1.3 Trede 2: voorzien in behoefte binnen bestaand stedelijk gebied

Op de tweede trede van de ladder dient antwoord te worden gegeven op de vraag of de regionale behoefte geheel of deels opgevangen kan worden in bestaand stedelijk gebied en, zo ja, of dit wenselijk, dan wel financieel haalbaar is. Indien het antwoord hierop nee is kan overgegaan worden naar de derde trede van de ladder.

De provincie doet in de toelichting van de Verordening ruimte 2014 de aanbeveling de opvang van de regionale behoefte niet per plan te onderzoeken maar vooraf een overzicht te maken met de beschikbare ruimte binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), bijvoorbeeld in een gemeentelijke of regionale structuurvisie.

De te realiseren woningbouw zoals dit vanuit de regionale woningbehoefte in het Westland gerealiseerd dient te worden is in de structuurvisie Westland 2025 verdeeld over de verschillende kernen. Per kern is een ruimtelijk ontwikkelingskader vastgesteld door de gemeenteraad. In dit ruimtelijk ontwikkelingskader zijn binnenstedelijke gebieden aangewezen waarbinnen het realiseren van nieuwbouw mogelijk is, tevens zijn de uitleglocaties hierin aangewezen. Het gebied De Gouw fasen 1 en 3C valt binnen de uitleglocaties die door de gemeente Westland zijn aangewezen en passen binnen het Programma Ruimte van de provincie Zuid-Holland.

3.1.4 Trede 3: voorzien in behoefte op nieuwe locatie

Voor de nieuwbouw van woningen wordt gebruik gemaakt van een locatie waarvoor, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, een passende ontsluiting zal worden ontwikkeld. Onderhavig plangebied sluit aan op de Nieuweweg (N211) aan de noordzijde voor langzaamverkeer en voor langzaam en snelverkeer op de Paul Captijnlaan en de Verburghlaan. De gekozen locatie voor nieuwbouw van woningen past in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van de Verordening ruimte 2014 van toepassing is.


Het gehele woningbouwproject voor De Gouw fasen 1 en 3C, is opgenomen in het Programma ruimte van de provincie Zuid-Holland (zie paragraaf 2.1.3 van deze toelichting).

3.1.5 Conclusie

De Gouw fasen 1 en 3C is opgenomen in de lijst van woningbouwlocaties als genoemd in het Programma ruimte. In het Programma Ruimte van de provincie Zuid-Holland en in de Structuurvisie Westland van de gemeente wordt de woningbehoefte en spreiding over de gemeente voldoende verantwoord.

3.2 Bedrijven en milieuzonering

3.2.1 Wettelijk kader

In het kader van de Wet milieubeheer kunnen er veiligheidszoneringen en milieuzoneringen zijn vastgelegd tussen inrichtingen en gevoelige bestemmingen. Dit betreft o.a. voorschriften ten aanzien van geur, geluid en veiligheid. Inrichtingen zijn gehouden aan de voorschriften die zijn vastgelegd in de omgevingsvergunning of in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).


Op 6 november 2007 is het Besluit houdende algemene regels voor inrichtingen gepubliceerd, ook wel het Activiteitenbesluit genoemd. Dit Activiteitenbesluit is op 1 januari 2008 van kracht geworden en vervangt een groot deel van de milieuver­gunningen en AMvB’s. De VNG heeft het boekje opgesteld: “Bedrijven en milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk” (2009). Deze handreiking geeft informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten van diverse bedrijfsactiviteiten. Tevens geeft het boekje een richtafstand voor het ontwikkelen van bedrijfsactiviteiten in de omgeving en voor het inpassen van gevoelige functies nabij bedrijven.


In Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009) worden de volgende richtafstanden per bedrijfstype geadviseerd voor nieuwe bestemmingsplannen (zie tabel).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0015.png"

3.2.2 Onderzoek

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven gelegen. Grenzend aan het plangebied zijn een aantal glastuinbouwbedrijven gelegen. Voor de milieuzonering van glastuinbouwbedrijven ten opzichte van woningen, woonlinten en woonwijken in het plangebied wordt als richtlijn conform de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) categorie 2 toegepast. Voor een woonwijk moet een afstand van 30 meter aangehouden worden en voor de woningen in de linten moet een afstand van 10 meter aangehouden worden.

De nog te bebouwen kavels zijn allen gelegen op meer dan 30 meter van een glastuinbouwbedrijf.

In het glastuinbouwgebied is het toegestaan om Warmte-Kracht-Koppeling (Wkk) installaties te bouwen bij een tuinbouwbedrijf. De hindercontour van een WKK bedraagt 65 meter. De nog te bebouwen kavels zijn allen gelegen op meer dan 65 meter van de rond het plangebied aanwezige WKK's.

3.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.3 Geluid

3.3.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

3.3.2 Onderzoek

Langs het plangebied lopen de wegen Hollewatering en Wateringseweg. Het gaat hierbij om een 60 km/u weg en een 50km/u weg. In eerder instantie was gedacht dat de weg Hollewatering in snelheidsregime zou worden teruggebracht. Dit is echter niet meer aan de orde waardoor moet worden uitgegaan van het huidige snelheidsregime (met bijbehorende geluidsbelasting) ten opzichte van de toekomstige woningen.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan en een hogere waardenprocedure heeft bureau DGMR een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting als gevolg van deze wegen. Dit onderzoek is als Bijlage 3 aan deze plantoelichting toegevoegd.

3.3.3 Conclusie

De conclusie uit het rapport van DGMR is dat binnen fase 1 en 3c overschrijding van de voorkeursgrenswaarde plaatsvindt. Bij fase 1 gaat dit om 5 woningen. Bij fase 3c gaat dit om 10 woningen. Voor deze woningen wordt een hogere grenswaarde vastgesteld aangezien maatregelen niet mogelijk/wenselijk zijn.

3.4 Luchtkwaliteit

3.4.1 Wettelijk kader

Wet luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde   Geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 ìg/m³   2010 t/m 2014   
    jaargemiddelde concentratie   40 ìg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)1)   jaargemiddelde concentratie   48 ìg/m³      
    jaargemiddelde concentratie   40 ìg/m³   vanaf 11 juni 2011  
    24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³       
    24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³   vanaf 11 juni 2011  

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).


Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); 
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); 
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); 
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); 
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

 

Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; 
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

3.4.2 Onderzoek

In het kader van de totstandkoming van de verschillende bestemmingsplannen voor De Westlandse Zoom is een groot aantal luchtkwaliteitsonderzoeken opgesteld. Ten tijde van het nemen van het besluit omtrent goedkeuring door Gedeputeerde Staten kon worden beschikt over een luchtkwaliteitsrapport van bureau DGMR van 4 april 2006 voor het bestemmingsplan Holle Watering, waarbij aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 is getoetst.


Inmiddels leidt een aanpassing van de Wet milieubeheer overigens tot de kwalificatie van een plan dat 'niet in betekenende mate' een bijdrage levert aan een verslechtering van de luchtkwaliteit aangezien er voor het gehele bestemmingsplan Holle Watering geldt dat niet boven de norm van 500 woningen gebouwd zal worden. Niet in betekenende mate betekent in dit geval dat er geen onderzoeksplicht meer is voor dit soort projecten.


Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in een kleine intensivering van het aantal mogelijk te bouwen woningen in het plangebied, fase 1 en fase 3c. Het merendeel van het plangebied is echter al ontwikkeld. Voor dit plangebied, alsmede de gehele ontwikkeling van De Gouw, geldt dat de norm van 500 woningen niet wordt gehaald. De kleine intensivering leidt daardoor niet in betekende mate tot een verslechtering van de luchtkwaliteit op grond van het luchtkwaliteitsrapport uit 2005 alsmede op basis van de wetswijziging in 2007.

3.4.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.5 Externe veiligheid

3.5.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht, waarbij het gaat over het beheersen van de risico's van gevaarlijke stoffen voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.

Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (ISO)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt, als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord – worden, omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.

Voor dit bestemmingsplan is onder andere de toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gestoelde regeling en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in combinatie met de Regeling Basisnet.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Gemeentelijk beleidskader Externe Veiligheid

Op het gebied van externe veiligheid is op provinciaal niveau het beleidsplan "Beleidsplan externe veiligheid" in november 2010 vastgesteld. Daarnaast heeft het Stadsgewest Haaglanden, waaronder ook de gemeente Westland behoort, de beleidsnota ‘Samen Werken aan Externe Veiligheid’ opgesteld. Deze nota heeft een looptijd tot en met 2010. In beide nota’s zijn een vijftal kernpunten opgenomen:

  • 1. het ontstaan van nieuwe knelpunten tegengaan;
  • 2. het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van inrichtingen;
  • 3. bestaande knelpunten saneren;
  • 4. zorgvuldige risicocommunicatie;
  • 5. hulpverlening: het bevorderen van de samenwerking en de kwaliteit van de uitvoering en het richting geven aan de organisatorische versterking.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Op basis van het Bevt geldt voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Op basis van het Bevt geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vindplaatsen van explosieven

In de gemeente Westland worden op verschillende plaatsen munitie en explosieven gevonden uit de WOII. Er is een gemeentelijke kaart opgesteld met mogelijk verdachte locaties en vindplaatsen van explosieven.

3.5.2 Onderzoek

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in het plangebied zelf en in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen en/of geen transport van gevaarlijke stoffen aan de orde is. De ontwikkellocatie ligt buiten de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour van de risicobronnen in de omgeving.

3.5.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.6 Water

3.6.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

 

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

 

Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.

 

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitge¬zette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kernta¬ken vanzelfsprekend voorop:

  • de waterveiligheid;
  • het waterbeheer;
  • de waterkwaliteit;
  • het zuiveren van afvalwater.

Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leef¬omgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheerge¬bied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.

De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:

  • 1. In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;;
  • 2. Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afval¬watersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
  • 3. Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
  • 4. Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organi¬satie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het water¬schap statisch wordt.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0016.jpg"

3.6.2 Onderzoek

Ten behoeve van het bestemmingsplan voor De Gouw fase 1-3c is een waterparagraaf opgesteld door bureau Witteveen + Bos. Dit onderzoek is als Bijlage 4 opgenomen in de plantoelichting.

Veiligheid en waterkeringen

De toekomstige bebouwing van deelplan 3 overlapt met regionale boezemkeringen. Vanuit het beleid van het hoogheemraadschap geldt, dat in de kernzone van de waterkeringen geen bebouwing is toegestaan. In de beschermingszone van een waterkering is bebouwing onder voorwaarden toegestaan. De breedte van de beschermingszone is 15 m (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0017.png"

Aan de noordzijde van het plangebied ligt een regionale waterkering buiten de grenzen van de planontwikkeling. Bij deze kering is het alleen van belang, dat binnen een afstand van 15 meter vanaf de kernzone van de kade alleen onder voorwaarden mag worden gebouwd.

De waterkeringen binnen het plangebied zijn op de planverbeelding aangeduid met een dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' en de hierbij behorende regels.

Voorkomen van wateroverlast

In overleg met het hoogheemraadschap (op 18 september 2015) is de berekeningsmethodiek voor de wateropgave bepaald voor de verschillende ontwikkelgebieden in Westland, de methodiek voor De Gouw staat in onderstaande tabel 3.1. Op dat moment waren de meeste plannen nog niet concreet uitgewerkt. Daarom is de toekomstige waterhuishoudkundige situatie nog niet vastgelegd. Er is gezocht naar een rekenmethodiek die aansluit bij deze fase van de planuitwerking en inzicht geeft in de minimaal aan te leggen hoeveelheid waterberging. Bij de nadere planuitwerking geeft dit de ondergrens, maar kunnen er andere redenen zijn om meer water aan te leggen (bijvoorbeeld ruimtelijke kwaliteit). Voor deelplan 3 is besloten de Provinciale methode toe te passen. De overige gebieden van De Gouw zijn al (grotendeels) vastgesteld en zijn al bepaald met de ABC-normering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0018.png"

Onderstaande afbeelding 3.2 geeft het oppervlaktewatersysteem rondom deelplan 3 weer. Het plangebied ligt in het Westlandse boezemgebied die bestaat uit het veelal hoger gelegen gebied rond de kernen van Monster, Poeldijk, Naaldwijk, 's Gravenzande en De Lier. Verspreid door het gebied liggen diverse boezemwatergangen. Het Boezemland loopt onder vrij verval af op het boezemsysteem. Het water van de boezem wordt door middel van een aantal boezemgemalen op een vast peil gehouden van NAP -0,43 m.

In het gebied zijn meerdere primaire wateren aanwezig. Aan de westzijde van de Holle Watering ligt de Gantel, welke aan de oostzijde van de Holle Watering overgaat in de Kromme Gantel. Langs de gelijknamige weg Holle Watering loopt de Holle Watering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0020.png"

Onderstaande afbeelding 3.3 geeft een overzicht van de maaiveldhoogten in het plangebied. De gemiddelde hoogte van het boezemgebied ligt rond NAP +0,53 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0021.png"

Drooglegging

De drooglegging van een gebied wordt berekend door de maaiveldhoogte af te trekken van de vastgestelde oppervlaktewaterpeilen. In De Gouw wordt dit aan de hand van de AHN geschat op 0,72 m in het boezemgebied. In de praktijk is vaak een drooglegging van 1,2 m gewenst voor hemelwaterafvoer en het behalen van voldoende ontwatering.

Wateropgave

Voor de berekeningen van de wateropgave is vooral van belang welk deel van het gebied in beslag werd genomen door glastuinbouw, overige verharding, onverhard terrein en water. Onderstaande tabel geeft de toekomstige oppervlakteverdelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0022.png"

In de toekomstige situatie wordt het verhard oppervlak geschat op 1,97 ha. Dit betekent een afname (oorspronkelijk 2,24 ha). Deelplan 3 ligt in de Boezem en heeft een streefpeil van NAP -0,43 m. De wateropgave is berekend volgens de provinciale normering.

De berekende peilstijging voor de oorspronkelijke situatie (T=50 bui) is 0,58 m. Om in de toekomstige situatie dezelfde peilstijging te handhaven, maar nu bij en T=100 bui, is in het plangebied 0.36 ha (8,5 %) water nodig. Dit oppervlak is momenteel nog niet aanwezig (nu 0,30 ha), er is een wateropgave van 0,06 ha. Het is daarnaast van belang dat het bestaande water wordt gehandhaafd of wordt gecompenseerd (dempen = graven).

Drooglegging

De drooglegging is het verschil tussen maaiveld en het vastgestelde oppervlaktewaterpeil onder normale omstandigheden (streefpeil). In de handreiking watertoets van Delfland staat het advies om minimaal 0,6 m drooglegging aan te houden. Naast het advies voor 0,6 m drooglegging wordt geadviseerd als richtlijn voor de ontwateringsdiepte (verschil grondwater en maaiveldhoogte) de vorstvrije grens van 0,80 m aan te nemen. Aangezien de grondwaterstand hoger zal liggen dan de oppervlaktewaterstand wordt 1,2 m drooglegging als richtgetal gebruikt voor de toekomstige situatie. Deze drooglegging zal moeten worden getoetst aan de praktische haalbaarheid in verband met mogelijke zettingen en bestaande infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0023.png"

Bodem, Grondwater en voorkomen (zoet)watertekort

Op dit moment is er voldoende inzicht in de bodemopbouw en grondwaterstanden voor het bestemmingsplan. Het gebied is in principe geschikt voor de bestemming wonen. In 2006 is een geotechnisch- en drainageadvies gegeven waarin toekomstige peilen en drainage zijn besproken.

Geadviseerd wordt na afronding van het bestemmingsplan een definitieve uitwerking van de waterhuishouding in het gebied op te stellen op basis van de stedenbouwkundige uitwerking. Daarvoor kunnen de grondwaterstanden in het gebied enige tijd worden gemonitord om een beter onderbouwde keuze te kunnen maken met betrekking tot aanlegpeilen.

Dit is ook van belang, omdat in 2006 nog permanente drainage in het gebied was voorzien. Dit wordt als ongewenst beschouwd door het waterschap. De gemeente heeft echter een zorgplicht om grondwateroverlast te voorkomen. Geadviseerd wordt het geotechnisch- en drainageadvies te herzien en daarbij een uitgebreidere monitoring van de huidige grondwaterstand in het gebied mee te nemen.

Er dient bij het opstellen van het waterhuishoudingsplan rekening te worden gehouden met de volgende punten ten aanzien van grondwater en (zoet)watertekort:

  • grondwater - Grondwateronttrekkingen en –infiltraties (inclusief de beëindiging daarvan) mogen geen negatieve effecten hebben op het grondwatersysteem, de grondgebruikfuncties of andere systemen die (mede)afhankelijk zijn van de bodem en/of het grondwater;
  • verontreiniging van grondwater moet worden voorkomen;
  • functies mogen geen versnippering van het (grond)watersysteem met zich meebrengen;
  • door het verhard oppervlak te beperken, kan de infiltratie van hemelwater verbeteren, en daarmee de grondwateraanvulling;
  • door aandacht te besteden aan (regionale) seizoensberging kan de aanvoer van water uit andere gebieden beperkt worden;
  • bij het opstellen van het waterhuishoudingsplan dient rekening gehouden te worden met het lange termijn effect van de aangelegde zandmotor op de grondwaterhuishouding en de kwel;
  • indien maatregelen voor het tegengaan van wateroverlast worden genomen, deze ook toetsen op de robuustheid voor watertekortsituaties. Extra waterbergingen, die worden aangelegd om wateroverlast te voorkomen zodanig aanleggen dat deze in droge perioden weinig water vragen (dus een droge berging).

Momenteel wordt er samen met het Hoogheemraadschap van Delfland gewerkt aan het opstellen van een waterhuishoudsplan voor het plangebied De Gouw.

Onderhoud en bagger

Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en baggeronderhoud. Dit betekent dat de watergangen toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. Ook houdt Delfland ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. Het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur Delfland. Het onderhoud van het primaire watersysteem is in handen van het hoogheemraadschap van Delfland. Het onderhoud van het secundaire watersysteem is in handen van aangelanden. Het primaire watersysteem inclusief de onderhoudsstroken zijn vastgelegd in de legger.

Onderhoud vanaf de kant heeft de voorkeur van Delfland, zowel uitvoeringstechnisch als financieel. Onderhoudsstroken zijn noodzakelijk voor onderhoudsmateriaal en werkruimte, en er kan bagger op de onderhoudsstroken gezet worden. In de Keur en Legger van Delfland is per type watergang (inclusief natuurvriendelijke oevers) aangegeven aan welke zijde (of tweezijdig) een onderhoudsstrook aanwezig moet zijn en met welke breedte.

Er gelden de volgende criteria:

  • als er sprake is van 'varend' onderhoud van watergangen, natuurvriendelijke oevers en waterkeringen zijn de dimensionering van het doorstromingsprofiel en van de kunstwerken (doorvaarthoogte, overspanning van bruggen et cetera) aan specifieke ontwerpeisen gebonden. Dit is zeker het geval bij een breedte van meer dan 10 m (gemeten op de waterlijn). Dit kan het overige ruimtegebruik beïnvloeden;
  • houd voor onderhoudsdoeleinden langs primaire watergangen aan weerszijde een onderhoudsstrook (4 m) vrij van bebouwing en obstakels. Is de primaire watergang 5 m of smaller, dan kan in veel gevallen volstaan worden met een strook aan één zijde. Wanneer dit niet of moeilijk realiseerbaar is, overleg dan met Delfland over alternatieven;
  • voor natuurvriendelijke oevers langs watergangen, bijvoorbeeld in verband met de Kaderrichtlijn Water, is ruimte nodig om onderhoud te plegen. Hierbij geldt hetzelfde als voor primaire watergangen;

Het boezemwatersysteem (primair water) wordt in de huidige situatie onderhouden door het hoogheemraadschap van Delfland. De secundaire watergangen en kleinere kavelsloten in het gebied wordt in de huidige situatie onderhouden door deels de perceelseigenaren, deels de gemeente en deels het hoogheemraadschap.

In de toekomstige situatie moet voldoende ruimte worden vrijgehouden voor het onderhoud aan de watergangen. Daarbij moet worden uitgegaan van:

  • de aanleg van onderhoudstroken (4 m breed) welke vrij zijn van bebouwing en obstakels wanneer wordt uitgegaan van onderhoud vanaf de oevers;
  • de aanleg van opstelplaatsen in combinatie met doorvaarbare bruggen in het gebied, wanneer wordt uitgegaan van varend onderhoud;

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Kader Richtlijn Water (KRW)

De KRW is in 2000 in werking getreden en is bedoeld om te zorgen voor een goede chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem. De KRW-doelstellingen zijn gericht op het voorkomen van achteruitgang (standstill) en het streven naar verbetering van de ecologische (verbetering tot aan GEP, Goede Ecologische Potentieel) en chemische toestand (verbetering tot aan GCT, Goede Chemische Toestand).

Vanuit de verplichtingen van de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) moet het water in de Delflandse sloten en vaarten uiterlijk in 2027 voldoen aan de Europese normen. Om dit te bereiken werkt Delfland bijvoorbeeld samen met de glastuinbouwsector die nu nog de grootste bron van vervuiling is. Ook heeft Delfland bijvoorbeeld samen met de inliggende gemeenten een bestuursakkoord Schoon Water opgesteld. Dit bestuursakkoord is de basis van waaruit zij samen werken aan schoon water en een toekomstbestendige leefomgeving voor alle inwoners.

De Gouw ligt in de Westboezem. In de Westlandse boezem liggen verscheidene watergangen die behoren tot het KRW-waterlichaam de Westboezem, waaronder De Gantel. Hier is de KRW-opgave aan verbonden die is gericht op het voorkomen van achteruitgang (standstill) en het streven naar verbetering van de ecologische (verbetering tot aan GEP, Goede Ecologische Potentieel) en chemische toestand (verbetering tot aan GCT, Goede Chemische Toestand).

De waterkwaliteit van het boezemwater voldoet nog niet aan de gestelde normen (zie onderstaande afbeelding 3.5). Voor de ontwikkelingen in De Gouw is het van belang, dat de (ecologische en chemische) waterkwaliteit in het gebied niet verslechtert door de ontwikkelingen. Dit wordt deels ingevuld door de verandering van glastuinbouwgebied naar woningbouwgebied. De verwachting is dat de waterkwaliteit hierdoor zal verbeteren, omdat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest grotendeels wegvalt. Daarnaast zal er aandacht nodig zijn voor de afvalwaterketen en omgang met hemelwater. Door natuurlijke inrichting van het oppervlaktewater kan zowel de waterkwaliteit als de beleving van het water worden verbeterd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0024.png"

Inzetten van hemelwater

Het is voordelig voor de watersysteemkwaliteit en ecologie om zoveel mogelijk verhard oppervlak af te koppelen van de riolering. Dit kan door een gescheiden rioolstelsel aan te leggen. Op basis van de te verwachten verkeersintensiteit is het niet nodig om aanvullende voorzieningen aan te leggen. Wel wordt aanbevolen geen uitloogbare bouwmaterialen toe te passen voor dakbedekkingen, gevelbekleding, regenwaterafvoer, of straatmeubilair. Hiermee wordt de afstroming van koper, lood en zink beperkt.

Natuurvriendelijke oevers

Bij de inrichting van oevers dient zo veel mogelijk rekening gehouden te worden met het ecologisch functioneren van de oevers. Bij herinrichting dienen verdwenen natuurvriendelijke oevers gecompenseerd te worden. In stedelijk gebied wordt gestreefd naar 50 % natuurvriendelijke oevers. Bij de uitwerking van het waterhuishoudingsplan zal bepaald worden of dit percentage hier gehaald kan worden.

Afvalwaterketen

Om zoveel mogelijk het relatief schone hemelwater te kunnen afkoppelen en afvoeren naar het oppervlaktewater wordt zoveel mogelijk gescheiden of verbeterd gescheiden stelsels toegepast. Afstromend hemelwater wordt naar het oppervlaktewater afgevoerd.

Om de waterkwaliteit van de boezem niet te verslechteren is het van belang dat er schoon water kan worden afgevoerd naar de boezem. Dat kan door op de juiste wijze het verhard oppervlak af te koppelen. Verharde oppervlakken, die niet worden afgekoppeld, worden aangesloten op een verbeterd gescheiden stelsel. Een definitieve uitwerking van de omgang met hemelwater kan plaatsvinden nadat de inrichtingsplannen nader zijn gedetailleerd.

Voor de afvoer met afvalwater wordt in de toekomstige situatie en droogweerafvoer (DWA) riolering in het gebied aangelegd. Wanneer er meer inzicht is in de toekomstige inrichting zal er een rioleringsplan uitgewerkt worden.

3.6.3 Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat het plan kan worden aangelegd met in achtneming van de bovenstaande aandachtspunten en het aanleggen van 0,36 ha aan water in fase 3 (bestemming Woongebied). In de regels is het aanleggen van 0,36 ha aan water geborgd. Ten aanzien van de waterrelevante thema's worden geen negatieve effecten verwacht van het globale bestemmingsplan.

3.7 Bodem

3.7.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

3.7.2 Onderzoek

De bodemkwaliteit van het plangebied is beoordeeld op basis van de bodembeheernota van Gemeente Westland. Uit deze nota blijkt dat de gemiddelde diffuse bodemkwaliteit als "schoon tot licht verontreinigd" (kwaliteit 'Wonen') kan worden gekarakteriseerd. Ter plaatse wordt in de bovengrond de parameter 'zink' in verhoogde concentraties ten opzichte van de achtergrondwaarde verwacht. Tevens wordt, gezien het historisch gebruik, mogelijk bestrijdingsmiddelen (Drins) in verhoogde mate aangetroffen. In de ondergrond worden geen verhoogde concentraties zware metalen in bestrijdingsmiddelen verwacht.


Er zijn in fase 1 verscheidene verkennende en aanvullende bodemonderzoeken uitgevoerd. Eveneens hebben er sanerende werkzaamheden plaatsgevonden. Deze zijn vastgelegd in een tweetal bodemgeschiktheidsverklaringen. Uit de verklaring "De Gouw fase 1A te Kwintsheul (referentie: WZK80645)", d.d. 28 augustus 2009 en "De Gouw fase 1B te Kwintsheul (referentie: WZKW101085)", d.d. 14 april 2011, beide opgesteld door VanderHelm Milieubeheer B.V., kan geconcludeerd worden dat de bodem op die locatie geschikt is voor het beoogde gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0025.png"

Met betrekking tot fase 3C geldt dat op de in bovenstaand kaartje aangegeven percelen door BMA eind 2015 bodemonderzoek is gedaan. De rode vlakjes bevatten bestrijdingsmiddelen boven de saneringsnorm en moeten verwijderd worden. Hier en daar zijn ook gedempte sloten met asbesthoudend dempingsmateriaal aangetroffen. Dit moet verwijderd worden voor de grond geschikt is voor wonen.

3.7.3 Conclusie

Uit onderzoek is gebleken dat voor fase 3C nog sanering dient plaats te vinden alvorens de grond gebruikt kan worden voor de bestemming 'Woongebied'.

3.8 Ecologie

3.8.1 Wettelijk kader

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weer. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

 

Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar
gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én
slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt.'

Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:


Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

 

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.

De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.


Natuurbeschermingswet

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; 
  • b. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten; 
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

3.8.2 Onderzoek

Flora en fauna

Voor de gehele Westlandse Zoom is de aanwezigheid van flora en faunawaarden onderzocht door het bureau Aqua Terra Nova. Het rapport d.d. 3 december 2015 is bijgevoegd als Bijlage 5.

Het plangebied is met name onderzocht op de aanwezigheid van vissen, rugstreeppad en vleermuizen. Hieruit volgt dat de aanwezigheid van de bittervoorn is uitgesloten maar dat de aanwezigheid van de kleine modderkruiper niet kan worden uitgesloten ook al is deze in het veldonderzoek niet aangetroffen. De rugstreeppad is eveneens niet aangetroffen, maar omdat deze soort snel kan wisselen van verblijfplaats wordt aangeraden maatregelen te nemen om te voorkomen dat deze zich er vestigen.

Natuurbeschermingswet en Natura2000

Het plangebied ligt niet binnen de grenzen van een Natura 2000 gebied. De meest nabijgelegen Natura 2000 gebieden Solleveld en Kapittelduin en het Spanjaardsduin liggen 4 km westelijk van het plangebied.

3.8.3 Conclusie

Vervolgstappen zijn niet noodzakelijk. Wel dient er te worden gewerkt conform een gedragscode met bijbehorende maatregelen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen en de zorgplicht. Het plangebied is voor het grootste gedeelte reeds bebouwd met woningen. De nog braakliggende gronden worden onderhouden en er is geen beschermde flora en fauna aanwezig.
Uit voorenstaande blijkt dat, mits gehouden wordt aan de Flora- en faunawet bij bebouwing van de nog braakliggende gronden in het plangebied, er geen flora en fauna in het gebied aanwezig zijn die het beoogde gebruik voor woningbouw in de weg staat.

3.9 Cultuurhistorische aspecten

3.9.1 Wettelijk kader

Rijksbeleid

De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse Wetgeving. De Wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:

  • het streven naar behoud in situ van archeologische waarden;
  • het tijdig betrekken van de archeologische waarden in de ruimtelijke ordening door het opnemen van harde juridische eisen in bestemmingsplannen;
  • de verstoorder betaalt voor het onderzoek en de documentatie van archeologische waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Gemeentelijk beleid

Op 26 juni 2012 heeft de gemeente Westland haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. De beleidskaart geeft een globaal inzicht in de te verwachten archeologie, in het bestemmingsplan wordt het beeld aangescherpt.


Het archeologiebeleid legt vast hoe de gemeente Westland met haar bodemarchief omgaat.


De gemeente Westland stelt met dit beleidsplan:

  • ondergrenzen vast (uitgedrukt in oppervlakte en diepte) die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
  • de in dit beleidsplan opgestelde normen vast teneinde deze normen op te nemen in alle bestemmingsplannen;
  • de beleidskaart vast.

Zones met archeologische waarden of verwachtingen

Op de gemeentelijke beleidskaart zijn voor het plangebied vijf soorten zones met archeologische waarden en archeologische verwachtingen aangegeven.


De kaart is aangevuld met informatie afkomstig uit de archeologische onderzoeken die hebben plaatsgevonden. Voor alle zones gelden van elkaar verschillende vrijstellingsgrenzen.


Tabel 1. Overzicht van de vrijstellingsgrenzen t.a.v. archeologisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0026.jpg"


Verwachtingszone IV
Verwachtingszone IV bestaat uit gebieden waarvoor geen archeologische verwachting geldt. Het betreft zones waar bestaande vindplaatsen in het verleden reeds zijn opgegraven of waarvoor door middel van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn. Om deze reden worden er in deze zone dan ook geen voorwaarden verbonden aan het verlenen van een omgevingsvergunning. Wel is het zo dat ook in deze zone de algemene meldingsplicht van toevalsvondsten van toepassing blijft en dat een eventuele archeologische inspectie tijdens bodemverstorende werkzaamheden moet worden toegestaan.


Verwachtingszone III
Verwachtingszone III bestaat in het plangebied uit de dekafzettingen van het Laagpakket van Walcheren in het binnendijks gebied. Omdat zich periodiek bewoningsmogelijkheden voordeden vanaf de Midden IJzertijd geldt hier een middelhoge verwachting voor het aantreffen van resten uit de IJzertijd, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Daarnaast kunnen in dit gebied tot nu toe nog onbekende duinafzettingen (met een hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten vanaf de vroege prehistorie).


Archeologische resten worden in deze zone verwacht op een diepte vanaf 50 cm beneden maaiveld. De dichtheid van archeologische vindplaatsen is naar verwachting klein, waardoor hier een vrijstellingsgrens van plangebieden tot 500 m² wordt gehanteerd.


Verwachtingszone II
Verwachtingszone II bestaat in dit plangebied uit de delen van de geulafzettingen van de Gantel Laag opgenomen die al in de Romeinse tijd waren verland. In de gehele Verwachtingszone II bestaat een hoge kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd, Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.


Archeologische waarden worden in deze zone vanaf 50 cm onder maaiveld verwacht. Voor wat betreft de oppervlakte van de verstoring wordt een vrijstellingsgrens van 250 m² gehanteerd. In deze zone is de dichtheid aan archeologische resten hoger dan in Verwachtingszone II. De kans dat in deze zone archeologische resten worden verstoord bij werkzaamheden tot 100 m² (Verwachtingszone I) is echter klein. Dat geldt ook voor de kans dat er tijdens archeologisch onderzoek op een beperkt oppervlak archeologische resten worden aangetroffen. Een vrijstelling van archeologisch onderzoek voor plangebieden tot een 250 m² is in deze verwachtingszone dan ook wenselijk.


Verwachtingszone I
Verwachtingszone I bestaat uit een buffer rondom de locaties waar Romeinse wegen worden vermoed. Voor deze gebieden geldt een zeer hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de Romeinse tijd. Het gaat daarbij voornamelijk om nederzettingen, maar ook grafvelden kunnen worden aangetroffen. Daarnaast bestaat er ook een kans dat zogenaamde off-site structuren, zoals duikers, aanwezig zijn. Uit de ligging van de bekende archeologische vindplaatsen uit de Romeinse tijd blijkt dat deze hier in hoge dichtheid voorkomen en dicht bijeen liggen. Daarom wordt voor Verwachtingszone I vastgehouden aan de wettelijke grens van 100 m² voor de oppervlakte van het plangebied.

Rijksmonument

Het archeologische rijksmonument gelegen binnen onderhavig plangebied, is op basis van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 door de minister van OCW aangewezen als archeologisch rijksmonument en als zodanig reeds beschermd. Bodemverstorende werkzaamheden op dit terrein zijn verboden, tenzij hiervoor vooraf door de minister een monumentenvergunning is verleend.


Omdat de vindplaatsen uit de Romeinse tijd in het merendeel van deze verwachtingszone bedekt zijn geraakt door de afzettingen van de Laag van Poeldijk liggen de vindplaatsen niet direct onder het maaiveld. In deze zone worden bodemingrepen dan ook vrijgesteld van archeologisch onderzoek tot een diepte van 50 cm beneden maaiveld.


Bekende archeologische vindplaats of zeer hoge verwachting
Voor bekende vindplaatsen en zones met een zeer hoge verwachting geldt dat te allen tijde getracht moet worden om bodemingrepen te voorkomen die tot aantasting van de aanwezige archeologische waarden leiden. Indien dit niet mogelijk is en er bodemingrepen worden gepland die de vrijstellingsgrens van 0 m² en 30 cm beneden maaiveld overschrijden dient archeologisch onderzoek als voorwaarde te worden gesteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning.


Voor deze vrijstellingsgrens wordt afgeweken van de 100 m² uit de Monumentenwet (artikel 41a), omdat voor de onderhavige gebieden al bekend is dat er zich waardevolle archeologische resten bevinden. Bij bodemverstorende werkzaamheden tot 100 m² kan dan ook al grote schade aan het bodemarchief ontstaan. Bovendien kunnen op deze terreinen archeologische onderzoeken van kleine schaal al waardevolle informatie opleveren over de aanwezige resten. Derhalve wordt voor deze terreinen geen vrijstellingsgrens gehanteerd qua oppervlakte.


Voor wat betreft de diepte wordt een grens van 30 cm –mv gehanteerd, omdat door bodembewerkingen zoals ploegen de bodem boven deze grens vaak is verstoord. Eventuele archeologische resten die zich in deze bovenste 30 cm bevinden, liggen in verstoorde context, waardoor hun informatiewaarde aanzienlijk daalt.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0027.png" Beleidskaart Gemeente Westland


Historisch-geografische gegevens


Op de kaart van Kruikius uit 1712 is te zien dat het plangebied met name in het zuidelijke deel werd gebruikt als boomgaard.In het oostelijke deel van het plangebied is eveneens een kleine boomgaard aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OWZDEGOUWf1f3cobp-VA01_0028.jpg" Het plangebied op de kaart van Kruikius uit 1712


In de boomgaarden tekent Kruikius enkele kleine gebouwen waarvan het onduidelijk is of het hier om schuren of om woningen gaat. Duidelijk is wel dat deze bebouwing samenhangt met de boomgaarden en dat het geen boerderijen betreft. Ten noordoosten van de Holle Watering staat een perceel met het toponiem Oude Hooge Dijk aangeduid. Deze naamgeving heeft betrekking op de eerste dwarsbedijking van de Gantel. De noordelijke lengtebedijking lag in het tracé Poeldijkseweg – Wateringseweg, de zuidelijke lengtebedijking in het tracé van de huidige Middel Broekweg. In de bovenloop werden de beide lengtebedijkingen verbonden om het achterland van Wateringen van verdere wateroverlast van de Gantel te vrijwaren. De onregelmatige blokverkaveling binnen het plangebied hangt samen met het oorspronkelijke stroomgebied van de Gantel tussen de beide lengtebedijkingen. Het noordelijke deel van deze oude dijkzaad ligt mogelijk nog in de uiterste zuidoostelijke punt van het noordoostelijke deel van het plangebied. Op de grens ligt volgens Kruikius het Groene Patje, dat mogelijk een ouder restant is van de noordelijke Gantelbedijking.

3.9.2 Conclusie

Voor een groot deel van plangebied geldt een verwachting voor archeologische waarden in de ondergrond. Een uitzondering hierop vormen twee locaties waar vindplaatsen reeds zijn opgegraven dan wel is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn. Daarnaast zijn er enkele zones waar (boor)onderzoek heeft uitgewezen dat het voorkomen van archeologische resten zeker of zeer waarschijnlijk is.


Om de (mogelijk) aanwezige waarden te beschermen, zijn nieuwe ontwikkelingen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan gebonden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen (met uitzondering van kassen) alsmede het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor grondroerende activiteiten.

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

4.1 Planvorm

Het bestemmingsplan betreft de ontwikkeling van een woongebied met bijbehorend planregime en is gedeeltelijk ontwikkelend van aard, waarbij bestaande functies worden geconserveerd.

4.2 Bestemmingsregeling

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • I. inleidende regels;
  • II. bestemmingsregels;
  • III. algemene regels;
  • IV. overgangs- en slotregel.

Inleidende regels

Begripsbepalingen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gebruikt om interpretatieverschillen te voorkomen.

 

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, diepte, hoogte, oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

 

Bestemmingsregels

De bestaande functies in het plangebied die in overeenstemming met de voorheen geldende bestemmingsplannen in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).

 

Groen

De grotere groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming 'Groen'. Naast beplanting zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, oeververbindingen en water mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is een parkeerterrein mogelijk. Onder speelvoorzieningen gaat het in dit plan om kleine speelvoorzieningen met een hoogte lager dan 3 meter.

Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of de zijtuinen bij de op de gronden aanwezige bebouwing. Het betreft hier in de meeste gevallen bestaande woningen. Op gronden met de bestemming 'Tuin' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

 

Verkeer

Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, groen- en waterpartijen en nutsvoorzieningen.

 

Verkeer – Verblijfsgebied

Daar waar het openbaar gebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft hebben de gronden de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming is ontsluiting toegestaan met daarbij behorende voorzieningen zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame-uitingen.

 

Water

Het betreft bestaande (hoofd) watergangen, waarvan zeker is dat deze niet verlegd gaan worden en van belang zijn voor het water. In de bestemming 'Woongebied' is eveneens water toegstaan. Het nieuwe water zal dan ook gerealiseerd binnen de gronden met de bestemming "Woongebied".

Wonen

De bestaande woningen en de vastliggende nog te bebouwen kavels zijn opgenomen met de bestemming 'Wonen'.

Woongebied

De bestemming 'Woongebied' is opgenomen ten behoeve van de nog te ontwikkelen woningen en de bijbehorende in- en uitritten, straten, groen en erfpercelen.

Dubbelbestemmingen

Waarde - Archeologie

Omdat in delen van het plangebied een redelijke tot grote kans aanwezig is van archeologische sporen in de grond heeft een deel van het plangebied een dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Het gaat om de bestemmingen 'Waarde -Archeologie-1', 'Waarde – Archeologie-2', 'Waarde – Archeologie-3' en 'Waarde – Archeologie-4'. Aan deze dubbelbestemmingen is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden verbonden.

 

Waarde - Ecologie 2

In het plangebied wordt een ecologische zone gerealiseerd. Deze krijgt de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie-2' en overlapt met name de 'Groen' bestemming in het plangebied.

 

Waterstaat - Waterkering

Het betreft de beschermingszone van alle waterkeringen in het plangebied.

 

Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

 

Antidubbeltelregeling

De formulering van de antidubbeltelregeling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

 

Algemene bouwregels

In dit artikel zijn algemene regels opgenomen voor (bedrijfs-) woningen, afwijkingen ten aanzien van (bedrijfs-) woningen, (afwijking) algemene regels voor afstanden, (afwijking) algemene regels voor ondergronds bouwen, nadere eisen en voor ondergeschikte bouwdelen.

 

Algemene gebruiksregels

In het artikel algemene gebruiksregels zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.

 

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen afwijking kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel "algemene bouwregels" vallen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages.

 

Overige regels

In dit artikel wordt bepaald in welke volgorde de dubbelbestemmingen moeten worden gehanteerd in het geval van overlap.

 

Overgangs- en slotregel

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde, zoals het overgangsrecht (bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening artikel 3.2.1 Bro) en de slotregel. De slotregel bevat alle bestemmingsplannen, welke geheel of gedeeltelijk worden vervangen met dit bestemmingsplan en de titel van het plan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De grondexploitatie komt in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde. In artikel 6.12 lid 1 Wro wordt gesteld dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt de definitie gegeven van een bouwplan.

Het bestemmingsplan 'De Gouw fasen 1 en 3C' is deels een consoliderend bestemmingsplan en deels een ontwikkelplan. Omdat niet alle gronden in eigendom zijn bij de gemeente en ook niet over alle gronden een anterieure overeenkomst is vastgesteld is een exploitatieplan noodzakelijk. In het bijbehorende exploitatieplan wordt het kostenverhaal geregeld waardoor de economische uitvoerbaarheid is verzekerd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Inspraak

De bestemmingsplannen De Gouw fase 1 en De Gouw fasen 2-3A hebben als voorontwerp ter visie gelegen voor inspraak.

De Gouw fase 2-3A

Het bestemmingsplan De Gouw fasen 2-3A heeft ter inzage gelegen voor inspraak van 28 februari 2014 tot en met 10 april 2014 In die periode is 1 inspraakreactie binnengekomen die betrekking heeft op een stuk plangebied dat in het huidige bestemmingsplan De Gouw fasen 1 en 3C is opgenomen.

De Gouw fase 1

Het bestemmingsplan de Gouw fase 1 heeft van maandag 29 december 2014 tot en met 9 februari 2015 ter inzage gelegen voor inspraakreacties. Hier zijn geen reacties op binnengekomen.

In de reactienota is de inspraakreactie die tegen het voorontwerpbestemmingsplan De Gouw fase 2-3A is ingediend, behandeld als zijnde inspraakreactie tegen het bestemmingsplan De Gouw fasen 1 en 3C. De reactienota inspraak is als Bijlage 1 opgenomen.

5.2.2 Vooroverleg

In de periode van 28 februari 2014 t/m 11 april 2014 heeft over het voorontwerp van het bestemmingsplan De Gouw fasen 2-3A bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Fase 3C maakte toen nog onderdeel uit van dit voorontwerp. Met betrekking tot fase 3C is echter geen specifieke opmerking geconstateerd.

In de periode van 7 januari 2015 tot 18 februari 2015 heeft over het voorontwerp van het bestemmingsplan De Gouw fase 1 bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Fase 1 maakt in zijn geheel deel uit van onderhavig bestemmingsplan. Op het voorontwerp hebben de volgende instanties gereageerd:

- Provincie Zuid-Holland

- Gasunie

- Westland Infra

- Veiligheidsregio Haaglanden

De vooroverlegreacties hebben er toe geleid dat een dubbelbestemming Waterkering wordt toegevoegd aan de zuidzijde van het plangebied en dat een paragraaf met betrekking tot de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen. Een volledige weergave van de reacties is opgenomen in bijgevoegde Bijlage 2.

5.2.3 Zienswijze

Van 16 juni 2017 tot en met 27 juli 2017 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan en het exploitatieplan ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gedurende de periode van tervisielegging zijn er 6 zienswijzen ingediend. De ontvangen zienswijzen zijn beoordeeld. Voor de nota van beantwoording zienswijzen wordt verwezen naar Bijlage 6 en Bijlage 7 van deze toelichting.