direct naar inhoud van 5.7 Bodem
Plan: N223 Westerlee-Maasdijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.OBP00000010-VAST

5.7 Bodem

Beoogde ontwikkeling

In het kader van de haalbaarheid van het plan is het van belang dat inzicht is in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de nieuwe verkeerspleinen en het nieuwe wegtracé. De bodemkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie (i.c. infrastructuur). Daarnaast is inzicht in de bodemkwaliteit nodig vanwege de eventuele aan- of afvoer van grond ten behoeve van de realisatie van de wegen. Op basis hiervan kunnen de verwerkingsmogelijkheden van de grond worden bepaald.


Toetsingskader

Normstelling

Voor beoordeling van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming als wettelijk kader. Deze wet stelt zowel regels voor het voorkómen van bodemverontreiniging als voor het aanpakken van aanwezige bodemverontreiniging. Daarnaast stelt de wet (en het bijbehorende Besluit bodemkwaliteit) de regels voor hergebruik van verontreinigde grond.
Bij functiewijzigingen en bouwplannen dient te worden bekeken of de milieuhygiënische bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd (bouwen op verontreinigde grond moet worden tegengegaan). Ook wordt gekeken of door de uitvoering van het plan er veranderingen optreden in de bodemkwaliteit. Beoordeeld wordt of er als gevolg van de nieuwe activiteiten bodemverontreinigingen kunnen optreden of dat de bodemkwaliteit verbetert, bijvoorbeeld doordat saneringen worden uitgevoerd.

Onderzoek

In de omgeving van het wegtracé zijn een aantal verkennende bodemonderzoeken en een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Het betreft de volgende onderzoeken naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem:

  • Verkennend en Aanvullend bodemonderzoek Oranjesluisweg 3/3a, Grondslag B.V. 8 juni 2009;
  • Verkennend en Aanvullend bodemonderzoek Oranjesluisweg nabij 5A te Naaldwijk, Kuiper & Burger/AquaTerra, rapportnummer PB05265/D02, definitief, Zoetermeer, 22 november 2005;
  • Verkennend bodemonderzoek Oranjesluisweg 13 te Maasdijk, Kuiper & Burger/AquaTerra, rapportnummer ZHC06005/D01, definitief, Zoetermeer, 24 januari 2007;
  • Verkennend bodemonderzoek Oranjesluisweg 15 te Naaldwijk, Kuiper & Burger/AquaTerra, rapportnummer ZHC06003/D02, definitief, Zoetermeer, 19 september 2006;
  • Verkennend bodemonderzoek percelen langs N223 te Maasdijk, Kuiper & Burger/AquaTerra, rapportnummer ZHC06022/D01, definitief, Zoetermeer, 13 december 2007;
  • Nader bodemonderzoek percelen langs N223 te Maasdijk, Kuiper & Burger/AquaTerra, rapportnummer 20080017, definitief, Zoetermeer, 28 mei 2008.
  • Verkennend bodemonderzoek Blauwhek Westerlee-Maasdijk, Kuiper & Burger/AquaTerra, rapportnummer 20080696, definitief, Stellendam, 16 juli 2008.

Onderstaand worden per locatie de resultaten samengevat.

Resultaten Oranjesluisweg 3/3a

Op basis van de resultaten van het verkennend en aanvullend onderzoek, is aangenomen dat de verontreiniging voorkomt op de twee noordelijke percelen van Oranjesluisweg 3 waar de twee kassen zich bevinden. De verontreiniging komt voor tot een diepte van 0,5 m-mv. Er is hier sprake van een 'geval van ernstige bodemverontreiniging'. Ter plaatse van de zuidelijke kas op Oranjesluisweg 3a is tevens een sterke verontreiniging met drins aangetroffen. De omvang van de verontreiniging hier is onbekend. Mogelijk is hier ook sprake van een 'geval van ernstige bodemverontreiniging'. De oorzaak van de verontreiniging wordt toegeschreven aan het gebruik van het bestrijdingsmiddel dieldrin. In een nader bodemonderzoek is vastgesteld dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de grond als gevolg van een overschrijding van de interventiewaarden voor (som) drins. Op grond van de herziene interventiewaarden voor de (som) drins en DDT/DDE/DDD in de Circulaire bodemsanering 2009 is een hertoetsing uitgevoerd. Uit de hertoetsing blijkt dat geen sprake meer is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (meer dan 25 m³ sterk verontreinigde grond) als gevolg van de aanwezigheid van drins.
Er is nog wel sprake van een vermoedelijk geval van ernstige grondwater verontreiniging met nikkel (meer dan 100 m³ bodemvolume met sterk verontreinigd grondwater) op het terrein van nummer 3a. Bij grondwerkzaamheden moet rekening worden gehouden met het sterk verontreinigde grondwater in het geval er wateronttrekkingen gaan plaatsvinden. Er zullen bij het bemalen van de bouwkuip voor de verkeerstunnel bij Westerlee maatregelen getroffen worden, omdat niet direct in de sloot geloosd mag worden. Dit zal in de lozingsvergunning geregeld worden.

Resultaten Oranjesluisweg 5A

De bovengrond is (plaatselijk) licht verontreinigd met koper, lood, nikkel, zink, EOX en PAK. De verontreinigingen bevinden zich met name ter plaatse van een aantal verdachte plekken, zoals bestrijdingsmiddelenkast, septictank, voedingsstoffenopslag, koolaspaden en teeltruimten. Er zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op de aanwezigheid van asbest. Ter plaatse van de huidige bovengrondse tank en de voormalige tank is een matige/ernstige verontreiniging aangetroffen met minerale olie. Er is echter geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging aangezien het volumecriterium van 25 m³ sterk verontreinigde grond niet wordt overschreden. De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte parameters. Het grondwater is ter plaatse van één peilbuis licht verontreinigd met arseen. Verder zijn in het grondwater geen verhoogde gehalten gemeten.
Aangezien geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging hoeft niet gesaneerd te worden, echter bij herontwikkeling van de locatie dient wel rekening te worden gehouden met de aanwezige verontreinigingen en kan alsnog een saneringsnoodzaak ontstaan.
In 2007 is een bodemsanering uitgevoerd op minerale olie ter plaatse van de Oranjesluisweg 5A in opdracht van de eigenaar van het perceel. De minerale olie is op twee plaatsen (vlek 1 en vlek 2) door middel van ontgraving gesaneerd. De minerale olie ter plaatse van vlek 1 is afgegraven tot een diepte van circa 1,7 m-mv en ter plaatse van vlek 2 tot circa 1,6 m-mv. De beide saneringslocaties zijn aangevuld met grond die voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. De sanering is afgerond en het evaluatieverslag is vastgesteld. Uit de evaluatie van de bodemsanering blijkt dat de bodemsanering afdoende is uitgevoerd en dat er is voldaan aan de eisen van het Plan van Aanpak.

Resultaten Oranjesluisweg 13

In de bovengrond zijn lichte verontreinigingen met metalen, PAK en EOX vastgesteld. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. De lichte verontreinigingen vormen geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met chroom, nikkel en zink aangetroffen. De lichte verontreinigingen in het grondwater vormen geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de locatie geschikt geacht voor het huidige gebruik. De lichte verontreinigingen vormen geen belemmering voor de mogelijke herinrichting van de locatie. Bij eventueel toekomstig grondverzet dient rekening te worden gehouden met het feit dat de van de locatie vrijkomende grond niet zonder meer geschikt is voor hergebruik. Nadere toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit moet uitwijzen of de grond mag worden hergebruikt.

Resultaten Oranjesluisweg 15

Zeer plaatselijk is in de bovengrond bijmenging van bodemvreemde materialen aangetroffen (geen asbest). In de bovengrond zijn lichte verontreinigingen met metalen en PAK vastgesteld. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen. De lichte verontreinigingen zijn geen aanleiding voor een nader bodemonderzoek. In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties vastgesteld. De lichte verontreinigingen vormen geen belemmering voor de mogelijke herinrichting van de locatie. Bij eventueel toekomstig grondverzet dient rekening te worden gehouden met het feit dat de van de locatie vrijkomende grond niet zonder meer geschikt is voor hergebruik. Nadere toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit moet uitwijzen of de grond mag worden hergebruikt.

Resultaten percelen langs N223

In het verkennend bodemonderzoek zijn rond de bebouwing plaatselijk bodemvreemde bijmengingen in de bovengrond aangetroffen. Ook is asbestverdacht materiaal aangetroffen. Uit de asbestanalyse van de grondmonsters blijkt dat in de grond analytisch geen asbest is aangetoond.
In het algemeen zijn in de boven- en ondergrond lichte verontreinigingen met zware metalen, PAK en minerale olie vastgesteld. Tevens zijn overschrijdingen van de streefwaarde voor EOX vastgesteld. Plaatselijk is een matige verontreiniging met koper aangetroffen. Tevens is ter plaatse van een bovengrondse tank een sterke verontreiniging met minerale olie aangetoond. Nader onderzoek naar koper en minerale olie wordt noodzakelijk geacht. Op een andere deellocatie is in de ondergrond een sterke verontreiniging met PAK aangetoond en een matige verontreiniging met minerale olie, waarvoor tevens nader onderzoek noodzakelijk is. Het grondwater is op enkele deellocaties matig tot sterk verontreinigd met nikkel. Ook is kwik aangetroffen wat eveneens formeel een aanleiding is voor nader onderzoek. De conclusie van het verkennend onderzoek is dat de locatie in het algemeen geschikt is voor het huidige gebruik (glastuinbouw) en het toekomstige gebruik (infrastructuur), met uitzondering van de voornoemde punten waar nader onderzoek nodig is.
In het nader onderzoek zijn de aangetroffen verontreinigingen op voornoemde deellocaties nader in kaart gebracht. De matige verontreiniging met koper is in voldoende mate afgeperkt. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De sterke verontreinigingen met minerale olie zijn voldoende afgeperkt. Ook hierbij is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De eerder aangetroffen matige verontreiniging met PAK betreft waarschijnlijk een zeer plaatselijk verhoogd gehalte. De sterke verontreiniging met kwik in het grondwater is niet meer aangetroffen. Op basis van het verkennend onderzoek en het nader onderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodem op de locatie milieuhygiënisch geen belemmering vormt voor de voorgenomen herinrichting (aanleg provinciale weg). Echter, de vrijkomende grond kan niet zonder meer worden hergebruikt buiten de onderzoekslocatie.

Resultaten locatie Blauwhek

De bodem op de locatie bestaat uit voornamelijk klei met hier en daar een zandlaag. De grondwaterstand bedraagt gemiddeld 1,10 m-mv. In de bodem zijn in diverse bodemvreemde bestanddelen aangetroffen. Op de locatie zijn bij de inspectie van het maaiveld en de opgeboorde grond geen van asbestverdachte materialen aangetroffen.
De bovengrond is licht verontreinigd met metalen, PAK en PCB/OCB's. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. In het grondwater is een matige verontreiniging met nikkel en een lichte verontreiniging met arseen vastgesteld. Dit is een regionaal bekend verschijnsel.
De voor de locatie gehanteerde onderzoekshypothese 'onverdachte locatie' wordt niet bevestigd. Indien van de locatie grond wordt afgevoerd, dient hierbij rekening te worden gehouden met de daarop van toepassing zijnde regelgeving van onder meer de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit. De vrijkomende grond is buiten de onderzoekslocatie niet zonder meer herbruikbaar.

Conclusie

Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de bodem op de locatie milieuhygiënisch geschikt is voor de voorgenomen herinrichting (aanleg verkeerspleinen en nieuwe weg). Echter, bij de werkzaamheden dient wel rekening te worden met plaatselijke verontreinigingen, die mogelijk gesaneerd dienen te worden. Vanwege de aangetroffen verontreinigingen op bepaalde deellocaties is de vrijkomende grond niet zonder meer toepasbaar buiten de onderzoekslocatie. Toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit is nodig om te bepalen of een bepaalde partij vrijkomende grond wel of niet mag worden hergebruikt en onder welke voorwaarden.