Plan: | Hagemanstraat 66 te 's-Gravenzande |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.GRAALCOMlJpbp-ON01 |
Alcomij Beheer B.V. (hierna Alcomij) is een bedrijf dat stalen en aluminium producten voor de glastuinbouw produceert. Het bedrijf is sinds 1969 gevestigd aan de rand van 's-Gravenzande op een ruim 3 hectare groot bedrijventerrein dat grotendeels in gebruik is door Alcomij. Het gemeentelijk beleid hield rekening met een mogelijke transformatie van dit terrein naar woningbouw, maar hier zijn geen concrete plannen voor ontwikkeld. Alcomij heeft geen plannen om haar bedrijf te verplaatsen. Alcomij heeft de laatste jaren juist kostbare investeringen gepleegd in haar terrein en gebouwen.
De gebruiks- en bouwmogelijkheden voor Alcomij in het geldende bestemmingsplan 'Woonkern 's-Gravenzande' komen niet volledig overeen met de bedrijfsactiviteiten van Alcomij zoals die al sinds jaar en dag plaatsvinden. Daarnaast zijn er nadien nog enkele omgevingsvergunningen verleend voor ontwikkelingen op het terrein van Alcomij, die niet passend waren in het geldende bestemmingsplan. Om er voor te zorgen dat er een actueel en passend planologisch kader ontstaat, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor het terrein van Alcomij.
Alcomij is gevestigd aan de oostelijke rand van 's-Gravenzande. Aan de noord-, west- en zuidzijde wordt het bedrijf omgeven door woningbouw. Ten oosten van het bedrijf bevindt zich momenteel een open gebied, waar woningbouwplannen zijn voor de ontwikkeling van 'Waelplas', onderdeel van de woonwijk Waelpark. De ligging van Alcomij en de begrenzing van de bedrijfslocatie zijn weergegeven in onderstaande afbeeldingen.
FiFiguur 1.1: Overzichtskaart ligging bedrijfslocatie (rode ster) en begrenzing bedrijfslocatie (bron: Cyclomedia)
Het plangebied valt (al dan niet gedeeltelijk) binnen de grenzen van de volgende geldende bestemmingsplannen:
In hoofdstuk 2 is nader ingegaan op de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden op basis van de geldende bestemmingsplannen en de onderdelen die niet overeenkomen met de bedrijfssituatie van Alcomij.
Het bestemmingsplan Alcomij bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan ziet toe op de vastlegging van de bestaande situatie in een passend planologisch kader. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, anders dan ontwikkelingen die reeds vergund zijn of op basis van het nu geldende bestemmingsplan reeds mogelijk zijn. Deze situatie vormt het uitgangspunt bij de toetsing aan het geldende beleid.
Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland
Op 8 december 2020 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. De Omgevingsvisie is breder dan alleen de fysieke leefomgeving; ook onderwerpen als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid moeten onderdeel uitmaken van de visie. De Omgevingsvisie geeft weer waar we met Westland naartoe willen en bindt de gemeente aan haar eigen voornemens en ambities.
De Omgevingsvisie werkt door in het (later nog op te stellen) omgevingsprogramma, waarin beleidsvoornemens en maatregelen staan die dienen om de doelen in de leefomgeving te bereiken. De Omgevingsvisie geeft ook richting aan het ontwikkelen van het omgevingsplan. Hierin worden de algemene regels en vergunningsplichten vastgelegd die bindend zijn voor burgers en bedrijven (bestemmingsplannen en verordeningen worden hiermee vervangen).
De belangrijkste opgave is het verhogen van de leefkwaliteit in Westland, waarbij het sociaal-maatschappelijke en economische belang van het tuinbouwcluster niet uit het oog wordt verloren. De oorspronkelijke structuren in het landschap moeten behouden blijven, net als de gemeenschapszin in de dorpen. Westland wil een groenere, gezonde en aantrekkelijke gemeente zijn. Met een people – planet – profit benadering, vindt vergroening plaats langs de belangrijke groene verbindingen en in de wijken, terwijl initiatiefnemers en ontwikkelaars worden gevraagd groeninclusief te ontwerpen en in te richten. Een klimaatbestendig beleid wordt doorgevoerd in ruimtelijke inrichting, nieuwbouw en verkeersmaatregelen.
De visie ten aanzien van bedrijventerreinen is uiteengezet in hoofdstuk 8 'Welvarend Westland'. In dit hoofdstuk is het plangebied aangeduid als 'lokaal bedrijventerrein'. De gemeente wil toekomstbestendige bedrijventerreinen, met voldoende bedrijvenlocaties en evenwicht in vraag en aanbod van bedrijfskavels en -locaties. We zien dat er behoefte is aan duurzame (nieuwe) bedrijvenlocaties en investeren waar nodig in bestaande werklocaties om deze beter te laten aansluiten bij wensen zoals multifunctionaliteit en duurzaamheid.
Bedrijventerreinen zijn een belangrijke schakel in het glastuinbouwcluster en met ruim 20.000 arbeidsplaatsen zeer waardevol voor de Westlandse economie. Westland heeft relatief veel goed gefaciliteerde bedrijventerreinen, verspreid over de gemeente. De groei, die de afgelopen jaren vooral plaatsvond op agrologistieke bedrijventerreinen, was drie- tot viermaal hoger dan in andere gemeenten in de regio Haaglanden.
Er worden globaal twee typen bedrijventerreinen onderscheiden. Lokale bedrijventerreinen liggen dicht tegen de dorpen aan en hebben vooral kleinere bedrijven met een lage milieucategorie. Op regionale en agrologistieke terreinen komen we grotere bedrijven tegen met een zwaardere milieucategorie. Bedrijven op agrologistieke terreinen zijn vooral gericht op de logistieke processen van tuinbouwproducten.
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij draagt bij aan de gemeentelijke ambitie om toekomstbestendige bedrijventerreinen te realiseren. De inpasbaarheid van de bedrijfsactiviteiten is nader beoordeeld in hoofdstuk 4.
Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018
In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).
Parkeeroverlast binnen het plangebied is niet aan de orde en door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting ten aanzien van parkeren is geborgd dat bij nieuwe ontwikkelingen zoals een functiewijziging op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Een nadere onderbouwing ten aanzien van parkeren is opgenomen in paragraaf 3.4 Verkeer en parkeren.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland.
In het projectgebied zijn mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig. In paragraaf 3.8 Externe veiligheid is omschreven hoe hier mee om wordt gegaan.
Handhaven op maat
Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.
Bedrijventerreinenvisie Westland
De Bedrijvenvisie Westland vormt - via het gemeentelijke Actieprogramma Economische Zaken - een
uitwerking van de Visie Greenport Westland en is gericht op:
Het plangebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft is niet gelegen op een bedrijventerrein dat is aangewezen in de Bedrijventerreinenvisie Westland. Er is echter ook geen sprake van nieuw bedrijventerrein, maar van consolidatie van een bestaande bedrijfsbestemming. Het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met de bedrijventerreinenvisie Westland.
Metropoolregio Den Haag-Rotterdam
In de metropoolregio Rotterdam Den Haag werken 23 gemeenten samen aan het verbeteren van de bereikbaarheid en het vernieuwen van de economie. Daarmee versterken ze onder meer de (internationale) concurrentiepositie van de regio. Met elkaar vormen deze 23 gemeenten het bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).
Het thema 'Ruimte om te werken' is relevant voor dit bestemmingsplan. De Metropoolregio streeft naar het juiste bedrijf op de juiste plek. In 2040 moet dat voor elkaar zijn. Die ambitie hebben de 23 regiogemeenten vastgelegd in de Strategie Werklocaties. Ondernemers willen de beste plek voor hun onderneming. Hoe kunnen we daarin voorzien? Bereikbaarheid, duurzaamheid, de woningbouwopgave. Het zijn factoren waar gemeenten ook rekening mee houden naast de voorraad. In zowel steden als in omliggende dorpen wordt de toekomstbestendigheid van detailhandel, bedrijventerreinen en kantorenlocaties getoetst. Zo houdt MRDH overzicht op vraag en aanbod van werklocaties en kan de scherpe adviezen uitbrengen en versnippering tegengaan.
In de Strategie Werklocaties is het plangebied opgenomen als 'Werkmilieu klassiek, kleinschalig'. Hierbij is geen opgave geformuleerd voor herprofilering of transformatie. De duurzame inpassing van Alcomij is daarmee in overeenstemming met het regionale beleid.
Figuur 2.1: Kaart 'Strategie bedrijventerreinen 2030' (bron: Strategie Werklocaties 2019-2030)
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij is in overeenstemming met het regionale beleid.
De Omgevingsvisie van Zuid-Holland biedt een strategische blik op de lange(re) termijn voor de gehele fysieke leefomgeving en bevat de hoofdzaken van het te voeren integrale beleid van de provincie Zuid-Holland. De Omgevingsvisie vormt samen met de Omgevingsverordening en het Omgevingsprogramma het provinciale Omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het Omgevingsbeleid beschrijft hoe de provincie werkt aan een goede leefomgeving, welke plannen daarvoor zijn, welke regels daarbij gelden en welke inspanningen de provincie daarvoor levert.
Omgevingsvisie
In de omgevingsvisie is het plangebied aangeduid als concurrerend en toekomstbestendig bedrijventerrein (zie figuur 2.2). In de visie staat omschreven dat de provincie streeft naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau. Daarbij wordt ingezet op beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerreinen en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën en watergebonden bedrijven.
Figuur 2.2: Aanduiding plangebied in provinciale Omgevingsvisie
Het behoud van dit gebied voor bedrijvigheid is daarmee in overeenstemming met de beleidskeuze uit de omgevingsvisie.
Omgevingsverordening
De omgevingsvisie en de omgevingsverordening zijn instrumenten die onderling sterk met elkaar samenhangen. In de systematiek van de Omgevingswet is de inhoud van de omgevingsvisie voor een groot deel leidend voor de inhoud van de omgevingsverordening. De Omgevingsverordening integreert achttien verordeningen met het oog op het vereenvoudigen en harmoniseren van de provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. Dat betekent dat deze omgevingsverordening zeventien verordeningen geheel, en de Provinciale milieuverordening gedeeltelijk, zal vervangen.
Uit de kaarten behorend bij de Omgevingsverordening blijkt niet dat er waarden in het gebied aanwezig zijn die provinciaal beschermd zijn. Dit betreffen bijvoorbeeld grondwaterbeschermingsgebieden of het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (NNN). Wel zijn er regels opgenomen in de Omgevingsverordening voor bedrijven, deze regels staan benoemd in artikel 6.12, waarbij lid 1 relevant is voor dit bestemmingsplan:
Artikel 6.12 Bedrijven
1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat bedrijven toe uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte.
Aan bovenstaande regels wordt voldaan door in dit bestemmingsplan de hoogst mogelijke milieucategorie mogelijk te maken en daarbij ook de activiteiten van Alcomij specifiek te bestemmen met een functieaanduiding.
Omgevingsprogramma
Het Omgevingsprogramma betreft de beleidsuitwerking van de Omgevingsvisie. Bestaande (sectorale) programma’s en beleidsuitwerkingen zijn hierin samengevoegd. Het Omgevingsprogramma omvat de maatregelen waarmee Gedeputeerde Staten invulling geven aan de ambities en beleidskeuzes die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen.
In het omgevingsprogramma is benoemd welke maatregelen zijn voorzien bij de beleidskeuze "Concurrerende en toekomstbestendige bedrijventerreinen". Hierbij is omschreven dat de provincie aan de ene kant probeert te sturen op de juiste functie op de juiste plek, en voldoende ruimte om de vraag naar bedrijventerreinen te accommoderen (rechtmatig en presenterende overheid). Aan de nadere kant zijn is de provincie met partners bezig om de bedrijventerreinen toekomstbestendig te maken op onder andere het gebied van energie, klimaatadaptatie en groen (samenwerkende en responsieve overheid). Hierbij streeft de provincie naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau. Daarbij wordt ingezet op beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerreinen en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën en watergebonden bedrijven. De duurzame inpassing van Alcomij op deze locatie past binnen de ambities ten aanzien van het benutten van bestaand bedrijventerrein. Er zijn verder geen maatregelen benoemd in het Omgevingsprogramma die relevant zijn voor deze ontwikkeling.
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij is in overeenstemming met het provinciale omgevingsbeleid.
Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Naar verwachting zal de Omgevingswet in 2022 in werking treden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel (uitgezonderd Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone). De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050.
De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met de ambities en de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. De nationale belangen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan betreffen nationaal belang 16: “Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.“ en nationaal belang 2: "Realiseren van een goede leefomgevingkwaliteit". Bij nationaal belang 16 is benoemd dat een concurrerende, duurzame en circulaire economie in heel Nederland de basis is van de welvaart van Nederland, nu en in de toekomst. Onderdeel van een excellent vestigingsklimaat is een op de vraag aansluitend aanbod van ruimte, inclusief aspecten in de fysieke leefomgeving zoals digitale connectiviteit en veiligheid, bedrijfslocaties, bereikbaarheid en kwaliteit van leefomgeving en natuur. De inpassing van de bedrijfslocatie in de fysieke leefomgeving vormt hierbij het aspect dat raakvlak heeft met nationaal belang 2. Bij dit nationale belang 2 is benoemd dat een goede omgevingskwaliteit onderdeel is van de centrale doelstelling van de Omgevingswet en als zodanig van nationaal belang. Dit gaat om het belang van cultureel erfgoed, architectonische kwaliteit van bouwwerken, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van natuur en landschap. Het gaat daarnaast ook om de menselijke beleving van de fysieke leefomgeving, de effecten die de omgeving heeft op mensen. Op deze aspecten is ingegaan in hoofdstuk 4.
Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. De vier prioriteiten zijn:
Op basis van deze prioriteiten zijn in de NOVI beleidskeuzes gemaakt. De meest relevante bijbehorende beleidskeuze bij deze opgaven betreft beleidskeuze 2.1:
De duurzame inpassing van Alcomij is in overeenstemming met deze beleidskeuze. Hiermee kan Alcomij haar bestaande bedrijfsvoering verder optimaliseren, waarbij een gezonde en veilige leefomgeving gewaarborgd wordt.
De uitwerking en doorwerking van beleidskeuzes en ambities in de Omgevingsvisie zal plaatsvinden door de instrumenten uit de Omgevingswet. Daarnaast hebben een aantal Nationale programma's, Omgevings- en gebiedsagenda's eveneens de taak op zich gekregen concreet invulling te geven aan de ambities uit de Omgevingsvisie.
Conclusie
In onderliggend bestemmingsplan is aangetoond dat de duurzame inpassing van Alcomij geen negatieve effecten heeft op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dit is in overeenstemming met de nationale belangen en de beleidskeuzes uit de NOVI.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de bijbehorende regeling (Rarro). voorzien in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken.
De nationale belangen betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
In het Barro en Rarro zijn geen onderwerpen aangewezen die relevant zijn voor de duurzame inpassing van Alcomij.
Conclusie:
In het Barro en Rarro staan geen regels en onderwerpen die van toepassing zijn op het plangebied De duurzame inpassing van Alcomij is daarom in overeenstemming met de regels uit het Barro en Rarro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking is als motiveringseis voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Op grond hiervan moet voor de ontwikkeling in beeld gebracht worden dat er behoefte is aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wanneer de stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet worden gemotiveerd waarom niet binnen bestaand stedelijke gebied aan de behoefte kan worden voldaan.
Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang3:
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij de toevoeging van bebouwing, is afhankelijk van de toename van het bruto-vloeroppervlakte. Indien dit minder dan 500 m2 betreft, is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en hoeft de ladder niet te worden toegepast. Aangezien Alcomij een groter oppervlak heeft is in beginsel sprake van 'een stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in het Bro.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Dit is in onderhavige situatie niet het geval, aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, anders dan ontwikkelingen die reeds vergund zijn of op basis van het nu geldende bestemmingsplan reeds mogelijk zijn. De ladder van duurzame verstedelijking hoeft dus niet verder te worden toegepast.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
In 1969 kreeg de productie van aluminium kassen een meer industriële schaal. Dit was voor houtproductiebedrijf Hordijk en Westlands grootste kassenbouwer Voskamp & Vrijland de aanleiding voor de oprichting van de Aluminium Constructie Maatschappij (Alcomij). Sinds 1969 is Alcomij gevestigd op de huidige locatie en heeft zich gedurende de afgelopen decennia regelmatig uitgebreid. In 2021 zijn aan Alcomij verschillende omgevingsvergunningen verleend voor een duurzame inpassing van het bedrijf voor de langere termijn. De vergunningen hebben betrekking op de vernieuwing en verhoging van bestaande bedrijfshallen en op de realisatie van geluidsschermen. Deze projecten zijn momenteel in voorbereiding. De actuele bebouwingssituatie kan worden afgeleid uit de luchtfoto hieronder. De veranderingen waarvoor een omgevingsvergunning is verleend zijn weergegeven in figuur 2.4.
Figuur 2.3: Luchtfoto met bebouwingssituatie
Figuur 2.4: Impressie toekomstige situatie (aanzicht Maesemundeweg)
Alcomij ontwikkelt en produceert high-end glastuinbouwoplossingen: stalen kasconstructies, slimme aluminium kasdek-, kasgevel en kasverwarmingsystemen, stapelwagens (veilingkarren) en mobiele kweektafels. Alcomij werkt continu aan de verbetering van het productassortiment en de modernisering van de eigen productiefaciliteiten voor zowel staal als aluminium teneinde de productiecapaciteit meer te laten aansluiten op de actuele behoefte van de markt.
De locatie van Alcomij betreft een staal- en aluminiumproductiefaciliteit. Binnen deze productiefacaliteit vinden diverse metaalbewerkingsactiviteiten plaats. Door wijzigingen in de markt worden voortdurend aanpassingen doorgevoerd in het machinepark en worden tevens volledig geautomatiseerde high-end machines aan de productielijn toegevoegd.
Naast de productieactiviteiten vinden ook de overige activiteiten van Alcomij op deze bedrijfslocatie plaats. Het betreft hier bijvoorbeeld kantooractiviteiten gericht op o.a. Research and Development, ontwerp en verkoop. Daarnaast vindt ook de opslag en het logistieke proces op het terrein plaats. Het buitenterrein vervult hierin een belangrijke rol.
Ter plaatse van de bedrijfslocatie van Alcomij zijn verschillende bestemmingsplannen van kracht. Hieronder zijn de kaders behorend bij deze bestemmingsplannen nader uiteengezet.
Bestemmingsplan Woonkern 's-Gravenzande
Het geldende bestemmingsplan voor de gehele bedrijfslocatie is het bestemmingsplan “Woonkern 's-Gravenzande” en is vastgesteld op 17 mei 2011 door de gemeente Westland. Een uitsnede van de plankaart van dit bestemmingsplan ter plaatse van de bedrijfslocatie van Alcomij is hieronder weergegeven (figuur 2.5).
Figuur 2.5: Verbeelding van het bestemmingsplan 'Woonkern 's-Gravenzande' ter plaatse van Alcomij (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Uit de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan kan het volgende worden opgemaakt:
De huidige bedrijfsactiviteiten van Alcomij zijn niet goed vertaald in het geldende bestemmingsplan, aangezien slechts voor een gedeelte van het bedrijf een specifieke functieaanduiding in milieucategorie 3.2 is opgenomen en de bijbehorende bedrijfsactiviteit (metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf) niet goed aansluit bij de bedrijfsactiviteiten van Alcomij. Alcomij kan beter aangeduid worden als bedrijf waar metaalbewerkingsactiviteiten (overige metaalbewerkende industrie, SBI 2852.1) en constructieactiviteiten (constructiewerkplaats, SBI 281.1) plaatsvinden. Ook op deze activiteiten is milieucategorie 3.2 van toepassing. Met deze bestemmingsplanherziening wordt gekomen tot een passende planregeling, zodat deze aansluiten bij de huidige vergunde en feitelijke situatie. Dit wordt gerealiseerd door voor het gehele terrein van Alcomij de specifieke functieaanduiding 'metaalbewerkingsbedrijf' op te nemen. In Hoofdstuk 4 is nader toegelicht hoe deze planregeling is vormgegeven. Daarnaast is dit bestemmingsplan niet in overeenstemming met de vergunde bouwhoogtes. Zowel voor een gedeelte van de bedrijfsbebouwing als voor de te realiseren geluidsschermen. Dit bestemmingsplan voorziet daarom in een passende planregeling ten aanzien van bouwhoogtes.
Bestemmingsplan Waelplas
Het bestemmingsplan 'Waelplas' is vastgesteld op 15 januari 2019 door de gemeente Westland. Dit bestemmingsplan is opgesteld om woningbouw mogelijk te maken in het gebied ten oosten van Alcomij. De planregeling die hoort bij de bedrijfsbestemming die van toepassing is voor Alcomij, is afgeleid van het bestemmingsplan 'Woonkern 's-Gravenzande'.
Het oostelijk deel van het terrein van Alcomij is opgenomen in het bestemmingsplan “Waelplas' om een planologische basis te leggen voor de bouw van een geluidwerende voorziening ten behoeve van de woningbouw in Waelplas. De verbeelding en bijbehorende planregels in dit gebied komen overeen met het bestemmingsplan 'Woonkern 's-Gravenzande'.
Figuur 2.6: Verbeelding van het bestemmingsplan 'Waelplas' ter plaatse van het terrein van Alcomij (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Paraplubestemmingsplan Parkeernormen
Het paraplubestemmingsplan Parkeernormen is vastgesteld op 20 februari 2020. In dit bestemmingsplan is het gemeentelijke parkeerbeleid vertaald in planregels. In hoofdstuk 4 is nader op het parkeren bij Alcomij ingegaan.
Paraplubestemmingsplan Wonen Westland
Het paraplubestemmingsplan Wonen Westland is vastgesteld op 1 september 2020. Het bestemmingsplan heeft betrekking op mogelijke woonvormen met een ruimtelijke uitstraling die niet altijd passend is in de omgeving. Dit bestemmingsplan is daarom niet relevant voor de bestemmingsplanherziening voor Alcomij.
Paraplubestemmingsplan horeca/hotel Westland
Het paraplubestemmingsplan horeca/hotel Westland is vastgesteld op 13 april 2021. Het bestemmingsplan heeft betrekking op de regels ten aanzien van huisvesting van (tijdelijke) arbeidsmigranten in horeca en hotels. Dit bestemmingsplan is daarom niet relevant voor de bestemmingsplanherziening voor Alcomij.
Verleende omgevingsvergunningen
Voor de volgende ontwikkelingen op het terrein van Alcomij is een omgevingsvergunning verleend om af te wijken van het geldende bestemmingsplan.
De ontwikkelingen die mogelijk zijn gemaakt met de verleende omgevingsvergunningen zijn positief bestemd in dit bestemmingsplan en weergegeven in figuur 2.4.
Ten westen (Hagemanstraat) en noorden (Hoflaan) van de bedrijfslocatie zijn altijd woningen aanwezig geweest. Het terrein ten oosten van de bedrijfslocatie is altijd in gebruik geweest als glastuingebied. Om die reden heeft buitenopslag altijd zoveel mogelijk aan deze zijde van het terrein plaatsgevonden, zo ver mogelijk verwijderd van woningen. In dit gebied zal de woonwijk Waelpark worden ontwikkeld, met het plandeel Waelplas grenzend aan dit bedrijventerrein.
Het dichtstbijzijnde natuurgebied betreft het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen. Dit natuurgebied is gelegen op circa 1,9 kilometer ten westen van het plangebied.
In 2021 zijn aan Alcomij verschillende omgevingsvergunningen verleend voor een duurzame inpassing van het bedrijf voor de langere termijn. De vergunningen hebben betrekking op de vernieuwing en verhoging van bestaande bedrijfshallen en op de realisatie van geluidsschermen.
De stedenbouwkundige opzet komt grotendeels voort uit de noodzakelijke hoogte van het geluidsscherm aan de Maesemundeweg. De hoogte van de bedrijfshal is afgestemd op deze hoogte, zodat deze aansluit op de hoogte van het geluidsscherm.
Dit bestemmingsplan ziet toe op de vastlegging van de bestaande situatie in een passend planologisch kader. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, anders dan ontwikkelingen die reeds vergund zijn of op basis van het nu geldende bestemmingsplan reeds mogelijk zijn. Deze situatie vormt het uitgangspunt bij het in beeld brengen van de effecten op omgevingsaspecten. Wel is er voor de aanvraag van de verschillende omgevingsvergunningen om af te wijken van het bestemmingsplan onderzoek verricht. De onderzoeksresultaten van deze drie aanvragen (zie 2.2.3 Planologische situatie) zijn volledigheidshalve opgenomen in dit hoofdstuk.
Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder veroorzaken door onaangename geuren, lawaai, stof, trillingen of drukke verkeersbewegingen. Het is daarom wenselijk dat bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies worden gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld die gemotiveerd kan worden toegepast: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).
In de publicatie worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën, variërend van lichte tot zeer zware milieuhinder. Per milieucategorie zijn richtafstanden tot hindergevoelige functies opgenomen. Het gaat bij richtafstanden om de afstand tussen enerzijds de grens van het bedrijf en anderzijds de situering van milieugevoelige functies.
Uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' blijkt dat Alcomij aangemerkt kan worden als overige metaalbewerkende industrie (SBI 2852.1) en constructiewerkplaats (SBI 281.1). Voor deze activiteiten is milieucategorie 3.2 van toepassing. Voor een groot gedeelte van het terrein is nu een specifieke functieaanduiding opgenomen (zie paragraaf 2.4), waar een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf is toegestaan (SBI 2851.1). Ook voor deze bedrijfsactiviteit is milieucategorie 3.2 van toepassing, maar gelden andere richtafstanden. De geldende richtafstanden van de genoemde bedrijfsactiviteiten zijn weergegeven in tabel 3.1. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur.
Tabel 3.1 Richtafstanden ten opzichte van rustige woonwijk
Milieuaspect | Richtafstanden in meters constructiewerkplaats, gesloten gebouw (SBI 281.1) | Richtafstanden in meters overige metaalbewerkende industrie (SBI 2852.1) | Richtafstanden in meters metaaloppervlakte-behandelingsbedrijf (SBI 2851.1) |
Geur | 30 | 10 | 50 |
Stof | 30 | 30 | 50 |
Geluid | 100 | 100 | 100 |
Gevaar | 30 | 30 | 50 |
De VNG-publicatie is geen wet, maar wel een algemeen aanvaarde richtlijn voor de toepassing van milieuzonering in een ruimtelijk plan. Niettemin gaat de publicatie uit van richtafstanden, die in algemene zin bepaald zijn op basis van gemiddelde productieprocessen. Dat betekent dat bij de toepassing van de publicatie altijd ook de feitelijke situatie ter plaatse in ogenschouw moet worden genomen.
De dichtstbijzijnde woningen betreffen de woningen aan de Hoflaan en Hagemanstraat. De tuinen van deze woningen grenzen aan de bedrijfslocatie van Alcomij. Hinder op basis van richtafstanden kan daarom niet uitgesloten worden.
Conclusie
Hinder ter plaatse van omliggende woningen kan niet uitgesloten worden op basis van een toetsing aan de richtafstanden. Voor de aspecten stof, geur, geluid en gevaar vraagt dit om een nadere onderbouwing. Om deze reden zijn deze aspecten nader onderbouwd in dit hoofdstuk. Door een specifieke aanduiding op te nemen voor het type bedrijfsactiviteiten van Alcomij wordt voorkomen dat zich andersoortige bedrijven van milieucategorie 3.2 gaan vestigen op deze bedrijfslocatie.
Zoals toegelicht in paragraaf 2.2.3 Planologische situatie zijn voor verschillende ontwikkelingen op het terrein van Alcomij omgevingsvergunningen verleend om af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Om de effecten hiervan ten aanzien van geluid in beeld te brengen zijn hiervoor verschillende akoestische onderzoeken verricht. Deze onderzoeken zijn samengevoegd in Bijlage 1.
Uit de rekenresultaten volgt dat de veranderingen gering zijn en voor zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als de maximale geluidniveaus, de inrichting inpasbaar is binnen de geldende regels. Verder treden door realisatie van de geluidsschermen op diverse punten verbeteringen op in de geluidssituatie. De punten staan benoemd in het verrichte onderzoek.
Om de veranderingen in de geluidssituatie vast te leggen zijn er in het kader van de verleende omgevingsvergunningen maatwerkvoorschriften opgelegd aan Alcomij.
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij en de beoogde veranderingen bij Alcomij leiden tot beperkte veranderingen in de geluidssituatie. Deze veranderingen passen binnen de bestaande normen die van toepassing zijn voor Alcomij en door het opleggen van maatwerkvoorschriften is geborgd dat de geluidssituatie goed is vastgelegd.
Bij bezonning bij ruimtelijke plannen gaat het om voldoende zon op de gevel en om schaduwwerking. Nieuwbouw kan schaduw veroorzaken op de openbare ruimte of tuinen van omwonenden. Voorkomen moet worden dat de schaduw te veel toeneemt.
Door de veranderende bebouwingssituatie kunnen er veranderingen optreden in de bezonning van omliggende woningen en tuinen. Om deze effecten in beeld te brengen is een bezonningsstudie uitgevoerd (zie Bijlage 2). Hierbij is uitgegaan van de maximale planologische invulling waarbij de bedrijfsbebouwing is verhoogd en aan de Maesemundeweg en Hoflaan een geluidsscherm is gerealiseerd.
Na toetsing aan de TNO-norm en een visuele beoordeling van de bezonning kan worden geconcludeerd dat in de reeds vergunde en nu als zodanig bestemde situatie de omliggende woningen voldoen aan de lichte TNO-norm. Aan de diagrammen is te zien dat de vergunde ontwikkelingen weinig invloed hebben op de bezonning van de omliggende woningen.
Conclusie
De bouwmogelijkheden van dit bestemmingsplan sluiten aan op de reeds verleende vergunningen. De bezonning van omliggende woningen en tuinen is in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.
Verkeer
In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies.
Er vinden als gevolg van de in dit bestemmingsplan toegekende bouw- en gebruiksmogelijkheden geen wijzigingen plaats in verkeers- en vervoersbewegingen.
Parkeren
Voor een goede ruimtelijke ordening is het onder andere van belang dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Voldoende betekent niet te weinig parkeerplaatsen, maar ook niet te veel parkeerplaatsen. Beide situaties kunnen namelijk negatieve gevolgen hebben op het gebied van verkeersveiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid. Een overschot aan parkeerplaatsen betekent ook dat schaarse ruimte inefficiënt wordt gebruikt.
De gemeente Westland heeft haar parkeernormen vastgelegd in de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland 2018', welke vertaald is in het paraplubestemmingsplan 'Parkeernormen'. Op basis van deze parkeernormering wordt geconcludeerd dat Alcomij is gelegen in de 2e schil hoofdcentrum en dat voor de bedrijfsactiviteiten de categorie 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekers extensief (loods, opslag, transportbedrijf)' van toepassing is. De parkeernorm die hieruit volgt bedraagt 1,3 pp per 100 m2 brutovloeroppervlak.
Op dit moment heeft Alcomij 82 parkeerplaatsen op eigen terrein. Deze 82 parkeerplaatsen zijn als volgt verdeeld:
In de dagelijkse praktijk blijkt dat dit ruim toereikend is om al het personeel en de bezoekers te laten parkeren op het eigen terrein, op een gemiddelde werkdag zijn ongeveer 60 parkeerplaatsen bezet. Dit blijkt ook uit recente luchtfoto's, bijvoorbeeld in figuur 2.1. Bij de eerdere vergunningverlening is afgeweken van de parkeernormering omdat met de 82 parkeerplaatsen voldoende in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
In onderhavig bestemmingsplan is wel een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van parkeren. Hiermee wordt geborgd dat bij nieuwe ontwikkelingen zoals een functiewijziging op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Conclusie
Doordat er geen toename van verkeer zal plaatsvinden en al ruim voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, is hinder ten gevolge van verkeer en parkeren niet te verwachten.
De Wet natuurbescherming beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten. Uit deze wet volgt dat rekening dient te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Hieronder wordt nader ingegaan op gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde natuurgebied betreft het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen. Dit natuurgebied is gelegen op circa 1,9 kilometer ten westen van het plangebied. Omdat het plangebied niet binnen een Natura 2000-gebied ligt, zijn direct negatieve effecten, bijvoorbeeld door aantasting, op voorhand uitgesloten. Gezien de ruime afstand tot Natura 2000-gebied zijn effecten als gevolg van verstoring door bijvoorbeeld geluid eveneens op voorhand uitgesloten.
De bedrijfsactiviteiten van Alcomij vinden al decennia plaats op deze bedrijfslocatie. Dit bestemmingsplan leidt niet tot veranderingen in de bedrijfsvoering. Het aantal vervoersbewegingen en stookinstallaties blijft gelijk. Door het steeds efficiënter worden hiervan en doordat steeds meer elektrisch materieel wordt ingezet (o.a. heftrucks) zullen emissies ten gevolge van verbrandingsmotoren en stookinstallaties de komende jaren verder afnemen. Er zijn daarom geen negatieve gevolgen voorzien ten aanzien van stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden.
Als gevolg van de bouwfase van de beoogde ontwikkelingen (zie paragraaf 2.2.3 Planologische situatie) vinden emissies van stikstofoxiden (NOx) naar de lucht plaats. Hiervoor is onderzocht wat het effect hiervan is in het kader van stikstofdepositie op de nabijgelegen natuurgebieden. Hiervoor is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (zie Bijlage 3) die geactualiseerd is op basis van de meest recente versie van Aerius (rekentool voor stikstofdepositie). Hieruit blijkt dat geen grotere depositie optreedt dan 0,00 mol/h/jaar. Significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden zijn hiermee uitgesloten.
Het plangebied maakt ook geen onderdeel uit van het NatuurNetwerk Nederland. Op 300 meter ten oosten van het plangebied ligt een ecologische verbindingszone, die onderdeel is van het NatuurNetwerk Nederland. De plannen van Alcomij hebben geen effect op deze verbindingszone.
Soortenbescherming
Het doel van de Wet natuurbescherming is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De wet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen.
Het terrein van Alcomij is momenteel bebouwd of in gebruik als buitenterrein bij het bedrijf. De duurzame inpassing van Alcomij leidt niet tot een verandering in de bedrijfsactiviteiten. Daarmee is ook geen sprake van effecten op beschermde diersoorten. Wel zijn voor verschillende ontwikkelingen op het terrein van Alcomij omgevingsvergunningen verleend om af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Om de effecten hiervan ten aanzien van flora en fauna in beeld te brengen is met een Quickscan onderzocht of (negatieve) effecten op beschermde soorten kunnen optreden. Deze Quickscan is opgenomen in Bijlage 4. Hieruit volgt dat het uitvoeren van een nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en/of functies daarvan in of direct rondom het plangebied niet noodzakelijk wordt geacht, omdat het projectvoornemen en de uitvoering naar verwachting niet leidt tot overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het aanvragen van een ontheffing is dan ook niet aan de orde.
Conclusie
De huidige bedrijfsvoering bij Alcomij en de geplande ontwikkelingen leiden niet tot schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten. Verder blijkt dat significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden zijn uitgesloten.
Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.
Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden.
De duurzame inpassing van Alcomij leidt niet tot een verandering in de bedrijfsactiviteiten. Daarmee is geen sprake van nieuwe emissiebronnen die een effect hebben op de luchtkwaliteit. Er is daarmee geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Verder is in paragraaf 3.1 omschreven dat niet aan de richtafstanden voldaan kan worden ten aanzien van stofhinder. Hinder kan echter worden uitgesloten, aangezien de bedrijfsactiviteiten waarbij stof vrijkomt allemaal inpandig plaatsvinden.
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Verder is hinder van stof niet te verwachten.
Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Onder geurbelasting (of ‘immissie') verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning ‘terecht' komt. Deze hoeveelheid kan worden gemeten of berekend.
Zoals omschreven in paragraaf 3.1 wordt niet aan de gestelde richtafstanden voor geur voldaan. In de huidige situatie is echter nooit enige vorm van geurhinder opgetreden, het aspect geur is daarom niet verder beschouwd. Verder is in de planregels opgenomen dat op de locatie waar bedrijven tot milieucategorie 3.1 zijn toegestaan bedrijfsactiviteiten uitgesloten zijn die vanwege het aspect geur een richtafstand hebben van 50 meter of meer. Hiermee worden bedrijfsactiviteiten die kunnen leiden tot geurhinder uitgesloten.
Conclusie
Het optreden van geurhinder is niet te verwachten.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen, ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van vergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.
Alcomij is geen bedrijf waarop het Bevi van toepassing is. Er vindt slechts op zeer beperkte schaal opslag van gevaarlijke stoffen plaats. Het bedrijf vormt daarmee geen risico voor de omgeving.
Verder bevinden zich geen risicobronnen in de nabije omgeving van Alcomij. De dichtstbijzijnde risicobron betreft een gasontvangststation 300 meter te noorden van Alcomij. Wel ligt Alcomij binnen het invloedsgebied van een buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen. Alcomij is namelijk gelegen binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding W-522-05 van de Gasunie. Deze transportleiding is gelegen op circa 100 meter ten oosten van het plangebied. De duurzame inpassing van Alcomij heeft geen invloed op de personendichtheid. Er is daarom geen effect op het groepsrisico.
Verder is van belang dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op de zelfredzaamheid. De ontwikkelingen waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend zijn hierop niet van invloed. Er treden geen veranderingen op in de mogelijkheden om zo snel mogelijk van de risicobron (de gasleiding) af te vluchten.
Vindplaatsen van explosieven
In de gemeente Westland zijn er op verschillende plaatsen munitie en explosieven gevonden. Er is een gemeentelijke kaart opgesteld met mogelijk verdachte locaties en vindplaatsen van explosieven. Ter plaatse van eventuele vindplaatsen wordt de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie' opgenomen. Binnen deze gebiedsaanduiding is het niet toegestaan werkzaamheden uit te voeren of werken aan te leggen, mits uit nader onderzoek blijkt dat dit verantwoord is.
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij heeft geen effect op de veiligheidssituatie op en rondom het terrein.
Wettelijk kader/inleiding
In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
In deze situatie is geen sprake van een nieuw gebruik. De gronden zijn reeds in gebruik door het bedrijf en er vindt geen functiewijziging plaats. Er is daarom geen bodemonderzoek uitgevoerd om te onderzoeken of de bodem geschikt is voor de functie.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de
waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze
paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het
Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
Provinciaal beleid
Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:
De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.
Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.
De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.
De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.
De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:
De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Veiligheid en waterkeringen
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.
In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten.
In het oostelijk deel van het plangebied is op basis van de legger van Hoogheemraadschap Delfland een beschermingszone van een waterkering aanwezig (zie onderstaande figuur). Deze beschermingszone is op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone'. Binnen deze dubbelbestemming gelden specifieke regels die borgen dat het waterkeringsbelang door activiteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Figuur 3.1: Uitsnede leggerkaart Hoogheemraadschap Delfland
Waterkwantiteit
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen. Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken en vasthouden bij de plaats waar het valt, bijvoorbeeld een (slimme)regenton. De gemeente draag zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie en initiatiefnemers/perceel eigenaren inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.
De bestemmingsplanherziening leidt niet tot toevoeging van verhard oppervlak. Hierdoor is watercompensatie is niet aan de orde.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het kader van de herstructurering wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen en voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie. Ten aanzien van de KRW maatregelen moet er rekening worden gehouden met de afspraken uit de Bestuursovereenkomst KRW Delfland en de afspraken die op dit moment gemaakt worden voor het Stroomgebiedbeheersplan 2015-2021. Het boezemsysteem van Delfland maakt onderdeel uit van de KRW waterlichamen. Delfland en gemeenten zijn in de KRW Delfland overeengekomen om de toestand van de waterlichamen te verbeteren. Onderdeel van deze overeenkomst is dat daar waar langs waterlichamen ruimtelijke mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de KRW-opgave, deze worden benut, en dat bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht of een deel van de ruimtelijke KRW-opgave hieraan kan worden gekoppeld. In het Waterplan Westland is aangegeven dat als er ruimte is, er een natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd. En als er geen ruimte is maar wel dynamiek, kansen worden benut. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de ecologische en chemische toestand van deze waterlichamen.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in fysieke wijzigingen in het oppervlaktewatersysteem en leidt ook niet tot een verandering van de bedrijfsactiviteiten. Er is daarom geen sprake van invloed op de waterkwaliteit.
Onderhoud en bagger
Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en de waterkeringen. Voor secundair boezemwater en polderwateren zijn veelal andere partijen (gemeente, grondeigenaar) onderhoudsplichtig. Onderhoudsplichtigen zijn in de Legger Delfland vastgesteld. Onderhoud aan water en waterkering betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. Ook houdt Delfland ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. Het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur Delfland en Legger Delfland.
Voor onderhoud van watergangen is het van belang rekening te houden met de benodigde onderhoudsstroken. Onderhoudsstroken zijn noodzakelijk voor onderhoudsmateriaal en werkruimte, en er kan bagger op de onderhoudsstroken worden gezet.
Er gelden de volgende criteria:
Er heeft al diverse malen overleg plaatsgevonden met dit hoogheemraadschap over de beoogde ontwikkelingen bij Alcomij, met name over het te realiseren geluidsscherm dat gedeeltelijk gelegen is in primair water (Nieuwe vaart). Hiervoor is reeds een watervergunning verleend. De overige ontwikkelingen zijn niet van invloed op de waterhuishouding. Deze vinden plaats buiten de beschermingszone rondom het primaire water.
Bodem en grondwater
Bij nieuwe ontwikkelingen/initiatieven is het van belang om rekening te houden met een voldoende drooglegging om grondwateroverlast te voorkomen. Het bouwpeil moet daarom hoog genoeg boven het waterpeil liggen. Een voldoende hoog bouwpeil helpt niet alleen tegen grondwateroverlast, maar ook tegen wateroverlast algemeen. Delfland adviseert om rekening te houden met een drooglegging van 1,2 m, maar met een minimum van 1,0 m.
Daarnaast kan het zijn, dat de ontwikkeling juist effecten op het grondwater of het watertekort heeft. Hier moet bijvoorbeeld gedacht worden aan ondergrondse constructies die ervoor zorgen dat bijvoorbeeld de grondwaterstroming wordt afgekapt.
Het plan is consoliderend van aard. Daarom is dit thema verder niet van toepassing.
Afvalwater en riolering
De bestaande bebouwing is aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtstbijzijnde afvalwaterzuivering. Voor zover bekend zijn er geen problemen bekend omtrent de capaciteit van riolering of zuivering.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect water geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening rekening dienen te houden met het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed. Hieronder zijn deze aspecten nader belicht.
Archeologie
Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Uit de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Westland blijkt dat het gebied gelegen is in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Er is in dit bestemmingsplan daarom geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.
Cultuurhistorie
Op basis van de Cultuurhistorische Atlas (CHAT) van de provincie Zuid-Holland is onderzocht of in of in de nabijheid van het plangebied cultuurhistorisch erfgoed aanwezig is. Hieruit blijkt dat het plangebied niet gelegen is in een waardevol cultuurhistorisch landschap en dat in het plangebied geen waardevolle cultuurhistorische elementen aanwezig zijn.
Conclusie
Nader onderzoek naar de archeologische waarden is niet nodig. Verder leidt dit plan niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden.
Er bevinden zich geen kabels of leidingen in of nabij het plangebied die ruimtelijk relevant zijn, anders dan de reeds genoemde aardgastransportleiding (zie paragraaf 3.8 Externe veiligheid). Wel ligt er direct ten noorden van het plangebied een 125mm asbestcement-waterleiding. Op basis van de Wibon zal bij de bouwwerkzaamheden rekening gehouden moeten worden met deze waterleiding.
In het Besluit m.e.r. 1994 is vastgelegd wanneer voor welke activiteiten een verplichting geldt tot het maken van een (project-)MER (onderdeel C) en is aangegeven in welke situaties voor welke activiteiten een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt (onderdeel D). Met terugwerkende kracht bestaat per 16 mei 2017 ook beneden de drempel van onderdeel D een m.e.r.-beoordelingsplicht. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling gaat na of er aanleiding bestaat voor c.q. een plicht bestaat voor het opstellen van een MER. Er zijn twee activiteiten in het Besluit m.e.r. genoemd die een raakvlak hebben met de beoogde ontwikkelingen.
Bovengenoemde categorieën zijn niet van toepassing, aangezien het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en de omvang van de bedrijfsbestemming gelijk blijft. Het plan ziet slechts zeer beperkt toe op een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. Het is daarom niet noodzakelijk om een m.e.r.-beoordeling te doorlopen. Vanwege de beperkte milieueffecten heeft ook het vrijwillig doorlopen van een m.e.r. geen toegevoegde waarde.
De regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (SVBP 2020) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Staatscourant 2012, nr. 14821, van 24 juli 2012).
Daarnaast zijn in de regels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
De regels en verbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1: Begrippen
In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
Artikel 2: Wijze van meten
In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3: Bedrijf
Binnen de bestemming Bedrijf zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen.
Voor de duurzame inpassing van Alcomij is voor het bedrijf de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf' opgenomen. Verder is met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - productie' geborgd dat productie ter plaatse van het huidige magazijn en kantoor is uitgesloten.
Op basis van dit bestemmingsplan zijn tevens bedrijven toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan.
De milieuzonering is op de kaart aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijf. Op de kaart is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld b<2).
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Op de kaart en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Verder zijn voor de te realiseren geluidsschermen aanduidingen opgenomen met een specifieke bouwhoogte.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in twee categorieën hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen (grote lawaaimakers) eveneens niet toegestaan.
Artikel 4: Water
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.
Artikel 5: Waterstaat - Beschermingszone
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de beschermingszone van de waterkering nabij het plangebied. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Waterstaat - Beschermingszone is toestemming vereist van het waterschap.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Artikel 6: Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Artikel 7: Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen
Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Ondergrondse bouwwerken
In dit lid is bepaald dat de regels in dit plan ook van toepassing zijn op ondergrondse bouwwerken.
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Dit lid betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
Artikel 8: Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente Westland is toegestaan.
Artikel 9: Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn voor de aanwezige gebiedsaanduiding aanvullende regels opgenomen.
Veiligheidszone - munitie
In het bestemmingsplan zijn de mogelijke locaties van conventionele explosieven op de plankaart aangeduid door middel van een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie'. In de regels is in dit artikel een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Dit houdt in dat voor specifieke werkzaamheden, zoals ophogen, afgraven en/of heiwerkzaamheden, een omgevingsvergunning is vereist.
Artikel 10: Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Artikel 11: Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen.
Artikel 12: Overige regels
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Voorwaardelijke verplichting parkeren
In het plan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee wordt geborgd dat blijvend wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Artikel 13: Overgangsrecht
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Artikel 14: Slotregel
Deze regel bevat de titel van het plan.
De verbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De digitale verbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
NL.IMRO.1783.GRAALCOMlJpbp-ON01
De dataset bestaat uit:
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied waarbinnen op dit moment geen nieuwe 'aangewezen bouwplannen' zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk worden gemaakt. Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.
De ontwikkelingen die eerder mogelijk gemaakt zijn via een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en gerealiseerd kunnen worden. De kosten die gemoeid zijn met de ontwikkeling komen geheel ten laste van Alcomij. Deze kosten komen derhalve niet ten laste van het bevoegd gezag. Hierover zijn afspraken gemaakt in de anterieure overeenkomst die het bevoegd gezag heeft gesloten met Alcomij.
Overleg
In het kader van het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is een concept van het ontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de relevante instanties. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
Naar aanleiding van de reactie van Hoogheemraadschap van Delfland is het bestemmingsplan aangepast ter bescherming van de nabij gelegen waterkering en naar aanleiding van de reactie van Evides is in de toelichting informatie opgenomen over een nabij gelegen waterleiding. De overige reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. In de nota van beantwoording in Bijlage 5 is de beantwoording op alle reacties uit het vooroverleg opgenomen.
Participatie
De omgeving is geïnformeerd over de veranderingen waarvoor eerder een omgevingsvergunning is aangevraagd (zie paragraaf 2.2.3 Planologische situatie) tijdens een digitale bijeenkomst op 16 september 2021. Op deze bijeenkomst zijn zowel de plannen voor de ontwikkeling van Waelplas als de plannen van Alcomij toegelicht en is er gelegenheid geboden voor vragen en opmerkingen. Van deze bijeenkomst en de beantwoording van de vragen is een verslag gemaakt, dat aan de deelnemers is toegezonden.
Zienswijzen
Van PM tot PM heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van
zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gedurende de periode van tervisielegging zijn PM AANTAL zienswijzen ingediend.
De ontvangen zienswijzen zijn beoordeeld. Voor een overzicht van de zienswijzen wordt verwezen naar
Bijlage PM van deze toelichting.