Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, partiële herziening Zoekeweg 7 Denekamp
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.BUIBPZOEKEWEG7-0401

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Beleidsnota verblijfsrecreatie (2009)

De gemeente wil de komende jaren haar toeristische positie verder versterken en meer dag- en verblijfsrecreanten naar de gemeente trekken en heeft daartoe de Beleidsnota verblijfsrecreatie opgesteld. Daarbij streeft zij naar een voortdurende kwaliteitsverbetering en innovatie van het verblijfstoeristisch product. Het is dan ook voor de toekomst van groot belang een divers en kwalitatief hoogwaardig pakket aan verblijfsrecreatieve voorzieningen te kunnen blijven aanbieden. De gemeente wil een actieve rol spelen om de verblijfsrecreatie in de gemeente op een hoger planniveau te krijgen door ondersteuning te bieden bij kwaliteitsverbeteringen in de vorm van herziening bestemmingsplannen, ruimte bieden voor uitbreiding (waar planologisch mogelijk), ondersteuning in mogelijke subsidietrajecten.
 
Om de doelstelling te bereiken worden de volgende uitgangspunten gestimuleerd en ondersteund:
  1. Verhoging van het aantal toeristische overnachtingen door kwaliteitsverbetering en innovatie op de bestaande verblijfsaccommodaties
  2. Gepaste uitbreiding van het aantal verblijfsrecreatieve mogelijkheden
  3. Streven naar een hoger toeristisch gebruik van standplaatsen
  4. Ontwikkeling van kleinschalige en bijzondere verblijfsrecreatieve voorzieningen
  5. Waarborgen landschappelijke kwaliteit van verblijfsrecreatieve bedrijven
  6. Voorkomen van permanente bewoning vakantiewoningen en boerderijkamers
  7. Waarborgen van de veiligheid en de kwaliteit van kampeerterreinen
  8. Bereiken van nieuwe doelgroepen, met behoud van de huidige doelgroepen
  9. Inkomsten uit toeristenbelasting inzetten voor de sector recreatie en toerisme
Het te realiseren plan draagt in elk geval bij aan de uitgangspunten 1, 2, 4 en 5.
 
Gezien het beperkte aanbod van groepsaccommodaties binnen de gemeente Dinkelland en de trend van ‘het nieuwe groepsgevoel’ waarbij mensen meer gezamenlijk - in grotere groepen van families of vrienden - uitstapjes en vakanties ondernemen, is uitbreiding van het aantal groepsaccommodaties binnen de gemeente wenselijk.
 
Groepsaccommodaties zijn er in verschijningsvormen:
  • Tijdelijke kampeerboerderij / -schuur
  • Kampeerboerderij / groepsaccommodatie binnen (voormalige) agrarische bebouwing tot 500 m2
  • Groepsaccommodaties > 500 m2
Na realisatie van het voorgenomen plan valt het landgoed in de laatstgenoemde categorie. Die categorie is onder voorwaarden toegestaan in met name verwevingsgebieden en aan de randen van extensiveringsgebieden, waarbij in principe de regels van het VAB-beleid gelden. Er kunnen zich echter bijzondere situaties voordoen waarbij het verzoek van de ondernemer niet voldoet aan de uitgangspunten van het VAB-beleid. Indien deze ontwikkeling een wezenlijke bijdrage levert aan de versterking van het toeristisch product Dinkelland en zich planologisch geen onoverkoombare belemmeringen voordoen, kan in deze gevallen een specifieke recreatieve bestemming worden gegeven.
 
De gemeente is van mening dat het voorgenomen plan voldoet aan de laatstgenoemde situatie. Een groepsaccommodatie wordt beoordeeld als een volwaardig verblijfsrecreatief bedrijf en zal als zodanig bestemd moeten zijn.
 

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

Het Landschapsontwikkelingsplan gemeente Dinkelland (LOP) is de gemeentelijke uitwerking van het Landschapsontwikkelingsplan Noordoost-Twente en Twenterand en de opvolger van het oude gemeentelijke landschapsbeleidsplan.
Hoofddoel van het LOP is het formuleren van de gewenste ontwikkelingsrichting voor het landschap voor de komende 10 jaar. Meer concreet is het de bedoeling dat het LOP een bijdrage levert aan:
  • behoud, herstel , versterking en vernieuwing van landschappelijke kwaliteiten;
  • een vitaal en veerkrachtig landschap;
  • een gezamenlijke aanpak;
  • stellen van landschappelijke randvoorwaarden ten aan zien van ontwikkelingen, die mogelijk zijn binnen de kaders van het bestemmingsplan buitengebied. Deze ontwikkelingen moeten in balans zijn met de reeds bestaande agrarische functies in het gebied en geen beperking vormen voor deze agrarische functies.
Landschappelijk streefbeeld
Onderhavig plangebied ligt volgens het LOP in het Dinkeldal. De aandacht in het LOP gaat voor het Dinkeldal vooral uit naar behoud en herstel van de historisch landschappelijke waarden van het oude cultuurlandschap langs de randen van het Dinkeldal en rond Tilligte. Het betreffen waarden zoals het kleinschalige reliëf (geïsoleerde koppen) en de verspreid liggende éénmansessen (kampen) met hun oude bebouwingen (essen en hoevezwermen) en de vele landschapselementen. Kleinschalige afwisseling in het (agrarisch) grondgebruik tussen de hogere koppen en de lagere delen dient hier te worden gestimuleerd.
 
Voor het beekdal gelden de volgende ontwikkelingsrichtingen:
  • Behoud en herstel matenlandschap. Het accent is gericht op behoud en herstel van de kleinschalige singelstructuur van het matenlandschap en het extensieve gebruik als vochtig hooi- en weiland.
  • Beekdalbrede ontwikkeling. Het accent is gericht op herstel van het beekdalsysteem en het stimuleren van een beekdalbrede inrichting. De brongebieden, de boven-, midden- en benedenlopen hebben ieder hun eigen karakteristieken, waardoor de gewenste breedte van de beekdalbrede inrichting uiteenloopt.
Het plangebied ligt tevens in een gebied dat wordt getypeerd als Essen- en kampenlandschap, in een deel waarvoor als ontwikkelingsrichting 'Boerenland' geldt. Het accent is daarbij gericht op grootschalig boeren in een kleinschalig landschap. Er is meer ruimte voor grootschalige (grondgebonden) landbouw, het creëren van grote huiskavels en verbeteren van de structuur dan in behoud en herstel gebieden, mits de karakteristieken van het kampen- en essenlandschap overeind blijven. Bijvoorbeeld minder waardevolle beplantingen die de bedrijfsvoering belemmeren kunnen worden verwijderd en elders gecompenseerd. De 'Boerenland'-gebieden komen grotendeels overeen met de in het kader van de reconstructie aangegeven verwevingsgebieden, met het hoofdaccent op grondgebonden landbouw (streefbeeld 2015).
 
Ontwikkelingskader
Om sturing te geven aan de ontwikkelingen is in het LOP een leidraad bij ‘rode’ ontwikkelingen uitgewerkt. De leidraad vormt het landschappelijk ontwikkelingskader voor de gemeente, om te bepalen of bepaalde ‘rode’ ontwikkelingen in een gebied landschappelijk gewenst zijn, en aan welke kwaliteitseisen moet worden voldaan. De leidraad geeft tevens de aan de ontwikkelingen gekoppelde tegenprestaties. Deze landschappeljke tegenprestaties dienen als voorinvesteringen in het landschap, waardoor een bijdrage kan worden geleverd aan realisatie van de hiervoor beschreven streefbeelden en ontwikkelingrichtingen. Het bestemmingsplan geeft uiteindelijk aan ‘of en waar’ de ontwikkelingen kunnen.
 
In het LOP wordt een aantal ontwikkelingen geschetst die van meerwaarde kunnen zijn voor het landschap. Onderhavig plan sluit het best aan bij de noemer 'Natuur- en landschapscamping', waarbij wordt aangegeven dat dit van meerwaarde kan zijn in het Dal van de Dinkel en het Essen- en kampenlandschap.
 
Aan de ontwikkeling worden de volgende kwaliteitseisen gesteld:
 
Dal van de Dinkel
  • Vertragen van waterafvoer door meandering van de beek, verondiepen beekdal en volstorten oude beekloop.
  • Herstel van het systeem van vloeiweiden, overstroming, retentie.
  • Ontwikkelen halfopen natuurlijk karakter door extensieve natte graslanden en verspreide natuurlijke bossages.
  • Herstel kleinschalig blokvormig karakter door aanplant houtwallen, singels en bomenrijen op de kavelgrenzen in het maten- en flierenlandschap.
  • Het erf op de overgang van hoog naar laag draagt bij aan de beekdalrandbeplantingen en de natuurlijke bossages in het beekdal.
  • De camping(/verblijfsrecreatie) op de overgang van hoog naar laag draagt bij aan de beekdalrandbeplantingen en de natte natuur en natuurlijke bossages in het beekdal.
Essen- en kampenlandschap (van Tilligte-Lattrop-Denekamp,Breklenkamp)
  • Behoud en versterken van de sterke ruimtelijke variatie op korte afstand (hoog-laag, droog-nat open-dicht)
  • Volgen van het kleinschalige reliëf, vastleggen van de hoogteverschillen met lijnbeplantingen
  • Het erf aan de rand van een es of kamp ligt verankerd in het kleinschalige landschap.
  • De camping(/verblijfsrecreatie) is ingepast in het kleinschalige landschap door een netwerk van routes en beplantingen.
Een aantal van de gestelde eisen zijn voor dit plan niet aan de orde, aan de overige eisen wordt reeds voldaan in de bestaande situatie. Dit blijft gehandhaafd in de beoogde uitbreiding. Op en aansluitend aan het terrein bevinden zich reeds veel veel groen en (kleinschalige) landschapselementen. Een toename daarvan is landschappelijk en bedrijfseconomisch onwenselijk.
 
Voor de nieuwe erfinrichting is een landschapsplan (zie bijlage 1 van de regels) is uitgewerkt waarin de uitgangspunten van het LOP eveneens worden gehanteerd.
 
De ervenconsulent heeft voor dit plan een advies opgesteld, zie bijlage 1. Daarin wordt wat betreft landschap (onder meer) aangegeven dat het erf vanuit recreatief oogpunt aantrekkelijk is gelegen, net ten noorden van Denekamp, in een afwisselend landschap waar landbouw en recreatie goed samen gaan. Op deze locatie is een uitgebreidere recreatieve ontwikkeling goed denkbaar. Het advies van de ervenconsulent is eveneens meegenomen in de bijgevoegde landschappelijke onderbouwing (en het ontwerp voor de nieuwbouw).
 

3.3.3 Welstandsnota

Het plangebied is gelegen in gebiedstype G.6.3 Kampenlandschap. De kampenlandschappen, ook wel ‘oude hoevenlandschappen’ genoemd, zijn vooral gekenmerkt door het voorkomen van hagen, boomsingels, houtwallen e.d. De inrichting van het kampenlandschap stamt uit de periode van voor de 19e eeuw. Dit type landschap treffen we met name aan in de gebieden met een sterk afwisselend microreliëf. Op de hoogtes dekzand terreinen werden akkerkampen (eenmansessen) aangelegd, terwijl de lagere vochtigere delen gebruikt werden als grasland of woeste grond. Deze lage delen vindt men dan ook vooral in de dalen van de beken en riviertjes alsook in andere laagliggende terreinen. Om het akkerland tegen het vee te beschermen werd elk kamp omgeven door hagen en houtwallen. Hierdoor kreeg het landschap een gesloten uiterlijk. Deze ruimtelijke indeling bracht een verspreide bewoning met zich mee. Het landschap wordt gekenmerkt door zogenaamde hoevenzwermdorpen en essenzwermdorpen. De landschappelijke structuur resulteert tevens in een onregelmatige verkavelingstructuur en infrastructuur.
 
Voor de bebouwing in het kampenlandschap is gekozen voor een PLUS niveau van Welstand. Het kampenlandschap heeft een zekere gaafheid met betrekking tot landschappelijke waarde, architectuur en stedenbouw. De landelijke linten in het buitengebied hebben een sterk wisselende kwaliteit en wordt gekenmerkt door een mix van (historische) boerderijen en burgerwoningen. De gemeente Dinkelland hecht een grote waard aan het agrarische karakter. De gemeente wil voor deze verschillende landschappen zorgdragen voor een beperkte conservatie dan wel versterking van het ensemble binnen de linten. Het welstandsbeleid is voornamelijk gericht op het behouden en versterken van de kwaliteit van (historische) hoofdbebouwing.
 
Het welstandsbeleid voor de bijgebouwen op de kavels moeten dit beeld versterken maar mogen de bedrijfsvoering niet beperken. Nieuwe bouwopgaven moeten echter ook mogelijk zijn, zodat het gedifferentieerde beeld, wat karakteristiek is voor het buitengebied van de gemeente Dinkelland, in stand blijft.
 
De van kracht zijnde eisen van Welstand die gelden voor het betreffende gebied, bieden voldoende houvast voor de nieuwe ontwikkeling. Een beeldkwaliteitsplan is daarom niet nodig.
 
De te raliseren bebouwing sluit aan bij de bestaande karakteristieken en versterkt het beeld van de bestaande erf.
 

3.3.4 Milieubeleid

Bij het realiseren van nieuwe voorzieningen dient met verschillende milieuaspecten rekening gehouden te worden. De gemeente Dinkelland stelt eisen aan de verschillende onderzoeken die in het kader van het milieubeleid moeten worden verricht.
In paragraaf toelichting paragraaf 4.1 komt elk aspect (luchtkwaliteit, bodem, geluid en externe veiligheid) aan de orde. Ook de aspecten water en cultuurhistorie komen aan de orde.
 

3.3.5 Waterbeleid

De gemeente sluit zich aan bij het waterbeleid van waterschap Regge en Dinkel. Deze hanteert de volgende beleidsregels.
 
Afkoppelen of het niet-aankoppelen van verharde oppervlakken wordt gezien als een maatregel met milieuhygiënische en hydrologische voordelen. Afkoppeling reduceert de vuiluitworp via rioolstelsels en verbetert het zuiveringsrendement van RWZI’s. Verder draagt afkoppelen bij aan het bereiken van een veerkrachtig watersysteem en het realiseren van het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime. In de zogenaamde ‘Afkoppelnota’ van het waterschap is één van de doelstellingen dat bij vernieuwing van bestaand bebouwd gebied gestreefd wordt naar het afkoppelen van zoveel mogelijk vierkante meters schoon verhard oppervlak.
 
Ook in de ‘Beleidsnota Retentie’ wordt de noodzaak tot het vasthouden en bergen van water onderstreept.
 
In paragraaf toelichting paragraaf 4.3 komt de wijze waarop in onderhavig plan wordt omgegaan met water aan de orde.