Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, partiële herziening Zoekeweg 7 Denekamp
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.BUIBPZOEKEWEG7-0401

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

De bodemkwaliteit is in het kader van de Wro van belang indien er sprake is van functieveranderingen en/of een ander gebruik van de gronden. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Mocht er een verontreiniging te verwachten zijn dan wel mocht deze feitelijk aanwezig zijn, dan dient inzichtelijk gemaakt te worden dat na vaststelling van het plan de beoogde oplossing om dit probleem aan te pakken (milieu)technisch haalbaar is en dat er voldoende budget beschikbaar is.
 
In juli-augustus 2011 is ter plaatse door Kruse Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 2. Uit het bureauonderzoek zijn geen verdachte zaken naar boven gekomen. Er zijn 13 boringen verricht, waarbij op basis van de resultaten van de chemische analyses het volgende worden geconcludeerd:
- de bovengrond is niet verontreinigd;
- de ondergrond is niet verontreinigd;
- het grondwater is licht verontreinigd met barium (de tussenwaarde wordt niet overschreden).
 
Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.
 
Op basis van het historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet
asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
 
Bij de geplande nieuwbouw komt in de toekomst mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente). Op basis van de indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit gelden er geen beperkingen ten aanzien van het hergebruik van de grond.
 

4.1.2 Geluid

De mate waarin het geluid, bijvoorbeeld veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh en Bgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige bestemmingen, worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige bestemmingen:
  1. woningen;
  2. onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal);
  3. ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken medische kleuterdagverblijven etc..
Een groepsaccommodatie wordt niet als geluidsgevoelig beschouwd. Om er zeker van te zijn dat er geen ruimtelijk ongewenste situatie ontstaat is toch onderzoek verricht naar de akoestische situatie van het beoogde plan, zie bijlage bijlagen bij toelichting bijlage 2.
 
De volgende aspecten zijn onderzocht:
  1. Invallende geluidbelasting op woninggevels ten gevolge van verkeer van en naar de inrichting op de openbare weg. Conclusie: ruim onder de voorkeursgrenswaarde.
  2. Uitbreiding bistrorestaurant “De Zoeke” in relatie tot de bedrijfswoning met adres Zoekeweg 9. Conclusie: voldoende afstand ertussen, geen nader onderzoek nodig.
  3. Nieuwe groepsaccommodatie in relatie tot bistrorestaurant “De Zoeke”. Conclusie: bij het toepassen van de juiste (bouw)technische geluidsisolerende maatregelen en door te voldoen aan het Bouwbesluit wordt gekomen tot een acceptabele ruimtelijke situatie.
Geconcludeerd wordt dat voldaan kan worden aan de eisen die gesteld worden aan een goed leefklimaat.
 

4.1.3 Luchtkwaliteit

De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. De wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Met name paragraaf 5.2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe 5.2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
 
Wat het begrip 'in betekende mate' precies inhoudt, staat in een Algemene Maatregel van Besluit (AMvB). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
 
De realisatie van het voorgenomen plan (m.n. een groepsaccommodatie voor 25 personen) draagt beduidend minder bij aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide ten opzichte van de bouw van een woonwijk van minder dan 1.500 huizen, waardoor gesteld kan worden dat het te realiseren plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
 

4.1.4 Milieuzonering

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen met daarin de aan te houden richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstand afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. Het zo scheiden van milieubelastende en –gevoelige functies dient twee doelen:
  1. het reeds in het ruimtelijk spoor voorkómen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige functies (bijvoorbeeld woningen);
  2. het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
De groepsaccommodatie kan worden beschouwd als een beperkt milieugevoelige functie. De dichtstbijgelegen milieubelastende activiteiten staan in het overzicht hieronder. Daaruit blijkt dat de afstand van de groepsaccommodatie tot restaurant De Zoeke de aanbevolen afstand met 10 meter overschrijdt. Geluid, geur en gevaar zijn hierbij de maatgevende aspecten. Op het aspect geluid wordt in subparagraaf toelichting paragraaf 4.1.2 nader ingegaan. Aangezien het te realiseren plan recreatie betreft wordt ervan uitgegaan dat aan de geur van een restaurant geen hinder wordt beleefd. Wat betreft het aspect gevaar zal hier vooral brandgevaar zijn bedoeld. Gevaarlijke stoffen zijn niet aanwezig. De te realiseren groepsaccommodatie zal aan alle (brandveiligheids)eisen van het Bouwbesluit voldoen, waardoor er in deze situatie geen sprake van (brand)gevaar zal zijn.
 
Milieubelastende activiteiten Werkelijke afstand Afstand 'Bedrijven en Milieuzonering'
restaurant De Zoeke0 meter10 meter (geluid, geur en gevaar)
tuincentrum/kwekerij Oosterikca. 500 meter30 meter
bungalowpark Baveld Dennenca. 500 meter 50 meter
klooster 'Zusters Franciscanessen' ca. 500 meter10 meter
  • Is ter plaatse een goed woon- en verblijfklimaat gegarandeerd? (belang geurgevoelig object)
  • Worden derden niet onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen veehouderij en derden)
Voor veehouderijen geldt een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer. Op grond van deze AMvB gelden algemene voorschriften ter bescherming van het milieu. Dit besluit geldt voor kleinere veehouderijen tot bijvoorbeeld 50 mestvarkeneenheden of 200 stuks melkvee. Deze veehouderijen moeten aan vaste afstanden ten opzichte van geurgevoelige objecten voldoen. De afstand dient groter te zijn dan:
  • 100 meter tot een object categorie I of II, en
  • 50 meter tot een object categorie III, IV of V.
Bouwen binnen deze afstanden is volgens de huidige jurisprudentie niet toegestaan. Deze afstanden moeten worden gemeten vanaf de buitenzijde van het geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf en gelden ook voor de opslag van vaste mest, gebruikt substraatmateriaal, afgedragen gewas of bloembollenafval en de locatie waar plantaardig restmateriaal wordt gecomposteerd.
 
Het onderhavige plan valt onder categorie III: 'verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent', met een bijbehorende afstand van 50 meter tot kleinere veehouderijen.
 
De afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde veehouderij is circa 300 meter. Binnen 400 meter afstand bevinden zich geen grotere veehouderijen of opslag of verwerking van agrarische stoffen of materialen.
Geconcludeerd wordt dat er met betrekking tot het te realiseren plan sprake is van een voldoende goed verblijfklimaat, waarbij derden niet in hun belangen worden geschaad.