direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan Wonen Rijssen, Opbroek Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRW2017001-0404

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aaneen gebouwd

twee of meer woningen waarvan ten minste één gevel van de hoofdgebouwen aaneen zijn gebouwd.

1.5 autobedrijf

een autoherstel- en uitdeukbedrijf.

1.6 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken.

1.7 bed en breakfast

het bieden van de, ten opzichte van de woonfunctie ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt met maximaal drie kamers aan niet meer dan zes personen die hun hoofdverblijf elders hebben, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden, studie en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.8 bestaande
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is binnen het betreffende bouwperceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming.
1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

het (toekomstige) kadastrale perceel waarop het bouwplan is voorzien, of na realisatie van de definitieve verkaveling: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten.

1.20 dienstwoning/bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond en/of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.21 erker

een bouwkundig en visueel aan de woning ondergeschikt, uitgebouwd venster.

1.22 functioneel ondergeschikt

een gebruik dat ondersteunend is aan de primaire woonfunctie, zoals een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, garage, berging, bijkeuken, atelier, tuinhuisje, fietsenberging of hobbyruimte.

1.23 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.25 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek.

1.26 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.27 overkapping

een bouwwerk in de vorm van een constructie bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren.

1.28 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdingang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.
1.29 plan

het bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan Wonen Rijssen, Opbroek Noord' met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPRW2017001-0404 van de gemeente Rijssen-Holten.

1.30 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit één of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel.

1.31 vrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw niet direct is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning.

1.32 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, zijnde de samenlevingsvorm van één gezin of een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen de inwoning van één ander huishouden met eigen voorzieningen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en het verlengde hiervan en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.5 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen- en speelvoorzieningen;
  • b. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • c. weidegronden;
  • d. voet- en fietspaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
  • e. incidentele parkeervoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud per gebouw mag niet meer dan 40 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.
3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen en carports, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 4 Verkeer - Ontsluiting

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Ontsluiting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijke;
  • b. pleinen en parkeerterreinen;
  • c. fiets- en voetpaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen
  • e. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. weg- en waterbouwkundige (kunst)werken, zoals bruggen en duikers;

Voor zover de as van de weg is opgenomen wordt deze hierop gesitueerd.

4.2 Bouwregels
4.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wegen en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud per gebouw mag niet meer dan 40 m3 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.
4.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en regelinstallaties bedraagt niet meer dan 15 m;
  • b. de bouwhoogte van weg-, waterbouwkundige (kunst)werken bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m.
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. weidegronden;
  • d. voet- en fietspaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
  • e. weg- en waterbouwkundige (kunst)werken, zoals bruggen en duikers;
  • f. bij een en ander behorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat uitsluitend andere bouwwerken, zoals speelvoorzieningen, bruggen, steigers, duikers en beschoeiingen, mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

Artikel 6 Wonen - Aaneen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in twee aaneen gebouwde woningen met bijbehorende tuinen, erven en met:
    • 1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein bij dubbele woningen;
  • b. water;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' de bescherming van waardevolle bomen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 algemeen gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', hier is geen sprake van een (achter)erf waardoor niet vergunningsvrij mag worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' mogen pas gebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits de bo(o)m(en) op of in de directe nabijheid van het bouwperceel niet meer aanwezig is (zijn) of geen onevenredige schade wordt toegebracht;
  • c. van een bouwperceel niet meer dan 60% mag worden bebouwd en bij drie woningen of meer aaneen 70% met dien verstande dat de bebouwingsoppervlakte per bouwperceel ten hoogste 350 m² bedraagt;
  • d. maximaal twee woningen aaneen mogen worden gebouwd.
  • e. bij omgevingsvergunning moet minimaal de geëiste hoeveelheid parkeerplaatsen worden gerealiseerd zoals aangegeven in de Bestemmingsomschrijving.
6.2.2 hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorgevel en de 15 m grens

Voor de bouw van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorgevel (en het verlengde hiervan) en de 15 m er achter, dan wel niet meer dan de bestaande afstand van het hoofdgebouw indien deze meer bedraagt, geldt dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 10,5 m bedragen, met dien verstande dat,
    • 1. deze niet meer dan de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw mag zijn, indien deze meer bedragen;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3,5 m respectievelijk 6,5 m mag bedragen
  • b. de afstand van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt bij dubbele woningen minimaal 2,5 m en bij drie of meer aaneen minimaal 1 meter, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt, met dien verstande dat aan één zijde die afstand minimaal 0 m mag bedragen, mits:
    • 1. op minimaal 3 m achter de voorste voorgevel en/of het verlengde van de voorste voorgevel wordt gebouwd;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m en een maximale bouwhoogte die 1 m lager dient te zijn dan de nok van het hoofdgebouw;
    • 3. voor zover het gaat om plat afgedekte overkappingen deze conform 6.2.2 lid c wordt gebouwd;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen op niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de bestaande afstand, indien deze minder dan 3 m bedraagt, in acht mag worden genomen;
    • 2. plat afgedekte overkappingen op niet minder dan 1 m achter de voorgevel mogen worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • d. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient in of maximaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens te worden gebouwd;
  • e. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient te worden georiënteerd op en te worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' voor zover deze aanduiding is opgenomen.
6.2.3 bijbehorende bouwwerken achter de 15 m grens

Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken achter de 15 m vanaf de voorgevel (en het verlengde hiervan), dan wel achter de bestaande (het verlengde van de) achtergevel van het hoofdgebouw indien deze meer bedraagt geldt dat:

  • a. de ruimten functioneel ondergeschikt dienen te zijn, met uitzondering van mantelzorg;
  • b. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 75 m2 mag bedragen, dan wel:
    • 1. een groter oppervlak tot maximaal 20% van het bouwperceel of;
    • 2. het bestaande oppervlak als dat groter is.
6.2.4 uitbouwen zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon

In afwijking van het gestelde onder 6.2.1 mag een uitbouw aan het hoofdgebouw, zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon worden gebouwd en met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de hoofdmassa maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. de afstand van enig deel van de uitbouw ten minste 2,5 m uit de naar de weg gekeerde perceelsgrenzen bedraagt;
  • c. de hoogte niet meer mag zijn dan 25 cm boven de eerste verdiepingsvloer;
  • d. de uitbouwen mogen niet over de gehele breedte van de woning worden gebouwd.
6.2.5 bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt en daarvoor ten hoogste 1 m;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • 2. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in;

  • a. lid 6.2.2, onder a, voor het verhogen van de maximale goothoogte tot maximaal 6,5 m;
  • b. lid 6.2.1, onder a, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied' en het bouwvlak vergroten.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.5 ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie.

Artikel 7 Wonen - Vrijstaand

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in vrijstaande woningen met bijbehorende tuinen, erven en met:
    • 1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein bij vrijstaande woningen;
  • b. water;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' de bescherming van waardevolle bomen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 algemeen gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', hier is geen sprake van een (achter)erf waardoor niet vergunningsvrij mag worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' mogen pas gebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits de bo(o)m(en) op of in de directe nabijheid van het bouwperceel niet meer aanwezig is (zijn) of geen onevenredige schade wordt toegebracht;
  • c. van een bouwperceel niet meer dan 60% mag worden bebouwd met dien verstande dat de bebouwingsoppervlakte per bouwperceel ten hoogste 350 m² bedraagt;
  • d. bij omgevingsvergunning moet minimaal de geëiste hoeveelheid parkeerplaatsen worden gerealiseerd zoals aangegeven in de Bestemmingsomschrijving.
7.2.2 hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorgevel en de 18 m grens

Voor de bouw van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorste voorgevel (en het verlengde hiervan) en de 18 m er achter, dan wel niet meer dan de bestaande afstand van het hoofdgebouw indien deze meer bedraagt, geldt dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 10,5 m bedragen, danwel,
    • 1. niet meer dan de bouw- en goothoogte van het bestaande gebouw, indien deze meer bedragen;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3,5 m respectievelijk 6,5 m mag bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dienen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte te bedragen alsmede dient de bestaande kapvorm te worden gehandhaafd;
  • b. de afstand van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 2,5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt, met dien verstande dat aan één zijde die afstand minimaal 0 m mag bedragen, mits:
    • 1. op minimaal 3 m achter de voorste voorgevel en/of het verlengde van de voorste voorgevel wordt gebouwd;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m en een maximale bouwhoogte die 1 m lager dient te zijn dan de nok van het hoofdgebouw;
    • 3. voor zover het gaat om plat afgedekte overkappingen deze conform 7.2.2 lid d wordt gebouwd;
  • c. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag aan beide zijden minimaal 0 m bedragen, mits;
    • 1. 10 m achter de voorgevel (en het verlengde hiervan) of;
    • 2. op minimaal 2,5 m afstand van het hoofdgebouw;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen op niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorste voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de bestaande afstand, indien deze minder dan 3 m bedraagt, in acht mag worden genomen;
    • 2. plat afgedekte overkappingen op niet minder dan 1 m achter de voorste voorgevel mogen worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • e. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient in of maximaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens te worden gebouwd;
  • f. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient te worden georiënteerd op en te worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' voor zover deze aanduiding is opgenomen.
7.2.3 bijbehorende bouwwerken achter de 18 m grens

Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken achter de 18 m vanaf de voorste voorgevel (en het verlengde hiervan), dan wel achter de bestaande (het verlengde van de) achtergevel van het hoofdgebouw indien deze meer bedraagt, geldt dat:

  • a. de ruimten functioneel ondergeschikt dienen te zijn, met uitzondering van mantelzorg;
  • b. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 75 m² mag bedragen, dan wel
    • 1. een groter oppervlak tot maximaal 20% van het bouwperceel of;
    • 2. het bestaande oppervlak als dat groter is;
7.2.4 uitbouwen zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon

In afwijking van het gestelde onder 7.2.1 mag een uitbouw aan het hoofdgebouw, zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon worden gebouwd en met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de hoofdmassa maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. de afstand van enig deel van de uitbouw ten minste 2,5 m uit de naar de weg gekeerde perceelsgrenzen bedraagt;
  • c. de hoogte niet meer mag zijn dan 25 cm boven de eerste verdiepingsvloer;
  • d. de uitbouwen mogen niet over de gehele breedte van de woning worden gebouwd.
7.2.5 bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorste voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat 3 m achter het verlengde van de voorste voorgevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt en daarvoor ten hoogste 1 m;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de voorste voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • 2. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in;

  • a. lid 7.2.2, onder a, voor het verhogen van de maximale goothoogte tot maximaal 6,5 m;
  • b. lid 7.2.1, onder a, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied' en het bouwvlak vergroten.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.5 ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende tuinen en erven en met:
    • 1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein bij vrijstaande en dubbele woningen en minimaal 1 parkeerplaats bij patiowoningen;
  • b. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden met gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijke;
  • c. pleinen en parkeerterreinen;
  • d. fiets- en voetpaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' de bescherming van waardevolle bomen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 algemeen gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat:

  • a. van een bouwperceel niet meer dan 60% mag worden bebouwd en bij drie woningen of meer aaneen 70% met dien verstande dat de bebouwingsoppervlakte per bouwperceel ten hoogste 350 m² bedraagt;
  • b. maximaal zes woningen aaneen mogen worden gebouwd;
  • c. deze niet mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', hier is geen sprake van een (achter)erf waardoor niet vergunningsvrij mag worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' mogen pas gebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits de bo(o)m(en) op of in de directe nabijheid van het bouwperceel niet meer aanwezig is (zijn) of geen onevenredige schade wordt toegebracht;
  • e. bij omgevingsvergunning moet minimaal de geëiste hoeveelheid parkeerplaatsen worden gerealiseerd zoals aangegeven in de Bestemmingsomschrijving.
8.2.2 hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorgevel en de 15/18 m grens

Voor de bouw van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorgevel (en het verlengde hiervan) en de 15 m er achter, dan wel 18 m bij vrijstaande woningen geldt dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen niet meer dan respectievelijk 6,5 m en 10,5 m bedragen, danwel de goot- en bouwhoogte:
    • 1. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3,5 m respectievelijk 6,5 m mag bedragen;
    • 2. bij vrijstaande woningen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 10,5 m bedragen, mits geen onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld plaatsvindt mag de goothoogte maximaal 6,5 m bedragen;
  • b. de afstand van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt bij vrijstaande en dubbele woningen minimaal 3 m en bij drie of meer aaneen minimaal 1 meter, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt, met dien verstande dat aan één zijde die afstand minimaal 0 m mag bedragen, mits:
    • 1. op minimaal 3 m achter de voorste voorgevel en/of het verlengde van de voorste voorgevel wordt gebouwd;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m en een maximale bouwhoogte die 1 m lager dient te zijn dan de nok van het hoofdgebouw;
    • 3. voor zover het gaat om plat afgedekte overkappingen deze conform 8.2.2 lid d wordt gebouwd;
  • c. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag aan beide zijden minimaal 0 m bedragen, mits;
    • 1. achter de achtergevel (en het verlengde hiervan) of;
    • 2. op minimaal 2,5 m afstand van het hoofdgebouw;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen op niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. plat afgedekte overkappingen op niet minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel mogen worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • e. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient op minimaal 5 m achter de naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens te worden gebouwd, waarbij voor drie of meer aaneen gebouwde woningen de afstand minimaal 3 m mag bedragen, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan het straat- en bebouwingsbeeld; de stedenbouwkundige structuur; de parkeersituatie en de verkeersveiligheid.
8.2.3 bijbehorende bouwwerken achter de 15/18 m grens

Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken achter de 15 m, dan wel 18 meter bij vrijstaande woningen, vanaf de voorgevel (en het verlengde hiervan), geldt dat:

  • a. de ruimten functioneel ondergeschikt dienen te zijn, met uitzondering van mantelzorg;
  • b. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 75 m2 mag bedragen, dan wel een groter oppervlak tot maximaal 20% van het bouwperceel.
8.2.4 uitbouwen zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon

In afwijking van het gestelde onder 8.2.1 mag een uitbouw aan het hoofdgebouw, zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon worden gebouwd en met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de hoofdmassa maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. de afstand van enig deel van de uitbouw ten minste 2,5 m uit de naar de weg gekeerde perceelsgrenzen bedraagt;
  • c. de hoogte niet meer mag zijn dan 25 cm boven de eerste verdiepingsvloer;
  • d. de uitbouwen mogen niet over de gehele breedte van de woning worden gebouwd.
8.2.5 bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt en daarvoor ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,5 m.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de voorste voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • 2. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan voor bijzondere woonvormen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 voor de bouw van appartementen tot een maximale bouwhoogte van 11 meter, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de stedenbouwkundige structuur;
  • de parkeersituatie;
  • de verkeersveiligheid.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen;

  • a. de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen;
  • b. de bouw van meer dan zes aaneen gebouwde woningen;
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.5 ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van;

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied - niet uitgeefbaar

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Woongebied, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - niet uitgeefbaar' wijzigen in de bestemming Groen en/of Verkeer - Ontsluiting, waarbij het bepaalde in Artikel 3 respectievelijk Artikel 4 overeenkomstig van toepassing is, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van;

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de stedenbouwkundige structuur;
  • c. de verkeersveiligheid;

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te weigeren, in afwijking van het bepaalde in Artikel 8, indien het betreffende bouwwerk niet in overeenstemming is met een ontwerp, danwel vastgesteld wijzigingsplan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemeen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik of onderhoud;
  • c. het gebruik van gronden en bebouwing als of ten behoeve van een seksinrichting of prostitutiebedrijf.
10.2 Strijdig gebruik woningen

Onder strijdig gebruik met de bestemming Wonen - Aaneen, Wonen - Vrijstaand en Woongebied wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte.
10.2.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit voor zover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
  • c. maximaal 35% van de brutovloeroppervlakte van de gebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 75 m²;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  • e. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • f. bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in of gelijk zijn te stellen met de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in de VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering';
  • g. behoudens verkoop van ter plaatse vervaardigde goederen in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • h. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
10.2.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg en de noodzaak van tijdelijke bewoning uit het oogpunt van mantelzorg (middels een schriftelijke verklaring van de behandelend huisarts of specialist) wordt aangetoond;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de zelfstandige woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast, waarbij nadere eisen met betrekking tot de grootte en inhoud van de bewoning kunnen worden gesteld;
  • d. het bijbehorende bouwwerk is gelegen op een maximale afstand van 25 m van het hoofdgebouw;
  • e. het gebruik van bewoning ten behoeve van mantelzorg er niet toe leidt dat extra ontsluitingsmogelijkheden op de openbare weg worden aangelegd;
  • f. sprake is van ruime (hoek)kavels van ten minste 350 m² die qua bereikbaarheid en veiligheid al goed zijn ontsloten en voldoende ruimte bieden voor een vrijstaand bijgebouw;
  • g. in het hoofdgebouw of aangebouwde bijbehorende bouwwerken geen zelfstandige woonruimte voor mantelzorg is gerealiseerd.

De omgevingsvergunning, verleend op grond van artikel 10.2.2, kan worden ingetrokken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 milieuzone - bedrijf
11.1.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bedrijf' zijn de gronden voorlopig bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een binnen het plangebied gelegen bedrijf waarvan de milieuinvloed zich uitstrekt binnen de plangrenzen, totdat de bestaande bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd.

11.1.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen voorlopig ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bedrijf' geen nieuwe woningen worden gebouwd, totdat de bestaande bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd.

11.1.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1.2 voor het bouwen van woningen, overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

11.2 milieuzone - geurzone
11.2.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn de gronden voorlopig bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een buiten het plangebied gelegen agrarisch bedrijf waarvan de geurinvloed zich uitstrekt binnen de plangrenzen, totdat de geurveroorzakende activiteiten zijn beëindigd.

11.2.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen voorlopig ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geen nieuwe woningen worden gebouwd, totdat de geurveroorzakende activiteiten zijn beëindigd.

11.2.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2.2 voor het bouwen van woningen, overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

11.3 vrijwaringszone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bedrijf' (vervallen als gevolg van uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 22 juli 2020, nr. 201905332/1/R3) 'vrijwaringszone' blijven de geldende onderliggende agrarische bestemmingen (uit de bestemmingsplannen Buitengebied Rijssen - Holten en Wonen Rijssen, Oosterhof en Verenland) met de bestaande mogelijkheden onverkort van kracht, met uitzondering van met akkerbouw en vollegrondstuinbouw samenhangende gewasbescherming.

11.4 wetgevingszone - beeldkwaliteit

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beeldkwaliteit' gelden Beeldkwaliteitseisen. (Klik op 'Beeldkwaliteit')

11.5 wetgevingszone - kostenverhaal
11.5.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kostenverhaal' geldt voorlopig een bouwverbod voor bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zoals de bouw van één of meer woningen, om te komen tot het verhalen van de kosten van de grondexplotatie.

11.5.2 bouwverbod

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen voorlopig ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kostenverhaal' geen bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening worden gebouwd, zoals de bouw van één of meer woningen.

11.5.3 uitzondering bouwverbod

Het in 11.5.2 gestelde verbod geldt niet als voor die gronden waarvan de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is, zoals in een vastgesteld exploitatieplan of gesloten anterieure overeenkomst als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, waarbij in ieder geval afspraken worden gemaakt over;

  • a. de grondexploitatie;
  • b. bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen elders;
  • c. woningbouwcategorieën;
  • d. locatie-eisen;
  • e. aan- en verkoop van grond;
  • f. proces, tijdpad, fasering;
  • g. organisatie en uitvoering;
  • h. voorbehouden latere publiekrechtelijke besluiten;
  • i. algemene bepalingen (geschillen, onvoorziene omstandigheden, beëindiging overeenkomst)

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken, zoals kunstwerken, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 40 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bouw- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
12.2 Afwegingskader

De onder 12.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de stedenbouwkundige structuur;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de fysieke veiligheid;
  • f. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de externe veiligheid.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen inzake de ligging van bestemmingsgrenzen, mits die wijziging ten opzichte van de bestaande bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 m bedraagt. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is toegestaan. Aan het wijzigingsplan mogen dubbelbestemmingen, bouwvlakken, maatvoeringen en gebieds- bouw- en functieaanduidingen worden toegevoegd.

13.2 Afwegingskader

De onder 13.1 bedoelde wijzigingsplannen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de stedenbouwkundige structuur;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de fysieke veiligheid.
  • f. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de externe veiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen van voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het 'Chw bestemmingsplan Wonen Rijssen, Opbroek Noord'.