Plan: | Bedrijventerrein Holten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1742.BPHB2009000-0401 |
In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan medio januari 2011 voorgelegd aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie Overijssel, de Inspectie VROM, het Waterschap, Leidingbeheerders, Rijkswaterstaat en overige, in dit kader relevante organisaties. De resultaten van het vooroverleg zijn hierna (samengevat) weergegeven en waar nodig van een reactie voorzien.
1. ProRail
Externe Veiligheid:
In het plan wordt ons inziens in onvoldoende mate ingegaan op het punt Externe Veiligheid in relatie tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Er is namelijk in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen dat de spoorlijn Deventer-Almelo geen route is voor het transport van gevaarlijke stoffen. Echter is het zo dat er hier wel degelijk vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, onder ander naar Akzo Delden en van en naar Duitsland. Het is voor onderhavig voorontwerpbestemmingsplan derhalve noodzakelijk om voor dit aspect de juiste rekenmethode te hanteren en daarnaast een goed onderbouwde bestuurlijke afweging te maken.
Wij verzoeken u in dat kader gebruik te maken van de Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor 2007 en het plan te onderbouwen met een RBM II berekening zoals genoemd in de "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Voor deze berekening heeft u gegevens over de aard en omvang van vervoersstromen nodig. Deze vervoerscijfers kunt u opvragen bij dhr. J. Lafeber: bereikbaar op telefoonnummer 088 - 231 3243 of per e-mail: jan.lafeber@prorail.nl.
Tot slot merken wij op dat voor het aspect externe veiligheid geldt dat de beschikbaarheid van de spoorweginfrastructuur, gebaseerd op het huidige en het toekomstige voorzienbaar vervoer, niet mag worden aangetast als gevolg van de plannen van de gemeente. Mocht op basis van de nieuwe vervoersgegevens blijken dat de beschikbaarheid van de spoorweginfrastructuur toch wordt aangetast, dan dient het plan dusdanig te worden aangepast dat deze aantasting daarmee teniet wordt gedaan.
reactie gemeente
Het plan heeft, op het punt van externe veiligheid in relatie tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, overwegend een conserverend karakter. Er wordt geen RBM II berekening gemaakt. Waar nog enige ontwikkeling mogeljk is, wordt volstaan met de bestuurlijke afwegingen in de paragraaf Externe Veiligheid en het advies van de Regio Twente Hulpverleningsdienst.
Zoals hiervoor in par. 4.8 van de toelichting is aangegeven, blijkt uit het Anker-rapport ('Inventarisatie van EV-risico's bij het vervoer van gevaarlijke stoffen') dat dit baanvak geen 10-6plaatsgebonden risicocontour heeft en dat ook in de toekomst geen knelpunt voor het plaatsgebonden risico wordt verwacht. Daarmee vormt het baanvak geen aanleiding voor een nadere beschouwing. Voor het groepsrisico wordt Holten niet vermeld als knelpunt.
In het onderhavige bestemmingsplan wordt hoofdzakelijk het bestaande bedrijventerrein als zodanig bestemd. Alleen op het zuidelijk deel van het terrein, op ruime afstand van de spoorlijn, wordt enige ruimte geboden voor nieuwe bedrijfsontwikkelingen. Hetgeen de gemeente aan ontwikkelingen toestaat in het bestemmingsplan, kan redelijkwerwijs de toekomstige ontwikkelingen op het spoor, met name op het aspect externe veiligheid, niet wezenlijk aantasten.
2. Regio Twente Hulpverleningsdienst
De regionale brandweer adviseert op het gebied van de verantwoording van het groepsrisico en de rampenbestrijding op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS). Op basis van de door de gemeente opgestuurde stukken hebben wij een advies kunnen opstellen. In deze brief lichten wij ons advies toe.
1. Uitgangssituatie
Aan de westzijde van Holten liggen de bedrijventerreinen De Haar en Vletgaarsmaten. Voor de terreinen gelden op dit moment een vijftal verouderde bestemmingsplannen. De plannen worden geactualiseerd in het nieuwe bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Holten'. Het bedrijventerrein wordt globaal begrensd door de spoorlijn Deventer - Almelo en de woonkern van Holten. Op het bedrijventerrein zijn alleen bedrijven gevestigd en geen voorzieningen of kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen.
2. Risicobronnen
Binnen het plangebied bevinden zich geen risicobronnen. Rondom het plangebied bevinden zich ook geen inrichtingen die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) met een effectgebied over het plangebied, Het is wel mogelijk om nieuwe BEVI-inrichtingen toe te staan op basis van artikel 3.5.2 van de regels behorende bij het bestemmingsplan. Wij gaan er van uit dat bij mogelijke vestiging van BEVI-bedrijven op dit terrein de regionale brandweer om advies wordt gevraagd in verband met de verantwoording van het groepsrisico.
Het plangebied ligt direct aan de doorgaande spoorlijn Almelo - Deventer (bebouwing op circa 20 meter in De Haar en op circa 60 meter in de Vletgaarsmaten). Over het spoor worden voornamelijk brandbare vloeistoffen en brandbare gassen vervoerd. In mindere mate vindt ook transport van giftige vloeistoffen en gassen plaats. Het plangebied ligt daarmee binnen het invloedsgebied van een ongeval op deze spoorlijn.Voor een beschouwing van de externe veiligheidssituatie is verwezen naar de ANKER-rapporten uit 2006. De in deze rapporten gehanteerde vervoersaantallen zijn echter niet meer actueel. Wij adviseren u deze rapporten in het vervolg niet meer te hanteren als basis voor risicoanalyse. Op basis van de berekeningen, die zijn gemaakt in het kader van het Basisnet Spoor door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, is bekend dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontour niet buiten de infrastructuur komt. Ook is het niet aannemelijk dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden, gelet op het type bebouwing en de afwezigheid van ongelijkvloerse kruisingen en wissels. Het bestemmingsplan voorziet bovendien geen nieuwe ontwikkelingen. Daardoor is er ook geen sprake van een toename van het groepsrisico als gevolg van de ruimtelijke omgeving.
3. Scenario
Het advies van de regionale brandweer heeft betrekking op de voorbereiding op de rampenbestrijding, specifiek op de thema's bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid (hoofdstuk 4.3, circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen). Daarom wordt het advies gebaseerd op een scenario waarbij de effecten leidend zijn.
Op basis van de vervoerde stoffen gaan wij in de voorbereiding op calamiteiten uit van:
Scenario Plasbrand
Bij een plasbrand zal een deel van de gebouwen door direct vlamcontact worden beïnvloed. Tot circa 30 meter kunnen gebouwen door hittestraling mee gaan branden. Enkele objecten bevinden zich binnen deze afstand, vooral bij het terrein De Haar. Aanwezigen in deze objecten kunnen (dodelijk) getroffen worden.
Eerste graadsbrandwonden zijn bovendien te verwachten tot op 60 meter van het spoor. Het terrein Vletgaarsmaten ligt buiten deze afstand. Door hittestraling is een nog groter gebied (tot circa 100 meter) alleen te betreden door brandweermensen in beschermende kleding.
Scenario BLEVE
Bij een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) explodeert een onder druk vloeibaar gemaakt brandbaar gas met als gevolg een grote vuurbal. De vuurbal zorgt voor een hittebelasting en een drukgolf in de omgeving. Een BLEVE-scenario heeft de grootste omvang in het geval van een incident met een spoorketelwagon. In een worst-case-scenario (warme BLEVE) zullen aanwezigen tot 140 meter een grote kans op overlijden hebben. Tot op 330 meter van het incident is het mogelijk dat aanwezigen dodelijk worden getroffen. Materiële schade is nog op grotere afstand te verwachten (600 meter). Gelet op deze afstanden kunnen er in het plangebied slachtoffers vallen.
Scenario toxisch
Een incident met een toxische stof kan tot op zeer grote afstand gevolgen hebben. Door de diversiteit aan stoffen en de diversiteit aan factoren die invloed hebben op de mogelijke effecten van een incident met een toxische vloeistof, is het moeilijk een eenduidende effectafstand aan te geven. De effectafstanden voor de afstand tot waar nog 1% van de aanwezigen kan overlijden varieert bijvoorbeeld van 80 meter (geloofwaardig scenario met fluorwaterstof) tot 1.250 meter (worst-casescenario ammoniak). Duidelijk is wel dat bij een toxisch scenario de effecten tot ver over het plangebied kunnen reiken.
Overigens merken wij op dat over het spoor, op basis van het convenant van het rijk met Akzo-Nobel, incidenteel 200 wagons met chloor mogen worden vervoerd. Gelet op de geringe frequentie van dit vervoer hebben wij dit scenario niet als maatgevend aangegeven. Bovendien is dit transport gebonden aan een strenger regime dan regulier transport van gevaarlijke stoffen. Effecten van een incident met chloor zijn tot op 5 kilometer mogelijk (de 1 %-letaliteitsafstand ligt op 2.400 meter). Doordat de omvang van een dergelijk incident onze hulpverleningscapaciteiten te boven gaat, is de bestuurlijke afweging gemaakt dat Twente haar repressieve voorbereiding niet op deze effecten baseert. Door middel van proactieve en preventieve middelen wordt getracht het risico (zowel kans als effect) van deze transporten te verminderen.
Maatgevend scenario
Gelet op de frequentie van vervoer houden wij voornamelijk rekening met een plasbrand en een BLEVE. Een toxisch incident kan zich ondanks de lagere frequenties van vervoer voordoen, waarbij de effecten (afhankelijk van o.a. de weersomstandigheden en windrichting) zich over het gehele plangebied kunnen uitstrekken. De effecten van een plasbrand reiken deels over het terrein De Haar. Gelet op de mogelijke effecten en de hoeveelheid transport is een BLEVE-scenario voor ons leidend bij de beoordeling.
4. Beheersmaatregelen
Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Holten' zorgt niet voor een toename van het groepsrisico. De aanwezigheid van de spoorlijn is wel aanleiding om een verantwoording van het groepsrisico op te stellen. Op dit moment heeft u in uw bestemmingsplan nog geen elementen van de verantwoording beschreven. Hierna geven wij u enkele aanknopingspunten mee waarmee u uw verantwoording vorm kunt geven, rekening houdend met de conserverende aard van het bestemmingsplan.
De bestaande situatie bepaalt in belangrijke mate de hoogte van het groepsrisico. In een bestaande situatie zijn vooral bronmaatregelen en maatregelen ten aanzien van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid effectief.
Bronmaatregelen
De mogelijkheden van het gemeentebestuur om bronmaatregelen te treffen bij het spoorvervoer zijn zeer beperkt. De kaders daarvoor worden op landelijk niveau door ministeries bepaald. In dat kader heeft de minister van Infrastructuur en Milieu opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een zogenaamd basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen, onder andere voor het spoorvervoer. Binnen dit basisnet spoor wordt gekeken naar bronmaatregelen. Door deze maatregelen zal het groepsrisico dalen. Eén van de voorgenomen maatregelen is het warme-BLEVE-vrij samenstellen van de treinen, waarbij tussen wagons met brandbare vloeistoffen en wagons met brandbare gassen een afstand van 18 meter wordt aangehouden. De kans op het worst-case BLEVE-scenario neemt daardoor af. Ons is onbekend in hoeverre de maatregel daadwerkelijk voor het voorkomen van een warme BLEVE kan zorgen. Wel is bekend dat deze maatregel de hoogte van het groepsrisico aanzienlijk laat dalen.
Zelfredzaamheid
Het bevorderen van zelfredzaamheid kan het aantal slachtoffers bij een incident verlagen. Bij zelfredzaamheid kan gedacht worden aan vluchtwegen (op objectniveau de richting van de uitgangen en op bestemmingsplanniveau de capaciteit van de wegen van de risicobron af), alarmering/voorlichting en het type aanwezigen in de omgeving van het spoor. Wij maken uit uw bestemmingsplan op dat in het plangebied voornamelijk zelfredzame personen aanwezig zullen zijn. Ook zijn er voldoende wegen die van de risicobron weg leiden. De dekking door het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS) reikt tot aan de N332. Een deel van het gebied kan daardoor niet worden bereikt in het geval van een incident waarbij schuilen noodzakelijk is. Wij adviseren u te analyseren of aanvulling of verschuiving van de WAS-palen noodzakelijk is. Tevens adviseren wij u om in overleg met de bedrijven in de bedrijfsnoodplannen rekening te houden met een ontruiming van de spoorlijn af. Het verbeteren van de ontruiming zorgt ervoor dat bij escalatie van een incident minder slachtoffers kunnen vallen.
Beheersbaarheid/bestriidbaarheid
Naast de zelfredzaamheid is aandacht voor de mogelijkheden voor rampenbestrijding benodigd. Voorzieningen voor bluswater en bereikbaarheid zijn een noodzaak om de hulpdiensten in staat te stellen een effectieve bestrijdingspoging te ondernemen en zodoende de effecten van een voorzienbaar incident te beperken of zelfs te voorkomen. De spoorlijn ter hoogte van het plangebied ligt verhoogd. Ook zijn er geen ongelijkvloerse kruisingen aanwezig. De bereikbaarheid wordt daardoor beperkt.
Bluswatervoorzieningen zijn wel aanwezig in de vorm van brandkranen, maar onbekend is of deze voldoende bluswater kunnen leveren voor incidenten op het spoor. Open water is aanwezig naast de N332 en in de vorm van een vijver aan de Aaltinksweg. Deze laatste ligt echter op een afstand van meer dan 500 meter van het spoor.
De mogelijkheden voor de hulpdiensten zijn daarmee beperkt. Wij adviseren u om de bereikbaarheid van het spoor nader te analyseren.
5. Restrisico
Reeds in de huidige situatie is het mogelijk dat er zich een incident voordoet op het spoor. In een bebouwde omgeving leidt een incident met gevaarlijke stoffen tot een groot aantal slachtoffers. De capaciteit van de hulpverleningsdiensten schiet in die gevallen tekort, omdat deze capaciteit grotendeels gebaseerd is op de dagdagelijkse basiszorg. Voor grote rampen moeten de hulpdiensten gebruik maken van bijstand uit andere regio's. Bijstand is echter pas na langere tijd beschikbaar.
Conform Maatramp en Operationele Prestaties Twente (2002) bereiden de hulpdiensten zich voor op maatscenario V (van ramptype 4 'ongeval met brandbare/explosieve stof in open lucht'). Dit komt overeen met een BLEVE-scenario bij een LPG-tankstation in bebouwd gebied. De spoorzone ter hoogte van het plangebied kan worden gekenmerkt als licht bebouwd. Ten noorden van de spoorlijn liggen namelijk gronden met een agrarische bestemming. De capaciteit van de hulpdiensten zal echter bij een incident niet direct toereikend zijn. Daarbij wordt opgemerkt dat met name op het gebied van geneeskundige hulpverlening nog tekorten in de benodigde capaciteit voor dit scenario worden geconstateerd. Dit 'restrisico' dient zichtbaar deel uit te maken van de verantwoording van het groepsrisico door de gemeente.
Conclusie
Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Holten' betreft een actualisatie van vijf bestaande bestemmingsplannen. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De hoogte van het groepsrisico zal daardoor niet toenemen. Bovendien worden vanuit het basisnet voor spoorvervoer van gevaarlijke stoffen reeds bronmaatregelen voorgenomen, die het groepsrisico laten dalen. Overigens dient u in het vervolg wel gebruik te maken van actuele vervoersgegevens bij het analyseren van de risico's.
Doordat het een bestaande situatie betreft zijn maatregelen op ruimtelijk gebied niet aan de orde. Wij adviseren de gemeente wel te bekijken in hoeverre de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kan worden bevorderd. In het kader van zelfredzaamheid adviseren wij de gemeente om de dekking door WAS-palen te verbeteren en in overleg met de bedrijven in bedrijfsnoodplannen een ontruiming van de spoorlijn af op te nemen. Verbetering van de zelfredzaamheid is belangrijk gelet op de beperkingen in de bestrijdbaarheid van een incident.
Wij gaan er van uit dat de risico-objecten (zowel de risicobronnen als de -ontvangers) te allen tijde beschikken over actuele, voldoende op de risico's toegesneden milieu-, bouw- en gebruiksvergunningen. Een adequaat systeem van controle en handhaving is daar onlosmakelijk mee verbonden. Tevens gaan wij er van uit dat bij eventuele vestiging van nieuwe risicobronnen wij wederom worden verzocht advies uit te brengen betreffende de verantwoording van het groepsrisico.
reactie gemeente
De gemeente stemt in met de conclusies.
Het advies aan de gemeente om te bekijken in hoeverre en op welke wijze de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kan worden bevorderd, met de daarbij geadviseerde maatregelen, valt buiten het kader van dit bestemmingsplan.
Overigens bevinden zich ter hoogte van het bedrijventerrein twee ongelijkvloerse kruisingen met de spoorlijn, een voor alle verkeer toegankelijke ter plaatse van N332 en een beperkt(er) toegankelijke ter plaatse van de Aaltinksweg.
3. Waterschap Rijn en IJssel
Wateradvies
Onder paragraaf 4.6.1 van de toelichting op het bestemmingsplan worden de uitgangspunten van Waterschap Regge en Dinkel besproken. Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Holten valt geheel in het beheersgebied van Waterschap Rijn en IJssel. Ik verzoek u daarom ook de uitgangspunten van het waterschap Rijn en IJssel te vermelden.
Voor bestemmingsplannen hanteren wij bijgevoegde watertoetstabel. De watertoetstabel is een hulpmiddel voor zowel opsteller als toetser van de waterparagraaf en kan gebruikt worden als checklist. In de watertoetstabel kunt u aangeven welke waterthema's voor een plan wel of niet relevant zijn. Vervolgens kunt u per relevant waterthema uitwerken wat de effecten van het plan zijn of hoe het plan hierin voorziet. Door op deze wijze met de tabel te werken en hem in de waterparagraaf op te nemen, geeft u op eenduidige wijze inzicht in de wijze waarop het ruimtelijk plan rekening houdt met de gevolgen voor de waterhuishouding. Ik verzoek u de tabel te gebruiken en op te nemen in de waterparagraaf. De watertoetstabel is als bijlage bij deze brief meegestuurd.
Nabij het plangebied is het gemaal Vletgaarsmaten aanwezig. Door het plangebied loopt een persleiding van Waterschap Rijn en IJssel naar het gemaal. Ik verzoek u deze persleiding aan te duiden op de verbeelding.
Het tracé van de persleiding, de watertoetstabel en de uitgangspunten van ons waterschap zenden wij u afzonderlijk digitaal toe.
Ik adviseer u deze opmerkingen in het plan door te voeren alvorens het verder in procedure te brengen.
reactie gemeente
De Waterparagraaf is aangepast. Gezien het overwegend conserverend karakter van het plan is geen watertoetstabel bijgevoegd.
De bedoelde persleiding heeft een dusdanig beperkte betekenis voor het ruimtelijk relevante gebruik van de gronden ter plaatse van en direct nabij die leiding dat regeling in het bestemmingsplan niet aan de orde is.
4. VROM-Inspectie Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Op 13 januari 2011 heeft de Inspectie het verzoek van de gemeente ontvangen om advies op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het voorontwerpbestemmingsplan “Bedrijventerrein Holten”.
In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk.
Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies.
De VROM-Inspectie coördineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, -projectbesluiten en -structuurvisies richting gemeenten.
Het bovengenoemde plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB.
reactie gemeente
Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
5. Provincie Overijssel, Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid, Team Realisatie
Bovengenoemd plan geeft ons geen aanleiding om inhoudelijke opmerkingen te maken, omdat het plan een overwegend conserverend karakter heeft.
In de toekomst zijn wij van plan om actualiseringsplannen, waarbij het bestaande gebruik/de bestaande situatie in bestaand bebouwd gebied wordt vastgelegd, via de vooroverleglijst te laten lopen.
Hiermee is wat ons betreft het vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro afgerond.
reactie gemeente
Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.