direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid
Plan: Bedrijventerrein Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPHB2009000-0401

3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.3.1 Structuurvisie gemeente Rijssen-Holten (ontwerp 25 mei 2011)

De gemeente Rijssen-Holten werkt momenteel aan het opstellen van een nieuwe structuurvisie voor de gemeente. Deze structuurvisie zal onder meer de oude Structuurvisie gemeente Rijssen uit 1997 vervangen. Het doel van de oude structuurvisie was het scheppen van een integratiekader voor de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente tot 2020. De structuurvisie ging uit van een groei van de behoefte aan bedrijventerrein. Daarom was intensivering van het grondgebruik noodzakelijk.

Daarnaast waren de buffer- en verbindingszones in de oude structuurvisie van belang. De buffers fungeren als ruimtelijke scheiding tussen de woon- en werkgebieden onderling en tussen stedelijk en landelijk gebied. Het is van belang de buffer- en verbindingszones te handhaven.

De aanleiding voor het opstellen van een nieuwe structuurvisie was dat sinds 1 juli 2008 de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking is getreden. Op grond van deze Wro dient elke gemeente één of meerdere structuurvisies vast te stellen voor haar gehele grondgebied. Beleidsdoelen uit de structuurvisie worden gerealiseerd in bestemmingsplannen of in beheersverordeningen.
Royal Haskoning heeft voor de gehele gemeente een structuurvisie opgesteld. Deze is tot stand gekomen op basis van een verkenning van de gemeente en haar beleid. Het doel van deze nog vast te stellen structuurvisie is het behouden en versterken van de eigen economische kracht, het bundelen van verstedelijking, het veiligstellen van de groene ruimte en het bereiken van een goede ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.

Omdat de nieuwe structuurvisie nog niet is vastgesteld kunnen in dit bestemmingsplan nog geen uitspraken hierover worden gedaan.

Consequenties voor het bestemmingsplan
In het licht van de oude structuurvisie biedt de regeling in het bestemmingsplan ruimte voor een verdere intensivering van het bestemmingsplan. Om dit mogelijk te maken is onder meer de maximale bouwhoogte ten opzichte van de vigerende plannen verhoogd. Daarnaast krijgt het structurerende groen en water een specifieke bestemming, om het belang van deze buffers ook in de toekomst veilig te stellen. De nieuwe structuurvisie heeft nog geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

3.3.2 Bedrijventerreinenvisie 2010 gemeente Rijssen / Holten

Momenteel werkt de gemeente Rijssen-Holten aan een nieuwe bedrijventerreinenvisie om zowel in kwantiteit als kwaliteit voldoende ontwikkelingsruimte voor bedrijven binnen de gemeente ter beschikking te hebben. De visie borduurt voort op het rijksbeleid en provinciale beleid dat van toepassing is op bedrijventerreinen. In de bedrijventerreinvisie wordt gekeken naar de huidige situatie maar wordt ook ingegaan op de toekomstige vraag naar bedrijventerrein. De herstructurering van enkele bedrijventerreinen in de gemeente speelt hierin een belangrijke rol. Onder de te herstructureren bedrijventerreinen vallen ook de De Haar 1 en 2.

De gemeente Rijssen-Holten heeft hoge ambities om de kwaliteit op bedrijventerreinen te garanderen. De gemeenten wil de duurzame kwaliteiten van de bedrijventerreinen bewaken en – daar waar nodig – verbeteren. Sinds 2005 werkt de gemeente aan verbetering van duurzame kwaliteiten. Het beleid richt zich vooral op het tegengaan van leegstand en verloedering. Ook staat de kwaliteit van de openbare ruimte op bedrijventerreinen centraal. Kort samengevat hanteert de gemeente de volgende kwaliteitsopgaven en doelen:

  • het versterken van het ondernemersklimaat
  • het verduurzamen van het ondernemerschap, de gebouwde omgeving, de verkeerstructuur en de openbare ruimte
  • het tegengaan van veroudering;
  • het - daar waar mogelijk - intensiveren van arbeid op het terrein.

Daarnaast ligt er steeds meer focus om de kwaliteit van bestaand terrein te waarborgen.

Doel is, om daar waar mogelijk in te breiden voordat nieuw bedrijventerrein wordt ontwikkeld en uitgegeven. De toepassing van de SER-ladder als denkmodel bij het inpassen van de ruimtebehoefte voor bedrijvigheid speelt hierbij een rol. Voordat de gemeente overgaat tot uitgifte van bedrijventerrein wordt eerst onderzocht of er ruimte is voor uitbreiding op de eigen kavel. Ook reservering van strategische voorraadden wordt aan banden gelegd.

Consequenties voor het bestemmingsplan
Waar mogelijk worden de opgaven en ambities van de gemeente vertaald in het bestemmingsplan. Om efficiënter ruimte gebruik mogelijk te maken worden de toegestane bouwhoogtes geoptimaliseerd. Het bedrijventerrein wordt aan de hand van de milieucategorieën gezoneerd. Op deze manier wordt geregeld dat, conform het principe 'het juiste bedrijf op de juiste plaats', de grote vervuilers in de toekomst op het binnenterrein worden gevestigd en de niet-hinderlijke bedrijven juist aan de randen worden gevestigd.

3.3.3 Zorgvuldig ruimtegebruik op bedrijventerreinen in de gemeente Rijssen-Holten (2004)

Het betreft een adviesdocument hoe zorgvuldig ruimtegebruik kan worden toegepast op bedrijventerreinen in de gemeente Rijssen-Holten.

Voor bestaande bedrijventerreinen moet rekening worden gehouden met de o.a. de volgende ondersteunende maatregelen om ruimtewinst te ondersteunen:

  • Op die locaties, waar intensivering gewenst is, kan het bestemmingsplan voorzien in een minimale bouwhoogte of een minimum aantal bouwlagen.
  • Op niet-uitgeefbaar terrein kan ruimte worden gecreëerd voor gemeenschappelijk parkeren en andere gemeenschappelijke voorzieningen.
  • Schakelen van twee bedrijfsgebouwen zij aan zij of rug aan rug.


De gemeente hanteert daarbij verschillende instrumenten, gericht op:

  • Stapelen (zorgvuldig ruimtegebruik).
  • Schakelen (zorgvuldig ruimtegebruik).
  • Gemeenschappelijke voorzieningen.
  • Parkeren.
  • Zonering & clustering.
  • Ontsluiting.
  • Grondprijs.
  • Eigendomssituatie (huur/koop) i.r.t. actief grondbeleid.


Consequenties voor het bestemmingsplan
Binnen het bestemmingsplan wordt het stapelen van bedrijfsgebouwen mogelijk gemaakt.

3.3.4 Actualisatie ruimtevraag bedrijventerreinen, 2008-2020 gemeente Rijssen-Holten.

In 2008 is door STOGO onderzoek en advies, onderzoek gedaan naar de vraag naar bedrijventerreinen op lange termijn.
Uit dit onderzoek komt voor de periode 2008 - 2020 voor de gemeente Rijssen-Holten een additionele (extra) behoefte naar voren van 14,2 ha nettobedrijventerrein. Tegenover een vraag van 74,9 ha staat een aanbod van plannen van 60,7 ha. Er vanuit gaande dat deze plannen allemaal ten uitvoer worden gebracht, ontstaat er in 2020 een tekort van 14,2 ha. Doordat de additionele behoefte berekening uitsluitend de gemeente Rijssen-Holten betreft wordt voldaan aan het beleidsuitgangspunt dat de toewijzing van gronden aan bedrijven zal verlopen volgens de drietrapsafweging:

  • 1. herstructurering of verplaatsing op vrijkomende kavels;
  • 2. inpassing op open locaties op de bestaande bedrijventerreinen;
  • 3. plaatsing op nieuw bedrijventerrein.

Consequenties voor het bestemmingsplan
Het beleid aangaande de ruimtevraag is niet direct relevant voor het bestemmingsplan. Wel wordt in het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk omgegaan met de vestiging van bedrijven op het bedrijventerrein.

3.3.5 Beleidsnota Detailhandel op het bedrijventerrein (2008)

De gemeente Rijssen-Holten heeft de beleidsnota detailhandel op het bedrijventerrein opgesteld als toetsingsbeleid inzake verzoeken om vrijstellingen, vooruitlopend op de actualisatie van het bestemmingsplan, te kunnen beoordelen. De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder samengevat:

  • 1. De gemeente steekt in op vitale centra's als in beginsel eerste plek voor detailhandel. Daarnaast is er voor de grotere detailhandelsbedrijven plek op het bedrijventerrein.
  • 2. De gemeente dient ruimte te laten voor dynamiek in de detailhandel waarbij de gemeente de ruimtelijke kaders aangeeft.
  • 3. Elke nieuwvestiging dient zelf onderzoek te doen naar (al dan niet) duurzame ontwrichting van de bestaande structuur. De gemeente bepaalt daarbij welke onderzoeksbureaus geschikt zijn. Per geval wordt bekeken of een DPO nodig is om inzicht te verkrijgen in de bestaande en resterende marktruimte.
  • 4. Grootschalige detailhandel is vooralsnog niet toegestaan. De gemeente gaat daarnaast nader in overleg met de provincie over de uitleg van grootschalige detailhandel.
  • 5. Om te bepalen of nieuwvestiging consequenties heeft voor omliggende bedrijven, of zelf een kwetsbaar object vormt in het kader van Besluit Externe Veiligheid bepaalt de gemeente per geval of onderzoeken hieromtrent vereist zijn.
  • 6. Bij groothandelactiviteiten is een omzet van maximaal 10% toegestaan voor detailhandel.
  • 7. Gemeente kan vrijstelling verlenen voor detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke of anderszins milieuhinderlijke goederen (detailhandel in goederen welke naar hun aard zodanig brandgevaar en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is, zoals vuurwerk, olie, benzine, doch niet zijnde LPG ) mits door initiatiefnemer is aangetoond dat de vestiging voldoet aan de geldende milieu-, en externe veiligheidsnormen en door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast.
  • 8. De gemeente kan vrijstelling verlenen voor de volgende detailhandel in volumineuze goederen:
    • a. automobielen, (landbouw)machines en boten en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen mits het in gebruik te nemen oppervlak van laatstgenoemde artikelen maximaal 20% van het netto-verkoopvloeroppervlak van het desbetreffende bedrijf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • b. caravans, tenten, zwembaden en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals specifieke onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, recreatie-, en campingbenodigdheden mits het in gebruik te nemen oppervlak van laatstgenoemde artikelen maximaal 20% van het netto-verkoopvloeroppervlak van het desbetreffende bedrijf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • c. detailhandel in grove bouwmaterialen en bouwstoffen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, zand, beton, bestratingmateriaal, hout;
    • d. detailhandel in keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, mits het in gebruik te nemen oppervlak van laatstgenoemde artikelen maximaal 20% van het netto-verkoopvloeroppervlak van het desbetreffende bedrijf bedraagt met een maximum van 100 m²;
      • hiermee naar aard en omvang van de producten gelijk te stellen bedrijven daarbij wit- en bruingoedbranche uitgezonderd;
      • er bij bovengenoemde branches niet meer dan 5% van het netto-verkoopvloeroppervlak wordt gebruikt voor goederen die duidelijk als branchevreemd kunnen worden aangemerkt met een maximum van 50 m²;
      • er bij bovengenoemde branches een minimaal netto-verkoopvloeroppervlak aanwezig is per bedrijf van 400 m² met een maximum van 1500 m².
      • en indien door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast.
  • 9. De gemeente kan vrijstelling verlenen voor de volgende branches detailhandel:
    • a. detailhandel in meubelen en woninginrichting en/of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen als vloerbedekking, parket, verlichting, kachels en zonwering;
    • b. bouwmarkten: detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad aan zowel vakman als particulier op basis van zelfbediening wordt aangeboden;
    • c. tuincentra: detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;
    • d. indien:
      • door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast;
      • er bij bouwmarkten via een DPO is aangetoond dat er nog voldoende marktruimte aanwezig is;
      • er bij bovengenoemde branches niet meer dan 5% van het nettovloeroppervlak wordt gebruikt voor goederen die als branchevreemd kunnen worden genoemd (zoals computers, fietsen, bruin- en witgoed, kleding, babykleding, sportartikelen) met een maximum van 50 m²;
      • het bedrijf beschikt over een minimum netto verkoopvloeroppervlakte van 700 m² met een maximum van 1500 m².
      • hiermee naar aard en omvang van de producten gelijk te stellen bedrijven;
  • 10. Voor internet-gebonden formules/bedrijven gelden dezelfde beleidsmatige uitgangspunten als in deze nota zijn vermeld. Daarnaast kunnen internetwinkels met een magazijn met verzending worden toegestaan, waarbij eventueel producten kunnen worden afgehaald en betaald.
  • 11. Om voldoende parkeergelegenheid te garanderen, en ter voorkoming van gebruik van de openbare weg als parkeerplaats, stelt de gemeente per aanvraag (indien van toepassing) een parkeernorm op waaraan moet worden voldaan.
  • 12. Om te bepalen of nieuwe bedrijfsgebouwen qua beeld en schaal passen in de omgeving dient vooraf te worden getoetst aan de welstandsnota. Aan de eisen die hierin staan dient te worden voldaan.


Consequenties voor het bestemmingsplan
De beleidsuitgangspunten, zoals deze voortkomen uit de nota, worden vertaald in het bestemmingsplan. Bestaande (grootschalige) detailhandel wordt toegestaan, maar nieuwe (grootschalige) detailhandel wordt niet toegestaan.

3.3.6 Welstandsnota 2004 Gemeente Rijssen Holten (2004)

De Welstandsnota biedt een aanvrager meer duidelijkheid vooraf over de welstandstoetsing. Tegelijkertijd vormen het beleid en de welstandscriteria de nota het beoordelingskader van de welstandcommissie. De gemeente heeft er voor gekozen om alle vergunningplichtige bouwwerken aan welstandseisen te toetsen. Voor veel voorkomende kleine bouwwerken (die vallen onder de lichte vergunningplicht), voor reclame en voor monumenten gelden welstandscriteria die voor de gehele gemeente van toepassing zijn en niet gebiedsspecifiek zijn. Voor alle overige regulier vergunningplichtige bouwplannen geldt dat zij aan de gebiedsgerichte welstandscriteria worden getoetst.

Het bedrijventerrein Holten valt onder gebied 8; Bedrijventerreinen Holten. Over dit gebied wordt gemeld dat de bedrijventerreinen een diverse bebouwing kennen. De oudere bedrijventerreinen kunnen een kwaliteitsimpuls gebruiken, waarbij de nadruk ligt op kleinschaliger bebouwing van een hogere architectonische kwaliteit. De inrichting van de openbare ruimte verdient de nodige zorg, waarbij vooral aandacht dient te worden gegeven aan parkeergelegenheid en reclame uitingen. In Vletgaarsmaten dienen de bestaande kwaliteiten te worden behouden.

3.3.7 Beeldkwaliteit

Kenmerkend voor bedrijventerreinen is veelal het sterk wisselend beeld door de grote variatie in bedrijfsbebouwing en het gebruik van de erven ten behoeve van opslag van goederen en het parkeren van (bedrijfs-) auto's. Als er aandacht wordt besteed aan de visuele aspecten rond een bedrijf zal dat een positieve bijdrage leveren aan het imago van dat bedrijf.
Samenhang in plaatsing, volume en uitstraling van de bedrijfsbebouwing en het erf is positief voor het individuele karakter en de eigen identiteit van de bedrijven.
Voor de bedrijventerreinen op zichtlocaties zijn richtlijnen voor architectuur, kleur- en materiaalgebruik, de inrichting van het erf en het openbaar gebied van groot belang. Ook voor bedrijven op minder in het zicht liggende locaties is het wenselijk de nodige aandacht te geven aan deze aspecten. Een middel om dit, in het kader van een goed beheer van het bedrijventerrein, te bereiken is het vastleggen van de gewenste beeldkwaliteit in een zogenaamd Beeldkwaliteitplan.

Het Beeldkwaliteitplan geeft een beschrijving en waardering van de aspecten en elementen die bepalend zijn voor het visuele totaalbeeld, de uiterlijke verschijningsvorm en onderlinge samenhang van de bebouwing, de open ruimten, met name wegen en groenvoorzieningen.
Concrete uitspraken in het Beeldkwaliteitplan omtrent ontwikkeling, instandhouding en versterking van aspecten en elementen, die waardevol zijn vanwege beeldkwaliteit worden in het bestemmingsplan 'toetsbaar' gemaakt. Bedacht dient verder te worden dat veel 'beeldkwaliteit' reeds wordt beschermd in het bestemmingsplan zelf, op de plankaart en in de regels.
Voor zover het Beeldkwaliteitplan 'welstandscriteria' bevat, gaan deze als zodanig deel uitmaken van de gemeentelijke welstandsnota en worden deze criteria gehanteerd bij de welstandstoetsing van bouwplannen.

Beeldkwaliteitplan Bedrijventerrein Vletgaarsmaten
In 2007 is door Witpaard uit Zwolle een beeldkwaliteitsplan voor Bedrijfsterrein Vletgaarsmaten opgesteld. Hierin zijn richtlijnen gegeven die als leidraad dienen voor ondernemers en hun ontwerpers om de beoogde kwaliteit te halen. Tevens fungeren deze richtlijnen als aanvullend welstandsbeleid voor het bedrijfsterrein Vletgaarsmaten en daarmee als criteria waarop de welstandscommissie haar beoordeling zal baseren. De richtlijnen zijn een aanvulling op de welstandscriteria van gebied 8 uit de welstandsnota. Dat betekent dat de algemene welstandscriteria zoals voor reclame, lichtvergunningplichtige bouwwerken, de criteria voor architectonische kwaliteit ook op Vletgaarsmaten geldig zijn. Daar waar strijdigheid tussen de criteria (lijkt te) bestaat(n) gaan de richtlijnen uit het beeldkwaliteitsplan voor.

Deelgebied 1
Alle bedrijfspanden zijn met de representatieve zijde(n) op de N332 gericht. Ze hebben een hoogwaardige architectuur en materiaalgebruik. Wanneer er sprake is van een bedrijfshal, wijkt deze architectonisch af van het representatieve bouwdeel dat naar de straat is gericht. De bebouwing heeft een platte dakafdekking. Lichthellende daken (minder dan 15º) en lichtgebogen daken zijn hier goed denkbaar. Bij de representatieve bouwdelen zal sprake zijn van een combinatie van steen en glas. Het kleurgebruik is donker met eventueel accenten in een lichte kleur. Bij de bedrijfshallen worden overwegend geen steenachtige materialen toegepast. Het kleurgebruik is terughoudend.

Deelgebied 2
Alle bedrijfspanden zijn met de representatieve zijde(n) op de Dorperdijk gericht. Ze hebben een hoogwaardige architectuur en materiaalgebruik. Wanneer er sprake is van een bedrijfshal, wijkt deze architectonisch af van het representatieve bouwdeel dat naar de straat is gericht. De bebouwing heeft een platte dakafdekking. Lichthellende daken (minder dan 15º) en lichtgebogen daken zijn hier goed denkbaar. Bij het representatieve bouwdeel worden geen lichte en geen sprekende kleuren toegepast. Er wordt qua kleur en materiaalgebruik gestreefd naar aansluiting bij de landelijke omgeving.

Deelgebied 3
Alle bedrijfspanden zijn met de representatieve zijde(n) op de openbare weg georiënteerd.
Ook als een bedrijfshal aan de openbare weg staat heeft deze een representatieve gevel. Dit komt door uiting in architectonische geleding, onderscheid in materialen en kleur.

3.3.8 Milieubeleidsplan Rijssen-Holten 2010-2013 (2009)

Met dit milieubeleidsplan wil de gemeente voor een langere periode richting geven aan het gemeentelijke milieubeleid en in ieder geval voor de komende vier jaar invulling geven aan de verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te gaan met de mens en zijn milieu.

Het milieubeleidsplan geeft duidelijkheid over de gemeentelijke milieutaken en hoe deze worden ingevuld. Tevens fungeert het milieubeleidsplan als richtinggevend kader voor de integratie van milieu in andere beleidsvelden.

Het Milieubeleidsplan is een strategisch beleidsplan, waarin vooruitlopend op de nog op te stellen structuurvisie een vertaling is gemaakt naar een Milieuvisie Rijssen-Holten. De Milieuvisie is vervolgens uitgewerkt naar lange termijndoelstellingen voor de verschillende milieuthema's. Het beleidsplan richt zich in de eerste plaats vooral op de ruimtelijk-fysieke en de milieuhygiënische aspecten. Echter niet alleen het 'hier en nu' spelen daarbij een belangrijke rol. Beslissingen over het 'hier en nu' kunnen gevolgen hebben in het 'elders en later'. Vanuit goed rentmeesterschap draagt ook de gemeente een verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties.

In het milieubeleidsplan zijn per thema de doelstellingen voor de komende jaren aangegeven. Voor bestaande bedrijven op industrieterreinen zijn de volgende thema's relevant:

  • Geluid
  • Klimaat en energie
  • Externe Veiligheid
  • Mobiliteit

Het eerste thema dient te voorkomen dat geluidgevoelige objecten overlast hebben van geluidproducerende instanties. Mede door een goede ruimtelijke ordening kan het aantal gevallen van geluidhinder binnen de gemeente worden verminderd.

Het tweede thema heeft betrekking op het bevorderen van het gebruik van duurzame energie. Wat betreft externe veiligheid wil de gemeente het risico voor de bewoners zo veel mogelijk beperken. Ruimtelijke ordening speelt hierbij een belangrijke rol. Immers door middel van een goede ruimtelijke ordening kunnen bepaalde onwenselijke situaties worden voorkomen en soms zelfs worden opgelost.

Het laatste thema mobiliteit levert een belangrijke bijdrage aan onder meer de luchtverontreiniging, ruimteproblemen en geluidhinder. Het doel is het terugdringen van de (overbodige) automobiliteit, het bevorderen van milieuvriendelijke mobiliteitsalternatieven en het terugdringen van de negatieve effecten van de mobiliteit.

Waar mogelijk wordt in dit bestemmingsplan rekening gehouden met de relevante thema's. Mede door het regelen van welke bedrijven zich wel of niet kunnen vestigen op het bedrijventerrein kan hierop ingespeeld worden.

3.3.9 Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving; integraal handhavingsbeleid Rijssen-Holten 2007-2009 (2006)

In het Handhavingsplan wordt het handhavingsbeleid van de gemeente voor de komende jaren weergegeven. Handhaving heeft als primair doel de kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de bebouwde en onbebouwde ruimte te beschermen.
Handhaving begint in feit al in een zeer vroeg stadium. Reeds vanaf het formuleren van het beleid moet de handhaafbaarheid als een randvoorwaarde worden meegenomen. Niet alleen in absolute zin: is de regel überhaupt juridisch te handhaven, maar ook in kwalitatieve zin: is de regel doelmatig te handhaven. Er zal kritisch gekeken moeten worden naar de handhaafbaarheid van de regels. De regels van een bestemmingsplan worden getoetst aan het criterium doelmatige handhaving.

Handhavingsprogramma 2010
Als vervolg op het Handhavingsplan Fysieke leefomgeving, het milieubeleidsplan, bouwbeleidsplan en het rapport 'De Ruimte op Orde' is het 'Handhavingsprogramma 2010' opgesteld. Het Handhavingsprogramma 2010 geeft inzicht in de prioriteiten en de uitvoering van de handhavingstaken voor het jaar 2010. Het uiteindelijke hoofddoel van het programma is een effectieve handhaving en een efficiënte inzet van de beschikbare middelen. De handhaving moet leiden tot het bevorderen van het naleefgedrag.

Net als bij overige bestemmingsplannen zullen ook de regels van dit bestemmingsplan goed handhaafbaar moeten zijn.