direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Rijssen, Hoogspanningsstation 110kV
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BP2021004-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Definities

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen, Hoogspanningsstation 110kV met identificatienummer NL.IMRO.1742.BP2021004-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.5 bedrijf

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen of verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaats vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.6 bestaande
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan binnen het betreffende perceel aanwezig is, dan wel krachtens een bestemmingsplanherziening mogelijk is;
  • 2. bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 3. het onder 1 en 2 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.7 bevoegd gezag

het college van burgemeester en wethouders, tenzij in dit plan of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

1.8 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.9 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk;

1.10 bouwlaag

een verdieping van zodanige afmeting en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor de betreffende functie;

1.11 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond is verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.12 bouwwerken

constructies van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond zijn verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.13 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik van de mens door de jaren heen;

1.14 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.15 dunning

het kappen van houtopstanden als onderhoudsmaatregel die erop gericht is de resterende houtopstanden een (betere) overlevingskans te bieden;

1.16 erf

bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt. Deze definitie is van invloed op de mogelijkheden om een bouwwerk zonder omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening te kunnen bouwen (het zogenoemde vergunningsvrij bouwen);

1.17 functie

de regels voor gebruik of bouwwerken binnen een werkingsgebied;

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 gebouwen

alle bouwwerken, die voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 gevoelig object

een bouwwerk dat bestemd is voor het meer dan incidenteel verblijven van mensen dat beschermd wordt tegen emissies van geluid, geur, ammoniak en/of fijnstof en daaraan gelijk te stellen criteria, niet zijnde de eigen bedrijfswoning of plattelandswoning;

1.21 kappen

het rooien, verplanten of verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge (kunnen) hebben;

1.22 kwetsbaar object

objecten, zoals:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens;
  • b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de opvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.23 landschappelijke inpassing

een plan waarmee inzichtelijk wordt gemaakt hoe een nieuwe ontwikkeling zich verhoudt tot de bestaande bebouwing en bestaande omgeving. In het plan moet in elk geval de erfinrichting en (erf)beplanting worden opgenomen en hoe deze zich verhouden tot de omgeving;

1.24 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende landschappelijke waarde, in verband met de voor het gebied kenmerkende waarneembare verschijningsvorm;

1.25 lichtmast

een vrijstaande constructie waaraan één of meerdere lampen zijn opgehangen;

1.26 locatie

plaats, plek of ligging;

1.27 maaiveld

de gemiddelde bestaande hoogte van het (aangrenzende) terrein;

1.28 melding

een schriftelijke voorafgaande mededeling aan burgemeester en wethouders om een activiteit, zoals aangewezen in dit plan, te mogen verrichten. Voor een melding gelden de in dit plan opgenomen indieningsvereisten;

1.29 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde die samenhangt met de geologische, bodemkundige en biologische elementen;

1.30 normaal onderhoud, beheer of exploitatie

werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de instandhouding dan wel de realisering van de functie;

1.31 openbare nutsvoorzieningen

gebouwen of bouwwerken die ten dienste staan van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;

1.32 overkapping

een bouwwerk met dak bestaande uit maximaal 2 wanden waarvan maximaal 1 wand tot de constructie zelf behoort;

1.33 perceel

een perceel is een onroerend goed (al dan niet met bebouwing) met dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht, dat is ingeschreven bij het Kadaster;

1.34 perceelgrens

de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut;

1.35 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.36 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 toegangspad

een verhard of onverhard pad dat dient voor ontsluiting en ontvluchting van de aanliggende percelen. Deze paden kunnen tevens worden gebruikt door hulpdiensten bij calamiteiten;

1.38 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg.

Artikel 2 Overig - Indieningsvereisten en maatvoering

2.1 bepalen maten, maatvoering

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. peil:
    • 1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor gebouwen waarvan de toegang niet onmiddellijk aan de weg grenst en waar direct in de omgeving is gelegen: de gemiddelde hoogtemaat ten opzichte van NAP;
    • 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het terrein;
  • b. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. de inhoud van een bouwwerk: onderkant afgewerkte vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • e. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • g. afstand tot de zijdelingse perceelgrens: tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
  • h. afstand tussen gebouwen: gemeten tussen de buitenzijde van de dichtst bij elkaar gelegen gevels;
  • i. maaiveld: de gemiddelde bestaande hoogte van het (aangrenzend) terrein;
2.2 ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten en het bepalen van het oppervlak van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Voor ondergeschikte bouwdelen groter dan 0,5 m, maar kleiner dan 0,75 m wordt een oppervlak van maximaal 4 m² niet meegerekend tot het toegelaten oppervlak. Het eventuele resterende oppervlak wordt tot het oppervlak van het bouwwerk gerekend.

Bouwdelen groter dan 0,75 m zijn niet ondergeschikt en worden altijd tot het oppervlak van het bouwwerk gerekend.

2.3 maten
  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 indieningsvereisten

Voor het indienen van een landschaps- en/of erfinrichtingsplan gelden de volgende eisen:

  • a. het plan moet een geschaalde plattegrond bevatten;
  • b. de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) dient als ondergrond voor het plan gebruikt te worden;
  • c. het plan moet noord-gericht zijn getekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch landschap - gemengde functies

3.1 Functieomschrijving

Het buitengebied van de gemeente Rijssen-Holten kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan functies. Het primaat ligt hierbij in een groot deel van het buitengebied op de landbouw. De landbouw maakt een ontwikkeling door waarbij schaalgrootte en innovatie belangrijke sleutelbegrippen zijn. Landbouw blijft een belangrijke drager van fysieke en ruimtelijke kenmerken van het buitengebied. In het landschap zien we een tweedeling ontstaan; er zijn relatief geconcentreerde landbouwgebieden en (mix)gebieden waarin ook andere functies voorkomen, zoals wonen en recreatie.

Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente Rijssen-Holten deelt het buitengebied op in deelgebieden aan de hand van de ruimtelijke kenmerken. Het LOP is een overkoepelend toetsingskader voor verdeling, uitbreiding, verplaatsing en nieuwvestiging van functies in het buitengebied.

Elk gebied is uniek door haar aanwezige kenmerken. Toch zijn er ook overkoepelende kenmerken (of factoren) die mede bepalend zijn in de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Deze factoren zijn echter niet altijd zichtbaar. De ruimtelijke dragers moeten bekeken worden bij een uitbreiding, verplaatsing of nieuwvestiging van functies in het plangebied. Niet alle factoren zullen altijd van belang zijn en soms zullen er specifieke kenmerken zijn die nadere beschouwing behoeven.

3.2 Toegestaan gebruik en/of functies

Toegestaan is het gebruik van de gronden voor:

  • a. bestaande agrarische bedrijven en de uitoefening van het agrarische bedrijf;
  • b. bestaande niet-agrarische bedrijven;
  • c. bestaande woningen;
  • d. bestaande bedrijfswoningen,
  • e. bestaande tuin, erf, erfontsluiting en parkeervoorzieningen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;
  • g. transformatorstations ten dienste van nutsvoorzieningen;
  • h. bestaande veldschuren;
  • i. bestaande recreatieverblijven;
  • j. bestaande sportactiviteiten;
  • k. hobbymatig agrarisch grondgebruik, waaronder mede begrepen het hobbymatig houden van dieren, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  • l. bestaande dagrecreatie;
  • m. bestaande druiventeelt of;
  • n. het weiden van vee.
3.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. het nieuwvestigen van een (intensief) agrarisch bedrijf;
  • b. huisvesten van landbouwhuisdieren op een verdieping;
  • c. (boom)kwekerijen, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • d. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • e. opslag van:
    • 1. afval anders dan ten gevolge van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 2. materialen of goederen in de openlucht anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 3. gevaarlijke stoffen anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 4. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
    • 5. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  • f. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • g. dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel of plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • h. detailhandel, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel, met dien verstande dat supermarkten in het gehele plangebied niet zijn toegelaten;
  • i. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • j. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  • k. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • l. het splitsen van woningen, het toevoegen van woningen of het samenvoegen van woningen, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel of vergund met een omgevingsvergunning;
  • m. permanente bewoning van recreatiewoningen of objecten met een functie voor verblijfsrecreatie, tenzij er een persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing is;
  • n. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • o. bewoning van (agrarische) bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de bedrijfsvoering, tenzij deze bewoning is aangevangen voor 1 november 2012;
  • p. bewoning van een woning door meer dan één huishouden, tenzij dit op basis van een melding of omgevingsvergunning is toegestaan;
  • q. het uitbreiden van de verblijfsrecreatieve functie;
  • r. het uitbreiden van de horeca functie;
  • s. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning of;
  • t. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.
3.4 Bouwregels voor bouwwerken voor bestaand gebruik of bestaande functies
  • a. Voor het vernieuwen, onderhouden of nieuw bouwen van bouwwerken bij toegelaten bestaand gebruik of toegelaten bestaande functies zijn de regels opgenomen in de algemene of locatiespecifieke artikelen, horend bij dat bestaand gebruik of die bestaande functie.
3.5 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bouwregels:

  • a. de maximale bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee is 1,5 m;
  • b. perceels- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde anders dan voor perceel- en erfafscheidingen, mag maximaal 3 m zijn.

Artikel 4 Infrastructuur

4.1 Functieomschrijving

Door het buitengebied lopen een groot aantal wegen. Deze wegen verschillen sterk in type; van onverharde wegen tot Rijksweg A1 aan de zuidzijde van het plangebied. Al deze wegen worden planologisch geborgd in dit artikel. Naast de bestaande wegen loopt ook de spoorlijn Deventer - Almelo door het plangebied.

Rondom deze infrastructuur gelden bepaalde zoneringen onder andere in het kader van geluid en externe veiligheid. Deze zoneringen hebben invloed op de bouwmogelijkheden van een bepaalde locatie. Welke zoneringen gelden volgt uit de digitale plankaart.

4.2 Toegestaan gebruik of functies

Binnen de functie infrastructuur is het volgende gebruik of functies toegestaan:

  • a. vervoer over de weg;
  • b. vervoer over het spoor;
  • c. verharde- en onverharde wegen zoals aanwezig ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp omgevingsplan;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de basisfunctie infrastructuur;
  • e. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;
  • f. (verharde) fietspaden;
  • g. kunstwerken;
  • h. bestaande verzorgingsplaatsen;
  • i. bermen en bermsloten of;
  • j. taluds, geluidwerende voorzieningen, verkeers- en informatievoorzieningen, faunapassages, parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, transformatorstations voor nutsvoorzieningen en bestaande vulpunten voor LPG.
4.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. het nieuwvestigen van een (intensief) agrarisch bedrijf;
  • b. (boom)kwekerijen, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • c. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • d. opslag van:
    • 1. afval anders dan ten gevolge van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 2. materialen of goederen in de openlucht anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 3. gevaarlijke stoffen anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 4. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
    • 5. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  • e. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • f. dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel of plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • g. detailhandel, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel, met dien verstande dat supermarkten in het gehele plangebied niet zijn toegelaten;
  • h. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • i. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  • j. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • k. het splitsen van woningen, het toevoegen van woningen of het samenvoegen van woningen, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel of vergund met een omgevingsvergunning;
  • l. permanente bewoning van recreatiewoningen of objecten met een functie voor verblijfsrecreatie, tenzij er een persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing is;
  • m. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • n. bewoning van (agrarische) bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de bedrijfsvoering, tenzij deze bewoning is aangevangen voor 1 november 2012;
  • o. bewoning van een woning door meer dan één huishouden, tenzij dit op basis van een melding of omgevingsvergunning is toegestaan;
  • p. het uitbreiden van de verblijfsrecreatieve functie;
  • q. het uitbreiden van de horeca functie;
  • r. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning of;
  • s. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.
4.4 Bouwregels voor gebouwen

Voor gebouwen ten behoeve van de functie infrastructuur gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m en;
  • b. de oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m².
4.5 Bouwregels voor gebouwen geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende standaard bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde niet zijnde perceel- en erfafscheidingen, is maximaal 10 m;
  • b. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen is maximaal 4 m.
4.6 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  • b. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.7 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het omgevingsplan bestaan gebruik.
  • b. Het is verboden het met het omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat omgevingsplan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten 2012, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Natuur - Natuurlandschap

5.1 Functieomschrijving

Het buitengebied kent een diversiteit aan functies. Water, bos en natuur zijn daarbij belangrijke ruimtelijke dragers in het landschap. In dit artikel worden alle drie de dragers meegenomen. Zij vormen samen de basisfunctielaag natuurlandschap in dit omgevingsplan. Dit natuurlandschap dient beschermd te worden. Binnen het natuurlandschap is er niet alleen ruimte voor natuur en ontwikkeling van natuur, maar ook extensieve recreatie is bijvoorbeeld te verenigen met het natuurlandschap. Daarnaast zijn er diverse bouwwerken toegelaten die zich in beginsel verdragen met de aanwezige natuurwaarden. Bouw van nieuwe bouwwerken is slechts in beperkte mate mogelijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om voorzieningen voor het keren en beheersen van water zoals dammen, duikers enzovoort.

Binnen het natuurlandschap zijn ook woningen gelegen. Ten behoeve van bestaande woningen zijn binnen het natuurlandschap wel bijbehorende voorzieningen mogelijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om een tuin, parkeervoorzieningen, erfontsluiting en aan de woning ondergeschikte functies zoals een bedrijf en beroep aan huis. Voor bestaande woningen is van belang dat bij vergroting, uitbreiding of nieuwbouw het karakter van het natuurlandschap blijft behouden.

Binnen het natuurlandschap komen eveneens recreatiewoningen voor. Dit kunnen ook bedrijfsmatig geëxploiteerde recreatiewoningen zijn. Het gemeentelijk en provinciaal beleid gaat ervan uit dat het aantal recreatiewoningen niet mag toenemen.

Ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden worden een aantal werken en werkzaamheden getoetst op hun effect op de natuur- en landschapswaarden. Door een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van diverse werken heeft de gemeente een toetsingsinstrument. Dit instrument geldt bijvoorbeeld voor alle vormen van verharden van onverharde wegen, fietspaden, paden of parkeergelegenheden. De werken of werkzaamheden zijn in sommige gevallen verenigbaar met de aanwezige natuurwaarden. Wanneer de werkzaamheden geen blijvende, wezenlijke invloed hebben op de natuurwaarden, zal de vergunning worden verleend. Dit geldt ook als voldoende compensatie plaatsvindt als behoud niet mogelijk blijkt. Er hoeft geen vergunning te worden aangevraagd wanneer sprake is van normaal onderhoud, beheer of exploitatie.

Voor alle functies binnen de basisfunctie natuurlandschap zijn er algemene of locatiespecifieke bouwregels van toepassing.

5.2 Toegestaan gebruik en/of functies

Binnen de bestemming Natuur - Natuurlandschap is het volgende gebruik en/of zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. bos en/of dichte beplantingsstroken;
  • b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. bestaande functies;
  • d. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;
  • e. inrit/uitrit ten behoeve van het aangrenzende nutsbedrijf;
  • f. ondergeschikte gebouwen ten behoeve van opslag van materiaal en gereedschap voor onderhoud van nabijgelegen bosgebieden.
5.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. het nieuwvestigen van een (intensief) agrarisch bedrijf;
  • b. huisvesten van landbouwhuisdieren op een verdieping;
  • c. (boom)kwekerijen, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • d. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • e. opslag van:
    • 1. afval anders dan ten gevolge van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 2. materialen of goederen in de openlucht anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 3. gevaarlijke stoffen anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 4. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
    • 5. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  • f. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • g. dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel of plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • h. detailhandel, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel, met dien verstande dat supermarkten in het gehele plangebied niet zijn toegelaten;
  • i. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • j. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  • k. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • l. het splitsen van woningen, het toevoegen van woningen of het samenvoegen van woningen, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • m. permanente bewoning van recreatiewoningen of objecten met een functie voor verblijfsrecreatie, tenzij er een persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing is;
  • n. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • o. bewoning van (agrarische) bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de bedrijfsvoering, tenzij deze bewoning is aangevangen voor 1 november 2012;
  • p. bewoning van een woning door meer dan één huishouden, tenzij dit op basis van een melding of omgevingsvergunning is toegestaan;
  • q. het uitbreiden van de verblijfsrecreatieve functie;
  • r. het uitbreiden van de horecafunctie;
  • s. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • t. vrijstaande lichtmasten, tenzij deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp omgevingsplan reeds met een vergunning aanwezig waren of;
  • u. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.
5.4 Bouwregels voor bouwwerken voor bestaand gebruik of bestaande functies
  • a. Voor het vernieuwen, onderhouden of nieuw bouwen van bouwwerken bij toegelaten bestaand gebruik of toegelaten bestaande functies zijn de regels opgenomen in de algemene of locatiespecifieke artikelen, horend bij dat bestaand gebruik of die bestaande functie.
5.5 Bouwregels voor gebouwen

Voor gebouwen ten behoeve van het onderhoud van bosgebieden gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt en;
  • c. dit gebouw kan worden gerealiseerd indien de aaneengesloten oppervlakte van het onderhouds- of beheersgebied niet minder dan 100 ha bedraagt.
5.6 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten de bestaande situatie bij (agrarische) bedrijven of woningen zijnde gelden de volgende standaard bouwregels:

  • a. trimtoestellen met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. wildoberservatieposten met een maximale hoogte van 8 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde met een maximale hoogte van 3 m;
  • d. perceels- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • e. informatievoorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 m;
  • f. bruggen en daarmee gelijk te stellen kunstwerken met een maximale hoogte van 15 m;
  • g. vissteigers bij een watergang met:
    • 1. een maximale lengte van 2 m;
    • 2. een maximale breedte van 1 m;
    • 3. een positief advies van de waterbeheerder;
  • h. vrijstaande lichtmasten zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsbedrijf Bovenleiding 1

6.1 Algemene functieomschrijving en de aanwijzing van gebieden voor nutsbedrijven

Gebruik

In delen van het buitengebied van de gemeente Rijssen-Holten bevinden zich gebouwen ten dienste van het openbare nut. Hierbij moet gedacht worden aan functies die belangrijk zijn voor bijvoorbeeld de energievoorziening of de zuivering van rioolwater.

Bouwen

Voor bouwen ten behoeve van het openbare nut zijn er algemene en specifieke regels opgenomen. Algemene regels gelden voor elk bouwwerk op elke locatie. Gedacht kan worden aan de eis dat bebouwing een bepaalde afstand tot een weg moet hebben. Specifieke bouwregels zijn locatiespecifiek en zijn terug te vinden in het locatiespecifieke artikel voor de openbare nutsvoorziening. Het gaat bijvoorbeeld om het maximaal toegelaten oppervlak aan bebouwing.

Zoneringen

In het gehele buitengebied zijn zoneringen aanwezig. Denk bijvoorbeeld aan waterwingebieden, archeologische verwachtingswaarden, gebieden binnen het Natuurnetwerk Nederland of een gasleiding. Deze zoneringen kunnen van invloed zijn op de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de gronden of bouwwerken. Of een zonering van toepassing is volgt uit de digitale plankaart.

Instrumenten voor toestemming en vergunningverlening

Het omgevingsplan kent in hoofdzaak nog maar één instrument voor vergunningverlening: de reguliere omgevingsvergunning. Het systeem van het omgevingsplan beoogd ruimte te creëren voor ontwikkelingen waarbij er extra aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing is. Er is een gedeelde verantwoordelijkheid van initiatiefnemers en bevoegd gezag om de ruimtelijke kwaliteit te bewaken.

Naast de reguliere omgevingsvergunning kent het plan de melding en de binnenplanse omgevingsplanactiviteit. Naast de in het plan opgenomen instrumenten bestaat er de mogelijkheid om met een delegatiebesluit van vooraf vastgestelde categorieën initiatieven mogelijk te maken.

6.2 Toegestaan gebruik en/of functies

Voor het nutsbedrijf geldt specifiek voor deze locatie dat het volgende gebruik en de volgende functies zijn toegestaan:

a. één hoogspanningsverdeelstation met milieucategorie 4.2.

6.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. wonen;
  • b. het gebruik van onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats voor aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud of tijdelijke bouwwerkzaamheden;
  • c. het buiten stallen, opslaan of plaatsen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de functie gerichte gebruik;
  • d. de opslag van gevaarlijke stoffen, anders dan ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • e. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • f. het gebruik van onbebouwde grond voor dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen;
  • g. detailhandel;
  • h. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • i. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  • j. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • k. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken';
  • l. een paardrijbak;
  • m. vrijstaande lichtmasten, tenzij deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp omgevingsplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd konden worden met een vergunning;
  • n. vrijstaande overkappingen;
  • o. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.
6.4 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gronden zoals bepaald onder artikel 6.2 is uitsluitend toegestaan onder voorwaarden dat:

  • a. binnen 24 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, uitvoering is gegeven aan de landschappelijke inrichting conform het in Bijlage 1 opgenomen landschapsplan;
  • b. de landschappelijke inrichting als bedoeld onder a wordt duurzaam in stand gehouden.
6.5 Bouw-, milieu- en ruimtelijke ordeningregels
6.5.1 locatiespecifieke regels bouwwerken
  • a. de totale oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan 1250 m².
  • b. in afwijking van het genoemde in 6.5.4 onder a mag de hoogte van bliksempieken niet meer bedragen dan 15 m, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bebouwing.
6.5.2 Algemene regels voor alle bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken geldt een omgevingsvergunningsplicht. Als wordt voldaan aan onderstaande regels wordt de omgevingsvergunning voor het ruimtelijke deel verleend;
  • b. situering en inpassing van bouwwerken op het (bestaande) erf vindt plaats aan de hand van de kenmerken en uitgangspunten van het bestaande erftype uit de bijlage Erven buitengebied Rijssen-Holten;
  • c. er is in het gehele plangebied geen sprake van erf in de zin van de mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen;
  • d. nieuwe of te verbouwen bouwwerken worden op voldoende afstand van de weg opgericht vanwege het wegbeheer en verkeersveiligheid. Voldoende afstand is in ieder geval:
    Type weg   Afstand  
    rijksweg   100 m  
    provinciale weg   50 m  
    lokale weg - verhard   20 m  
    lokale weg - onverhard   10 m  
  • e. Een kortere afstand kan alleen wanneer dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en de wegbeheerder vanuit wegbeheer en verkeersveiligheid geen bezwaar heeft;
  • f. Nieuwe vrijstaande bouwwerken worden in ieder geval 5 m van andere bouwwerken op hetzelfde erf opgericht, maar nooit verder dan 25 m;
  • g. Nieuwe bouwwerken of te verbouwen bouwwerken voldoen aan de redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit zoals opgenomen in de welstandsnota;
  • h. Nieuwe bouwwerken op een onbebouwde of volledig gesaneerde locatie worden binnen een logische structuur ten opzichte van elkaar gesitueerd. De structuur wordt afgestemd met de kenmerken van het deelgebied op basis van het landschapsontwikkelingsplan en de redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit zoals opgenomen in de welstandsnota;
  • i. het genoemde in 6.5.2 onder d en onder f is niet van toepassing op nieuwe of te verbouwen bouwwerken ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
6.5.3 Specifieke regels voor gebouwen

Voor bouwwerken ten behoeve van een nutsbedrijf geldt onderstaande maatvoering:

  • 1. de maximale bouwhoogte is 10 m;
  • 2. in afwijking van sub 1 geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, met dien verstande dat dit niet geldt bij vervangende nieuwbouw.
6.5.4 Specifieke regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceel- en erfafscheidingen is 12 m;
  • b. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen is maximaal 3 m;
  • c. vrijstaande lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • d. vrijstaande overkappingen zijn niet toegestaan.
6.5.5 Milieuregels

Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als in de exploitatiefase wordt voldaan aan de volgende normen:

  Milieunormering  
Donkerte   Er geen sprake is van onevenredige aantasting van de aanwezige donkerte conform de ambitie op basis van het gemeentelijke lichtdonkerbeleid.  
Geur   Indien bij een activiteit emissie naar de lucht plaatsvinden, wordt daarbij geurhinder bij geurgevoelige objecten voorkomen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is, wordt de geurhinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt.  
Geluid   a. Bouwwerken zo gesitueerd dat de geluidsbelasting (LAr,Lt) ten gevolge van vaste installaties en vaste toestellen op de geval van het dichtstbij gelegen geluidsgevoelige object niet hoger is dan:
7.00 - 19.00 uur 19.00 - 23.00 uur 23.00 - 7.00 uur
50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)
b. De waarde wordt berekend op 50 meter van de inrichtingsgrens. Als binnen die grens geluidgevoelige objecten zijn gelegen, wordt de belasting beoordeeld op de dichtstbijgelegen gevel van het geluidgevoelige object.  
Fijnstof (PM10)   a. De jaargemiddelde concentratie, inclusief de bijdrage van de nieuwe ontwikkeling, bedraagt maximaal 20 µg/m³ en;
b. de nieuwe ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m³ bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie.  
Stikstof   De emissie, inclusief de nieuwe ontwikkeling, bedraagt niet meer dan de bestaande emissie.  

Hoofdstuk 3 Overige regels

Artikel 7 Overig - Landschapsontwikkelingsplan

7.1 overige zone - landschap Leiding en Overtoom

Dit landschap is ontstaan door de ontwatering en ontginning door van oorsprong zeer natte gebieden en behoort tot het jong ontginningslandschap. Het landschap is relatief open en vlak met een onregelmatig rechthoekige verkavelingspatroon, dijkwegen en is geaccentueerd door verspreide weg- en erfbeplanting.

Dit gebied is een nat gebied, waar veel kwel vanuit de stuwwallen voorkomt. Er is weinig bebouwing en het landschap is open met zichtlijnen op de Holterberg en de stadsrand van Rijssen.

Opgaven voor het landschap:

  • 1. het behoud en versterken van openheid: nieuwe wegbeplanting op dijkwegen niet aanplanten;
  • 2. verkaveling van het veen vanuit dijkwegen is zeldzaam. Daarom wordt de herkenbaarheid van die cultuurhistorische wegen vergroot door de taluds meer aan te zetten, waardoor een groter hoogteverschil met omliggende lager gelegen gebied ontstaat;
  • 3. het ontwikkelen van kwelgebonden natuur naast melkveehouderij. Het beeld wordt daar bepaald door graslanden, slootkanten en ruigten; elzensingels behouden;
  • 4. behoud van onverharde zandwegen;
  • 5. herstel van de Zunasche Wal (als voormalige markegrens) met eiken.

Artikel 8 Overig - Zoneringen

8.1 geluidzone - spoor

Voor gronden gelegen binnen de zone van 500 m aan weerszijden van de spoorlijn Deventer-Wierden mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de hoogst toelaatbare geluidsbelasting, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder of een vastgesteld besluit hogere grenswaarde.

8.2 geluidzone - wegen 250 meter

Voor gronden gelegen binnen een zone van 250 aan weerszijden van een weg met één of meer rijstroken mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de hoogst toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder of een vastgesteld besluit hogere grenswaarde.

8.3 milieuzone - bedrijven niet-agrarisch

Gronden met de milieuzonering bedrijven niet-agrarisch vallen binnen de invloedsfeer van niet-agrarische bedrijven. Er kunnen restricties gelden voor nieuwe ontwikkelingen. In ieder geval gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bedrijven niet-agrarisch' ligt de rond het transformatorstation gelegen zone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder buiten welke zone de geluidbelasting vanwege het transformatorstation de waarde van 50dB(A) niet te boven mag gaan;
  • b. het is niet toegestaan nieuwe woningen en geluidgevoelige andere gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bedrijven niet agrarisch' te realiseren;
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b voor het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere daar geldende bestemmingen, mits de geluidbelasting vanwege het transformatorstation van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
8.4 overige zone - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van diverse werken of werkzaamheden
8.4.1 Aanwijzing werkingsgebied

Binnen het plangebied zijn gebieden aangewezen waarbinnen regels gelden voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

8.4.2 Omgevingsvergunningsplicht

Er geldt een omgevingsvergunningsplicht voor de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het egaliseren, diepploegen, diepwoelen op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld;
  • c. het ophogen van gronden met meer dan 0,2 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  • d. het aanleggen of veranderen van waterlopen, sloten en greppels en het vergraven, verruimen en dempen van waterlopen en kolken en het draineren van gronden;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur of;
  • f. het beplanten van gronden met diepwortelende bomen en struiken.
8.4.3 Toetsingsgronden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning van worden verleend, mits er geen aantasting plaatsvindt van:

  • a. de landschappelijk en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden of;
  • e. de externe veiligheid.
8.4.4 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

In afwijking van de omgevingsvergunningsplicht is geen vergunning vereist voor werken of werkzaamheden:

  • a. voor oppervlakteverhardingen met een totale oppervlakte van 100 m² binnen de basisfunctielagen Infrastructuur en Agrarisch landschap - gemengde functies;
  • b. die het normale onderhoud betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. waarvoor een Omgevingsvergunningsplicht en voorwaarden in verband met archeologie vereist is;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen of paden ter directe ontsluiting van agrarische (bouw)percelen of;
  • f. het aanleggen van koe- of kavelpaden;
  • g. werkzaamheden die betrekking hebben op de ontwikkeling zoals opgenomen in Bijlage 1.
8.5 Parkeernormen
8.5.1 Functieomschrijving en aanwijzing werkingsgebied

Het plangebied van het omgevingsplan is tevens aangewezen als gebied waarbinnen normen gelden voor parkeren.

8.5.2 Samenloop via omgevingsvergunningsplicht bouwen of gebruik

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken of gebruiken van gronden op basis van de toegelaten functie op basis van dit omgevingsplan wordt niet eerder verleend dan nadat ik voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid op eigen terrein.

8.5.3 Beoordeling voldoende parkeergelegenheid

Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein als wordt voldaan aan de parkeernormen Rijssen-Holten.

8.5.4 Afwijken beoordeling voldoende parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan van de parkeernormen Rijssen-Holten afwijken, mits:

  • a. sprake is van een integrale afwijking;
  • b. daarmee een ander, zwaar wegend belang wordt gediend en;
  • c. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.
8.5.5 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte die niet op eigen terrein wordt voorzien.

8.6 veiligheidszone - hoogspanningsverbinding
8.6.1 Functieomschrijving

In het buitengebied bevinden zich hoogspanningsverbindingen, zowel bovengronds als ondergronds. Rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen zijn veiligheidszones van 25 m aan weerszijden vanuit het hart van de hoogspanningsverbinding ingesteld, ter bescherming van een goed woon- en leefklimaat.

8.6.2 Toegestaan gebruik of functies

Ter plaatse van de zonering veiligheidszone hoogspanningsverbinding zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en bescherming van (een) onder- of bovengrondse verbinding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit, met daarbij behorende:
    • 1. belemmeringenstrook;
    • 2. gebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    • 4. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
  • b. In geval van strijdigheid gaan deze regels voor op de regels die ingevolge andere artikelen op de gronden van toepassing zijn.
8.6.3 Bouwregels
  • a. Ter plaatse van de functie veiligheidszone hoogspanningsverbinding en de bijbehorende belemmeringsstrook mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de functie veiligheidszone hoogspanningsverbinding worden gebouwd met de onderstaande bouwregels:
    • 1. de maximale bouwhoogte voor hoogspanningsmasten is 40 m;
    • 2. de maximale bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde is 2,5 m;
  • b. In afwijking van sub a kan met een omgevingsvergunning worden toegestaan dat er gebouwd wordt ten dienste van de basisfunctie, mits:
    • 1. er voorafgaand schriftelijk advies wordt verkregen van de betreffende leidingbeheerder;
    • 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
    • 3. het risico voor de volksgezondheid niet toeneemt.
8.6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Bij een nieuwe ontwikkeling binnen de zonering veiligheidszone hoogspanningsverbinding is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid vereist voor:
    • 1. het aanbrengen of rooien van hoogopgaande beplanting of bomen;
    • 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
    • 3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
    • 4. het opgraven en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte;
    • 5. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 6. het geen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • b. In aanvulling op sub a dient vooraf schriftelijk advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder.
  • c. In afwijking van sub a is geen omgevingsvergunning vereist voor:
    • 1. werkzaamheden die het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. werkzaamheden die betrekking hebben op de ontwikkeling zoals opgenomen in Bijlage 1.
8.7 overige zone - Zonering aanwijzing gebied buiten bebouwde kom Wet natuurbescherming
8.7.1 Aanwijzing werkingsgebied

Binnen het omgevingsplan is er een gebied buiten de bebouwde kom Wet natuurbescherming aangewezen.

8.7.2 Omgevingsvergunningsplicht

Binnen dit gebied geldt voor het kappen of laten kappen van hakhout, een houtopstand of 1 of meer bomen een vergunningplicht.

8.7.3 Geldigheidsduur omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het kappen geldt 12 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van de vergunning tenzij in de vergunning anders is bepaald.

8.7.4 Toetsingsgronden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand kan worden verleend als er geen aantasting is van:

  • a. de natuurwaarde van de houtopstand;
  • b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
  • c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  • d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
  • e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand of;
  • f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
8.7.5 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

In afwijking van de omgevingsvergunningsplicht is geen vergunning vereist voor het kappen van:

  • a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
  • b. vruchten en windschermen om boomgaarden;
  • c. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
  • d. kweekgoed;
  • e. houtopstanden die bij wijze van dunning wordt gekapt;
  • f. houtopstanden waarvoor het kappen onder bevoegd gezag van de Provincie Overijssel valt of;
  • g. houtopstanden die moeten worden gekapt krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving op last van het college van burgemeester en wethouders.
8.7.6 (Zelfstandige) herplantplicht

Burgemeester en wethouders kunnen een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften. Deze herplantplicht kan zelfstandig worden opgelegd.

8.8 overige zone - Zonering geurgehinderden - buitengebied

Om ruimte te bieden aan agrarische activiteiten die geur veroorzaken en ter bescherming van geurgevoelige gebouwen tegen activiteiten die geurhinder veroorzaken worden in het omgevingsplan gebieden aangewezen met een maximale achtergrondbelasting.

8.9 overige zone - Zonering grondgebonden zonnepanelen 'ja, mits'

Het opwekken van energie met grootschalige opstellingen van zonnepanelen wordt steeds meer toegepast. De gemeente wil gebruik van duurzame energie stimuleren en ziet zonnepanelen als een goede invulling van dit streven. In het beleid grondgebonden zonnepanelen Rijssen-Holten zijn voorwaarden opgenomen waarmee bij de ontwikkeling van initiatieven rekening moet worden gehouden. De zoneringen in het omgevingsplan geven aan of een locatie kansrijk(er) is voor de realisatie van grootschalige grondgebonden zonnepanelen. Realisatie van concrete plannen loopt via een eigen (uitgebreide) procedure of planherziening en is op basis van het omgevingsplan niet mogelijk.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht bouwwerken

9.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
9.2 Uitzonderingen

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 10 Overgangsrecht gebruik

10.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

10.2 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten 2012, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen, Hoogspanningsstation 110kV