Plan: | Verbindingsweg Dodewaard |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1740.bpVerbindingsweg-vst1 |
Ontwikkeling ten opzichte van natuur en ecologie
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met natuur en het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
De verbindingsweg langs Dodewaard takt aan op de Waalbandijk in de nabijheid van het Natura 2000 gebied Uiterwaarden Waal. Door de realisatie van de verbindingsweg ontstaat een toename van verkeer op de Waalbandijk. Daarom wordt in dit bestemmingsplan ook ingegaan op de eventuele invloed op Natura 2000.
Normstelling en beleid
Gebiedsbescherming in Nederland is geregeld in de Natuurbeschermingswet. De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura 2000) beschermd moeten worden. Alleen binnen die gebieden is de wet van toepassing.
De Flora- en faunawet beschermt in het wild voorkomende diersoorten en plantensoorten. De wet heeft regels over de jacht, beheer en schadebestrijding. Ook omvat het regels over de handel in dieren en planten en het bezit van bedreigde dieren en planten. Het is niet toegestaan planten te plukken die onder de Flora- en faunawet vallen. Dieren die onder de wet vallen, mogen niet worden gedood, gevangen of verstoord.
Het uitgangspunt van de Flora- en faunawet is 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat alles wat schadelijk is voor bedreigde soorten verboden is. Van het verbod ('nee') kan alleen onder bepaalde voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen die voor alle dieren geldt. De zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor dieren.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.
Een planologische ontwikkeling mag geen significant negatieve gevolgen hebben voor een te beschermen gebied.
Soortbescherming
De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Ten behoeve van het plan voor de verbindingsweg langs Dodewaard is een natuuronderzoek uitgevoerd in de vorm van een bronneninventarisatie en een veldonderzoek. De beoordeling van het tracé op het aspect Flora- en faunawet is gericht op de mogelijkheid om effecten op populaties van juridisch zwaarder beschermde soorten te voorkomen. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 9 van deze toelichting.
Resultaten onderzoek
Het natuuronderzoek is gericht op diverse aspecten.
Voor het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal is niet alleen gekeken naar eventuele fysieke aantasting (ruimtebeslag), maar ook naar beïnvloeding van het gebied van buitenaf (externe werking) door onder andere geluid, licht en stikstofdepositie.
Voor Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in beginsel enkel gekeken naar eventueel ruimtebeslag op de bestaande EHS.
Voor de Flora- en faunawet is onderzocht welke (streng) beschermde soorten er in de omgeving aanwezig kunnen zijn. Aan de hand van hoe deze soorten hun leefgebied benutten is gekeken welke effecten de verbindingsweg hier op kan hebben.
Onderstaand worden de conclusies weergegeven.
Natura 2000
Het tracé van de nieuwe verbindingsweg ligt buiten het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal, waardoor alleen effecten via externe werking door geluid, licht en stikstofdepositie mogelijk zijn. Het verkeer op de Waalbandijk is voor het Natura 2000-gebied de belangrijkste bron van verstoring door geluid en stikstofdepositie. Toename van verkeer achter de dijk zal vrijwel geen effect hebben op de geluidbelasting van het Natura 2000-gebied omdat dit wordt afgeschermd door de dijk.
Natura 2000-instandhoudingsdoelen die binnen de invloedsfeer van het plangebied vallen en mogelijk effect van de ruimtelijke ontwikkeling ondervinden zijn:
Het grootste deel van deze Natura 2000-instandhoudingsdoelen ondervinden geen significant negatieve gevolgen, waardoor deze op voorhand zijn uit te sluiten. Alleen voor de soorten waarvoor dit niet direct kan is een nadere analyse uitgevoerd.
Uit deze analyse blijkt dat voor alle vogels, habitatsoorten en habitattypen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen als gevolg van de verbindingsweg zijn uitgesloten.
Geluid
De geluidstoename als gevolg van toename van verkeer op de Waalbandijk op het ten zuiden gelegen Natura 2000-gebied is middels een indicatieve berekening bepaald. Ten behoeve van de beoordeling van de plannen voor de Waalwaard is een passende beoordeling opgesteld, die samen met het MER horen bij het inpassingsplan dat door de provincie wordt voorbereid.
De toename ten opzichte van de autonome ontwikkeling bedraagt 5,1 dB. De toename is het gevolg van de aanleg van de nieuwe verbindingsweg in combinatie met de komst van het bedrijf op locatie de Waalwaard. Door de toenemende geluidsemissie schuift de 47 dB(A)-contour enkele meters op binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied.
Uit de analyse blijkt dat voor de soorten grutto en wulp negatieve effecten als gevolg van de verstoring door geluid relevant kunnen zijn. Deze soorten zijn gevoelig voor geluid, maar ook voor optische verstoring. De reikwijdte van optische verstoring, door recreatief en utilitair gebruik van de Waalbandijk, ligt veel verder in het gebied dan de 47dB(A)-contour, ten minste 100 meter. De verschuiving van de geluidscontour van enkele meters blijft ruim binnen de reikwijdte van reeds bestaande optische verstoring, waardoor significant negatieve effecten zijn uitgesloten.
Licht
De gemeente is voornemens om het deel ten noorden van de Kalkestraat volledig te voorzien van verlichting en het deel ten zuiden van de Kalkestraat beperkt te voorzien van verlichting.
Het aanbrengen van verlichting langs de verbindingsweg zal vrijwel geen effect hebben op het Natura 2000-gebied omdat dit wordt afgeschermd door de Waalbandijk. Op de Waalbandijk zijn tot op korte afstand van de aansluiting van de verbindingsweg lichtmasten aanwezig. Voor de verbindingsweg wordt uitgegaan van verlichting van de aansluiting met de Waalbandijk middels één extra armatuur aan de buitenzijde van de dijk, waardoor het licht richting Natura 2000-gebied wordt afgeschermd. Significant negatieve effecten zijn uitgesloten.
Stikstofdepositie
De effecten op het Natura 2000 gebied als gevolg van stikstofdepositie afkomstig van het verkeer op de Waalbandijk is middels een indicatieve berekening bepaald. De bijdrage van stikstofdepositie afkomstig van de Waalbandijk in de autonome situatie is 0,71 mol N/ha/jaar. Door de toename van het verkeer op de Waalbandijk als gevolg van de verbindingsweg is er een toename van stikstofdepositie te verwachten. Middels een indicatieve berekening is bepaald dat de bijdrage 2,54 mol N/ha/jaar is. Er is een toename ten opzichte van de autonome ontwikkeling van 1,83 mol N/ha/jaar. De toename in de plansituatie ten opzichte van de huidige situatie ligt daarmee rond de 2 mol N/ha/jaar. Kortom de toename van het verkeer zal maximaal een paar mol N/ha/jaar extra stikstofdepositie in het Natura 2000 gebied als gevolg hebben. Aangezien de kritische depositiewaarde van aanwezige habitattypen meer dan 200 mol N/ha/jaar boven de huidige achtergronddepositie ligt, zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor deze habitattypen uitgesloten.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Doordat er geen ruimtebeslag op de EHS plaatsvindt is het 'nee, tenzij'-regime niet van toepassing waardoor effecten op de EHS worden uitgesloten.
Flora- en fauna-wet
De beoordeling van het tracé op het aspect Flora- en faunawet is gericht op de mogelijkheid om effecten op populaties van juridisch zwaarder beschermde soorten te voorkomen. Met betrekking tot de gebruiksfase is het uitgangspunt dat de functionaliteit van het leefgebied van populaties van juridisch zwaarder beschermde soorten gewaarborgd blijft, zo nodig door toepassing van mitigerende maatregelen (inpassing) en een ontheffingsprocedure niet aan de orde hoeft te zijn.
Vleermuizen
In de omgeving van de verbindingsweg bevinden zich enkele potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen. De weg leidt niet tot het verwijderen van deze verblijfplaatsen. Daarnaast zal de weg geen belemmering vormen voor de toegankelijkheid van deze verblijfplaatsen. Langs het deel van de verbindingsweg met de potentiële verblijfplaatsen (het zuidelijk deel van de weg) wordt beperkt extra verlichting voorzien, zodat ook van verstoring door verlichting geen sprake is. Er gaat geen foerageergebied verloren. Het gebied wordt ruimtelijk gevarieerder en er ontstaan extra luwten door aanplant van een bomenrij aan beide kanten van de weg. De rotondes op de kruisingen met de Kalkestraat en de Matensestraat zorgen voor verwijdering van een aantal bomen uit de huidige bomenrijen. Deze bomenrijen kunnen voor vleermuizen een functie hebben als geleiding van mogelijke vliegroutes. Door het verwijderen van een aantal bomen uit de genoemde bomenrijen kan de geleidende functie verloren gaan of sterk verminderen. In het ontwerp is rekening gehouden met een enkelzijdige bomenrij aan beide kanten van de weg om het aantal bomen dat wordt verwijderd weer te compenseren.
Uit nader onderzoek naar vleermuizen (“vleermuizenonderzoek verbindingsweg Dodewaard, Arcadis, 17 september 2012”, zie bijlage 10) blijkt het volgende. Het doorkruisen van de vliegroute vanuit het dorp, via de Kalkestraat richting het buitengebied heeft een negatief effect op het functioneren van vaste rust- en/ of verblijfplaatsen. Wanneer voldoende maatregelen worden genomen om de waargenomen vliegroute te behouden vormt de aanwezigheid van deze functie in het landschap geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Het negatieve effect op de vliegroute kan voorkomen worden door goed rekening te houden met verlichting en een hop-over te realiseren. Deze maatregelen worden uitgewerkt in een mitigatieplan. Tijdens de aanleg en in de uiteindelijke uitvoering wordt dit mitigatieplan geïmplementeerd. Hiermee wordt de gunstige staat van instandhouding van de waargenomen soorten gewaarborgd.
Vogels
In de periode van half februari t/m half april heeft een inventarisatie naar de aanwezigheid van steenuilen in het gebied plaatsgevonden, waarbij en passant ook de aanwezigheid van kerkuilen is onderzocht.
Tijdens deze inventarisatie zijn geen verblijfplaatsen van kerk- en/of steenuilen in het plangebied vastgesteld. Op circa 450 meter van het plangebied van de verbindingsweg is een verblijfplaats van een steenuil gesitueerd (in een schuurtje aan de Dreef 6). Niet uit te sluiten is dat deze steenuil (een deel van) het plangebied als foerageergebied / territorium gebruikt.
Het grootste deel van de gronden in het plangebied is in gebruik voor bomenkweek. Dergelijke gronden zijn voor de steenuil minder geschikt als foerageergebied. Door de aanleg van een dubbele bomenrij, ruime bermen en watergangen wordt dit gebied beter geschikt gemaakt voor de steenuil. Het deel van het tracé nabij de Waalbandijk is als gebied in potentie wel geschikt voor de steenuil. Omdat er doorsnijding en verstoring van het gebied door de aanleg van de weg plaatsvindt neemt de geschiktheid van dit gebied voor de steenuil af. De geleiding van de weg met een bomenrij is een goede maatregel om de weg af te schermen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt de conclusie dat er door de aanleg van de verbindingsweg voor de steenuil geen mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn. De aanbevelingen uit het uitgevoerde onderzoek naar steenuilen om tot maatregelen te komen worden geplaatst binnen de algemene tendens van afname van het aantal steenuilen in Nederland, niet binnen de invloed van de verbindingsweg. Er wordt derhalve voldaan aan het bepaalde in de Flora- en Faunawet.
Overige (beschermde) planten en dieren
In het plangebied komt naar alle waarschijnlijkheid kleine modderkruiper voor in de watergangen. Door bij de aanlegfase de gedragscode van de Unie van Waterschappen toe te passen zijn effecten op kleine modderkruiper minimaal. Er is geen sprake van verlies van leefgebied.
Voor overige (beschermde) soorten is er geen sprake van negatieve gevolgen en is het dan ook niet nodig om mitigerende maatregelen toe te passen.
Conclusie
Het tracé van de verbindingsweg langs Dodewaard loopt niet door beschermde natuurgebieden. De natuurbeschermingswet is derhalve niet van toepassing. Uit het natuuronderzoek blijkt dat het aspect ecologie geen belemmeringen oplevert voor de realisatie van de verbindingsweg langs Dodewaard. Wel dient voor realisatie van de weg het mitigatieplan voor de vleermuizen beschikbaar te zijn.