direct naar inhoud van 4.9 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Verbindingsweg Dodewaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpVerbindingsweg-vst1

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Ontwikkeling ten opzichte van archeologie en cultuurhistorie

Voor de verbindingsweg is het van belang om te weten in hoeverre de weg archeologische waarden aantast. Het tracé is gelegen in een archeologisch waardevol gebied. Het gebied kent een rijke geschiedenis en is rijk aan archeologische waarden en verwachtingen uit verschillende archeologische perioden.

Cultuurhistorie

Er zijn diverse cultuurhistorische elementen in het gebied aanwezig. De invloed van de natuurlijke kracht van de rivieren is in de vorm van allerlei relicten in de omgeving van Dodewaard aanwezig. Het gaat onder andere om de opbouw in oeverwallen, uiterwaarden en komgronden.

Het gebied tussen de Kalkestraat en de Waalbandijk is de aloude 'Dodewaard'. Deze waard lag tot aan de bedijking, ingeklemd tussen twee (relicten van) rivierlopen. Aan de noordzijde van de 'Dodewaard' zijn nog oude rivierlopen te herkennen aan het reliëf en aan het tracé van enkele waterlopen.

De oudste delen van de hooggelegen Dodewaardse dorpskerk dateren uit de tijd van de ontginning. Deze kerk ligt op een hoger gelegen oude bewoningsgrond of 'woerd' die tot aan de bedijking het hoogste punt in de omgeving zal hebben gevormd. De ligging van de kerk in de dijk wijst er op dat de Waal hier na de stichting van het dorp delen van de aloude Dodewaard zal hebben weggespoeld.

Voor het tracé van de verbindingsweg zijn (in eerdere studies uit 2001) verschillende varianten onderzocht, waarbij rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden in het gebied.

Normstelling en beleid

In het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg dient de gemeente archeologische waarden in beeld te brengen. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Uitgangspunten in de monumentenwet zijn op hoofdzaken:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaren;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

De gemeente beschikt over een archeologische beleidsadvieskaart. Het gehele tracé tussen de Matensestraat en de Waalbandijk ligt in een zone met hoge archeologische verwachting (AWV categorie). Hiervoor geldt een onderzoeksverplichting bij bodemingrepen die dieper dan 30 cm – maaiveld reiken en groter dan 500 m2 zijn.

Net ten noorden van de Waalbandijk snijdt het tracé een terrein van hoge archeologische waarde/betekenis (AWG categorie). Hiervoor geldt een onderzoeksverplichting bij elke bodemingreep dieper dan 30 cm – maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpVerbindingsweg-vst1_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpVerbindingsweg-vst1_0016.jpg"

Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart (rood is hoge archeologische verwachtingswaarde)

Resultaten onderzoek

Het gaat hier om de aanleg van een weg met watergangen. Hierdoor wordt de bodem dieper dan 30 cm geroerd. Nabij de Waalbandijk is, op basis van archeologische beleidsadvieskaart, bekend dat er archeologische waarden aanwezig zijn. In het wegontwerp is hiermee rekening gehouden, door te voorkomen dat de bodem dieper dan 30 cm wordt verstoord.

Voor het onderzoeksgebied is een verkennend booronderzoek uitgevoerd langs twee

tracédelen:

  • Tracédeel 1 ligt tussen de Matensestraat en de Kalkestraat.
  • Tracédeel 2 ligt tussen de Kalkestraat en het talud naar de Waalbandijk.

Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 11 van deze toelichting.

Voor tracédeel 1 geldt dat de hoge archeologische verwachting vooralsnog gehandhaafd dient te worden. Op het tracédeel zijn oeverwalafzettingen aangetroffen met een terrestrische laklaag. In één boring is houtskool aangetroffen. Dit betekent dat het gebied uitermate geschikt is geweest voor menselijke bewoning in het verleden.

Binnen tracédeel 1 is sprake van de aanwezigheid van een intact bodemprofiel en archeologisch relevante lagen (boring 2-9). Op een diepte die varieert van 45 tot 170 cm beneden maaiveld ligt de top van een oeverwal met daarop een terrestrische laklaag. Doordat bij de aanleg van de weg op sommige delen tot 60 cm beneden maaiveld zal worden gegraven en tevens nog diepere bermsloten zullen worden aangelegd, kunnen eventueel aanwezige archeologische resten hierdoor worden verstoord. Dit geeft aanleiding tot het uitvoeren van archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van karterend booronderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpVerbindingsweg-vst1_0017.png"

Advies vervolgonderzoek

Voor tracédeel 2 geldt dat ten zuiden van boring 12 de archeologische verwachting kan worden bijgesteld naar een lage verwachting. Ten zuiden van boring 12 zijn namelijk beekbeddingen in de bodem aangetroffen welke niet geschikt waren voor bewoning. Voor tracédeel 2 is enkel in de meest noordelijke boringen (boring 10- 12) sprake van een intact bodemprofiel en archeologisch relevante lagen. Op een diepte van 30 cm beneden maaiveld ligt hier de top van een oeverwal met daarop een terrestrische laklaag. Ook hiervoor geldt dat door de aanleg van de weg en bermsloten eventueel aanwezige archeologische resten kunnen worden verstoord.

In het ontwerp van de weg is rekening gehouden met het terrein van archeologische waarde tegen de Waalbandijk aan. Hiertoe wordt een talud aangelegd waardoor het terrein wordt ontzien. Ook is een geotechnisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de bodem in het gebied met archeologische waarden stevig is (ondergrond van zand en grind). Het opbrengen van grond, noodzakelijk om het hoogteverschil met de dijk te overbruggen zal daarom naar verwachting nauwelijks leiden tot zetting. Op basis hiervan kan worden verwacht dat er geen verstoring optreedt van archeologische waarden in dit gebied. Daarom is geen nader onderzoek uitgevoerd en is in de op de verbeelding en in de regels opgenomen dubbelbestemming archeologie voor dit gebied geen noodzaak voor een aanlegvergunning voor ophogen opgenomen.

Aanbevolen wordt om rondom boringen 2 tot en met 12 karterende boringen te plaatsen. Het karterend booronderzoek heeft als doel om archeologische indicatoren op te sporen en eventueel aanwezige vindplaatsen te karteren. Aanbevolen wordt het boorgrid te verdichten tot één boring per 12,5 m. De boringen dienen tot minimaal 30 cm in de top van de oeverwal gezet te worden. Voor het deel van tracédeel 2 ten zuiden van boring 12 wordt geadviseerd om geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren.

Conclusie

Op basis van de uitkomsten van het verkennend booronderzoek is het gebied waarvoor een dubbelbestemming archeologie wordt opgenomen aangepast. Hierdoor worden eventueel in het plangebied aanwezige archeologische waarden beschermd. Voor het deel van het gebied waarvoor nog een hoge archeologische verwachting geldt dient een aanvullend karterend booronderzoek te worden uitgevoerd voorafgaand aan de realisatie van de verbindingsweg.

Indien toevalsvondsten worden aangetroffen tijdens de werkzaamheden, zoals bedoeld in paragraaf 7, artikel 53 van de Monumentenwet, dan moet hiervan melding worden gedaan bij het Bevoegd Gezag, in dit geval de Gemeente Neder Betuwe.