direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hogeveldseweg ong Kesteren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De firma Vlastuin Onroerend Goed BV is voornemens in het gebied aan de noordzijde van het bedrijventerrein 't Panhuis haar bedrijfsactiviteiten uit te breiden. Vlastuin Onroerend Goed BV is onderdeel van de Vlastuin Group bedrijven. Het plan vormt een uitwerking van het revitaliseringsplan dat voor heel het bedrijventerrein 't Panhuis is opgesteld. In dit plan is aangegeven dat de gewenste planonderdelen bestaan uit: parkeerplaatsen voor werknemers, stallingsplek voor vrachtauto's en voor een bedrijfsgebouw voor Vlastuin. Deze ontwikkelingen samen worden hierna benoemd tot herontwikkeling 't Panhuis-Noord.

Het nieuwe plan is niet mogelijk op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Om het plan planologisch-juridisch mogelijk te maken, is een procedure tot vaststelling van een (nieuw) bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) noodzakelijk. Onderhavige document vormt dat nieuwe bestemmingsplan. In dit document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend.

1.2 Plangebied

Bedrijventerrein 't Panhuis is gelegen tussen Kesteren en Opheusden. Het plangebied grenst aan de noordzijde van dit bedrijventerrein. Het plangebied waarop de voorgelegen bestemmingsplan betrekking heeft, heeft een totale omvang van circa 2 ha. Het plangebied bestaat uit percelen die momenteel in eigendom zijn van de firma Vlastuin (1,7 ha), gronden die in eigendom zijn van het waterschap (1340m2) en gronden die in eigendom zijn van de gemeente (2290 m2). Bijgevoegde afbeelding toont de ligging van het plangebied in de omgeving en de kadastrale verdeling van de gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0001.jpg"

Luchtfoto van de omgeving met het plangebied (bron: Bing Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0002.jpg"

Kadastrale verdeling van het plangebied: blauw Vlastuin, rood gemeente en groen Waterschap

1.3 Aanpak

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een bedrijventerrein mogelijk. In dit document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De nieuwe bestemming inclusief de nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn vastgelegd in de regels en aangeduid op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

In bijgevoegde afbeelding is het vigerend bestemmingsregime aangegeven. Deelgebied 1 is onderdeel van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' (vastgesteld 27-06-2013). Dit gebied heeft grotendeels de bestemming 'Agrarisch'. Langs de Panhuizerweg is nog een strook bestemd als watergang met een beschermingszone 'Waterstaat-Waterlopen', die nodig is voor het onderhoud van de watergang. Deze watergang is ook ten zuiden van deelgebied 2 gelegen. Verder heeft het gebied een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 4' ter bescherming van het archeologisch bodemarchief.

Verder is deelgebied 2 onderdeel van het bestemmingsplan 'Buitengebied Kesteren' (onherroepelijk 07-08-2013). Dit deel heeft de bestemming 'Agrarisch met waarde - 1'. Het gebied heeft daarnaast nog een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied 2. Hiermee wordt aangegeven dat de gronden medebestemd zijn tot het beschermen of herstellen van de aanwezige cultuurhistorische waarde.

De nabij gelegen gronden hebben momenteel de bestemming 'Bedrijventerrein'. Hierbinnen zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met categorie 3.2. Het bouwperceel mag voor maximaal 80% worden bebouwd, met een maximum bouwhoogte van 13 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0003.jpg" Plangebied ten behoeve van de herziening (rood). Deelgebied 1: "Bedrijventerreinen" vastgesteld en deelgebied 2: "Buitengebied Kesteren" onherroepelijk 07-08-2013.

De beoogde ontwikkeling past niet binnen de vigerende bestemmingsplannen. Voor deze gebieden worden de huidige bestemmingsplannen met het voorliggend bestemmingsplan herzien.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven. In hoofdstuk 3 komt het initiatief aan bod. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van het relevante Rijks, provinciale, en gemeentelijke beleid opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Daarna komt, in hoofdstuk 6, de economische haalbaarheid van het plan aan bod. In hoofdstuk 7 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Bedrijf Vlastuin

De Vlastuin Group is toeleverancier van plaatwerk, lassamenstellingen en compleet geassembleerde producten o.a. voor fabrikanten van transportmiddelen en bouwmachines. Bovendien heeft Vlastuin een aantal eigen producten die vermarkt worden onder de naam D-TEC, zoals tanktrailers, containertrailers en sorteergrijpers. Momenteel heeft Vlastuin een jaaromzet van circa € 33 miljoen en 170 medewerkers.

De geschiedenis van Vlastuin begint in 1959. In dat jaar richt Jan van Vlastuin, een techneut en pionier in hart en nieren, een kachelsmederij in Maarsbergen op. Wanneer Nederland massaal overstapt op aardgas worden de eerste stappen gezet richting rollend materieel. De noodzaak van uitbreiding begint na de explosieve groei van de Rotterdamse, Antwerpse en Hamburgse havens echt te dringen en eind 1980 wordt een nieuwe locatie aangekocht in Kesteren en worden de eerste stappen gezet in de wereld van toelevering van metaalcomponenten en toeleverancier voor de spoorweg en kraanbaan bouw. Na overname van een aantal bedrijven en het starten van het merk D-TEC richt het bedrijf zich op meerdere marktsegmenten.

In 2009 heeft Vlastuin ervoor gekozen om de productielocaties van Maarsbergen en Veenendaal te integreren met de hoofdvestiging in Kesteren.

Eén van de doelen van Vlastuin is: een uitmuntende concurrentiepositie voor hele proces en alle afzonderlijke procesdelen. De integratie van de productielocaties heeft hier zeker aan bijgedragen. Verder heeft Vlastuin de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in het completer maken van het productieproces. Met deze nieuwe machines is Vlastuin in staat om nog meer in eigen huis te doen wat gunstig is voor de concurrentiepositie.

De volgende stap zal groei zijn. Bovendien zullen de vier doelen, die Vlastuin zich gesteld heeft op basis van de marketingplannen, leiden tot groei. Groei is geen doel op zich maar een gevolg van hetgeen Vlastuin goed doet.

De vierkante meters productieruimte die Vlastuin heeft worden zeer efficiënt benut. Met de verwachte omzetstijging zal het bedrijf meer vierkante meters productieruimte nodig hebben. Uitbreiding bij de bestaande panden is niet mogelijk omdat Vlastuin de grens heeft bereikt qua bebouwingspercentage. De laatste vier jaren heeft Vlastuin zijn proces compleet gemaakt met bewerkingsmachines, 6 meter lasersnijden & zetten en het coatproces. Momenteel is er geen productieruimte meer beschikbaar voor verdere uitbreiding om de omzetgroei op te kunnen vangen.

Met de omzetstijging zal ook de voorraad eindproduct stijgen. Deze voorraad eindproducten zijn hoofdzakelijk tanktrailers en containertrailers. Producten die veel vierkante meters in beslag nemen als ze gestald moeten worden. De aflevering van de trailers aan de eindgebruikers vindt hiervandaan plaats.

Ongeveer 30% van onze medewerkers komt op de fiets. Voor het overige percentage dat met de auto komt is rondom de bestaande gebouwen van Vlastuin te weinig parkeergelegenheid. Hierdoor zijn er medewerkers die bij de buren parkeren maar ook een gedeelte van de Hogeveldseweg wordt gebruikt om te parkeren. Dit komt niet ten goed aan de ruimtelijke kwaliteit. Beter zou zijn als er meer parkeergelegenheid gecreëerd wordt voor het personeel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0006.png"

Voorbeeld van een aantal producten afkomstig van Vlastuin

2.2 Karakteristiek van de omgeving

Bedrijventerrein 't Panhuis, ten oosten van de kern Kesteren, is een gemengd bedrijventerrein. Hier mogen bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 zich vestigen. Op 't Panhuis is geen sprake van segmentering of thematisch ingedeelde zones. Het terrein is een klassiek voorbeeld van een gefaseerd uitgegeven gemengd bedrijventerrein. Hiermee is men begonnen in de jaren '60. Sinds die tijd is het bedrijventerrein uitgebreid, maar de tijd heeft er ondertussen wel haar sporen nagelaten. Om die reden is in samenwerking met de gemeente, provincie en de ondernemers een revitaliseringsplan opgesteld.

2.3 Het plangebied

De planontwikkeling bestaat uit twee deelgebieden. Ten noorden van de Panhuizerweg (ten westen van de Hogeveldseweg) wordt het gebied momenteel als landbouwgrond gebruikt (gebied 1). Het meest noordelijk gelegen deel wordt momenteel gebruikt voor het stallen van trailers en is overeengekomen met de gemeente (gebied 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0007.jpg"

Luchtfoto van de omgeving met het plangebied waarop de verschillende deelgebieden zijn aangegeven (bron: Bing Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0009.jpg"

Hogeveldseweg met links de firma Vlastuin Panhuizerweg met rechts de toekomstige uitbreiding

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0010.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0011.jpg"

Zicht vanaf de Hogeveldseweg op bedrijventerrein Beoogde uitbreidingslocatie op locatie 1

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0012.jpg"

Braakliggend terrein op locatie 2

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Planonderdelen revitaliseringsplan 't Panhuis

In mei 2013 heeft de gemeente Neder-Betuwe samen met de ondernemers en in overleg met de provincie Gelderland een revitaliseringsplan opgesteld. Hieraan ligt de 'Vastgoedanalyse en kwaliteitsscan bedrijventerreinen' van de provincie Gelderland en Ontwikkelingsmaatschappij Oost N.V. ten grondslag. Het revitaliseringsplan met de titel 'Businessplan voor bedrijfsomgeving Panhuis' is op 31 oktober 2013 vastgesteld door de gemeenteraad (zie bijlage 3).

In het plan staan maatregelen beschreven welke bijdragen aan een toekomstgericht Panhuis. Het gaat bijvoorbeeld om verbeteringen op het gebied van veiligheid, verkeer en parkeren, het verbeteren van de uitstraling van panden, buitenruimtes en openbaar gebied en het versterken van de identiteit(en) van het terrein. Het revitaliseringsplan bestaat uit 17 concrete projecten/maatregelen. Hiervan heeft een deel betrekking op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0013.jpg"

Uitsnede Revitaliseringsplan

Ter plaatse van het plangebied zijn er diverse maatregelen beoogd die bijdragen aan de revitalisering van het hele bedrijventerrein 't Panhuis. Het gaat hier om een parkeerterrein voor werknemers, een parkeerterrein voor trailers, het versterken van de groenstructuur en uitbreidingsruimte voor Vlastuin. Deze maatregelen worden in deze paragraaf eerst toegelicht en vervolgens wordt het stedenbouwkundig plan toegelicht.

Parkeerterrein ondernemers

Door de schaal- en oppervlaktevergroting van de bedrijfspanden op 't Panhuis is het parkeren voor medewerkers beperkt. Hierdoor parkeren de medewerkers noodgedwongen op de weg. Dit geldt met name voor werknemers afkomstig van de firma Vlastuin die de auto langs de Hogeveldseweg parkeren. Als oplossing voor dit probleem is aan de noordzijde van 't Panhuis parkeerruimte gesitueerd met een capaciteitsuitbreiding van circa 80 parkeerplaatsen.

Parkeerterrein trailers/vrachtwagens

Op verschillende plaatsen op het bedrijventerrein en in de omgeving worden trailers geparkeerd voor korte of langere tijd. Dit levert onwenselijke en onveilige situaties op. Er is behoefte aan een duidelijke en veilige plek waar trailers/vrachtwagens kunnen staan. In het revitaliseringsplan is aan de noordzijde van 't Panhuis een dergelijke parkeerplaats voor trailers beoogd. Hierbij is rekening gehouden met circa 20 standplaatsen. Daarnaast is deze ruimte nodig ten behoeve van het stallen van trailers van Vlastuin. Hierbij is dubbelgebruik als parkeerterrein voor werknemers overdag goed mogelijk. Dit parkeerterrein voor vrachtwagens zal een afsluitbaar terrein zijn.

Groenstructuur

De noordzijde van 't Panhuis is slechts op een beperkt aantal plaatsen ingeplant met bomen. Hierdoor is vanaf het buitengebied zicht op de minder fraaie bedrijfsloodsen. Voorgesteld wordt om een robuuste groenstructuur op te nemen langs de noordzijde van het bedrijventerrein, die bijdraagt aan een goede landschappelijke inpassing. Ook is in het plan voorgesteld een bomenlaan langs de Hogeveldseweg en Panhuizerweg te realiseren.

Uitbreidingsruimte

Uit de analyse van Ontwikkelmaatschappij Oost NV is gebleken dat het Panhuis een erg “vol” terrein is. Veel kavels hebben nauwelijks onbebouwde ruimte. Ook is er vrijwel geen leegstand. Hieruit volgt dat beperkte uitbreidingsruimte voor de bedrijven aanwezig is. De firma Vlastuin loopt tegen dit probleem aan en heeft behoefte aan meer ruimte om op een efficiënte manier haar bedrijfsactiviteiten uit te kunnen voeren. Het verplaatsen van het gehele bedrijf is financieel onhaalbaar en is niet wenselijk doordat het bedrijf een directe relatie heeft met werknemers en leveranciers in Kesteren. In het revitaliseringsplan is aan de noordzijde van 't Panhuis deze uitbreidingsruimte opgenomen. In combinatie met de hiervoor genoemde maatregelen is de aangewezen plek ideaal om de verschillende projecten samen ruimtelijk op te lossen en samen financieel te verevenen. Daarnaast is deze locatie reeds als uitbreidingslocatie vastgelegd in de structuurvisie Neder-Betuwe 2010-2020 (zie paragraaf 4.3.1).

Het revitaliseringsplan vormt het vertrekpunt voor de uitwerking in een stedenbouwkundig plan en voorliggend bestemmingsplan. In paragraaf 4.3.2 wordt verantwoord op welke wijze het stedenbouwkundig plan aansluit op het revitaliseringsplan.

3.2 Stedenbouwkundig plan

De planonderdelen voor 't Panhuis-Noord zijn uitgewerkt in een voorlopig stedenbouwkundig plan. Dit stedenbouwkundig plan vormt de basis voor het voorliggend bestemmingsplan. Op navolgende tekening (en bijlage 1) en in de volgende paragrafen is het stedenbouwkundig plan verbeeld en toegelicht.

De architectonische kenmerken en uitstraling (paragraaf 'beeldkwaliteitseisen architectuur') worden als aanvullend welstandsbeleid vastgesteld. Daartoe zal de gemeenteraad deze eisen, gelijktijdig met de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan, vaststellen conform artikel 12 van de Woningwet. Deze eisen vormen dan een toetsingskader bij de welstandsbeoordeling van vergunningaanvragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0014.jpg"

Stedenbouwkundig plan (Bron: Buro SRO 08-04-2014)

Verkavelingsopzet

In het stedenbouwkundig plan vormt de bestaande landschappelijke structuur de basis voor het invullen van de verschillende planonderdelen. De landelijke weg centraal in het plangebied (Hogeveldseweg) blijft in zijn huidige verschijningsvorm bestaan en deelt het plangebied in twee delen. Aan de westzijde van de Hogeveldseweg is een nieuw bedrijfsgebouw gesitueerd en aan de oostzijde van deze weg zal een nieuw parkeerterrein worden aangelegd voor werknemers en voor vrachtwagens. Ten gevolge van deze ontwikkeling wordt de A-watergang om locatie 1 verlegd. De ontwikkeling gaat gepaard met het aanplanten van een robuuste beplantingsstrook aan de noordzijde van het plangebied. Tot slot is een deel van de bestaande parkeerplaatsen aan de Panhuizerweg verplaatst naar de westzijde van het plangebied.

Bebouwing

Het beschikbare bouwvlak wordt aan de noordzijde en westzijde bepaald door de breedte van de watergangen, de onderhoudszones en de verplaatste parkeerplaatsen. Verder is aan de noordzijde ruimte nodig voor een beplantingsstrook. De breedte van de voorruimte aan de Panhuizerweg is afhankelijk van de afstand die vrachtwagens nodig hebben voor het gebouw te kunnen staan/lossen. De bebouwing is maximaal 13 meter hoog, overeenkomstig het huidige bestemmingsplan "Bedrijventerreinen".

Beeldkwaliteitseisen architectuur

De bedrijfsbebouwing bestaat uit een opslaghal en een kantoorgedeelte/hoofdentree. De hoofdbebouwing staat evenwijdig aan en is georiënteerd op de Panhuizerweg. De uitstraling van de hal is representatief, sober, modern en duurzaam. De gevelbekleding bestaat uit plaatmateriaal en wordt uitgevoerd in gedekte kleuren (antraciet, grijs, groen). Er zijn geen spiegelende elementen en geen ramen aan de noordzijde van het gebouw mogelijk zodat eventuele verlichting of spiegeling richting het landschap is uitgesloten. De lange gevel aan de Panhuizerweg zal door enkele gevelonderbrekingen (entrees hal, ramen, verschillend kleurgebruik) worden opgedeeld. Het kantoorgedeelte/hoofdentree vormt een accent van het gebouw op de kruising van de Panhuizerweg en de Hogeveldseweg. Dit deel van het gebouw wordt geaccentueerd door een verbijzonderde uitstraling bijvoorbeeld door een verschil in hoogte, een afwijkende bebouwingsrichting en/of een ander kleur- of materiaalgebruik. Het gebouw wordt voorzien van een plat dak of hellend dak en wordt bij voorkeur bekleed met gras of sedum.

Verkeer en parkeren

De wegenstructuur blijft grotendeels ongewijzigd. De huidige parkeerplaatsen (34 stuks) langs de Panhuizerweg worden (gedeeltelijk) verplaatst naar de westzijde van het bedrijfspand. Dit is nodig zodat vrachtwagens vanaf de Panhuizerweg het bedrijfsgebouw in kunnen rijden. Wellicht dat enkele parkeerplaatsen in de groenstroken gehandhaafd blijven, dit is afhankelijk van de nadere uitwerking. In het stedenbouwkundig plan zijn ten westen van bedrijfsgebouw tussen de 40-50 parkeerplekken opgenomen.

Ter plaatse van de hoofdentree zullen circa 10 parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor bezoekers van Vlastuin.

Het parkeerterrein aan de oostzijde van de Hogeveldseweg wordt via één inrit ontsloten op de hoek van de Panhuizerweg/Hogeveldseweg. Dit beveiligd parkeerterrein biedt ruimte voor tussen de 110-120 parkeerplaatsen voor werknemers van Vlastuin. Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van het aantal parkeerplaatsen dat aan de westzijde van het bedrijfsgebouw wordt gerealiseerd en de uiteindelijk te realiseren aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak (met bijbehorende parkeernorm). Een deel van het parkeerterrein wordt als standplaats voor vrachtwagens ingericht. Deze vrachtwagens worden nu op veel plekken langs wegen elders in de gemeente geparkeerd, dit leidt tot onveilige verkeerssituaties en verstoort het beeld. Voor de vrachtwagen(overnachtings)standplaats zijn circa 20 parkeerplaatsen nodig. De parkeerplaatsen kunnen zowel worden gebruikt door werknemers voor personenauto's, als voor het parkeren van vrachtwagens. Dit parkeerterrein zal (deels) een afsluitbaar terrein zijn.

Het verlengde van de Hogeveldseweg wordt qua inrichting en profiel gewijzigd om locatie 2 te kunnen bereiken. Daarnaast blijft deze weg toegankelijk voor het onderhoud van de watergangen en als calamiteitenuitgang. Het is wel noodzakelijk om de weg af te sluiten voor langzaam verkeer omdat het pad gebruikt kan worden als vluchtroute bij diefstal op het bedrijventerrein. De route is geen onderdeel van een belangrijke fietsroute waardoor het pad wordt afgesloten met een hek. Het hek is wel met sleutel (kastje) toegankelijk voor waterschap, gemeente, aangrenzende bedrijven en brandweer .

Water, groen en erfinrichting

Ten gevolge van de ontwikkeling van 't Panhuis-Noord wordt de bestaande A-watergang langs de Panhuizerweg naar de rand van het bedrijventerrein/plangebied verplaatst. Deze watergang heeft naast een waterhuishoudkundige functie ook een afschermde functie voor diefstal. Het hemelwater zal vertraagd worden afgevoerd via een wadi en/of gras/sedumdak richting de A-watergang. In bijlage 2 zijn de waterhuishoudkundige aspecten nader toegelicht.

De voorruimte tussen de nieuwe bedrijfsbebouwing en de Panhuizerweg zal grotendeels verhard worden ten behoeve van het parkeren van auto's en vrachtwagens die de bedrijfshal in kunnen rijden. Deze ruimte wordt representatief ingericht met hoogwaardige materialen en deels ingericht als tuin en met enkele bomen.

Het parkeerterrein aan de oostzijde wordt grotendeels verhard (waarvan een deel met halfverharding). Dit terrein wordt gebruikt voor het parkeren van auto's en vrachtauto's en zal dan ook een functionele inrichting hebben.

Het gebouw en het parkeerterrein wordt groen ingekleed met een robuuste bomenrij. De noordzijde van het parkeerterrein is reeds ingeplant in samenwerking met omwonenden. Langs de noordzijde van het bedrijfsgebouw zal ook een robuuste groenstrook worden aangelegd vergelijkbaar met de reeds aanwezige groenstrook. De robuustheid wordt bepaald door de dichtheid van de beplanting, de hoogte en zoveel als mogelijk bladhoudend plantmateriaal. Ten behoeve van de beplantingswijze en soorten is een beplantingsplan opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 2 van de regels.

De erfafscheidingen bestaan uit een watergang en/of hekwerk in combinatie met bosschages en/of hagen/hedera.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee het SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend verankerd.

In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit het SVIR is de duurzame verstedelijking. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De ladder bestaat uit drie 'stappen' welke doorlopen moeten worden. Dit zijn:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder bestaand stedelijk gebied is wordt het volgende verstaan: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt naar die handreiking verwezen.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

De SVIR richt zich op onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang. Het voorliggend initiatief ligt niet in een gebied dat van belang is voor het nationaal functioneren. Het Barro geeft in die zin geen regels voor het plangebied.

Ladder duurzame verstedelijking

Het project betreft nieuwe verstedelijking van een dusdanige omvang dat hiervoor de ladder van duurzame verstedelijking belangrijk is. De herontwikkeling van 't Panhuis-Noord heeft meerdere doelstellingen dan enkel het toevoegen van programma (zie hiervoor paragraaf 3.1). De gronden met de bestemming bedrijventerrein heeft een omvang van circa 1,5 ha. De effectieve gebruiksruimte voor het parkeerterrein voor werknemers en vrachtwagen heeft een omvang van circa 0,46 ha (dit is exclusief onderhoudsstroken, wadi, water en groen). De oppervlakte voor de uitbreiding van een nieuwe bedrijfsgebouw (voor Vlastuin), ofwel het bouwvlak heeft een omvang van circa 0,75 ha. Daarmee komt de effectieve bedrijfsgrond nog lager te liggen dan 1,5 ha.

Bovenstaande programmatische toevoeging is direct gekoppeld aan de behoefte die is aangegeven bij de revitalisering van het Panhuis (zie ook "Businessplan voor de Bedrijfsomgeving" paragraaf 3.1 en bijlage 3).

Voorts is in lijn met de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties (zie paragraaf 4.2) het plan en toe te voegen programma voorgelegd aan "Programmaraad Welvarend Rivierenland". Uit die afstemming is naar voren gekomen dat de regio instemt met de revitalisering van 't Panhuis en de daarmee gepaard gaande uitbreiding van Vlastuin. Het toe te voegen programma is bij de herijking van het "Regionaal programma bedrijventerreinen Rivierenland" opgenomen.

Om de locatie van de uitbreiding van Vlastuin te bepalen zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd.

Er is allereerst onderzocht of het toe te voegen programma samen met de andere bedrijfsdelen buiten de gemeentegrenzen kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld op het regionale bedrijventerrein Medel. De firma Vlastuin heeft de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in haar productielijn, bedrijfsmachines, personeel en bedrijfsbebouwing. Een totale verhuizing van Vlastuin is financieel en fysiek onhaalbaar. Hiertoe heeft de firma berekeningen uitgevoerd die dit onderbouwen.

Uitbreiding van bedrijfsgronden voor de firma Vlastuin in andere kernen binnen de gemeente is ook niet wenselijk doordat het bedrijf en hun bedrijfsactiviteiten en personeel sterk gebonden is met Kesteren en 't Panhuis. De sterke binding met de kern is ook gebleken uit een onderzoek naar de verhuisbewegingen van bedrijven tussen de kernen binnen de gemeente Neder-Betuwe. Dit onderzoek is in het kader van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Casterhoven" uitgevoerd, maar is ook voor onderhavig initiatief van toepassing (zie bijlage 4). In de lokale (gemeentelijke) markt valt op dat er maar zeer beperkt sprake is van verhuisbewegingen tussen de kernen. Bedrijven blijken sterk gebonden aan de kern en bij voorkeur binnen de kern te verhuizen. Dit is terug te zien op 't Panhuis. Hier is nauwelijks leegstand en op het moment dat er bedrijfsruimte beschikbaar komt, wordt deze vlot door de markt (reeds op 't Panhuis gevestigde bedrijven) ingevuld. Dit terwijl er op het terrein Bonegraaf in Dodewaard een vrij ruim aanbod is. Aanbod van kavels elders in de gemeente concurreert derhalve vrijwel niet met voorliggend plan.

De uitbreiding aan de noordzijde van 't Panhuis betreft een locatie aansluitend op het bestaande bedrijventerrein 't Panhuis en is in de directe nabijheid van de bedrijfsactiviteiten van Vlastuin gelegen. De locatie is in de Structuurvisie Neder-Betuwe 2010-2020 (zie paragraaf 4.3.1) reeds vermeld als onderdeel van het bedrijventerrein 't Panhuis. Hierbij is aangegeven dat de locatie binnen de "rode contour" is gelegen. De locatie is ook in het revitaliseringsplan als uitbreidingslocatie bestendigd. Op deze plek zijn genoemde planonderdelen van het revitaliseringsplan (zie paragraaf 3.1) goed te combineren.

Dit project is in lijn met de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hieruit volgt dat de aanwezige behoefte gebonden is aan de kavels op deze locatie en dat dit programmatisch gemotiveerd is in diverse beleidsstukken en regionaal is afgestemd.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

Algemeen

Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie en omgevingsverordening van Gelderland. Deze visie en verordening is recent vastgesteld (28-10-2014). De omgevingsvisie en verordening vervangen het Streekplan en de provinciale verordening Gelderland.

Omgevingsvisie Gelderland

De omgevingsvisie heeft een tweetal doelen geformuleerd, te weten:

  • 1. Duurzame economische structuurversterking;

Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Deze versterking van de economie gebeurt in een andere context dan een aantal jaar geleden. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. Ter versterking van de kansen voor bedrijvigheid zet de provincie gericht stappen om ruimte te bieden aan initiatiefnemers en om hen te faciliteren. Dat betekent vooral:

  • kansen bieden aan bestaande bedrijven,
  • creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's,
  • creëren van een goede bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en de economische kerngebieden met fiets, openbaar vervoer en auto maar ook digitaal,
  • versterken van ruimtelijke randvoorwaarden voor de sterke (top)sectoren,
  • een gezonde vrijetijdseconomie,
  • een adequaat beheer van de bestaande bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland, zowel kwalitatief als kwantitatief en een daarop aangepaste aanpak van eventuele nieuwe plannen.
  • 2. Borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

De realisatie van deze tweede centrale doelstelling betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek,
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap,
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed, een gezonde en veilige leefomgeving.

Met de verordening worden de onderwerpen uit de Omgevingsvisie waarvoor de provincie verantwoordelijk is juridisch gewaarborgd.

Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Gebiedsgericht

De gebiedsgerichte voorwaarden die van belang is voor onderhavig plan hebben betrekking op de Limes. Overige gebiedsgerichte voorwaarden met betrekking tot bijvoorbeeld de Ecologische Hoofdstructuur, Nationaal Landschap, Waardevol open gebied, watergebieden liggen ruim buiten het plangebied.

Romeinse Limes

Voor de Limes is de begrenzing van het gebied indicatief aangegeven. De nadere begrenzing van de Limes is binnen het Samenwerkingsverband Limes afgesproken welke terreinen de kernkwaliteiten van de Limes bevatten. Dit betreft de terreinen met een vastgestelde archeologische waarde die resten uit de Romeinse tijd bevatten. In Gelderland zijn dat 16 archeologische Rijksmonumenten en 16 Archeologische Monumenten Kaart (AMK) -terreinen. De gebiedsbegrenzing is gebaseerd op de zones die een hoge en middelhoge archeologische verwachting hebben.

De kernkwaliteiten zijn als volgt geformuleerd: De unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk. De Limes ligt langs de toenmalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Chr. bestaande uit:

  • forten (castella), burgerlijke nederzettingen (kampdorpen/vici) en grafvelden;
  • militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens;
  • scheepswrakken.

Ladder voor duurzaam ruimtegebruik

De provincie en partners gaan nieuwe ontwikkelingen bezien in samenhang met de bestaande voorraad. Dit vereist een denk- en cultuuromslag. Als leidend principe hanteren de provincie en partners de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen, staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. De juridische basis hiervoor is de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De Gelderse Ladder voor Duurzaam Ruimtegebruik is in onderhavig plan van toepassing, de ladder bestaat uit de volgende stappen.

  • a. is er sprake van een actuele behoefte?
  • b. is in de actuele behoefte te voorzien door herstructurering, transformatie of anderszins van bestaande gebouwen in bestaand stedelijk gebied?
  • c. Indien bovenstaande vraag negatief wordt beantwoord: is in de actuele behoefte te voorzien door nieuwbouw binnen het bestaand stedelijk gebied?
  • d. Indien bovenstaande vraag negatief wordt beantwoord: is in de actuele behoefte te voorzien in het landelijk gebied door hergebruik, herstructurering, transformatie of anderszins, die gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld ?
  • e. Indien uit bovenstaande blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet middels benutting van bestaande bebouwing in het buitengebied van de desbetreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre kan worden voorzien in de behoefte op locaties aansluitend op het bestaand stedelijk gebied die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld?

Indien uit bovenstaande blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet aansluitend op het bestaand stedelijk gebied van de desbetreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre kan worden voorzien in de behoefte op locaties die niet aansluiten op het bestaand stedelijk gebied, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt enkel binnen de begrenzingen van de Limes. Echter de daadwerkelijk beschermde gebieden (Rijksmonumenten en AMK-terreinen) liggen buiten het plangebied. Onderhavig plan heeft hier dan ook geen relatie mee. In het plangebied zijn geen nederzettingen, infrastructuur, scheepswrakken etc. Een deel van het plangebied is reeds archeologisch vrijgegeven aan de hand van het uitgevoerd onderzoek. Het deelgebied ten oosten van de Hogeveldseweg is nog beschermd doordat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie blijft gehandhaafd.

Gelderse Ladder voor Duurzaam Ruimtegebruik

In paragraaf 4.1.1 is aangeven dat de ontwikkeling goed aansluit bij de ladder voor duurzame verstedelijking. Met betrekking tot de Gelderse Ladder voor Duurzaam Ruimtegebruik kan worden gesteld dat de uitbreiding aansluit bij een directe behoefte van de initiatiefnemer. De uitbreiding van Vlastuin zal in de directe omgeving moeten worden gevonden. Op 't Panhuis is geen ruimte beschikbaar die voldoet aan de gestelde behoefte. Hierdoor is aansluitend op het bestaande bedrijventerrein de uitbreiding gesitueerd. Dit terrein is erg goed ontsloten waardoor het toe te voegen programma aansluit bij stap a en e. Daarnaast is de uitbreiding van Vlastuin niet een zelfstandig plan maar is onderdeel van de revitalisering van 't Panhuis (zie paragraaf 3.1). Het revitaliseringsplan is in samenwerking met de provincie opgesteld. De provincie staat hiermee achter de motivatie om op deze plek het bedrijventerrein uit te breiden.

Het beoogde plan sluit aan op de doelstellingen van de provincie door op een plek te bouwen die aansluit op het bestaande bedrijventerrein, in een gebied waar geen provinciale gebiedsbeschermde gebieden zijn gelegen. Met de ontwikkeling van het plan kunnen een aantal doelen van de gemeente, provincie en de ondernemers van het revitaliseringsplan voor 't Panhuis worden bereikt.

4.2.2 Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties

De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van het in 2005 vastgestelde streekplan Gelderland. Het is vastgesteld op 30 juni 2010. De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties bestaat uit de volgende ontwikkelingen:

  • toekomstprognoses wijzen erop dat na 2020 de vraag naar bedrijventerreinen sterk zal afnemen, op termijn (vanaf 2025) treedt zelfs krimp op;
  • maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap ontstaan. Dit vertaalt zich in de vraag naar meer regie van de provincie op het (her)ontwikkelen van de juiste kwaliteit bedrijventerrein op de juiste plek.


Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.

Over deze nieuwe aanpak van het bedrijventerreinenbeleid is ook overeenstemming bereikt tussen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De afspraken zijn vastgelegd in het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020.

Het nieuwe beleid wordt in overleg met samenwerkende gemeenten op regionaal niveau uitgewerkt en tot uitvoering gebracht. In een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) moet de weerslag van het provinciale beleid zichtbaar worden.

4.2.3 Regionaal Programma Bedrijventerrein Rivierenland

De vraag naar bedrijventerrein neemt de komende decennia af, zo blijkt uit economische modellen van het Centraal Planbureau en het provinciaal Bureau Economisch Onderzoek. Maar er blijft ontwikkelcapaciteit nodig. Dit voor de doorontwikkeling van bedrijven in uiteenlopende sectoren zoals logistiek, bouw, groothandel en dienstverlening en om nieuwe bedrijven van buitenaf aan te kunnen trekken.

Het Regionaal Programma Bedrijventerrein (RPB) biedt het kader voor concrete werk- en projectafspraken tussen de gemeenten in de regio Rivierenland en de provincie Gelderland. Het betreft de volgende afspraken:

  • het regionale afsprakenkader over planning en programmering van bedrijventerreinen tussen Regio Rivierenland en provincie Gelderland;
  • de vertaling en uitwerking van de gemeentelijke, regionale en provinciale doelstellingen op het gebied van bedrijventerreinen;
  • het toetsingskader voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio.

In 2009 heeft Regio Rivierenland haar Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO) opgesteld, als het ware de regionale uitwerking van de Provinciale Ontwerp Structuurvisie. Vervolgens hebben de tien gemeenten in Regio Rivierenland met de gemeente Druten en externe partners samen het actieprogramma ‘Welvarend Rivierenland’ opgesteld.

Met het RPB geeft Regio Rivierenland actief uitvoering aan het verzoek van de provincie Gelderland om te komen tot een nadere uitwerking van het EPO en het actieprogramma ‘Welvarend Rivierenland’ op de onderwerpen:

  • afstemming vraag en aanbod: is de vraag- en aanbodconfrontatie zoals gebruikt in het EPO nog actueel?
  • regulering aanbod: zijn plannen voor nieuwe bedrijventerreinen nodig? Immers, uit analyse blijkt dat er een overaanbod dreigt;
  • segmentering: is er voldoende ruimte voor milieuhinderlijke bedrijven, kadegebonden en havengerelateerde bedrijven en grote ruimtevragers?
  • programmering herstructurering: hoe concreet en reëel is de prioritering in het Provinciaal Herstructureringsplan (PHP) en hoe ver staan de regiogemeenten met de planvorming c.q. uitvoering?
  • grondprijs(-methodiek): hoe gaat Regio Rivierenland om met grondprijzen op bedrijventerreinen en eventuele concurrentie die hieruit volgt?
  • SER-ladder: hoe wordt de SER-ladder geïmplementeerd?
  • monitoring: hoe worden voorraad, aanbod en uitgifte gemonitord? En is IBIS nog actueel?

De gemeente in de Regio Rivierland stemmen daarom in onderling overleg de behoefte aan bedrijventerrein af. Dit heeft betrekking op zowel de bestaande terreinen waarbij revitalisering een belangrijke rol speelt als ook op nieuwe terreinen.

Het RPB heeft een dynamisch karakter. Elke twee jaar is er een ijkmoment in de Programmaraad Welvarend Rivierenland waarbij in overleg met de provincie Gelderland:

  • de voortgang op elk van de onderwerpen wordt gemeten en geëvalueerd;
  • acties – indien nodig – worden bijgesteld of aangescherpt;
  • onderwerpen en acties kunnen worden toegevoegd.

Planspecifiek

De ontwikkeling van 't Panhuis-Noord en het bijbehorend programma is voorgelegd aan de regio (Programmaraad Welvarend Rivierenland). De programmaraad heeft een positief advies gegeven met betrekking tot de ontwikkeling van 't Panhuis-Noord. Voorliggend plan past daarmee binnen de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties en binnen de afspraken van het Regionaal Programma Bedrijventerreinen.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Neder-Betuwe 2010-2020

Een structuurvisie is als beleidsdocument de belangrijkste beleidsmatige grondlegger op gemeentelijk niveau. De raad van de gemeente Neder-Betuwe heeft op 17 juni 2010 de ‘Structuurvisie Neder-Betuwe 2010 – 2020’ vastgesteld. Op de plankaart behorende bij de structuurvisie is onderhavig plan gelegen binnen de contouren van het bedrijventerrein 't Panhuis (licht grijs vlak). Dit is in de beantwoording van de gemeente op de ingediende zienswijzen expliciet bevestigd (april 2010). Daarnaast is in de structuurvisie aangegeven dat het bedrijventerrein landschappelijk dient te worden ingepast (donker paarse lijn). Het gebied ten noorden van het plangebied is onderdeel van het buitengebied en aangemerkt voor het telen van bomen (groene arcering).

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0015.png"

Uitsnede visiekaart van de Structuurvisie Neder-Betuwe

Planspecifiek

Het initiatief is in overeenstemming met de doelstellingen van de Structuurvisie Neder-Betuwe 2010-2020. Dit volgt uit de beantwoording op de zienswijzen op de Structuurvisie. Daar is aangegeven dat de ontwikkelingsrichting van 't Panhuis-Noord in overeenstemming is met de structuurvisie. Daarnaast is aangegeven dat het terrein landschappelijk dient te worden ingepast en dat gebied 2 uitsluitend bedoeld is als parkeerterrein. Hier sluit het beoogd stedenbouwkundig plan goed op aan. Daarnaast is de landschappelijke inpassing voorwaardelijk geregeld in voorliggend bestemmingsplan.

4.3.2 Businessplan voor bedrijfsomgeving Panhuis

In hoofdstuk 3.1 is het revitaliseringsplan 'Businessplan voor bedrijfsomgeving Panhuis' voor het bedrijventerrein 't Panhuis beschreven. Voor de toelichting op dit beleidsstuk wordt verwezen naar dit hoofdstuk.

Planspecifiek

De belangrijkste doelstellingen uit het Businessplan voor bedrijfsomgeving Panhuis worden met voorliggend plan tot uitvoering gebracht. Het betreft het realiseren van 20 parkeerplaatsen voor vrachtwagens, het realiseren van uitbreidingsruimte voor Vlastuin, het landschappelijk inpassen van (dit deel) van het bedrijventerrein en de extra parkeerplaatsen voor werknemers van 't Panhuis en dan met name voor Vlastuin-werknemers. Voorliggend plan wijkt wel af ten opzichte van de situering en het aantal parkeerplaatsen voor werknemers. In het revitaliseringsplan is rekening gehouden met een dubbele rij parkeerplaatsen langs de volledige lengte van de Panhuizerweg. Daarnaast wordt gesproken over een capaciteitvergroting van circa 80 parkeerplaatsen. Hierbij wordt aangegeven dat deze capaciteitvergroting met name bedoeld zijn voor werknemers van Vlastuin.

In voorliggend plan is gekozen om een parkeerterrein aan de westzijde van het nieuwe gebouw en een parkeerterrein ten oosten van de Hogeveldseweg te realiseren. Dit komt voort uit verschillende invalshoeken. In het revitaliseringsplan wordt het bedrijventerrein naar de noordkant opgeschoven door de watergang naar buiten te verplaatsen, hierdoor komt het water, maar ook de landschappelijke inpassing en de parkeerplaatsen op gronden van derden te liggen. Vanuit stedenbouwkundig en verkeerstechnisch oogpunt is de gekozen indeling ook niet wenselijk in verband met het in en uitdraaien van vrachtwagen in de bedrijfsgebouwen. Tot slot wil Vlastuin de aan te leggen vrachtwagenparkeerplaatsen dubbel kunnen gebruiken om zo tot efficiënt grondgebruik te komen. en een deel van het terrein te kunnen afsluiten/beveiligen.

De capaciteitsvergroting van circa 80 parkeerplaatsen waarover in het Buisnessplan wordt gesproken was gesitueerd over een groter grondgebied, namelijk langs de gehele Panhuizerweg, plus een stuk grond ten noorden van het bedrijventerrein. Zoals aangegeven is dit niet reëel gebleken. Hierdoor is de capaciteitsvergroting van 80 plekken ook vertekenend. Zoals is aangegeven in het businessplan is de capaciteitsvergroting met name voor werknemers van Vlastuin bedoeld. Op basis van eigen analyses heeft Vlastuin gekeken hoeveel parkeerplaatsen er nog nodig zijn. Uit deze analyse is gekomen tot 50 extra parkeerplaatsen. Hierdoor wordt in het plan naast de compensatie van de huidige 34 parkeerplaatsen 50 extra parkeerplaatsen en de behoefte voor het nieuwe bedrijfsgebouw gerealiseerd. De locatie en de capaciteitsvergroting is in overeenstemming met de gemeente en is ook als voorwaardelijke verplichting in dit bestemmingsplan opgenomen.

4.3.3 Beschermd dorpsgezicht

Op 1 maart 2005 is het gebied Boveneindsestraat/Rijnbandijk ten noorden van de kern Kesteren aangewezen als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Op grond van de Erfgoedverordening 2010 is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders. Dit om kaalslag in het gebied te voorkomen. In een bestemmingsplan wordt geregeld wat wel en wat niet mag in het beschermd dorpsgezicht. De Woningwet stelt voor bouwwerkzaamheden in een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht geen afwijkende regelingen ten aanzien van het aanvragen van een bouwvergunning. Tot slot heeft de Welstandnota van de gemeente dit gebied in de hoogste categorie voor welstandsadvies geplaatst.

Op onderstaande tekening is de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht weergegeven waarvan in de Erfgoedverordening wordt uitgegaan. afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0016.jpg"

Begrenzing Beschermd dorpsgezicht en in rood aangegeven plangebied uitbreiding bedrijventerrein.

Bij de vaststelling van het Beschermd dorpsgezicht in 2005 ligt een rapport ten grondslag van 31-08-2001. Hierin zijn de kenmerken en waarden van het beschermd dorpsgezicht beschreven. Het gebied, de functie, het bebouwingsbeeld en de structuur vertonen een sterke samenhang en weerspiegelen de geschiedenis van dit deel van de gemeente. Het gebied heeft het karakter van -achter de winterdijk gelegen- agrarisch gebied, waarin de Rijnbandijk en de Boveneindsestraat een belangrijke rol spelen. Het oorspronkelijke agrarische karakter is nog herkenbaar. Dit karakter wordt gevormd door de verschillende onderdelen: De ligging van de gebouwen ten opzichte van de weg en de dijk is grotendeels authentiek. De bebouwing is karakteristiek en vertegenwoordigt het typische 19e eeuwse karakter. Ook de groenstructuur, in de vorm van tuinen en boomgaarden, maakt onderdeel uit van de waardering voor het gebied. Een deel is namelijk nog beplant met karakteristieke hoogstamfruitbomen. De wielen (oude dijkdoorbraken) vormen kenmerkende waterstructuren in dit gebied. Dit is te herkennen als waterplas waar de dijk vervolgens weer omheen is gelegd. Tot slot is het karakteristieke polderlandschap en het zicht hierop als waardevol aangemerkt.

Planspecifiek

Grens van het beschermd dorpsgezicht vs verstedelijkingscontour

Het gebied dat in 2005 als beschermd dorpsgezicht is aangewezen komt voort uit de destijds afgesproken verstedelijkingscontour die op de Panhuizerweg was gelegen. Echter in de recenter vastgestelde beleidsstukken van de gemeente Neder-Betuwe is deze 'rode contour' rond het perceel van de beoogde uitbreiding van het Panhuis gelegd (zie Structuurvisie Neder-Betuwe 2015, revitaliseringsplan 't Panhuis (2013)).

Dit komt ook voort uit de grens van het bestemmingsplan Bedrijventerrein en Buitengebied Kesteren en de bijbehorende regeling ter bescherming van de cultuurhistorische waarde. Verder wordt opgemerkt dat het beschermd dorpsgezicht niet als zodanig is opgenomen in bestemmingsplan Buitengebied Kesteren en Bedrijventerreinen. Wel bevat het bestemmingsplan Buitengebied Kesteren een cultuurhistorische beschermingsregeling (Dubbelbestemming waarde-archeologie/waarde-cultuurhistorisch waardevol gebied). Deze dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied ligt niet op het perceel ten westen van het de Hogeveldseweg waar de uitbreiding met een bedrijfsgebouw beoogd is.

De grens van het bedrijventerrein 't Panhuis is hiermee in de structuurvisie 'Neder-Betuwe 2015' bepaald. Dit is letterlijk benoemd in de Nota zienswijzen van april 2010.

Mate van aantasting beschermd dorpsgezicht

Desondanks is de gemeente zich bewust van de verschillende belangen die ter plaatse van het plangebied spelen. Er is dan ook een weloverwogen besluit gemaakt om in principe mee te werken aan het initiatief. Bij deze afweging spelen de uitgangspunten van het revitaliseringsplan van 't Panhuis en de beschermde waarde van het Beschermd dorpsgezicht een rol.

Er is een onderzoek gedaan naar de cultuurhistorische waarden ter plaatse van het plangebied en het effect van de planontwikkeling op de waarden zoals die bij het Beschermd dorpsgezicht zijn omschreven in het in 2005 vastgestelde rapport van 31-8-2001 over het gebied Rijnbandijk/Boveneindsestraat en Markstraat.

De karakteristieke verkaveling binnen het beschermingswaardig gebied is gelegen buiten het plangebied. Dit is namelijk gelegen ter hoogte van de Rijnbandijk en de Boveneindsestraat. In het plangebied zijn ook geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen aanwezig. De waardevolle groenstructuur bevindt zich onder andere langs de Hogeveldseweg in de vorm van laanbeplanting. De gronden ten westen en noorden van het plangebied worden gebruikt voor het telen van bomen en zijn daarmee ook onderdeel van de omschreven karakteristiek van het dorpsgezicht. Het plangebied zelf is momenteel als weiland in gebruik.

De waardering als beschermd dorpsgezicht richt zich met name op de wijze van verkaveling en karakteristieke bebouwing langs de Boveneindsestraat en Rijnbandijk en de relatie ervan met het aangrenzende agrarische gebied. De bebouwingslinten van de Boveneindsestraat en Rijnbandijk zijn op ruime afstand van het plangebied gelegen. De karakteristieke groenstructuur bestaande uit boomgaarden, hoogstamfruitteelt en tuinen is niet in het plangebied aanwezig. Het plangebied is momenteel grasland. Het plangebied is wel onderdeel van het open landelijk gebied binnen het beschermd dorpsgezicht. Het bedrijventerrein komt, zij het in beperkte mate, dichter bij het karakteristieke lint van het beschermd dorpsgezicht te liggen.

Met het bouwen van een bedrijfsgebouw op deze gronden zal een stukje landelijk gebied verloren gaan. De aantasting van de beschreven karakteristieken van het dorpsgezicht is beperkt. Het voorstel in het plan voor uitbreiding van het Panhuis is om een forse bomenrij te planten. Hiermee draagt het plan bij aan de groenstructuur van het omliggende gebied en wordt zowel de bestaande als de nieuwe bedrijfsbebouwing aan het zicht onttrokken. Dit is ten opzichte van de huidige situatie een verbetering doordat hier nu een doorgaande robuuste groenstrook ontbreekt.

Advies van Geïntegreerde Commissie welstand en cultuurhistorie

Het plan is op basis van de Erfgoedverordening (artikel 22.3) voorgelegd aan de monumentencommissie om hen te horen. Er is advies uitgebracht door de Geïntegreerde Commissie welstand en cultuurhistorie (vertegenwoordigd door het Gelders Genootschap) dit is als bijlage 5 opgenomen. Hierbij is beoordeeld of het plan een significant negatief effect heeft op de gestelde cultuurhistorische waarde van het Beschermd dorpsgezicht. Deze waarde hebben o.a. betrekking op de mate van historisch-ruimtelijke of stedenbouwkundige waarden, situationele waarden, gaafheid en herkenbaarheid en zeldzaamheid.

In het kort komt het advies op het volgende neer. De huidige verstedelijkingscontour maakt een inpassing mogelijk conform adviespunt 6 van het in 2005 vastgestelde rapport van 31-8-2001. Er wordt een groenzone aangelegd als grens tussen het te beschermen gebied en het industrieterrein. Doordat het plangebied aan de rand van het gebied is gelegen en door de afschermende werking van de beplanting, is er geen sprake van:

  • Een verstorend beeld agv de architectuur van het bedrijventerrein/uitbreiding Vlastuin;
  • Een aanslag op de openbare ruimte;
  • Een bedreiging voor het gebied;
  • Een aantasting van de open zichtas en samenhang/openheid van het gebied;
  • De aantasting van het karakteristieke polderlandschap en het zicht erop;
  • Een aantasting van de cultuurhistorische waarden, historisch ruimtelijke of stedelijke waarden, situationele waarden, gaafheid/herkenbaarheid en zeldzaamheid.

Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie heeft de commissie om die reden geen bezwaar tegen de voorgestelde uitbreiding van het bedrijventerrein.

Concluderend is sprake van een weloverwogen uitbreiding binnen het beschermd dorpsgezicht dat cultuurhistorisch verantwoord is.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan (waaronder ook dit wijzigingsplan wordt begrepen) moet als gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

5.1 Milieu

5.1.1 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    - verzorgingstehuizen;
    - psychiatrische inrichtingen;
    - medisch centra;
    - poliklinieken;
    - medische kleuterdagverblijven.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Planspecifiek

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan. Hierdoor vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. Het effect van het (mogelijk) bedrijfsgeluid op de omgeving komt aan bod in paragraaf 5.1.4 Milieuzonering.

5.1.2 Luchtkwaliteit

In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.

Planspecifiek

Het plan zorgt voor extra verkeer en daarmee voor een toename van fijn stof en stikstofdioxide. Daarom is de toename van het verkeer berekend.

In de ontwikkeling van Panhuis-Noord wordt uitgegaan van vijf planonderdelen die invloed hebben op de verkeersstromen en het aantal verkeersbewegingen: verplaatsen van openbare parkeerplaatsen langs Panhuizerweg, verplaatsen van parkeerplaatsen voor werknemers, stallen van trailers, parkeerterrein voor vrachtwagens en toevoegen van een bedrijfshal. De eerste drie onderdelen resulteren nagenoeg niet in een toename van het aantal verkeersbewegingen.

Ten aanzien van het parkeerterrein voor vrachtwagens is in het plan rekening gehouden met 20 parkeerplaatsen. Indien wordt uitgegaan van gemiddeld 3 bewegingen per parkeerplaats dan resulteert dit in 60 vervoersbewegingen(vvb) per weekdag.

Als gevolg van het uitbreiden van de bedrijfsactiviteiten in de nieuw te bouwen hal zal het aantal vervoersbewegingen toenemen. De firma Vlastuin is reeds aanwezig op het bedrijventerrein 't Panhuis, hierdoor vinden er met name vervoersbewegingen tussen de andere bedrijfsdelen plaats. Het bestemmingsplan laat tot en met categorie 3.2 bedrijven toe. Indien hier rekening mee wordt gehouden kan aan de hand van verkeersgeneratiecijfers het aantal verkeersbewegingen worden ingeschat. De berekening van de verkeersgeneratie is gebaseerd op de 'publicatie 317: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van de CROW. Uitgaande van een gemengd bedrijventerrein dient rekening te worden gehouden met 158 vvb per weekdaggemiddelde per hectare netto bedrijventerrein. In het bestemmingsplan is netto 1 ha opgenomen. Dit resulteert in een toename van 158 vvb per weekdag.

Totaal neemt het aantal bewegingen met 218 vvb/weekdag toe. In verhouding tot deze toename wordt verwacht dat 30% vrachtverkeer is. Met onderstaande tabel is aan de hand van de 'NIBM-tool' te zien dat de toename van luchtkwaliteitsbelasting met minder dan 1,2 µg/m3 toeneemt. Het project is hierdoor aan te merken als NIBM. Het aspect lucht staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0017.png"

5.1.3 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.

Planspecifiek

Voor het plangebied zijn twee verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd, voor perceel F342 (locatie 1) en perceel F367 (locatie 2). De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. De genoemde verontreiniging ter plaatse van locatie 2, o.a. een ondergrondse tank en brandlaag, zijn intussen verwijderd. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie. De onderzoeken zijn in bijlage 6 en 7 bij de toelichting opgenomen. Voor de locatie F367 (locatie 2) is voor de omgevingsvergunningaanvraag nog een actualisatie van het onderzoek nodig, aangezien dit onderzoek al enige tijd geleden is uitgevoerd. Ten aanzien van het bestemmingsplan is voldoende aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functies.

5.1.4 Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Planspecifiek

De gronden worden in lijn met het bestemmingsplan Bedrijventerreinen bestemd. Dit betekent dat de gronden bestemd zijn voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG. Het perceel dat bestemd is voor het parkeren van vrachtwagens, trailers en auto's is ook dusdanig bestemd dat deze gronden uitsluitend als parkeerterrein mogen worden gebruikt.

De indicatief aan te houden minimale afstand van de bedrijfsgronden bestemd voor categorie 3.2 bedrijvigheid tot een rustige woonwijk is 100 meter. De meest dichtbij gelegen burgerwoning is met circa 250 meter duidelijk verder weg gelegen dan deze 100 meter.

Op het huidige bedrijventerrein 't Panhuis zijn diverse bedrijfswoningen aanwezig. Dit huidige bedrijventerrein, met de aanwezige bedrijfswoningen, zijn reeds bestemd tot cat. 3.2. Hierin treden met voorliggend plan geen veranderingen op.

De categorie 3.2 bedrijvigheid vindt plaats in het bedrijfsgebouw waardoor de uitstraling richting het buitengebied beperkt is.

Ter hoogte van de Hogeveldseweg-Nijverheidsweg is een plan in voorbereiding met betrekking tot het realiseren van een tankstation voor vrachtwagens. Dit betreft een categorie 2 inrichting waarbij een richtafstand tot gevoelige functies 30 meter bedraagt. Het plangebied ligt op circa 200 meter van dit tankstation.

Met het voorstaande zijn er geen belemmeringen te verwachten in het kader van milieuzonering en is het plan uitvoerbaar.

5.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.

Planspecifiek

Via de site Risicokaart.nl kan worden vastgesteld of er in de directe omgeving van het plangebied inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd is een schermafdruk van de Risicokaart (plangebied globaal met paars aangegeven).

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0018.jpg"

Uitsnede Risicokaart met het plangebied paars aangegeven

Hieruit is op te maken dat op het bedrijventerrein een aantal grote bedrijven zit die risico's met zich meebrengen. Ten zuidoosten van het plangebied is volgens de risicokaart het terrein van BAM Bredero Bouw BV gelegen. Sinds een aantal jaar is dit bedrijf en installaties niet meer gevestigd op deze locatie. Dit betekent dat zowel de 'terreingrens', als de 'risicontour vulpunt' en de aanduiding 'overige inrichtingen gevaarlijke stoffen' niet meer van toepassing zijn.

Verder is uit de Risicokaart op te maken dat de huidige percelen van Vlastuin als risicovolle inrichting worden aangemerkt. Deze inrichting betreft volgens de risicokaart een installatie van Oxiderende gassen waarbij de 10-6 contour op 35 meter ligt. Deze installatie is wederom niet meer aanwezig. Het plangebied ligt hier bovendien buiten.

Het plangebied ligt op meer dan 330 meter van het bedrijf Recticel aan de Spoorstraat 69. De persoonsgebonden risico (PR) contour van 10-8 ligt binnen de eigen terreingrenzen en ligt daarmee buiten het plangebied.

Aan de oostzijde is nog een bedrijf aanwezig dat als risicovol is aangegeven: Snijbedrijf Koetsier BV. Hier is een stikstofresevoir aanwezig met een 10-6 contour van 35 meter. Het plangebied ligt hier buiten.

Tot slot ligt het plangebied op circa 1500 meter van de Betuweroute. Hierdoor ligt het plangebied binnen het grote invloedsgebied van de Betuweroute (4 km), maar niet binnen de 200 meter zone van deze basisnetroute. Op grond van art. 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) moet worden ingegegaan op de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en bestijdbaarheid. De afstand tot de Betuweroute is dermate groot dat de risico's van het plangebied bij een ongeval zeer klein is. De doelgroep die hier zal werken betreft geen 'kwetsbare' groep, de zelfredzaamheid is erg goed.

Een risicovolle inrichting binnen het plangebied is binnen de planregels van voorliggend plan niet toegestaan. Dit is in lijn met de Externe Veiligheidsvisie van de gemeente.

Gezien het bovenstaande staat het aspect externe veiligheid de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Dit geldt voor het plaatsgebonden risico en voor het groepsrisico.

5.1.6 Milieueffectrapportage

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) onderzoekt de milieugevolgen van een plan of project en de (milieuvriendelijkere) alternatieven. Een m.e.r. is verplicht bij grote ruimtelijke ingrepen zoals de bouw van industriële complexen en aanleg van auto(snel)wegen maar een m.e.r. is bijvoorbeeld ook verplicht voor de aanleg van een golfbaan en bij bepaalde uitbreidingen van agrarische bedrijven. Het milieueffectrapport (MER) is onderdeel van de m.e.r.-procedure.

Of een project m.e.r.-plichtig is moet ten eerste worden getoetst aan het Besluit milieueffectrapportage, artikel 7.4 bijlage C en D. In die twee bijlagen zijn de activiteiten aangewezen waarvoor een m.e.r. beoordelingsplicht geldt. Ten tweede kan de provinciale milieuverordening aanvullend op het Besluit m.e.r. nog meer activiteiten aanwijzen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht. Ten derde kan uit een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 ook een m.e.r.-plicht volgen.

Het uitvoeren van een m.e.r. is ook toegestaan zonder dat de m.e.r. plicht op het initiatief van toepassing is, bijvoorbeeld als er sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit die wel genoemd wordt in het Besluit m.e.r., maar waarbij de drempelwaarden niet worden overschreden. Dit heet de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Een m.e.r. mag ook worden uitgevoerd als de betreffende activiteit niet wordt genoemd in het Besluit m.e.r. en ook niet op andere wijze (bijvoorbeeld op grond van de provinciale milieuverordening) m.e.r.-plichtig is. Dit heet de onverplichte m.e.r.

Planspecifiek

Het onderhavige plan behelst een terrein van circa 1,5 ha (omvang bedrijfsbestemming) en blijft daarmee (ver) onder de drempel van 75 ha als genoemd in bijlage D onder 11.3 van het Besluit mer.

Voorliggend bestemmingsplan is de vormvrije m.e.r.-beoordeling omdat in het kader van dit bestemmingsplan de relevante milieuaspecten in beeld zijn gebracht. In deze toelichting is daarom, in lijn met 'Bijlage III EU richtlijn milieubeoordeling projecten' ingegaan op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten. Hieruit is niet gebleken dat er sprake is van een ontwikkeling die een relevante invloed heeft op het milieu in de omgeving. Belangrijke milieugevolgen kunnen daarom worden uitgesloten. Hetgeen beschreven wordt in dit bestemmingsplan geeft voldoende inzicht op de milieu gevolgen om een gewogen besluit omtrent dit bestemmingsplan te nemen. In het kader van het ecologische onderzoek (zie paragraaf 4.3.7) is gekeken naar het ecologisch effect in het plangebied als óók het effect buiten het plangebied (de externe werking). Er blijken geen significant negatief effect te zijn. Gelet op de resultaten van het ecologische onderzoek bestaat er geen verplichting om een passende beoordeling (met daaraan gekoppeld een plan-MER) op te stellen.

5.1.7 Spuitzonering

Er zijn in Nederland geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en nabij gelegen, voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige objecten, zoals woningen. Vanwege mogelijk vrijkomende drift (verwaaiing van spuitvloeistof) bij het bespuiten van fruitbomen wordt in de bestemmingsplanpraktijk meestal een afstand van 50 meter aangehouden tussen een fruitboomgaard en een gevoelige bestemming. Dit is een in de praktijk gegroeide vuistregel, mede op basis van jurisprudentie.

Gevoelige functies zijn bijvoorbeeld woningen en bedrijven. Bij deze afstand van 50 meter wordt ervan uitgegaan dat enerzijds de bedrijfsvoering van de agrariër niet wordt belemmerd en anderzijds dat er geen nadelige effecten optreden voor de gezondheid van de medewerkers van de medewerkers van een bedrijf. De 50 meter afstand is echter een indicatieve afstand en hangt onder meer af van het soort teelt ter plaatse en de plaatselijke omstandigheden. Drift in bijvoorbeeld de fruitteelt is door de aard van de bespuiting, met name op- en zijwaarts gericht spuiten, hoger en intensiever dan bij bespuitingen in de lage bomenteelt. Voor het betrokken bestuursorgaan bestaat zowel bij toepassing als afwijking van deze afstand een onderzoeksplicht. Een kortere afstand is mogelijk, mits voorzien van een deugdelijke motivering.

Planspecifiek

In bijlage 10 is een onderzoeksrapport opgenomen, waarbij wordt ingegaan of met het voorliggend plan belemmeringen met betrekking tot spuitzonering zijn te verwachten.

Zoals hiervoor staat aangegeven is de in de praktijk gegroeide vuistregel van 50 meter indicatief. Dat betekent dat er onder omstandigheden gemotiveerd van kan worden afgeweken. Omdat elk geval anders is, dient dit per dossier te worden onderzocht en afgewogen. Dat is maatwerk. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en onderzoek komen de volgende aandachtspunten naar voren:

  • 1. wat wordt planologisch mogelijk gemaakt en geldende bestemming(en);
  • 2. welke gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt;
  • 3. wat zijn de effecten van de gewasbeschermingsmiddelen voor de mens bij blootstelling en het gebruik van driftreducerende middelen;
  • 4. overheersende windrichting.

Omdat er een watertoevoerende sloot ligt aan de zuidelijke zijde van de agrarische percelen nrs. 96 en 97 en ten oosten van het agrarische perceel met maïsteelt is de fruitteler op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer verplicht driftbeperkende spuitmethoden toe te passen en teeltvrije zones te hanteren. De fruitteler hanteert een teeltvrije zone van ongeveer 3 meter ten opzichte van de sloot.

De bepalingen met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht staan opgenomen in artikel 3.79 e.v. van het Activiteitenbesluit milieubeheer en zijn bedoeld om de reductie van gewasbeschermingsmiddelen in het water verder te stimuleren.

Het gebruik van driftbeperkende spuitdoppen is bij een watertoevoerende sloot om of naastgelegen aan het perceel verplicht. Daar is in dit geval sprake van.

Gezien de voornamelijk westelijke ligging van het bedrijfsperceel ten opzichte van de agrarische percelen, betekent dat, gezien de overheersende zuid-westelijke windrichting, de drift niet richting het bedrijfsperceel zal waaien. Verder is het zo dat de beoogde bedrijfshal zal worden uitgevoerd met aan de achterzijde (noordzijde) en aan de westzijde dichte wand (geen openingen). De kans is dan ook minimaal dat er drift op het bedrijfsperceel terechtkomt.

Op basis van de genoemde aandachtspunten is in het rapport aangegeven dat het beoogde plan uitvoerbaar is, mits de maatregelen inzake de gevelopeningen in de planregels worden geborgd via een voorwaardelijke verplichting. Dit is in artikel 4 opgenomen.

5.2 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels, uit de, voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten, zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen. Doel daarvan is dat het bestemmingsplan vanuit het oogpunt van waterhuishouding uitvoerbaar wordt.

Planspecifiek

Voor dit plan is het beleid van het Waterschap Rivierenland van belang. Met het waterschap zijn de waterhuishoudkundige aspecten afgestemd. Een belangrijke ingreep is het verleggen van de A-watergang die momenteel langs de Panhuizerweg naar de buitenrand van het plangebied. Rond deze watergangen is een obstakelvrije zone opgenomen (dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen) ten behoeve van het onderhoud van de watergang. Het hemelwater en afvalwater zal gescheiden worden afgevoerd. Het hemelwater van het parkeerterrein zal worden opgevangen in een wadi. Deze wadi heeft naast een bergende functie ook een zuiverende werking. Met een slokop heeft de wadi een overstort op de A-watergang. Het bedrijfsgebouw zal worden voorzien van een gras of sedumdak. Hierdoor zal het hemelwater vertraagd worden afgevoerd richting de A-watergang. Een deel van de waterberging vindt ook plaats in de A-watergangen.

Het afvalwater van het bedrijfsgebouw zal uiteindelijk worden afgevoerd op het bestaande rioolstelsel. Dit zal bij de civieltechnische uitwerking in de omgevingsvergunningaanvraag nader worden onderzocht.

In bijlage 2 is het watersysteem en de waterbergingscapaciteit nader toegelicht.

Met bovenstaande maatregelen is het plan uitvoerbaar met betrekking tot de wateraspecten.

5.3 Verkeer

Om te beoordelen of met dit plan sprake is van een goede ruimtelijke ordening, is ook het effect van het project op de verkeersstructuur en het parkeren van belang. Hierbij komen aspecten zoals de huidige wegcapaciteit van de toegangswegen, de toe te voegen inritten en het benodigde aantal parkeerplekken naar voren.

Planspecifiek

Op voorliggend plan de “Nota Parkeernormen”(2013) van toepassing. In de Nota Parkeernormen zijn de parkeernormen (en bijbehorende berekeningssystematiek) opgenomen voor de gemeente Neder-Betuwe die van toepassing op alle toekomstige ruimtelijke plannen en projecten. De nota is bedoeld als normenkader van de gemeente Neder-Betuwe.

Verkeersstructuur

Het parkeerterrein aan de oostzijde van de Hogeveldseweg vormt een eenheid met het bestaand parkeerterrein van Vlastuin. Dit terrein zal worden gebruikt voor het parkeren van auto's voor werknemers, een vrachtwagenstandplaats en eventueel de opslag van o.a. trailers, onderstellen (eindproducten Vlastuin). De ontsluiting vindt plaats via de bestaande inrit en hierdoor hoeft de wegenstructuur niet te worden aangepast.

Het bedrijfsgebouw is direct aan de Panhuizerweg ontsloten. Door het gebouw op enige afstand van de Panhuizerweg te bouwen ontstaat er ruimte om het gebouw op een veilige manier in te rijden. Hiervoor zullen de openbare parkeerplaatsen aan de Panhuizerweg worden verplaatst naar de westzijde van het plangebied. Verder blijft de Panhuizerweg ongewijzigd.

De Hogeveldseweg binnen het plangebied blijft toegankelijk bij calamiteiten en voor onderhoud van de watergangen. Vanwege het gebruik als vluchtroute bij diefstal op het bedrijventerrein zal de weg ter hoogte van het plangebied voor langzaam verkeer worden afgesloten. In principe is het alleen toegankelijk voor brandweer, gemeente en het Waterschap.

In paragraaf 5.1.2 is de toename van het verkeer berekend aan de hand van het toe te voegen programma en de verkeersgeneratie kengetallen van het CROW. Hieruit volgt een verwachte toename van maximaal 218 vervoersbewegingen per weekdag (vvb/wd). Het aantal vervoersbewegingen op de Panhuizerweg en de Industrieweg was in 2013 3000 vvb/wd. Dit verkeer verspreid zich over het bedrijventerrein en zal ter hoogte van het plangebied lager zijn. De toename van het verkeer als gevolg van de uitbreiding is relatief gezien gering. De wegen zijn geschikt om het toenemende aantal vervoersbewegingen te herbergen. Aan deze wegen zijn nabij het plangebied geen geluidsgevoelige woningen aanwezig.

Met de beoogde maatregelen worden het aantal 'wild' geparkeerde auto's op het bedrijventerrein en het aantal geparkeerde vrachtwagen langs wegen binnen de gemeente beperkt. Naast dat dit ruimtelijke kwaliteitswinst oplevert komt dit ten goede aan de veiligheid van diverse wegen binnen Het Panhuis maar ook binnen de gemeente.

Vanuit het aspect verkeer zijn geen belemmeringen met betrekking tot de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het plan lost juist een aantal verkeers- en parkeerproblemen op.

Parkeren

In de toelichting bij het stedenbouwkundig plan (hoofdstuk 3.2) is ingegaan op het aantal parkeerplaatsen. Met betrekking tot de geldende parkeernormen, het revitaliseringsplan en de eerder gemaakte afspraken met de gemeente is een parkeerbehoefte berekend.

Parkeerbehoefte:

Ter compensatie van de bestaande parkeerplaatsen:                                              34 pp openbaar toegankelijk nabij de Panhuizerweg  
Parkeernorm gemeente 1,3 pp (arbeidsextensief bedrijf) per 100 m2 BVO:   91 pp (uitgaande van circa 7000 m2 BVO)  
Parkeerplaatsen werknemers van 't Panhuis   50 pp (gebaseerd op behoefteberekening Vlastuin en revitaliseringsplan)  
TOTAAL PARKEERPLAATSEN   175 pp  
   
Aantal standplaatsen vrachtwagens   20 pp (dubbelgebruik mogelijk met pp werknemers)  

Parkeren gerealiseerd:

Het stedenbouwkundig plan geeft een inrichtingssuggestie, uitwerking volgt pas bij omgevingsvergunningaanvraag. In dit plan zijn de volgende gegevens opgenomen.

Parkeerplaatsen westzijde gebouw   circa 46 pp openbaar toegankelijk  
Parkeerplaatsen voor kantoor/entree gebouw   circa 10 pp openbaar toegankelijk  
Parkeerplaatsen aan de oostzijde van de Hogeveldseweg   circa 119 pp beveiligd terrein  
TOTAAL PARKEERPLAATSEN   175 pp  
   
Aantal standplaatsen vrachtwagens aan de oostzijde van het plangebied   20 pp (dubbelgebruik mogelijk met pp werknemers)  

Uit bovenstaande berekening is te concluderen dat er voldoende ruimte beschikbaar is om te kunnen voorzien in de benodigde parkeerplaatsen. De te realiseren parkeerplaatsen ('parkeerbehoefte') is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels.

Vanuit het aspect parkeren is dit bestemmingsplan uitvoerbaar.

5.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.

Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.


Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Voor het bedrijventerrein Panhuis-Noord is een quick-scan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is in bijlage 8 opgenomen. Hieronder worden de resultaten beschreven van dit onderzoek in relatie tot de gebiedsbescherming en de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in en grenst niet aan een beschermd natuurgebied of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het initiatief is niet in strijd met de natuurbeschermingswet en de EHS.

Soortenbescherming

De aanwezigheid van een geschikte habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in bijgevoegde tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is verkort weergegeven welke maatregelen te treffen zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEhogeveldsewegA-vst1_0019.png"

In het kader van de voorgenomen ingrepen kunnen er overtredingen plaatsvinden ten aanzien van broedvogels, vliegroutes vleermuizen, grondgebonden zoogdieren, amfibieën en vissen. Door bepaalde maatregelen kunnen overtredingen van de Flora en faunawet worden voorkomen. Ten aanzien van broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Bij de herinrichting dienen adequate maatregelen te worden getroffen ten aanzien van de aanwezigheid van een potentiële vliegroute voor vleermuizen. Aan de noordzijde wordt bijvoorbeeld een nieuwe groenstrook aangelegd. Dit vraagt bij de daadwerkelijke inrichting en omgevingsvergunningaanvraag aandacht. Door de aanwezigheid van tijdelijke (regen)plassen op de onderzoekslocatie in de periode april – september te voorkomen kan bij uitvoering van de werkzaamheden een eventuele overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van de rugstreeppad worden vermeden. Voor eventueel voorkomende beschermde vissoorten zal een ontheffing nodig zijn bij het verplaatsen in de nieuwe watergang.

Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Flora- en faunawet niet aan orde. Op de locatie is ten aanzien van de overige soortgroepen geen geschikte habitat aanwezig en/of zijn er geen sporen van verblijfsplekken aangetroffen. Op basis van gepubliceerde verspreidinggegevens zijn er geen overige soorten te verwachten.

De initiatiefnemer is voornemens de te treffen maatregelen te nemen.

Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de herziening van het bestemmingsplan uitvoerbaar.

5.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.

Archeologie

Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.

Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.

Planspecifiek

Cultuurhistorische waarde

Alleen de locatie waar het parkeerterrein is beoogd (deelgebied 2) heeft in het geldend bestemmingsplan Buitengebied Kesteren een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied 2. Tot de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de in deze bestemming bedoelde gronden worden gerekend:

  • a. reliëf: de ruggen, geulen, dijken, kaden en huisterpen;
  • b. waterhuishouding: de contouren van de waterpartijen;
  • c. verkaveling: de tracés en patronen van de kavelgrenzen, wegen en waterlopen;
  • d. bebouwing: de locaties van de bebouwing, zoals deze op de desbetreffende gronden voorkomen, dan wel uit historische bronnen bekend zijn.

In het plangebied is geen reliëf aanwezig, het is een vlak veld met zand bedekt. Er staat ook geen historisch waardevolle bebouwing. Met de uitbreiding worden wel de contouren van de watergangen gewijzigd. Met het verplaatsen van de watergang wordt aangesloten op de naastgelegen watergang ten oosten van het plangebied. Dit betreft ook het historisch verkavelingspatroon en wordt in die zin ook hersteld. Dit wordt dan ook als positief aangemerkt. Doordat op deze locatie in voorliggend plan geen bebouwing wordt mogelijk gemaakt vindt er ook geen eventuele onherstelbare aantasting plaats. Het terrein maakt met onderhavig plan onderdeel uit van het bedrijventerrein en wordt conform het bestemmingsplan Bedrijventerrein bestemd. Hierdoor vervalt de dubbelbestemming.

Beschermd dorpsgezicht

Een deel van het plangebied (deelgebied 1) maakt onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht. In paragraaf 4.3.3 is uitgebreid verslag gedaan van de aanwezige cultuurhistorische waarden en de mogelijke aantasting van deze waarden. Hieruit is geconcludeerd dat de uitbreiding vanuit cultuurhistorisch oogpunt aanvaardbaar is.

Archeologische waarden

Het plangebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hierdoor is in het huidige bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4 opgenomen.

Voor het plan is een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd (zie bijlage 9). Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat op locatie 1 tot een diepte van 3 meter geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen. In het onderzoek is aangegeven dit deel van het plangebied kan worden vrijgegeven. Vanwege de aanwezige puinverharding (gebroken puin) heeft geen booronderzoek kunnen plaatsvinden in het deelgebied 2 (uitbreiding parkeerplaats Hogeveldseweg).

Naar aanleiding van het onderzoek is deelgebied 1 vrijgegeven en voor deelgebied 2 is de dubbelbestemming gehandhaafd. Via een vergunningstelsel is in het voorliggend bestemmingsplan gesteld dat bij ingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m2 aanvullend onderzoek nodig is. De bodemingrepen zullen beperkt blijven tot het graven van de wadi's, de rest van het terrein wordt verhard maar zal niet worden bebouwd.

Conclusie

Vanuit de beschreven beschermde cultuurhistorische waardes in relatie tot het beoogde plan, het uitgevoerde archeologisch onderzoek en het opgenomen vergunningstelsel wordt het plan uitvoerbaar geacht.

5.6 Explosieven

In de tijd van de Tweede Wereldoorlog is het gebied in de gemeente Neder-Betuwe diverse malen getroffen door bombardementen. De gevechten hebben geleid tot onontploft materiaal in de grond. Bij ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen moet worden nagegaan of explosieven aanwezig zijn.

Planspecifiek

Voor de hele gemeente is een bureau onderzoek gedaan naar of er explosief materiaal in de grond te verwachten is. Het onderzoek kan niet uitwijzen of het plangebied een onverdachte of verdachte locatie betreft. Een oppervlaktedetectie onderzoek zal moeten uitwijzen of er daadwerkelijk explosief materiaal aanwezig is. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd bij het bouwrijp maken van de gronden. Tegelijkertijd kan indien er materiaal wordt gedetecteerd dit op een veilige manier worden opgeruimd. In het kader van voorliggend bestemmingsplan is het voldoende aannemelijk dat dit aspect de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat. Het aanvullend onderzoek zal bij het uitvoeren van bodemingrepen plaats vinden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De gemeente Neder-Betuwe heeft ten behoeve van het project met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst getekend, als bedoeld in artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening. Gelet op de aard van de ontwikkeling en de eigendomssituatie behoeft voor de financiële haalbaarheid van dit project niet te worden gevreesd: het project is financieel uitvoerbaar. De kosten zijn dankzij de anterieure overeenkomst anderszins verzekerd waardoor een exploitatieplan niet nodig is.

Hoofdstuk 7 Het juridisch plan

7.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de (dubbel)bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

7.2 Toelichting afzonderlijke bestemmingen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • "Agrarisch": Een smalle strook aan de westzijde van het plangebied is bedoeld voor maai/baggerafval ten behoeve van het onderhoud van de watergang. Deze grond heeft overeenkomstig naastgelegen gronden de bestemming Agrarisch.
  • "Bedrijventerrein": Merendeel van het terrein is bestemd als bedrijventerrein. Het terrein is verdeeld in twee gebieden: een gebied voor het nieuwe bedrijfsgebouw (locatie 1) en een gedeelte (locatie 2) voor het parkeerterrein aansluitend op het bestaande parkeerterrein. Ter plaatse van locatie 1 zijn bedrijven toegestaan tot categorie 3.2. Locatie 2 zal uitsluitend bedoeld zijn als parkeerterrein voor vrachtwagens en auto's. De regeling met betrekking tot de gebruiksmogelijkheden en bouwmogelijkheden sluit aan op het huidige bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen'. Aanvullingen hierbij betreffen de voorwaardelijke verplichting voor het parkeren, landschappelijke inpassing en een bouwregel met betrekking tot ventilatie mogelijkheden ten gevolge van het aspect spuitzonering.
  • "Groen": Het plan gaat uit van het inplanten van een groenstrook aan de noordzijde van het plangebied. Met een voorwaardelijke verplichting is geregeld dat er een beplantingsstrook van tussen de 3,5 en de 5 meter dient te worden aangelegd ten behoeve van de afscherming van het bedrijventerrein. Hiertoe is een beplantingsplan opgenomen die aan de voorwaardelijke verplichting is gekoppeld.
  • "Verkeer": Deze gronden zijn conform het huidige bestemmingsplan bestemd voor verkeer en parkeren.
  • "Water": Hiermee zijn de belangrijke watergangen in het plan bestemd.

De volgende dubbelbestemmingen zijn opgenomen:

  • "Waarde - Archeologie 4": Waarmee de eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten worden beschermd;
  • "Waterstaat - Waterlopen": Waarmee een bebouwingsvrije zone is opgenomen voor de A-watergangen in het gebied.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 8 Overleg, inspraak en zienswijze

8.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

8.2 Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg (ex artikel 3.1.1 Bro) afgestemd met de provincie Gelderland en het Waterschap Rivierenland. De provincie is op de hoogte van het revitaliseringsplan voor het bedrijventerrein 't Panhuis. Voorliggend plan betreft een uitwerking van dit revitaliseringsplan voor 't Panhuis-Noord. Met het waterschap zijn de waterhuishoudkundige aspecten besproken. Het watersysteem en de waterbergingsopgave is uitgebreid beschreven in paragraaf 5.2 en is akkoord bevonden door het Waterschap Rivierenland. In het kader van het vooroverleg is het plan naar het waterschap en de provincie verstuurd. In bijlage 11 is hiervan verslag gedaan. Er zijn geen bezwaren tegen de ontwikkeling van het beoogde uitbreiding.

8.3 Verslag inspraak

In bijlage 11 zijn de resultaten van de inspraak ex artikel 3.1.1 Bro opgenomen. Gelet op de ingekomen inspraakreacties is geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat om het voorontwerp van bestemmingsplan “Hogeveldseweg ong., Kesteren” aan te passen, de reacties zijn ongegrond verklaard.

Wel is gekozen om de volgende ambtelijke wijzigingen in het bestemmingsplan op te nemen:

  • 1. Paragraaf 4.3.3 van de toelichting van het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van ad 1 en 2 aangevuld.
  • 2. Om het effect van de nieuwbouw op het landschap en het Beschermd dorpsgezicht te minimaliseren zal ter zekerstelling in de voorwaardelijke verplichting ook een specificatie opgenomen van de beplantingswijze en soorten.
  • 3. In paragraaf 3.2 wordt de beschrijving van de ‘architectuur’ omgezet naar ‘beeldkwaliteitseisen architectuur’. Hieraan wordt toegevoegd dat er geen spiegelende elementen en geen ramen aan de noordzijde mogen worden toegepast zodat eventuele verlichting of spiegeling naar deze zijde is uitgesloten. Deze eisen zullen als aanvullend welstandsbeleid worden vastgesteld bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

8.4 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan ''Hogeveldseweg ong Kesteren" heeft van 11 februari 2016 tot en met 23 maart 2016 ter inzage gelegen bij de receptie in het gemeentehuis en was tegelijkertijd raadpleegbaar via de gemeentelijke website en www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode is één gezamenlijke zienswijze ingediend. De gemeentelijke reactie is weergegeven in de zienswijzennota zoals opgenomen in bijlage 12. Na een inhoudelijke beoordeling van de zienswijze is de zienswijze ongegrond verklaard en is het bestemmingsplan vastgesteld.