direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bentelo Buiten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.BNxBenteloBuiten-VS10

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Menig Twentenaar is ondernemend en handig; verhoudingsgewijs worden er dan ook meer woningen zelf gebouwd in vergelijking met het westen van Nederland. In Bentelo is een groep initiatiefnemers opgestaan die aan de gemeente Hof van Twente heeft gevraagd of zij zelf een verkavelingsplan mogen opstellen. In de structuurvisie Bentelo 2030 wordt dit initiatief ook beschreven. Omdat de gemeente participatie belangrijk vindt, heeft zij besloten dit mogelijk te maken middels een pilot. Dit initiatief past goed binnen Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO), waarbij de lokale bevolking de plek van een projectontwikkelaar inneemt. Door de gemeente worden alleen een aantal technische eisen gesteld, zodat er voor de Benteloërs voldoende ruimte is om zelf invulling aan hun woonomgeving.

De nieuwbouwlocatie zal tevens moeten worden ontsloten. De ten oosten van het plangebied gelegen wijk 'Borre' is in de huidige situatie relatief slecht ontsloten. Dit komt ook naar voren in de Structuurvisie Bentelo 2030. Een doorgaande verbindingsweg die de beoogde nieuwe woonwijk en de wijk 'Borre' verbindt met de Kieftenweg is als mogelijke oplossing aangedragen, maar geniet niet de voorkeur vanuit omwonenden. Voor het voorliggend bestemmingsplan zijn we in gesprek over overname van grond om een definitieve ontsluiting vanaf de Kieftenweg te realiseren.

Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de zuidwestzijde van de kern Bentelo en behoort tot het buitengebied van de gemeente Hof van Twente. In afbeelding 1.1 is het plangebied voor Bentelo Buiten weergegeven middels een luchtfoto aangeduid met een rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BNxBenteloBuiten-VS10_0001.png"

Afbeelding 1.1: Luchtfoto van het plangebied Bentelo Buiten inclusief planbegrenzing.

Het plangebied wordt begrensd door de kern Bentelo aan de oostzijde; ten noorden van het plangebied bevindt zich een klein cluster van woningen en een bedrijf. Aan de zuidzijde van het plangebied bevinden zich gronden met een agrarische functie en aan de westzijde ligt een bosperceel.

1.2 Huidige bestemmingsplannen

Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, vastgesteld op 9 december 2015. De gronden hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden'. De als zodanig aangewezen gronden zijn, naast de agrarische functie, bestemd voor behoud van de aanwezige landschapswaarden zijnde: beeldbepalende landschapselementen, beslotenheid, hoogteverschillen, rustige omstandigheden, natuur en waterhuishouding.

Daarnaast hebben de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'.

Tevens zijn de volgende gebiedsaanduidingen toegekend: luchtvaartverkeerzone, reconstructiewetzone - verwevingsgebied en vrijwaringszone - radar.

1.3 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie in en rondom het plangebied. Hoofdstuk 3 behandelt het relevante beleid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 worden de gewenste ontwikkeling en de randvoorwaarden die daaraan worden gesteld beschreven. Hoofdstuk 6 gaat in op bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. In hoofdstuk 7 wordt de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan toegelicht, gevolgd door de maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstuk 8.

Hoofdstuk 2 De beschrijving van het plangebied/de huidige situatie

2.1 Ruimtelijke structuur

De omgeving van het plangebied bestaat uit een relatief besloten ruraal landschap met een agrarische functie, wat wordt afgewisseld met bosschages met een meer gesloten karakter. De dorpskern Bentelo begrenst het plangebied aan de oostkant, ten noordoosten van het plangebied bevindt zich het sportcomplex van de voetbalvereniging V.V. Bentelo.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BNxBenteloBuiten-VS10_0002.png"

figuur 2.1: impressie van de huidige situatie vanaf de Kieftenweg kijkend in de richting van Bentelo (noordoosten). Aan de linkerzijde is het bos gelegen, daarachter is het plangebied gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BNxBenteloBuiten-VS10_0003.png"

Figuur 2.2: Huidige situatie in wijk de 'Borre', kijkend richting de Kieftenweg (westen). Aan de rechterkant is het bos gelegen met daarnaast het plangebied.

Het plangebied bestaat uit agrarische gronden welke zijn omringd met houtopstanden en bosschages. Figuur 2.2 laat het meest noordoostelijke deel zien van de wijk 'Borre' van Bentelo.

2.2 Functionele structuur

Functionele structuur

Rondom het plangebied zijn een aantal functies te onderscheiden:

  • Bedrijven
  • Woningen
  • Recreatie
  • Overige functies

Bedrijven

Ten noorden van het plangebied is een timmerbedrijf gesitueerd. Dit bedrijf valt onder de categorie 'overige bedrijvigheid' in het huidige bestemmingsplan. Het timmerbedrijf is een bedrijf aan huis.

Adres   Type bedrijvigheid  
Kiefteweg 21, Bentelo   Timmerbedrijf  

Woningen

Aan de noordzijde van het plangebied is een aantal woningen gesitueerd, die ook als zodanig zijn bestemd. Daarnaast grenst het plangebied aan een woonwijk behorend tot de dorpskern Bentelo, deze gronden zijn bestemd als 'Woongebied'.

Recreatie

De westkant van het plangebied grenst aan een bosschage met de bestemming 'Bos'. Ten oosten van het plangebied is een sportaccommodatie gesitueerd, bestaande uit een sporthal en een sportveldencomplex. Deze hebben beide de bestemming 'Sport'.

Hoofdstuk 3 Inventarisatie van relevant beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

3.1.1 Rijksdoelen en regionale opgaven

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
3.1.2 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota gaat in op inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

De nota stelt 'ruimte voor ontwikkeling' centraal en gaat uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Voor heel Nederland wordt een beperkt aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer

'basiskwaliteit'. Dit beleid is gericht op de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, de bundeling en ruimtelijke inpassing van infrastructuur, de borging van milieukwaliteit en externe veiligheid, het anticiperen en meebewegen met het water, het investeren in de kwaliteit van natuur en het ontwikkelen van landschap met kwaliteit.

In de Nota Ruimte worden voor het landelijk gebied de volgende uitgangspunten genoemd:

  • Nieuwe bebouwing aan laten sluiten op bestaand bebouwd gebied. Daarmee blijft in het landelijk gebied ruimte voor landbouw en open landschap, ook kan het helpen bij het tegengaan van krimp in dorpen.
  • De bereikbaarheid van een woonlocatie kan worden verbeterd wanneer er afstemming plaatsvindt met het verkeers- en vervoerssysteem. Verdichting van bebouwing is in verkeerskundig opzicht voordelig.
  • Zorgen voor een balans tussen bebouwing en natuur en water. Groene en blauwe gebieden zorgen voor rust en faciliteren ontspanning en recreatie.

De Nota Ruimte heeft geen directe invloed op het voorliggende bestemmingsplangebied.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6., tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening zijn eisen opgenomen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen wanneer de indiener een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wil maken. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zoals bedrijventerreinen, woonwijken kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor de omgeving. In een bestemmingsplan zal daarom stilgestaan moeten worden bij de vraag of er voldoende behoefte is aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling.

3.1.4 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.

Voor het plangebied Bentelo Buiten zijn de regels uit het Barro niet relevant.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Deze omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld. De omgevingsvisie bestaat uit drie onderdelen: een deel waarin 'visie' wordt besproken, een deel met 'beleid' en een deel 'uitwerking'.

Belangrijke thema's:

  • Klimaat
    Klimaatverandering zorgt voor natter, droger, warmer en extremer weer. Daarmee neemt de kans op overstromingen en wateroverlast toe, maar ook neemt de kans op droogte toe. In de ruimtelijke ordening van dorpen, steden en landschap kan hier rekening mee worden gehouden. Denk bijvoorbeeld het beperken van het verstenen van de gebouwde omgeving.
  • Energie en milieu
    Verduurzaming van de samenleving wordt een steeds belangrijker thema, energiebesparing en duurzame energieproductie zijn daarbij aandachtspunten bij het inplannen van nieuwe bebouwing.
  • Regionale economie
    Bereikbaarheid is voor de lokale economie essentieel voor de concurrentiepositie met andere regio's, daarnaast zijn een aantrekkelijke omgeving en het beschikken over culturele voorzieningen van groot belang zijn voor de regionale economie.

Uitgangspunten:

  • De provincie Overijssel zet in op duurzaamheid, daarmee wil zij een toekomst realiseren die veilig, gezond en aantrekkelijk is voor mensen, dieren en planten. Overijssel zal niet alleen klimaatbestendig gemaakt moeten worden, daarnaast ook op duurzame energieproductie in gaan zetten. Ook zal hergebruik van restproducten steeds belangrijker worden, Overijssel zet in op een circulaire economie. Naast deze verschillende duurzaamheidsambities wil de provincie de beschikbare ruimte en infrastructuur beter gaan benutten.
  • De Ruimtelijke kwaliteit die aansluit bij duurzaamheid wordt door de provincie omschreven als 'functioneel, mooi en toekomstbestendig'. Daarmee zijn de volgende drie waarden belangrijk, gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Ruimte voor natuur, water, landbouw en het beleven van verschillende landschappen bieden voor Overijssel kansen om deze waarden tot uiting te laten komen. Ook de steden veranderen en door aandacht te geven aan deze drie waarden kan de ruimtelijke kwaliteit worden gewaarborgd.
  • Sociale kwaliteit is een fijne omgeving waarin mensen zich fijn voelen en gezond kunnen leven. Denk daarbij aan een veilige omgeving die past bij de menselijke maat, ook de beschikbaarheid van voorzieningen is een factor die kwaliteit van de omgeving kan verbeteren. Variatie in de omgeving helpt ook bij het stimuleren van de zintuigen en zorgt voor een levendig leefklimaat.
3.2.2 Regionale Woonvisie Twente 2015-2025 'Natuurlijk ... Wonen in Twente!

In 2014 hebben 14 Twentse gemeenten, waaronder Hof van Twente, en WoON en Provincie Overijssel een regionale woonvisie opgesteld. Het doel van deze woonvisie is een nieuwe richting te geven aan de veranderende woningmarkt. Waar vroeger ‘groei ‘ het uitgangspunt was voor alle ontwikkeling, is dat nu niet altijd meer het geval.

De verwachting is dat Twente vanaf circa. 2025 niet meer verder zal groeien qua inwoners, in de visie wel qua aantal huishoudens. Dit vraagt om een uitwerking, die het bestaande gebied toekomstbestendig maakt. Kernwoorden hierbij zijn termen als leefbaarheid en duurzaamheid.

De visie richt zich op 4 speerpunten; wonen voor Iedereen, elke woning moet raak zijn, elke woonlocatie moet raak zijn en regionale samenwerking. Daarnaast wordt de toekomstvisie geconcretiseerd door het ontwikkelen van woonafspraken.

3.2.3 Bestuursovereenkomst woonafspraken Twente 2016-2020

De woonafspraken zijn begin 2016 vastgesteld door de Twentse gemeenten en provincie. Het doel van deze afspraken is binnen de kaders van bestaand beleid en besluiten, waaronder de ladder van duurzame verstedelijking, staan voor een goede ruimtelijke ordening en kwalitatief programma. Daarnaast wordt er gezocht naar innovatieve oplossingen en mogelijkheden voor een evenwichtige woningmarkt. Nieuwbouw zal conform de Ladder voor Duurzame Verstedelijking zoveel mogelijk plaatsvinden op transformatie- en inbreidingslocaties om onaantrekkelijke woongebieden een kwaliteitsimpuls geven. Vernieuwing, transformatie en inbreiding is de norm; waar dit niet volstaat om te voorzien in de lokale behoefte aan woningtoevoeging op basis van de lokale huishoudensontwikkeling, vindt nog uitbreiding plaats.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hof van Twente "Zicht op 2030"

Het landschap, de parel van Hof van Twente, heeft in 2030 nog altijd een belangrijke plaats. De structuur van het landschap, met deelgebieden stuwwal/verzamelgebied (westelijk), dekzandgebied (midden) en plateau (oostelijk), maar ook het reliëf en het watersysteem zijn leidend. In de waardevolle ensembles (landschap met natuur- en cultuurhistorische waarden) wordt behoud, onderhoud en herstel van cultuurhistorische en ecologische waarden in praktijk gebracht. Voltooiing van de ecologische hoofdstructuur is eveneens een herkenbaar resultaat. In 2030 is deze een feit. Bestaande natuurgebieden zijn binnen de gemeente en daarbuiten verbonden met elkaar, waardoor duurzame instandhouding van flora en fauna mogelijk is geworden.
"In het buitengebied en de buurtschappen zal het wonen kleinschalig, groen en duurzaam zijn."

Belangrijker in omvang dan uitbreiding zijn de plannen voor inbreiding in kernen en voor vernieuwing/verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. De kwaliteit gaat in alles boven de kwantiteit in 2030. Waar vanaf 2020 in de nieuwbouw energieneutrale woningen de standaard zijn, zijn in 2030 ook enkele energiepositieve wijken ontstaan. Daarbij is een verschuiving van type wooneenheden opgetreden. Wooncomplexen met een diversiteit van wooneenheden zijn in de grotere kernen ontstaan. Combinaties met zorgaanbod passen in die opzet. De traditionele twee-onder-één kap woningen zijn geleidelijk wat teruggelopen in aandeel. Daarnaast wordt in 2030 gewerkt aan het energieneutraal maken van relatief nieuwe wijken.


Maar door bewust accenten te leggen kan iedere kern werken aan een herkenbaar profiel van de eigen sterke punten en zich hiermee profileren. Denk hierbij aan: Markelo: toerisme; Delden: historie; Diepenheim: kunst; Goor: centrumfunctie; Hengevelde/Bentelo: hechte samenleving en de buurtschappen: landelijk wonen.

3.3.2 Structuurvisie Bentelo 2030 - Trots op ons dorp

Vanuit de meerdere werksessies die zijn gehouden komt naar voren dat er in Bentelo de wens bestaat voor meer woningen. De identiteit van Bentelo wordt door Benteloërs omschreven als een dorp in het groen, waar een gemoedelijke sfeer heerst en veel saamhorigheid is. Zij zien Bentelo dan ook echt als hun dorp en men is er trots op.


De natuur rondom Bentelo kenmerkt zich met laantjes, essen, houtwallen en bossen. Een afwisseling van agrarisch gebruik en boomrijke gebieden zoals landgoederen. De structuur van het dorp en de verschillend routes van en naar het dorp kunnen hier nog beter op aansluiten. Ook de ontsluiting van Bentelo kan verbeterd worden, de bewoners zien bijvoorbeeld kansen voor een verbinding tussen de Kieftenweg en 'Borre'.

In het bestaande aanbod zijn er beperkte mogelijkheden voor starters in Bentelo. Zij kunnen terecht in de (kleinere) eensgezinswoningen van de woningbouwvereniging, maar hier is momenteel geen ruimte.

Voor de ouderen is er voldoende aanbod in het woningaanbod. Er zijn appartementen beschikbaar in de WOZOCO.

De structuurvisie voorziet in twee woningbouwlocaties. Voor de locatie Berkemeijer is de ontwikkeling van starterswoningen kansrijk, wellicht gecombineerd met een ruimte voor ZZP’ers. Ook kan worden gedacht aan kleine bedrijven. Voor de herontwikkeling van deze locatie worden marktpartijen gezocht.

De eerste locatie voor het realiseren van woningbouw is het gemeentelijk perceel even ten zuidwesten van de kern. Plan ‘Bentelo Buiten’ geeft invulling aan het thema wonen, hiermee wordt dynamiek in de woningbouw gecreëerd. Deze locatie is in het voorliggende bestemmingsplan uitgewerkt. Voor de langere termijn wordt gedacht aan een woningbouwlocatie ten zuiden van de Borre.


afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BNxBenteloBuiten-VS10_0004.png"

Figuur 3.1: Ontwikkelingsvisie Bentelo 2030

3.3.3 Woonagenda 2016 - 2020

In 2016 heeft de gemeente Hof van Twente de woonvisie "Woonagenda Hof van Twente 2016-2020" vastgesteld. In deze Woonagenda verwoordt Hof van Twente haar visie op haar woonbeleid met speerpunten die beleidsrichtingen voor de komende jaren aangeeft.


De algemene hoofddoelstelling van de Woonagenda is: het zorgen voor voldoende en kwalitatief goede woonruimte voor alle doelgroepen. Hierbij zijn de volgende vier speerpunten benoemd:

  • Inzet op de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad en de kernen
  • Optimaal en via maatwerk benutten van de ruimte voor uitbreiding van de woningvoorraad
  • Aandacht hebben voor goede woonmogelijkheden voor groepen die zorg nodig hebben
  • Het huisvesten van urgente groepen woningzoekenden.


De huidige prognoses (factsheets van de Woonagenda 2016-2020) laten zien dat de groei van het aantal huishoudens sterk afhankelijk is van de beschikbaarheid van woningen. Bij een natuurlijke groei is de verwachting dat er in Bentelo een behoefte is aan ongeveer 25 woningen tot en met 2025. Deze behoefte is nog niet ingevuld met ontwikkelingen of gereed gekomen bouwprojecten.

3.3.4 Archeologiebeleid

Op 1 januari 2010 is het gemeentelijke archeologiebeleid in werking getreden. Op de bijbehorende archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart is aangegeven welke gebieden een lage, een middelhoge en een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Verder zijn ook de terreinen met bekende archeologische waarden in beeld gebracht (de archeologische monumenten). Afhankelijk van de verwachtingswaarde dient bij bouwplannen en ingrepen in de grond met een bepaalde omvang en diepte archeologisch vooronderzoek plaats te vinden.

  • Historische kern: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 50 m2 of meer;
  • Hoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 2.500 m2 of meer;
  • Middelhoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 5.000 m2 of meer;
  • Lage verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 10 ha of meer.

Dit beleid dient vertaald te worden in de planregels van de bestemmingsplannen die in procedure worden gebracht.

3.3.5 Bodembeleid

De ambitie van de gemeente is om bodemverontreiniging te voorkomen en de goede kwaliteit van de bodem te behouden. De gemeente wil bodemaspecten tijdig meenemen in de planvorming. Bij het beoordelen van bestemmingsplannen wordt beoordeeld of de kwaliteit van de bodem voldoende geschikt is voor het nieuwe beoogde gebruik.

De gemeente geeft prioriteit aan het opheffen van bodemverontreinigingsgevallen die risico’s opleveren voor mens en milieu. De gemeente gaat bij de uitvoering van bodemonderzoek uit van de landelijk geldende onderzoeknormen. De gemeente besteedt in het bijzonder aandacht aan de aanwezigheid van asbest in bodem.

3.3.6 Nota Externe veiligheidsbeleid 2012-2015

Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid staat verwoord in de Nota externe veiligheidsbeleid 2012 – 2015 “Veiligheid zonder absolute zekerheid”. Binnen de gemeente bevinden zich enkele risicovolle bedrijven. Naast opslag van gevaarlijke stoffen vindt vervoer daarvan plaats via weg, water, spoor en buisleidingen. Op de site www.risicokaart.nl staan de risicovolle bedrijven vermeld. Ten aanzien van nieuw vestiging van zwaardere en risicovolle bedrijvigheid stelt de gemeente zich terughoudend op. Kern van het te voeren beleid is dat wordt voldaan aan de minimale wettelijke eisen en verantwoord gebruik wordt gemaakt van bevoegdheden.

3.3.7 Milieubeleidsplan

Het gemeentelijk milieubeleidsplan schetst de kaders, de hoofdlijnen en de richting van het te voeren samenhangend beleid voor diverse milieuthema’s, de aanpak van doelgroepen en de samenhang met het economisch-ruimtelijk beleid. De beleidsnota kent een visie deel tot 2020 en ambities tot 2015. Centraal staat het streven naar milieuduurzaamheid. Dit vindt plaats doordat milieuaspecten en -normen vroegtijdig in de voorbereiding van besluitvorming worden mee- en afgewogen met het oog op ontwikkeling en behoud van een goed woon- en leefklimaat.

3.3.8 Nota geluidbeleid

De Nota gemeentelijk geluidbeleid 2013 – 2020 bevat voor 7 verschillende gebiedstypen beleid met betrekking tot wegverkeerslawaai en industrielawaai. De geluidnota bevat ook beleid voor onder andere cumulatie en compensatie van geluid. Het beleid is gericht op behoud van stilte waar het stil is. Dit geldt voor zowel het buitengebied als voor de kernen.

Waar van nature al meer geluid is, bijvoorbeeld door verkeer op drukke doorgangswegen, is de gemeentelijke ambitie minder hoog.

3.3.9 Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2017 - 2020

In de Waterwet en de Wet milieubeheer zijn de gemeentelijke watertaken geregeld. Deze taken hebben betrekking op de gemeentelijke zorgplicht voor:

  • inzameling en transport van stedelijk afvalwater.
  • het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater.
  • grondwater(maatregelen).

De doelmatige uitvoering van deze zorgplichten is in het vGRP vastgelegd en gaat uit van de volgende principes:

De trits "vasthouden - bergen - afvoeren" houdt in dat in eerste instantie getracht wordt het (gebiedseigen) water in de bodem te infiltreren. Indien dit niet mogelijk is dient het afstromend regenwater lokaal te worden geborgen in vijvers en watergangen. Pas in de laatste instantie kan overwogen worden het water (zo traag mogelijk) af te voeren naar de omgeving.

De trits "schoonhouden - scheiden - schoonmaken" omvat ten eerste het niet toelaten dat de kwaliteit van water verslechtert (schoon houden), vervolgens het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen en als laatste het zuiveren (schoonmaken) van verontreinigd water. Door water schoon te houden en vuile waterstromen zoveel mogelijk gescheiden te houden kan de omvang van te zuiveren water worden beperkt en tevens het zuiveringsrendement worden verhoogd.

Het vGRP geeft inzicht in de omvang, het functioneren en de kwaliteitstoestand van de voorzieningen waarmee de gemeente invulling geeft aan de wettelijke zorgplichten voor het afval-, hemel- en grondwater. Het vGRP beschrijft de beleidskaders en de activiteiten voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afval, hemel- en grondwater in de gemeente Hof van Twente voor de periode 2016-2020 en geeft de visie op de gemeentelijke watertaken voor de lange termijn (2030). In het vGRP zijn de gemeentelijke ambities vastgelegd ten aanzien van de invulling van zorgplichten op het gebied van stedelijk afvalwater, overtollig hemelwater en grondwateroverlast.

3.3.10 Conclusie

De hiervoor behandelde beleidsdocumenten zijn met name richtinggevend voor nieuwe ontwikkelingen.

Voor een nadere toelichting op de verschillende (milieu-) aspecten in relatie tot dit bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten.

Daar waar mogelijk zijn gemeentelijke beleidsuitgangspunten doorvertaald in de regels van dit bestemmingsplan of bieden de regels, voor zover een bestemmingsplan hierin kan voorzien, voldoende mogelijkheden om de gemeentelijke beleidsambities te kunnen realiseren.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaand aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r.

Een bestemmingsplan (of uitwerkingsplan) kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:

  • indien een passende beoordeling op basis van artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is;
  • indien sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit de onderdelen C en D overschrijden en waarbij het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 3 (plannen);
  • indien het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 4 (besluiten) en er sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit onderdeel C en D overschrijden. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C is in dit geval sprake van een m.e.r.-plicht. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D is het plan m.e.r.-beoordelingsplichtig.

Op grond van het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage moet het bevoegd gezag, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, zich er alsnog van vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben. Voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.

De ontwikkeling in dit uitwerkings is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien de volgende drempelwaarden worden overschreden:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Het komt er op neer dat voor een bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.
4.1.1 Implicaties voor plangebied

Het plangebied betreft het realiseren van 12 woningen. Deze activiteit valt onder D 11.2 (De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject) in de bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage. De omvang van de wijziging blijft ruim onder de drempelwaarden in onderdeel D in de bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage. De activiteit zit ruim onder de drempelwaarde van 2000 woningen waarboven een aparte m.e.r.-beoordeling moet worden gedaan. Wel is het nodig om in het te nemen besluit (wijzigen bestemmingsplan of omgevingsvergunning) aan te tonen dat er geen significante milieugevolgen voor de omgeving zijn. Dit heet een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Vormvrije m.e.r.beoordeling

Op grond van artikel 2.5, sub b, van het Besluit m.e.r. moet het bevoegd gezag aan de hand van de selectiecriteria als bedoeld in de bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectrapportage nagaan of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

De criteria van bijlage III van de richtlijn betreffen:

  • kenmerken van het project;
  • plaats van het project;
  • kenmerken van het potentiële effect.

Deze beoordeling is uitgevoerd aan de hand van de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling’. Uit de beoordeling blijkt dat er geen belangrijke nadelige effecten zijn te verwachten die een formele m.e.r. beoordeling van het plan noodzakelijk maken. De effecten op het milieu worden voldoende beschreven in de overige paragrafen van dit hoofdstuk. De gehele milieuafweging in de overige paragrafen moet beschouwd worden als een onderdeel van de vormvrije m.e.r-beoordeling.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de drempelwaarden van het Besluit Milieueffectrapportage niet worden overschreden. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt aangetoond dat de gewenste ontwikkeling niet tot belangrijke milieugevolgen zal leiden. Een MER of m.e.r.-beoordeling, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer, is daarmee niet nodig.

4.2 Ecologie

Voor de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen is het noodzakelijk om de mogelijke effecten op beschermde soorten en beschermde gebieden in beeld te brengen en eventueel maatregelen te treffen en/of een ontheffing/vergunning aan te vragen. In het rapport 'Natuurtoets realisatie 12 woningen Bentelo' (Royal HaskoningDHV, 23 juli 2018) worden de mogelijke effecten op beschermde soorten en gebieden beschreven. Deze natuurtoets is opgenomen in Bijlage 1. Onderstaand zijn de conclusies weergegeven.

4.2.1 Soortbescherming

Tijdens de aanlegfase kunnen niet-jaarrond beschermde nesten van broedvogels worden aangetast, hetgeen een overtreding is van de Wet natuurbescherming (Wnb). Om een overtreding van de Wnb met zekerheid te voorkomen moeten de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Indien ook in het broedseizoen wordt gewerkt moeten onderstaande mitigerende maatregelen worden genomen:

  • Voorafgaand aan het broedseizoen dient de vegetatie ter plaatse van het braakliggende terrein kort worden gemaaid en gehouden. Hiermee wordt voorkomen dat broedvogels zich vestigen in het plangebied;
  • Het kappen van bomen mag alleen in het broedseizoen plaatsvinden als zeker is dat er geen vogels in broeden en geen vogels broeden in de valrichting van de boom (vast te stellen door een ecoloog);
  • Het plangebied wordt voorafgaand aan de werkzaamheden door een ecoloog gecheckt op de aanwezigheid van broedvogels. Indien deze alsnog aanwezig zijn moet de werkwijze op aangeven van de ecoloog mogelijk worden aangepast.

Ten aanzien van de overige soortgroepen hoeven geen specifieke maatregelen genomen te worden. Wel moet rekening gehouden worden met de algemene zorgplicht. Om aan de zorgplicht te voldoen kunnen de volgende maatregelen worden genomen:

  • De werkzaamheden worden bij voorkeur alleen overdag, tussen zonsopgang en zonsondergang uitgevoerd. Veel algemene en beschermde diersoorten (vleermuizen) zijn vooral actief gedurende de vroege ochtend, late avond en nacht;
  • Er wordt één richting opgewerkt, zodat kleine (zoog)dieren van de werkzaamheden vandaan kunnen vluchten. Houd hierbij rekening met vluchtwegen (werk dus niet richting een doodlopende hoek) en zorg dat de dieren voldoende vrije ruimte hebben;
  • De aannemer maakt enkel gebruik van de ruimte die noodzakelijk is voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Zo wordt onnodige verstoring van dieren en planten voorkomen;
  • Wanneer de werkzaamheden gedurende langere tijd stilliggen, dient het terrein vóór herstart van de werkzaamheden geïnspecteerd te worden door een erkend ecoloog.
4.2.2 Gebiedsbescherming

De werkzaamheden hebben geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en hebben geen effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van gebied dat onderdeel is van NNN. In het kader van gebiedsbescherming hoeven geen aanvullende maatregelen worden genomen.

Conclusie

Het plan is uit oogpunt van ecologie uitvoerbaar.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

In Bentelo bevinden zich enkele bedrijfsmatige en andere niet-woonfuncties die belastend kunnen zijn voor de woningen die met het bestemmingsplan Bentelo Buiten mogelijk worden gemaakt. Deze functies zijn hieronder aangegeven met daarbij de bedrijfscategorie en richtafstand gebaseerd op de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (editie 2009).

Adres   Type bedrijvigheid   Categorie   Richtafstand  
Kieftenweg 21   Timmerbedrijf   2   30 meter  
Burg. Buyvoetsplein 76   Sporthal   3.1   50 meter  
Burg. Buyvoetsplein 76   Sportveldencomplex (met verlichting)   3.1   50 meter  

Alleen bedrijven/ functies met milieucategorie 3.1 of hoger zijn relevant omdat de bedrijven tot en met milieucategorie 2 in principe inpasbaar zijn in een woonomgeving.

Voor bedrijven uit categorie 2 geldt op grond van de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” een grootste richtafstand van 30 meter; voor bedrijven uit categorie 3.1 is deze afstand 50 meter. Voor de bovengenoemde bedrijfstypen wordt deze afstand bepaald door het aspect geluid.

Timmerbedrijf

Het timmerbedrijf ligt op circa 30 meter van het plangebied. Op basis van de richtafstand uit de VNG publicatie kan niet worden uitgesloten dat de nieuw te realiseren woningen hinder ondervinden als gevolg van dit timmerbedrijf. In dat kader is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5.

Sporthal

De sporthal ligt op circa 120 meter van het plangebied. Op basis van de richtafstand uit de VNG publicatie kan worden uitgesloten dat de nieuw te realiseren woningen hinder ondervinden van deze sporthal. Aanvullend onderzoek is dan ook niet nodig.

Sportveld

Het voetbalveld ligt op zo'n 15 meter van het plangebied. Dit is binnen de richtafstand van 50 meter zoals opgenomen in de VNG publicatie. Dit betekent dat het voetbalveld een akoestische belemmering kan geven op de nieuw te realiseren woningen. In dat kader is een akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Door Royal HaskoningDHV is zijn de geluidsaspecten beoordeeld vanwege het sportcomplex en het timmerbedrijf. De inhoudelijke memo is als Bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd. Hieronder zijn de conclusies per onderdeel weergegeven.

Beoordeling geluidsaspecten timmerbedrijf

Vastgesteld kan worden dat de langtijdgemiddelde beoordelingsniveau vanwege het timmerbedrijf de richtwaarde van 45 en 40 dB(A) in de dag- en avondperiode overschrijdt met ten hoogste respectievelijk 2 en 5 dB(A). Wel wordt voldaan aan de richtwaarde van 50 en 45 dB(A) die geldt voor een gebied met functiemenging. In de dagperiode voldoet het maximale geluidsniveau aan de richtwaarde van 65 dB(A), in de avondperiode wordt de richtwaarde van 60 dB(A) met ten hoogste 5 dB(A) overschreden. Ook hier wordt wél voldaan aan de richtwaarde van 65 dB(A) in de avondperiode die geldt voor een gebied met functiemenging.

De overschrijding van de richtwaarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en maximale geluidsniveau in de avondperiode met ten hoogste 5 dB(A) is aanvaardbaar, omdat in de avondperiode bij het bedrijf doorgaans geen geluidsintensieve activiteiten plaatsvinden: dit gebeurt alleen als de werkzaamheden uitlopen en slechts kortstondig. In de dagperiode wordt alleen de richtwaarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau overschreden. Deze overschrijding zou niet optreden als de deur van de werkplaats tijdens de werkzaamheden (gedeeltelijk) zou worden gesloten, maar gelet op de geringe hoogte van de overschrijding en het feit dat wordt voldaan aan de betreffende grenswaarde uit het Activiteitenbesluit milieubeheer – wat overigens ook kan worden geconcludeerd over alle andere geluidsniveaus – gaat het te ver daaraan consequenties te verbinden.

Beoordeling geluidsaspecten sportcomplex

Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau vanwege het maaien van het gras voldoet aan de richtwaarde van 45 dB(A) voor een rustige woonwijk die wordt geadviseerd in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Vanwege de voetbalwedstrijd wordt deze richtwaarde met ten hoogste 4 dB(A) overschreden. Wel wordt voldaan aan de richtwaarde van 50 dB(A) die geldt voor een gebied met functiemenging. Voor het maximale geluidsniveau in een rustige woonwijk en een gebied met functiemenging geldt een richtwaarde van respectievelijk 65 en 70 dB(A). Vanwege de voetbalwedstrijd worden deze richtwaarden met ten hoogste 10 dan wel 5 dB(A) overschreden. De genoemde geluidsniveaus zijn alleen van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van niet al te luide scheidsrechterfluitjes en onderstrepen het belang van een dergelijke maatregel.

Een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 49 dB(A) vanwege een voetbalwedstrijd is niet per definitie strijdig met de eisen die in een rustige woonwijk worden gesteld aan een goed woon- en leefklimaat. Hierbij speelt een belangrijke rol dat de kans op hinder een stuk kleiner is wanneer het gebruik van het sportveld beperkt is tot de dagperiode en een aantal dag(del)en per week. Ten aanzien van de maximale geluidsniveaus kan een vergelijkbare afweging worden gemaakt, zij het dat deze — ook mét maatregelen — vrij hoog uitvallen. Enige aanvullende reductie van de geluidsbelasting kan vrij eenvoudig worden gerealiseerd door wat afstand in acht te nemen tussen de plangrens en de gevel van de dichtstbijzijnde woningen. Ter indicatie: voor 4 dB(A) reductie, benodigd om aan de richtwaarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau te voldoen, is een afstand van circa 9 m noodzakelijk.

Opgemerkt wordt dat de genoemde geluidsniveaus vanwege de voetbalwedstrijd buiten de reikwijdte van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen en derhalve geen consequenties hebben in het milieuspoor.

Conclusie algemeen
Het plan is uit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering uitvoerbaar.

4.4 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) bepaald dat bij ruimtelijke plannen ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat rekening gehouden dient te worden met het aspect wegverkeerlawaai. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden.

Aangezien de wegen nabij het plangebied allemaal 30 km/uur als maximale snelheid hebben, zijn er geen geluidzones van toepassing. Daarnaast is geluidhinder vanwege vliegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen niet aan de orde.

Conclusie

Het plan is uit oogpunt van geluid uitvoerbaar.

4.5 Water

De waterparagraaf maakt verplicht deel uit van bestemmingsplannen en bevat de resultaten van de watertoets. Daarnaast biedt de waterparagraaf inzicht in het overlegproces dat in het kader van de watertoets met waterbeheerder waterschap Vechtstromen is gevoerd. Het onderzoeksrapport 'Notitie watertoets CPO Bentelo' (Royal HaskoningDHV, 23 juli 2020) dat is opgesteld in het kader van de watertoets is opgenomen in Bijlage 2.

De belangrijkste conclusies voor het plangebied zijn:

  • de watergang langs het plangebied: voor het beheer en onderhoud van de watergang tussen de woningbouwlocatie en het bos zal voldoende ruimte moeten worden behouden. Hiervoor is naast de watergang een beschermingszone van 5 meter breed opgenomen.
  • de afvoer van vuilwater: het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) door middel van riolering. Gelet op het hoogteverschil en de afstand tussen het plangebied en het lozingspunt van het riool, is een rioolgemaal hier noodzakelijk;
  • het omgaan met hemelwater: door het waterschap is aangegeven dat de afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak afgevlakt moet worden door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer. In de inrichting van het plangebied moet ruimte opgenomen worden om deze neerslaghoeveelheid tijdelijk op te vangen. Het hemelwater kan vervolgens infiltreren in de bodem of gedoseerd afvoeren naar de leggerwatergang. Hemelwateropvang in een wadi kan gecombineerd worden met andere functies zoals speeltoestellen. Ervan uitgaande dat het plangebied een bruto oppervlak heeft van afgerond 0,6 ha en een bebouwingspercentage van 70%, is de waterbergingsopgave 231 m3. Deze opgave kan worden ingevuld binnen het plangebied.
  • het voorkomen van grondwateroverlast: om voldoende ontwateringsdiepte te creëren zal het terrein moeten worden opgehoogd. Een geohydrologisch onderzoek is uitgevoerd om hierover een goed beeld te kunnen vormen (zie Bijlage 4). Om verdroging van de omgeving te voorkomen wordt uitgegaan van principes van grondwaterneutraal bouwen. De toekomstige ontwatering zal moeten voldoen aan de ontwateringsnorm (richtlijn) van >70 cm die de gemeente hanteert voor het stedelijke gebied. Door de wegen tenminste op het niveau van het huidige maaiveld (ca. 16,7 mNAP) aan te leggen wordt voldaan aan de ontwateringsnorm van tenminste 70 cm.
  • het voorkomen van wateroverlast door extreme regenval: door klimaatverandering is de kans op extreme neerslag flink toegenomen. Om de schade als gevolg van extreme neerslag te beperken zal elk plan getoetst worden aan een maatgevende klimaatbui (70 mm/uur). Bij deze bui zal er geen water in de woningen mogen stromen. Door de openbare ruimte klimaat adaptief in te richten, bijvoorbeeld de woningen circa 30 cm hoger te bouwen dan de openbare ruimte, kan daaraan worden voldaan.

De thema's veiligheid, grondwaterkwaliteit, volksgezondheid, natte natuur, recreatie en cultuurhistorie spelen hier niet/nauwelijks.

Conclusie

Het plan is uit oogpunt van water uitvoerbaar.

4.6 Bodem

Historisch bodemonderzoek

Met het oog op voorliggend bestemmingsplan is een 'Historisch bodemonderzoek' (Royal HaskoningDHV, 23 juli 2018) uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3.

Uit het vooronderzoek blijkt dat de bodem van het onderzoeksgebied geclassificeerd is als bodemkwaliteitsklasse schoon. Hierdoor zijn er geen maatregelen nodig om de functie en gebruik op elkaar af te stemmen.

Verder zijn geen sterke verontreinigingen (> interventiewaarde) te verwachten en dus ook geen geval van ernstige bodemverontreiniging zoals de Wet bodembescherming deze definieert. Omdat er geen bodemverontreiniging is op de onderzoekslocatie is er ook geen belemmering voor de economische uitvoerbaarheid.

Op basis van het historisch bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat de bestemming (functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit, omdat de aanwezige bodemkwaliteit voldoet aan de toekomstige bestemming. De aanwezige bodemkwaliteit is niet van dien aard dat de kosten voor de te treffen maatregelen de (economische) uitvoerbaarheid in gevaar brengt.

Geohydrologisch onderzoek

Ten behoeve van het voorkomen van grondwateroverlast is aanvullend een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd (Bilfinger, 31 juli 2020), welke onder andere een geohydrologisch onderzoek bevat (Bijlage 4). Dit geohydrologisch onderzoek is gericht op de doorlatendheid van de bodem en de fluctuatie van de grondwaterstanden. Uit het onderzoek blijkt dat de waterdoorlatendheid (k-waarde) in de onverzadigde zone in de range ligt van 0,1 á 0,7 m/dag en in de verzadigde zone in de range ligt van 4,4 á 10,5 m/dag. Ter plaatse van de toekomstige waterberging is sprake van een waterremmende sterk siltige zandlaag in de ondergrond op een diepte vanaf 2,5 m -MV. Derhalve wordt geadviseerd om voor de aanleg van de infiltratievoorziening (twee wadi's) een k-waarde aan te houden van 4 m/dag, waarbij ervan uitgegaan wordt dat de humeuze bovengrond tot een diepte van 0,5 á 0,7 m -MV verwijderd wordt.

Conclusie

Het plan is uit oogpunt van bodem uitvoerbaar. Om grondwateroverlast te voorkomen is het van belang om ten aanzien van de wadi's bovenstaand advies in acht te nemen.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Op basis van de archeologische waardenkaart van de gemeente Hof van Twente valt het in het gebied met een hoge archeologische verwachting. Voor deze archeologische verwachtingswaarde geldt dat bij ingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte groter dan 2500 m2 archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het plangebied betreft een gebied van bijna 5000 m2, niet het gehele plangebied zal bebouwd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BNxBenteloBuiten-VS10_0005.png"

Figuur 4.1: Archeologische waardenkaart gemeente Hof van Twente

In paragraaf 4.5 Water komt naar voren dat het plangebied opgehoogd moet worden; afhankelijk van de hoeveelheid grond die wordt opgebracht, verandert ook de diepte van de ingreep.

Ter bescherming van archeologische waarden wordt over het gehele plangebied een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Zodra duidelijk is welke oppervlakte wordt bebouwd en de diepte van de bodemingrepen bekend is, kan worden bepaald of er al dan niet archeologisch onderzoek nodig is.

Conclusie

Het plan is uit oogpunt van archeologie en cultuurhistorie uitvoerbaar.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's bij onder meer de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door maatregelen kunnen de afstanden worden verkleind.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BNxBenteloBuiten-VS10_0006.png"

Figuur 4.2: Uitsnede van de risicokaart (bron: Risicokaart-openbaar)

Uit bovenstaande figuur blijkt dat in en rond Bentelo geen risivolle inrichtingen, leidingen en transportroutes voorkomen. Hiermee is externe veiligheid als thema niet relevant in het kader van voorliggend bestemmingsplan.

Conclusie

Het plan is uit oogpunt van externe veiligheid uitvoerbaar.

4.9 Kabels en leidingen

In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante leidingen. Indien daartoe aanleiding bestaat dient rondom een leiding een zone te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Binnen of nabij het plangebied Bentelo Buiten bevinden zich geen hoogspanningsleidingen en overige hoofdtransportleidingen.

Conclusie

Kabels en leidingen vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.10 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • Woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • Woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
  • Kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

De impact van het plangebied te Bentelo is zeer gering aangezien het om de bouw van slechts 12 woningen gaat. De woningbouw zal niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het plan is uit oogpunt van luchtkwaliteit uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Bentelo Buiten is de beoogde uitbreidingswijk van Bentelo. Het voornemen is om hier, conform het woningbouwprogramma, 12 woningen te bouwen. Het nieuwe woonbuurtje ligt tussen het sportveldencomplex, de bestaande bebouwing ter plaatse van Erve Lankheet en een bosperceel. Dat betekent dat de invloed op het bestaande dorps- en landschapsbeeld zeer gering zal zijn. De locatie is als het ware al landschappelijk ingepast.

Op basis van de verdeling uit het marktonderzoek wordt in het plan uitgegaan van de volgende verhouding:

  • 6 rijwoningen;
  • 2 vrijstaande woningen;
  • 4 2 twee-onder-een-kappers.

De verdere uitwerking van de woningbouwlocatie (stedenbouwkundig ontwerp, beeldkwaliteitsplan, vormgeving openbare ruimte etc.) zal plaatsvinden in samenspraak met de toekomstige bewoners: Collectief Particulier Opdrachtgeverschap. Voorliggend bestemmingsplan biedt voldoende ruimte om flexibel in te spelen op de uitwerking van het inrichtingsplan.

Verkeer en ontsluiting

Er lopen gesprekken over overname van de grond om een definitieve ontsluiting vanaf de Kieftenweg te realiseren. Dit is in lijn met de gemeentelijke structuurvisie, welke door de gemeenteraad is vastgesteld. Echter is het bij deze definitieve ontsluiting de bedoeling dat het gemotoriseerd verkeer niet door de Bosweide zal gaan en dat er wel een fiets- en voetgangersverbinding komt met de Bosweide. Dit kan mogelijk worden gemaakt door een paaltje in de weg. De voorkeur gaat ernaar uit om het tijdelijke tracé definitief te maken, echter is hier nog geen overeenstemming over met de betreffende partijen. Als gemeente zijn wij nog in gesprek om hier een passende oplossing voor te vinden.

5.2 Uitgangspunten stedenbouwkundig ontwerp

Met het Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR) worden enkele randvoorwaarden en uitgangspunten gesteld aan de inrichting van de uitbereidingswijk. Voor het op te stellen stedenbouwkundig plan en verkavelingsplan gelden verder geen beperkingen.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de uitvoerbaarheidsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In het geldende bestemmingsplan zijn ter plaatse van het plangebied de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen: luchtvaartverkeerzone, reconstructiewetzone - verwevingsgebied en vrijwaringszone - radar. Deze zijn in het voorliggende plan niet opgenomen.

De gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' is niet relevant voor de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen.

Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone' en 'vrijwaringszone - radar' geldt een maximum bouwhoogte van 40 respectievelijk 45 meter. In verband hiermee is de bouwhoogte van de middels een binnenplanse afwijking toe te laten zend- en/of sirenemasten beperkt tot maximaal 40,00 m.

6.2 Opbouw van de regels

6.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.


De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.


Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.


De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
  • 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft onder meer aan hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden

6.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De bestemmingregels zijn onderverdeeld in o.a.:

Bestemmingsomschrijving:

Hierin is de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.

Bouwregels:

In deze regels zijn eisen opgenomen waaraan de binnen de bestemming voorkomende bebouwing aan moet voldoen. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd is hierin vastgelegd.

Specifieke gebruiksregels (indien van toepassing):

In de specifiek gebruiksregels is bepaald welk gebruik van gronden en opstallen in elk geval strijdig is met of wordt toegestaan binnen deze bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd.

Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing): 

Op basis van deze regels hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de bouwregels in het plan.

Afwijken van de gebruiksregels (indien van toepassing):

Deze afwijking geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om met omgevingsvergunning af te wijken van functies die in eerste aanleg strijdig zijn met de bestemmingsomschrijving of de specifieke gebruiksregels.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien van toepassing):

Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat door werken of werkzaamheden (bijvoorbeeld werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd) gronden minder geschikt kunnen worden voor het beoogde gebruik en/of hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden.

Wijzigingsbevoegdheid (indien van toepassing):

Deze regel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om, onder voorwaarden, bestemmingen te wijzigen. Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor wijzigen die niet meer als ondergeschikt aan de bestemming kunnen worden aangemerkt (zoals een afwijking van de bouw- en gebruiksregels).

6.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Anti-dubbeltelregel (Artikel 6)

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Algemene gebruiksregels (Artikel 7)

In dit artikel wordt aangegeven wel gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval als strijd met de bestemming wordt aangemerkt. Deze gebruiksregels gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 8)

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om, onder voorwaarden, op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

6.3 Bestemmingen

Hoofdstuk 2 van de regels omvat alle binnen het plangebied voorkomende bestemmingen. Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

Artikel 3 Water

De waterloop tussen de woningbouwlocatie en het bosperceel heeft een belangrijke functie voor het waterhuishoudkundig systeem in en rond het plangebied. Deze watergang is opgenomen in de legger van het Waterschap Vechtstromen, Deze waterloop is in dit bestemmingsplan bestemd als 'Water'. Naast waterlopen en -partijen is deze bestemming bedoeld voor de waterhuishouding, water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater, verkeer in en over het water, groenvoorzieningen, verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen.


Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd. Uitsluitend overige bouwwerken mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.


Artikel 4 Woongebied

De toekomstige woningbouwlocatie is in dit bestemmingsplan bestemd als 'Woongebied'. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor het wonen, waaronder ook het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep valt en een bed & breakfastvoorziening. Daarnaast zijn binnen deze bestemming onder andere tuinen en erven, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater, verkeers- en verblijfsdoeleinden, parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen toegestaan.


Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 12 woningen mogelijk. De maximale goot- en bouwhoogte voor gebouwen bedragen maximaal 6 m respectievelijk 10 m. Het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt maximaal 20%, met dien verstande dat de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 150 m² naast het oorspronkelijk verleende hoofdgebouw mag bedragen. Op deze wijze wordt voorkomen dat het woonperceel geheel wordt bebouwd, hetgeen ongewenst wordt geacht. Voor de strook van 3 meter langs de zijdelingse perceelgrens zijn om die reden ook specifieke bouwregels waarmee voorkomen wordt dat deze stroken volledig tot de perceelgrens worden volgebouwd.


Naast bouwregels voor gebouwen zijn tevens bouwregels voor gebouwen en overkappingen voor verkeers- of verblijfsdoeleinden of voor openbare nutsdoeleinden en bouwregels voor overige bouwwerken opgenomen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid. Voor zover met de uitvoering financiële aspecten gemoeid zijn, worden deze in dit kader genoemd. Dergelijke financiële aspecten kunnen betrekking hebben op de exploitatie van een gebied (bijvoorbeeld bij nieuwbouw) of met eventuele schadeveroorzakende componenten (bijvoorbeeld het risico op planschade op grond van artikel 6.1 van de Wro en de wijze waarop deze schade zal worden gedekt). De mate van detaillering van de op te nemen gegevens is mede afhankelijk van de beschikbaarheid en gevoeligheid deze gegevens (bijvoorbeeld in verband met betrokkenheid van private partijen). Belangrijk is dat een raming wordt gegeven van de omvang van de met de uitvoering van het bestemmingsplan samenhangende kosten en dat wordt aangegeven wordt op welke wijze deze kosten zullen worden gedekt.

Wanneer er sprake is van particuliere exploitatie binnen het plangebied zal aandacht worden gegeven aan de vraag hoe het verhaal van kosten is geregeld en of er al dan niet een exploitatieplan zal moeten worden vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg

8.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

8.1.2 Provincie Overijssel

Het plan is voorgelegd aan de provincie Overijssel. Het plan is in lijn is met het provinciale beleid. Er is geen aanleiding voor het indienen van een zienswijze.

Het plan is tevens besproken met de veiligheidsregio Twente. Uit de reactie volgen geen opmerkingen ten aanzien van de bereikbaarheid. Bij de bluswatervoorziening dient rekening gehouden te worden met een strategisch geplaatste brandkraan.

8.1.3 Waterschap Vechtstromen

Het plan is voorgelegd aan Waterschap Vechtstromen. Het plan is in lijn is met het beleid. Er is geen aanleiding voor het indienen van een zienswijze. Tevens stemt het waterschap in met de watertoets.

8.2 Inspraak

8.2.1 Planvoorbereiding

Het voorliggende bestemmingsplan vormt een uitvloeisel van de 'Structuurvisie Bentelo 2030 - Trots op ons dorp', waarin de woonuitbreiding is benoemd.

De structuurvisie is opgesteld in samenwerking met de gemeente Hof van Twente, de dorpsraad Bentelo, de inwoners van Bentelo en adviesbureau Rho. De dorpsraad Bentelo heeft samen met de gemeente Hof van Twente en Rho adviseurs in meerdere werksessies gewerkt aan deze visie. Ook de dorpsbewoners hebben op twee werkavonden een belangrijke bijdrage geleverd. Er is voor deze werkwijze gekozen om tot een breed gedragen visie te komen waar het dorp ook in de uitvoering voor warm loopt.

8.2.2 Inspraak

Over het voorontwerp van het bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraak- verordening, gelegenheid tot inspraak geboden.

Inspraak en voorbereiding

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan heeft de initiatiefgroep het concept-bestemmingsplan aan de buurt gepresenteerd op 14 november 2018. Algemene conclusie is dat de woningbouwplannen als positief zijn beoordeeld en enthousiast worden onthaald. Eveneens is vastgesteld dat de plannen goed zijn voor Bentelo. Er is verdeeldheid over de ontsluiting van het nieuwe woongebied. Er is met name weerstand uit de buurt voor een ontsluiting van plan Borre naar de Kieftenweg. Een samenvatting van het verslag is te vinden als Bijlage 6 bij deze toelichting.

Naar aanleiding van de presentatie aan de buurt heeft eveneens overleg plaatsgevonden tussen de initiatiefgroep en de gemeente. Tijdens het overleg heeft een evaluatie plaatsgevonden. Vastgesteld is dat een ontsluiting van Bentelo-Buiten via zowel de Kieftenweg als plan Borre niet wenselijk is. Een ontsluiting van Bentelo-Buiten via plan Borre heeft de voorkeur. De uitkomsten van het overleg zijn terug te vinden als Bijlage 7 bij deze toelichting.

Op 29 mei 2019 is een informatieavond gehouden waarbij alle geïnteresseerden uit Bentelo en omgeving aanwezig konden zijn. Tijdens de informatieavond is kort de totstandkoming van het plan gepresenteerd, de stand van zaken rond het bestemmingsplan en het traject van inschrijving voor de bouwkavels. Eenzelfde informatieaonvd is drie weken later gehouden.

In januari 202 is de initiatiefgroep in gesprek gegaan met de direct-omwonenden van het plan en de aangrenzende grondeigenaren. Hierbij is het inrichtingsplan gepresenteerd en is het bestemmingsplan nogmaals besproken. De beide plannen zijn in detail besproken in gemoedelijkheid.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 26 maart 2020 gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend. Zie de zienswijzennotitie voor de inhoudelijke beoordeling en gemeentelijke reactie op de ingebrachte zienswijzen (Bijlage 8 van de toelichting).